De adem die de aarde bezielt
De Geheime Leer wijst op het vaststaande feit dat de mensheid, collectief en individueel, met de hele gemanifesteerde natuur, het voertuig vormt van de adem van het Ene universele Beginsel in zijn eerste differentiatie; en van de talloze ‘adems’ die voortkomen uit die ENE ADEM in zijn secundaire en verdere differentiaties, naarmate de Natuur met haar vele mensengeslachten, afdaalt naar de gebieden die steeds in stoffelijkheid toenemen. De primaire adem bezielt de hogere hiërarchieën; de secundaire – de lagere, op de steeds afdalende gebieden.
Lees verder in: De geheime leer II
— H.P. Blavatsky
De eerste drie uren van een
waardevolle dag
op ruimteschip Aarde
De dag is een cyclus, en de zonsopkomst en zonsondergang zijn momenten waarop de sluier tussen de innerlijke en uiterlijke werelden dunner wordt; iets van binnen raakt het hart en de hele natuur reageert. De vogels antwoorden met een ode in ochtend en avond, de planten met het openen en sluiten van bloemen en andere levensvormen weer op een andere unieke manier ...
De vier heilige seizoenen van het jaar worden herhaald tijdens de vier delen van de dag, en iedere zonsopkomst brengt hernieuwd leven — werkelijk, een nieuwe lente van de omwenteling van die dag.
In de lente, de zonsopkomst van het jaar, beginnen de zangvogels vanuit het zuiden te arriveren. Snel daarop volgen de bloemen, een siddering van nieuw leven is overal voelbaar.
In oude tijden kende de mens de innerlijke betekenis van de Natuur, kende zichzelf als één met de Natuur, en leefde in harmonie met de Grote Moeder.
— Allan Stover, Nature’s Magic
Als de dooi aan het einde van de winter de helderwitte sneeuw laat smelten en daarmee de barre werkelijkheid van zijn bedrieglijk mooie gewaad ontdoet, wordt een kortdurende betovering weer verbroken. Op zo’n moment, als alles weer een zekere grofheid terugkrijgt, kijken we dan niet vol verlangen uit naar de nieuwe lente? Zouden we op zo’n moment als het even kon niet nog vandaag koning Winter naar zijn graf dragen?
W
e ervaren een subtiele breekbare vorm van magie die onafscheidelijk is verbonden met de lente die tot aan de rand toe is gevuld met ‘nieuwe’ immigranten*. Alles ‘gaat naar de knoppen’, ze springen open en bloesems kleuren de natuur, alle bomen verwelkomen de aansnellende golven van levens. Bloemen, terug van ongeziene plaatsen, nemen hun jaarlijkse posities weer in en delen in het alles omvattende geluk. Is het het naar huis terugkeren van zo vele vrienden uit de lagere natuurrijken die ons met blijdschap vervullen? Het kan toch niet alleen maar liggen aan de dagen die steeds langer worden en het stijgen van de temperatuur, zoals vele wetenschappers ons willen doen geloven?
Nee, er hangt iets in de lucht dat we niet kunnen verklaren. Misschien kunnen we meer leren van een conversatie tussen een adept en de leider van ons genootschap Katherine Tingley aan het begin van de twintigste eeuw op een berghelling in Darjeeling, in het noordoosten van India. Sprekende over het begin van de dag vertelde hij haar dat de mens
in de stilte en het zonlicht van de eerste uren iets zou moeten vinden dat zich verbindt met zijn eigen hogere natuur en dat tot bloei komt en vruchten voortbrengt. Hij zou zich in de ochtend in het aangename zonlicht moeten bevrijden en de dag zo vredig beginnen alsof hij een klein kind uit zijn slaap wekt, en de meer oprechte en edele kant van zichzelf naar buiten brengen — ik bedoel niet naar buiten brengen in woorden en taal, maar in gedachten die de rijkdom en volheid van de geest benaderen en waarbij men ieder moment dat de god zich in hem verheft deze tot bloei laat komen. Als hij daarna de moeilijkste plicht, waarvan hij weet dat het zijn plicht is, aanpakt en volbrengt, zal hij het geheim leren kennen om waakzaam te zijn en na korte tijd zal hij, zonder zich ervan bewust te zijn, alle lasten die hem hinderden van zich hebben afgeworpen. Velen werken hard en gewetensvol om van deze lasten te worden bevrijd: het is niet nodig er één seconde aan te besteden. Men hoeft slechts de twijfels en bange vermoedens opzij te zetten om de kamers van de ziel te betreden, en zich te koesteren in het zonlicht en de kracht die daar zijn te vinden.’
‘De eerste drie uren van de dag,’ vervolgde hij, ‘bieden de beste gelegenheid. Wie niet opstaat met de zon verliest een ontzaglijke hoeveelheid kracht. Wie opstaat vóór de zon en bij het aanbreken van de dag zijn plichten van dit gebied heeft volbracht en wat nodig is voor de verzorging van het lichaam en gereed is bij zonsopkomst naar buiten te gaan en met de zon te werken, krijgt de medewerking van een kracht waarover hij maar weinig weet — het heldere blauwe licht achter de zon.’
— Katherine Tingley, De Goden wachten op ons, deel 4
Wat is dit heldere blauwe licht dat achter de zon schijnt en dat zo vol is van die edele kracht, die ons zal helpen bij het met genoegen vervullen van onze plichten en voorkomt dat we versleten raken voor het onze tijd is, die alle levende zielen in de diverse natuurrijken ondersteunt? Waardoor beginnen al de vogels te zingen ruim voor de nachtelijke hemel ook maar in geringste mate de komst van de zon verraadt? Het is moeilijk te zeggen, maar moderne communicatietechnieken zouden ons op weg kunnen helpen. Want wat blijkt, we kunnen tegenwoordig met elkaar communiceren met behulp van meteoren! Digitale berichten kunnen in de lucht worden gezonden en worden naar de aarde teruggekaatst door een spoor van kleine kosmische deeltjes die met miljoenen tegelijk dagelijks in de atmosfeer verbranden.
Op het moment dat een meteoor met enorme snelheid onze atmosfeer binnenvliegt, wordt hij door een digitaal signaal gebruikt om vooruit te springen, zoals een man een rivier oversteekt door over ijsschotsen te springen. Opvallend gegeven is dat deze techniek het meest effectief is in de vroege ochtend, naarmate de dag ouder wordt zien we een geleidelijk afnemende hoeveelheid binnenkomende meteoren. Er zijn al transportbedrijven die hier mee werken. Chauffeurs in het buitenland verzamelen ’s avonds informatie en zenden die in de ochtend naar huis.
Wat meteoorstof — de planetaire, interplanetaire en interstellaire deeltjes die door de ruimte drijven — zo bijzonder maakt, is dat het een sluier of schild rond de aarde vormt. Zoals een andere adept in een brief aan A.P. Sinnett opmerkt:
Hoog boven ons aardoppervlak is de lucht bezwangerd en de ruimte gevuld met magnetische of meteoorstof, die zelfs niet eens tot ons zonnestelsel behoort. De wetenschap, die gelukkig heeft ontdekt dat onze aarde, die met alle andere planeten door de ruimte wordt gevoerd, een groter deel van die stof op haar noordelijk dan op haar zuidelijk halfrond opvangt, weet dat het overwegend aantal continenten op het eerste halfrond en de grotere hoeveelheid sneeuw en vocht daaraan te danken is. Miljoenen van die meteoren en zelfs van de fijnste deeltjes bereiken ons jaarlijks en dagelijks, en al onze tempelmessen zijn van dit ‘hemelse’ ijzer gemaakt, dat ons bereikt zonder dat het enige verandering heeft ondergaan — het aardmagnetisme houdt ze bijeen. Voortdurend wordt gasachtige stof aan onze atmosfeer toegevoegd uit de onophoudelijke neerslag van sterk magnetische meteoorstof, . . .
— A. Trevor Barker, De Mahatma Brieven aan A.P. Sinnett, blz. 175
Maar hoe is deze informatie te rijmen met het beloofde magische of blauwe licht van de vroege ochtend? Welnu, in de vroege ochtend beroert het licht met een korte golflengte deze meteoorsluier, zodat de verhoudingsgewijs hoog energetische straling van dit ultraviolette en onzichtbare deel van het elektromagnetische spectrum de dag geboren laat worden. Als we nu kijken naar de aarde die door het snijvlak van het zonnestelsel reist, wordt het duidelijk dat we in de vroege ochtend worden overgoten met hoog energetische kosmische deeltjes die zijn voorzien van de vitaliteit van de zon. Op dat moment bevinden we ons op de voorplecht van ruimteschip aarde. Onze planeet beweegt met de duizelingwekkende snelheid van meer dan 124.000 kilometer per uur rond de zon, en vormt daardoor een compact aura van meteoorstof. Zie illustratie.
Maar bij zonsondergang, als de aarde sinds het ontbijt 180 graden is gedraaid, bevinden we ons op de achterplecht van dit machtige schip. Wij bevinden ons dan aan de lijzijde en bewegen ons in kosmisch stof waar de aarde al eerder doorheen is gegaan. Anders uitgedrukt, bij zonsopkomst douchen we onder een boeggolf van zuiver kosmisch stof voorzien van gunstige invloeden van de zon, vers aangevoerd en nog niet verbruikt en vervuild door de activiteiten van alle levende wezens op aarde.
Dan bedoel ik niet de vervuiling door het gewone fysieke werk, maar vooral vervuiling door de gedachtenatmosfeer. Het zijn de gewone gedachten, het lagere denken, dat opgewonden kan raken, hartstochten en emoties op gang helpt dat net als smog in de zomer, in de ochtend nog amper aanwezig is, maar in de loop van de dag zich langzaam ophoopt, of misschien moet ik zeggen is de turbulentie of zijn de wilde stromingen ervan het grootst. Sommige mensen zijn hier gevoelig voor. Als zij bepaalde vertrekken binnenkomen zeggen ze bijvoorbeeld dat de spanning om te snijden is of als ze bijvoorbeeld in een kerk of kathedraal komen merken ze op dat er een sacrale atmosfeer hangt. We zien het niet en het is ook niet in een laboratorium aan te tonen, want het is de astrale atmosfeer, de omgeving waar onze psyche zijn thuis heeft. Het is een zeer fijnstoffelijke sfeer die niet door wetenschappelijke instrumenten te bereiken is.
Ja, niet alleen ons stoffelijk lichaam heeft voedsel nodig. Ook ons hogere deel, de psyche verlangt naar en gebruikt voedsel. Zo komt het dat we zeggen ‘zijn hoofd zit er vol van’, ‘hij zuigt de informatie als een spons in zich op’ enzovoorts, enzovoorts. Ja, zelfs ons hoogste deel, de hogere ziel, of geest heeft behoefte aan voedsel. Alles wat leeft, en dat doen de afzonderlijke delen die de mens vormen, heeft behoefte aan voedsel. En door al die afzonderlijke delen van de mens, lichaam, ziel en geest, stroomt het universele Leven, klopt het hart van de goddelijke wereld. Maar wat consumeert laat altijd afvalstoffen achter, zorgt voor emanaties, uitstralingen. Niets kan worden vastgehouden, alles stroomt met de loop van gebeurtenissen.
En dan wilt u waarschijnlijk ook wel weten wat de hoogste geest, onze eigen innerlijke god waar wij een straal van zijn, dan wel graag op het menu heeft staan? Wel, wat anders kan dat zijn dan de grote zelfopofferingen die wij ons getroosten ten bate van de mensheid? Het is het werken aan ons karakter door het doen van onze plichten, door het geven van liefde, de zelfopofferingen die wij op die kostbare momenten in ons leven doen voor onze vrienden, ons gezin, aan de mensheid die zo’n diepe onuitwisbare indruk op onszelf maken. Ja, wij produceren dat voedsel als wij gehoor geven aan de toenemende aansporingen die wij elke dag, elke minuut van binnenuit ontvangen. Het is de blijvende verruiming van bewustzijn, het is dit grotere hart waaruit het voedsel of godenspijs voortkomt dat wij ons Hoger Zelf aanbieden als wij terugkeren naar Huis aan het einde van dit leven.
En wie zal zeggen of een degeneratie van dit idee de Tolteken en latere Azteken zover heeft gebracht om over te gaan tot het offeren van de harten van mensen aan de zon, dat altijd werd beschouwd als het kloppende hart van ons zonnestelsel? En welke verrassing zal ons nog te wachten staan als in de toekomst mocht blijken dat die offeringen nooit werkelijk plaats hebben gevonden? Afbeeldingen op tempels van adelaars die een hart verorberen vertellen een verhaal in een mystieke symbolische taal. Maar als we de taal van de religie en filosofie van een volk niet kennen is de uitleg binnen het kader van een overwegend christelijke context dan ook snel misvormd. Een adelaar is in de occulte leer een veelgebruikt symbool voor de hogere ziel. Zijn scherpe ogen kijken in hoge vlucht over de bergtoppen van vele incarnaties heen, hij heeft het vermogen ver in de toekomst te zien, en zijn roofzucht komt overeen met de evangelische uitspraak dat we het koninkrijk gods met kracht moeten veroveren. Het is deze hogere ziel die zich dus te goed doet aan ons hart. In Egyptische hiërogliefen vinden we ook vaak een valk of een gier. De gier is de opruimer. Hij is het hogere wezen dat achteraf de ervaringen van de overledenen assimileert.
Om terug te keren naar deze aarde, we weten dat de ‘frisse lucht’ waar we in de ochtend nog van genoten, tegen de avond vaak vol smog en verontreinigingen zit, al naar gelang van de dichtheid van de bevolking van waar we zijn. Misschien vinden we hier dan ook wel de achterliggende gedachte van oude zegswijzen waarin het oosten, en de zonsopgang, gelijkgesteld wordt met leven en het westen, de zonsondergang, synoniem is met de dood?
Maar er zijn nog veel meer interessante dingen over de aarde en de vroege ochtend te zeggen. Ons zonnestelsel met de zon in het midden en de vele planeten er omheen, omcirkelt het centrum van de Melkweg met de werkelijk onvoorstelbare snelheid van 867.000 kilometer per uur, wat gelijk staat aan net iets minder dan 22 rondjes om de aarde in één uur, zodat we in ruwweg 226 miljoen jaar het centrum van de Melkweg van alle kanten hebben bekeken. Verder valt op dat het gehele zonnestelsel in relatie tot de Melkweg 62 graden ten opzichte van die Melkweg is gekanteld. (zie illustratie)
Door die kanteling ‘kijkt’ ons noordelijk halfrond als het ware voortdurend in de bewegingsrichting van het zonnestelsel in zijn duizelingwekkende reis rond het centrum van de Melkweg. Dit zou van betekenis kunnen zijn voor de grote hoeveelheid meteoorstof die door de aarde wordt gevangen, vooral op het noordelijk halfrond. Een zaak met grote gevolgen. Volgens de leraren van H.P. Blavatsky is
‘de magnetische aantrekking van meteoorstof door de aarde en de directe invloed van deze stof op de plotselinge temperatuurwisselingen, speciaal in verband met warmte en kou, tot nu toe nog geen uitgemaakte zaak, geloof ik. Men twijfelde eraan of het feit dat onze aarde door een gebied in de ruimte gaat, waarin zich meer of minder dichte massa’s meteoorstof bevinden, enig verband houdt met het toe — of afnemen van de hoogte van onze atmosfeer, of zelfs de weersgesteldheid. Maar wij menen dat we het gemakkelijk zouden kunnen bewijzen; en sindsdien accepteren zij het feit dat de relatieve verdeling en verhouding van land en water op onze aardbol het gevolg kan zijn van een grote opeenhoping van meteoorstof op aarde, en sneeuw — vooral in onze noordelijke streken — is vol van meteoorijzer en magnetische deeltjes; en daar afzettingen van de laatste zelfs op de bodem van de zeeën en oceanen worden gevonden, vraag ik me af waarom de Wetenschap tot nu toe niet heeft begrepen dat elke atmosferische verandering en verstoring is toe te schrijven aan het gecombineerde magnetisme van de twee grote massa’s waartussen onze atmosfeer wordt samengedrukt! Ik noem deze meteoorstof een ‘massa’, want dat is het inderdaad ... Ik had de indruk dat de wetenschap wist dat de ijstijden, zowel als die perioden waarin de temperatuur ‘is als die van het Carboon,’ worden veroorzaakt door het toe — en afnemen, of liever het uitzetten van onze atmosfeer, welk uitzetten zelf weer te danken is aan dezelfde aanwezigheid van meteoorstof? in ieder geval, we weten allemaal dat de warmte die de aarde ontvangt door zonnestraling op zijn hoogst één derde, zo niet minder is van de hoeveelheid die zij rechtstreeks van de meteoren ontvangt.’
— A. Trevor Barker, De Mahatma Brieven, blz. 174-5
Meteoorstof schijnt dus de hele planeet te beïnvloeden én onszelf. De vele gezegden van volken verspreid over deze aarde die er op wijzen dat er veel kan worden gewonnen door vroeg op te staan, krijgen nu een nieuwe dimensie. Als we al deze vreemde vondsten nader bestuderen, lijkt het inderdaad natuurlijk dat de ochtend wordt gewijd aan serieuze zaken, inkeer en onpersoonlijke liefde. De lucht van de vroege ochtend trilt van spiritualiteit wat het voor ons dan gemakkelijker maakt om in een hogere bewustzijnstoestand te geraken. Maar als de dag ouder wordt en we geleidelijk aan ondergaan in de vergiftigde delen van de aardse atmosfeer, vinden nobele initiatieven een grotere tegenwerking. In de avond arriveren we in dat deel van de dag waarin we afgeschermd worden van de zon en zijn weldoende krachten. Misschien is dat een reden waarom mensen speciaal voor de avond kiezen om zichzelf te amuseren, zelfs als er overdag geen werk wordt verricht, zoals bijvoorbeeld tijdens vakanties? Ook aardig om te weten is dat het in de medische wereld een bekend verschijnsel is dat ouderen en zuigelingen tegen de middag de neiging hebben onrustig te worden. Bij demente bejaarden noemt men dat verschijnsel het ‘sundown — syndroom’.
Iemand anders die zich heel goed bewust was van de invloeden van de diverse momenten van de dag en ook in overeenstemming daarmee leefde was Apollonius van Tyana, de grote adept van de eerste eeuw van onze jaartelling. Zoals zijn leerling en biograaf Damis verklaart:
waar hij ook ging, hij hield zich altijd aan een vaste regelmatige verdeling van de dag. Bij zonsopkomst voerde hij in eenzaamheid zekere religieuze oefeningen uit, waarvan hij de aard alleen doorgaf aan hen die de discipline van ‘vier jaren’ (ook wel vijf jaar) zwijgzaamheid hadden volbracht. Dan sprak hij met de tempelpriesters of de hoofden van een gemeenschap ... Niet dat hij de gewone mensen negeerde; het was zijn vaste gebruik om hen te onderwijzen, maar altijd na de middag; maar zij die het innerlijke leven leefden, zo zei hij, zouden bij het krieken van de dag de nabijheid van God moeten zoeken, en dan de dag tot aan de middag besteden aan het geven en ontvangen van onderricht in heilige zaken, en zich niet tot de middag wijden aan wereldse zaken. Dat is te zeggen, de ochtend werd door Apollonius gewijd aan goddelijke wetenschap, en de middag aan het onderricht in ethiek en het praktische leven. Na een werkzame dag nam hij een bad in koud water, zoals zo vele van de mystici in die tijd en in die landen, waaronder de Essenen en de Therapeuten.
— G.R.S. Mead, Apollonius of Tyana, The Philosopher — Reformer
of the First Century A.D.
, blz. 70-2
We zien dus dat het vroegste deel van de dag het kalmste, meest verfrissende en spirituele deel ervan is. Misschien, als het nog kan, zou het een goed voornemen voor het begin van dit jaar kunnen zijn om eens vaker stil te staan bij wat we via ons denken tot ons nemen en wanneer mogelijk, dat te offeren aan ons Hoger Zelf. Het resultaat zal zijn dat we groeien in bewustzijn en kracht en dat we zullen merken dat we meer begrip krijgen voor de kleine zaken waar wij en onze medemensen mee worstelen.
Laten we ’s ochtends bij het wakker worden genieten van het orkest van de vroege vogels en op een vriendelijke en zachtaardige manier ook de vogels van ons innerlijke wezen naar ons toefluiten, zodat we weer een fit en compleet mens vormen, gereed en krachtig om de dag zorgeloos maar vastberaden te beginnen.
*Voorgedragen tijdens bijeenkomsten van het Theosofisch Genootschap (Pas.) te Gouda en Middelburg in januari 2003. Uitgebreidere versie van eerder gepubliceerd artikel in Sunrise, Theosophical Perspectives. [Terug naar de tekst]
Wikipedia artikel over communicatie via meteoren. [Terug naar de tekst]
Tibetaanse bellen en kommen die zijn gemaakt van dit ijzer zijn nog steeds verkrijgbaar. Zoals een internetleverancier laat weten: ‘ze werden voor het eerst gebruikt tijdens de vroeg-sjamanistische Bon-religie van Tibet en antedateren de komst van het boeddhisme in dat land met misschien wel duizend jaar ...
Tibetaanse bellen worden bijzonder gewaardeerd vanwege hun magische klankeffecten, en die met de beste tonaliteiten werden gemaakt van een legering van zeven metalen bestaande uit goud, zilver, nikkel, koper, zink, antimoon en een bijzondere meteoritisch ijzer, gevonden op de hoogvlakte van Tibet. Omdat het uit de hemel viel werd dit ‘luchtmetaal’ geassocieerd met de heilige Dorje, of bliksemschicht van de goden (vajra in het Sanskriet) en werd bijzonder gewaardeerd door de traditionele Tibetaanse metallurgen.’ [Terug naar de tekst]
©Fred Pruyn, oktober 2005
l