Na de dood
gaat het dak eraf
Onze vertrouwde woning moet tegen de vlakte
“U zult uw land een grote dienst bewijzen als u uw woningen niet te groot bouwt. Het is beter dat grote zielen in te kleine woningen wonen dan onwaardige in te grote.”
— Epictetus, Fragment lxxxi
In het huis mijns Vaders zijn vele woningen
— Johannes 14:2
Alles is ijdelheid, zei Prediker en dat is een grote waarheid omdat alles voor een korte duur is samengesteld, opgebouwd, uit veel verschillende elementen. Helemaal niets bestaat op zichzelf, vandaar dat sommige boeddhistische leraren verklaren dat we geen ‘zelf’ hebben. Daarnaast zijn veel van onze wereldse schatten ijdel omdat we die niet mee kunnen nemen na het overlijden om in ons volgende leven van nut te zijn. Maar toch blijft er genoeg over om wel mee te nemen. Wat we mee kunnen nemen ligt op onze geestelijke ‘zolder,’ de aspiraties die we hebben gekoesterd.
M
aar laten we terugkeren naar het lichaam en dat beschouwen als de tempel van de ziel, tenminste zo werd de mens in alle tijden beschouwd. Men zag de mens vooral als een geestelijk wezen dat gebruik maakt van een aards omhulsel, het stoffelijk lichaam. Zoals de apostol Paulus zei bestaat de mens uit lichaam, ziel en geest. Als we dat feit eenmaal kunnen herkennen, kunnen misschien ook zien dat alles in dit universum is samengesteld, is opgebouwd uit vele elementen. Onze tempel is dus samengesteld uit vele beginselen, vooral onzichtbare delen. Zelfs een atoom, waarvan men lang dacht dat het ondeelbaar zou zijn, blijkt te bestaan uit een ontelbaar aantal onderdelen. En elk van die deeltjes is zelf een levende, ontwikkelende eenheid, wat zorgt voor de dynamiek van het leven.
Laten we eens een moment stilstaan bij de volgende diagrammen uit
Beginselen van de esoterische filosofie,
hoofdstuk 4, van G. de
Purucker, dat het ontstaan van het gemanifesteerde leven uit de boezem van het goddelijke voorstelt. Wie een beetje fantasie heeft kan zich dan misschien voorstellen dat het linker element van het eerste diagram veel gelijkenis vertoont met de vorm van een gewoon ... woonhuis.
De
Purucker schrijft er het volgende bij:
Stel u voor dat deze bovenste rechte lijn een hypothetisch gebied is: het kan, menselijk gesproken, onmetelijk groot of uitgebreid zijn, maar uitgebreidheid alleen heeft met de algemene gedachte niets te maken. Daarboven strekt zich de oneindigheid van het grenzeloze uit; onder het diagram is het grenzeloze, en naar binnen is het grenzeloze dat alles doordringt; maar voor de toelichting die we nu willen geven zullen we zeggen dat het erboven is.
Het heelal belichaamt zich opnieuw op een soortgelijke manier als de menselijke ziel die reïncarneert, waarbij rekening moet worden gehouden met de omstandigheden. Zoals de mens het product is van zijn vroegere leven, of beter levens, zo is ook een heelal, een zonnestelsel, een planeet, een dier, een atoom – zowel het heel grote als het zogenaamd oneindig kleine – de vrucht, de bloem, van wat eraan voorafging. Elk van deze draagt zijn karmische last, precies zoals de ziel van de mens.
Laten we ergens op een willekeurige plaats een punt A zetten, dan nog een punt A' en een derde A". Na een lange periode van latentie of pralaya komt er nu een periode van manifestatie of manvantara. Een punt zoals A, of A' of A" zullen we het oorspronkelijke punt noemen, de eerste doorbraak naar het kosmische gebied eronder. De geest-kracht erboven, die in de levenszaden tot activiteit komt en zich een weg omlaag baant naar het lagere zich manifesterende leven — niet door iets buiten zichzelf in beweging gebracht of voortgedreven — wordt tot manifestatie gebracht door het karmische leven van zijn eigen innerlijke wezen, door de dorst van begeerte, of de drang tot ontplooiing, zoals het weer tevoorschijn komen in de vroege zomer van een bloem die zich wil ontvouwen. Dit eerste verschijnen wordt in de filosofie voorgesteld als het eerste of oorspronkelijke punt; dit is de naam die het in de joodse theosofie, de kabbala, heeft gekregen.
Het aardige van bovenstaande symbool, dat is opgebouwd uit vele symbolen,
De indianen vonden het maar vreemd dat de kolonisten grote huizen bouwden die hun bewoners zouden overleven.
is dat we er zo goed ons eigen leven in terug kunnen zien. Laten we eens fantaseren. Stel je eens voor dat de begane grond met keuken, televisie en moderne gameconsoles, heerlijke stoelen en banken, dé plaats is van ons
Lagere zelf. Hier wordt de aantrekkingskracht van het aardse gevoeld. Hier worden honger en dorst gestild, spanning verdreven door amusement, geluierd enz. enz.
Een verdieping hoger (let wel: nog steeds in het vierkant) komen we in ons Hogere manas, het hogere denken dat wordt aangetrokken door het Buddhi. Daar slapen we (de slaap is een kleine dood waarin ervaringen worden opgeslagen, verwerkt) en eventueel studeren we daar, krijgen we ingevingen en inspiratie.
De topgevel, de zolder, de driehoek is ons
Buddhi, of het goddelijke deel van ons dat dient als bron van onze intuïtie en ons geweten. Op die zolder worden kostbaarheden bewaard die ons
Hoger zelf niet wil
verliezen, als zelfoverwinningen, opofferingen, nobele eigenschappen, kortom de aroma van een spiritueel leven.
Het vierkant, de driehoeken en de cirkels, vinden we op veel plaatsen terug in de theosofische literatuur en daarom ook in andere culturen en filosofische stromingen. Sta er eens bij stil hoe alles zich op dezelfde manier vormt en uit zichzelf manifesteert. En toch is het nog steeds één met het goddelijke en kan daar ook nooit van worden losgemaakt. De meest essentiële vraag die we ons dan ook zouden moeten stellen zou dan ook moeten luiden: waarom zijn we op reis naar huis, als we al Thuis zijn?
q