Geef de natuur de ruimte
Zo is de wijsheid van tao, die het resultaat is van het niet denken aan onze eigen wil en het vertrouwen hebben in de wil van de natuur. Maar hoeveel ervan is een alledaagse ervaring? We hebben allemaal momenten waarop we opgaan in iets waarvan we houden — een geliefde bezigheid of een karwei waarvoor veel ervaring nodig is, een muziekstuk of een kunstwerk, of eenvoudigweg geven om hen die ons dierbaar zijn. Op deze bijzondere momenten hebben we een besef van ‘leegte’: we zijn vervuld van waar we van houden, we zijn één met wat er gebeurt, en zonder na te denken weten we wat we moeten doen. Zolang als dit duurt, zelfs al is het maar een ogenblik — werkt de intelligentie van het leven door ons.
Het probleem voor de meesten van ons is dat dit éénzijn niet blijft. We worden altijd afgeleid. Maar de wijze die de Tao Te Ching schreef, leert ons een manier om de macht van tao levend te houden: ‘ik hoef slechts drie dingen te onderwijzen: eenvoud, geduld en mededogen. Deze drie zijn uw grootste schatten.’ Dit lijkt geen erg diepzinnige leer, ook biedt het niets speciaals om te beoefenen. Hoe kunnen deze ‘schatten’ zo groot zijn? Hoe kunnen ze zich meten met de methode van het beoefenen van de boeddhistische deugden, de rigoreuze meditatietraining, de drie niveaus van waarheid, of de vijf stadia van bewustwording?
Lees verder in: Sunrise
— Jim Belderis
Het Lamrim chenmo
van Tsong-kha-pa
De geleidelijke maar zekere weg naar verlichting
Tsong-kha-pa (1357 - 1419) was de hervormer van het Tibetaanse boeddhisme en stond aan de wieg van de keten van de Dalai Lama's. Maar Tsong-kha-pa was veel meer dan een religieus hervormer, hij was een groot adept en werkte zijn leven lang voor de verlichting van de mensheid. De hiernavolgende tekst is een bewerkte versie van een lezing voor het Theosofisch Genootschap uit 2004 ter gelegenheid van het verschijnen van de driedelige Lamrim Chen-mo* (De grote verhandeling over de stadia van het pad naar verlichting) van deze meester van wijsheid in de Engelse taal. Volgens de autoriteiten op dit gebied is het ‘een absoluut zekere weg naar verlichting — het blijvende geluk.'
W
einigen zijn vertrouwd met de vriendelijke maar harde Tibetaanse cultuur en mystiek waarin de dood minder snel als een ramp wordt gezien dan bij ons. Nog minder mensen zijn misschien bekend met haar diepzinnige en adequate filosofie, waaruit zelfs een zekere minachting voor deze wereld van pijn en verdriet blijkt. Alles is vergankelijk, ook de gelukkige momenten, en is daarom leeg van inherent bestaan, een illusie. Die minachting zien we misschien het beste terug in het diepzinnige begrip ‘leegte,’ śūnyatā, waarover al heel wat is geschreven. Het is die onbegrepen minachting van de Tibetaan voor het wereldse leven van elke dag dat veel westerlingen misschien wel het meest tegen de borst stuit.
Zeker, wij noteren trots dat wij een menselijk immuunsysteem in een muis hebben kunnen implanteren. Dat we onvruchtbare vrouwen in staat stellen op 6o-jarige leeftijd nog kinderen te krijgen. Maar de Tibetaanse boeddhist heeft daar totaal geen belangstelling voor. Hij ziet met lede ogen aan dat onze grootste angst de dood betreft. Dat interesseert hem en vervult hem met medelijden en mededogen, want een bevrijding uit deze aardse hel staat voorop.
De dood is misschien wel het belangrijkste element in de leringen van het Tibetaanse boeddhisme. Voor de Tibetaanse boeddhist is de dood geen taboe, maar een goddelijk continent, een hemels rustpunt voor het geestelijk zelf van degene die zich niet al te zeer heeft misdragen. Niet iets om een probleem van te maken, nee, juist iets om je in te verheugen.
Tsong-kha-pa benadrukt dat we niet vaak genoeg stil kunnen staan bij de dood die voor ieder van ons onvermijdelijk is. Vrees des te meer voor de wedergeboorte die op de dood volgt! De mens zou het als zijn opdracht moeten zien een nieuwe incarnatie te voorkomen. Dat is de rode draad die door het verhaal van zijn leven loopt. En zo maken we kennis met een waardevolle filosofie. Een filosofie vol vitaminen.
Impuls
Wereldwijd zien we beschavingen opklimmen uit de donkere schaduwen van het verleden, en dan weer terugvallen. Telkens moeten er boodschappers verschijnen om de logge en van nature inerte geest van de wereldbevolking te behoeden voor bijgeloof, materialisme, zwarte magie, sensualiteit — allemaal kenmerken van een beschaving in verval.
In het Tibet van vóór Tsong-kha-pa was dit goed zichtbaar. Het boeddhisme van Gautama Boeddha dat rond de zesde of zevende eeuw na Chr. naar Tibet was gebracht door Padmasambhava, die was uitgenodigd door koning Trisong Detsen, raakte met het verstrijken der eeuwen langzaam in verval en degenereerde geleidelijk aan tot de voor-boeddhistische bhön-religie. Iets anders was eigenlijk ook niet te verwachten omdat Padmasambhava geheel in lijn met de aard van het volk vooral tantrisch boeddhisme onderwees. Dat bestond voornamelijk uit rituelen en ceremoniën. De bhön-traditie is een soort naturalistische religieuze filosofie. Het omvat voor een groot deel de verering van natuurgeesten, bijgelovige praktijken en houdt zich bezig met witte en zwarte magie.
Tibet zakt geleidelijk aan opnieuw weg in het moeras van een geestelijk verarmde toestand, totdat Atīsa, een buitengewoon spirituele Indiase boeddhist rond 1000 n.Chr. een uitnodiging ontvangt van een Tibetaanse koning om het boeddhisme in Tibet een nieuwe impuls te geven. Hij brengt zover ik heb kunnen achterhalen als eerste een lam rim, dat wil zeggen, een leer van een geleidelijke maar zekere weg naar verlichting. Tsong-kha-pa zal daar zo’n drie eeuwen later op voortborduren.
De impuls van Atīsa hield niet lang stand. Al redelijk snel verviel het hervormde boeddhisme opnieuw tot een tantrische cult met veel bijgeloof, ritueel en zwarte magie. Tibet had dringend behoefte aan een nieuwe impuls. Dit voor het grootste deel onherbergzame land vormde de basis van adepten en bo­dhi­satt­va’s. Door zijn isolement, zuivere hoogten en ontoegankelijke valleien en kloven was het het ideale land om in de geest te kunnen leven. Maar dan moet de spiritualiteit ook wel gewaarborgd blijven.
Tsong-kha-pa en Gautama Boeddha
In 1357 verschijnt Je Rinpoche Tsong-kha-pa Losang Drakpa op het toneel. Men vermoedt dat hij is geboren aan de oevers van het Kokonoro-meer aan de voet van het Kunlun-gebergte. Zijn ouders zouden eenvoudige nomaden zijn geweest. Het verhaal gaat dat Tsong-kha-pa in een vorige incarnatie als kleine jongen een ontmoeting had met Gautama Boeddha. Tsong-kha-pa biedt de Boeddha dan een rozenkrans van kristal aan. Uit dank schenkt Gautama de jongen een grote gedraaide schelp. Dan roept de Boeddha zijn geliefde leerling Ananda bij zich en profeteert dat de jongen in Tibet zal worden herboren, een groot klooster zal stichten, een kroon zal zetten op het beeld van de Boeddha in Lhasa en van grote betekenis zal zijn voor de bloei van het boeddhisme in Tibet. Al deze voorspellingen zijn uitgekomen. Later, bij de bouw van het klooster van Ganden in 1409 wordt de gedraaide schelp opgegraven.
Al snel wordt duidelijk dat Tsong-kha-pa een bijzonder kind is. Hij blijkt bijzonder begaafd en begiftigd met een fabelachtig geheugen. Als klein kind neemt hij diverse grote esoterische en filosofische werken die in Tibetaanse kloosters voorhanden zijn in zich op. Tijdens de debatten die in Tibetaanse kloosters worden gehouden en waar de gemoederen nog al eens hoog op kunnen lopen zou hij altijd meester over zijn emoties zijn geweest. Hij kon door zijn verbeeldingskracht de mensen zonder stemverheffing overtuigen van de goede leer.
Als volwassene ontwikkelt Tsong-kha-pa buitengewone vermogens, de siddhi’s, waaronder die waardoor het lichaam in staat is enorme hoeveelheden warmte uit te stralen. Op 32-jarige leeftijd begint hij met schrijven. De boeken die hij na zijn leven achterlaat, achttien indrukwekkende delen, zouden vooral bestaan uit commentaren en uitwerkingen op de leringen van Boeddha en anderen.
Hij heeft de Gelukpa-sekte, de sekte van de geelkappen gesticht, en maakt daarmee de sekte van de roodkappen met hun naar de bhön-religie neigende gebruiken overbodig. Maar de roodkappen blijven bestaan langs de buitengrenzen van Tibet.
Hij reist ten noorden en ten zuiden van Lhasa om initiaties te geven en met Rendawa, een andere bekende geleerde uit zijn tijd, leidt hij initiaties op de Potala heuvel, de plek waar later het paleis van de dalai lama’s zou worden gebouwd.
Tsong-kha-pa neemt op een gegeven moment de beslissing om een zeven eeuwen durend plan in te voeren waarin bo­dhi­satt­va’s in het westen zouden incarneren om de vuren van de mysteriescholen opnieuw te ontsteken en om ontvankelijke individuen te helpen zichzelf te bevrijden van het dodelijke dogmatisme van het groeiende materialisme.
Hoewel volledig geïsoleerd van de rest van de wereld was hij goed op de hoogte van de enorme geestelijke’ armoede die buiten Tibet bestond. Uit liefde voor de lijdende westerse mens gaf hij zijn arhats, zijn adepten, de opdracht éénmaal in iedere eeuw, op het juiste cyclische moment, een poging te doen de witte barbaren van het westen te verlichten. In het verlengde hiervan kunnen we misschien de activiteiten van de Meesters en H.P. Blavatsky zien die de theosofie in het westen introduceerden.
Rond zijn veertigste jaar wijdt de grote Tibetaanse leraar al zijn tijd aan onderricht. Hij bezoekt talloze kloosterorden en onderwijst het boeddhisme aan de hand van voorbeelden uit de praktijk. Zijn gewone omgang met lama’s en leerlingen is een duidelijke instructie dat de extreme weg van het kluizenaarschap niet per se de geëigende weg is, zoals de Stem van de Stilte, een werk dat hem zeker bekend moet zijn geweest, herhaalt:
Zult u zich van handelen onthouden? Op die manier zal uw ziel haar vrijheid niet verwerven. Om nirvana te bereiken moet men tot zelfkennis komen, en zelfkennis is het kind van liefdevolle daden. — blz. 29
Met zijn publieke optredens wijst hij ook op het belang van die onzichtbare leraar die in ieder van ons zit. Het is de leraar die we ook wel ethiek noemen. Leven naar de stem van ons geweten, naar ons hart, betekent innerlijke groei, kracht en bezieling. Dat geweten is nauwelijks te ontwikkelen in eenzaamheid, zonder verant­woordelijkheden.
In 1409 voert Tsong-kha-pa een van zijn grootste religieuze reformaties door. Hij organiseert het grote gebedenfestival te Lhasa. Dit is een jaarlijks terugkerende eenentwintig dagen durende samenkomst van monniken, ergens tussen februari en maart. Er wordt een afbeelding van de Maitreya, de toekomstige boeddha, vanuit de Jokhang-tempel te Lhasa in processie rond het Barkhorplein van Lhasa gedragen. Hierna volgen debatten en filosofische disputen. Tot op de dag van vandaag wordt dit feest van verbroedering te Dharamsala gevierd onder auspiciën van de Dalai Lama.
In zijn laatste levensjaar brengt Tsong-kha-pa een bezoek aan het klooster van Drepung. Daar onderwijst hij zijn verst gevorderde leerlingen. Op een dag onderbreekt hij zijn bespreking halverwege een tekst met het excuus dat hij op een ander moment verder zal gaan. De aanwezigen begrijpen de betekenis van deze handeling: halverwege stoppen in een cyclus van leringen betekent het voornemen om de bespreking in een toekomstige incarnatie voort te zetten met hen die dan waardig genoeg zijn.
Op 62-jarige leeftijd wijdt hij in Ganden de grond voor het te bouwen Sera-klooster en roept zijn meest geliefde leerlingen bijeen, geeft zijn laatste aanwijzingen, neemt de lotushouding aan, gaat over in een toestand van diepe meditatie en stopt met ademhalen. Na zijn dood verschijnt hij nog enkele keren aan enkele van zijn leerlingen.
Het schrijven van het Lamrim Chenmo
Tsong-kha-pa ontving een uitnodiging om naar India te gaan, maar die reis werd hem door Vajrapāni ontraden. Omdat dit het antwoord was van een hoge geestelijke macht, volgde hij dat advies op. Hij zou met zijn grote vermogens veel grotere diensten aan de wereld kunnen bewijzen door in Tibet te blijven. En in de tijd die hij anders kwijt zou zijn geweest met reizen schreef hij zijn Lamrim Chenmo of Grote verhandeling over de stadia van de weg naar verlichting.
Zoals De Geheime Leer van mevrouw Blavatsky het standaardwerk van de theosofische beweging is, is het Lamrim Chenmo het standaardwerk van de Tibetaanse boeddhisten. Dit boek bevat toelichtingen op het zeer mystieke en bijna onbegrijpelijke Boek van Dzyan, letterlijk het boek van overpeinzing of meditatie. Volgens de Purucker is het in zijn huidige vorm niet meer dan zo’n duizend jaar oud, maar zijn de basisideeën en de metafysische commentaren daarop juist onnoemelijk oud. Het Lam rim is een gedeeltelijk esoterisch commentaar dat tot voor kort in het westen niet beschikbaar was. Het was dus lange tijd een zeldzaam werk met een bijzondere waarde.
Tal van wetenschappers hebben inmiddels de werken van Tsong-kha-pa onder ogen gekregen en zij hebben niet stilgezeten. Er is stevig vertaald. In de jaren zeventig verschenen de eerste korte vertalingen. Hoewel Tsong-kha-pa een groot oeuvre had achtergelaten, is daar tot op heden nog niet zo heel veel van verschenen. Dit zou erop kunnen wijzen dat veel belangrijk materiaal nog verborgen wordt gehouden. Nu eindelijk de grote leer van Tsong-kha-pa aan bod kan komen stuiten we op een probleem. Waar de boeddhistische geleerde Pabongka Rinpoche in 1921 vierentwintig dagen nodig had om deze gouden filosofie van Tsong-kha-pa uit te leggen aan zo’n 700 Tibetaanse monniken hebben we hier een paar bladzijden. Dus het moet kort en bondig. Wat als eerste opvalt is de uitermate verfijnde systematische opbouw van het geheel en dat is op zich al belangrijk genoeg. De leer gaat van een brede basis naar een hoog verheven spiritueel bestaan aan de top. Een opbouw die het ieder mens mogelijk maakt het pad te gaan. Niemand is uitgesloten.
De leraar
De Lamrim Chenmo van Tsong-kha-pa begint met de zogenaamde guru-yoga, de basis voor spirituele groei en vooruitgang: het vinden van een leraar en het vertrouwen vinden in een leraar. Het eerste hoofdstuk heet Atīsa. Daarin houdt Tsong-kha-pa het wezen van zijn voorganger Atīsa tegen het licht. Hij kijkt naar de overwinningen die hij innerlijk heeft behaald, wat hij in India deed en in Tibet. Hij probeert een feilloos beeld van de grote man te krijgen.
Het idee is dat we moeten kijken naar de persoon achter de theorieën en ideeën. Is het werk gepubliceerd uit ijdelheid, ambitie, vooringenomenheid of uit mededogen en uit een hardnekkig verlangen om de Waarheid te zien? Het moet duidelijk zijn dat in veel opzichten ook geschriften gelijk worden gesteld aan een leraar. Bij gebrek aan een spirituele leraar is ethiek onze grootste leraar.
Hij gaat verder met het stimuleren van enthousiasme en ontzag voor de leringen. Dit is een belangrijke basis. Het gaat erom dat je liefde kweekt voor die inzichten en die als vanzelf gaat verinnerlijken. Geen respect of eerbied kunnen opbrengen voor de inzichten van de leraar houdt vanzelfsprekend in dat we beter kunnen stoppen met het plaatsen van verdere stappen op het pad naar verlichting.
Dan zegt hij dat je zou moeten bedenken wat voor voordelen het geeft om naar het onderricht te luisteren. Je zou nog meer eerbied en respect gaan ontwikkelen voor leraar en lering. Je zou ernaar moeten luisteren en jezelf moeten zien als een dokter en de leringen als het medicijn en de leraren als uitzonderlijk goede wezens waarvan je hoopt dat ze lang zullen leven. Met dat medicijn kun je andere wezens verlossen. Ontwikkel creativiteit om de boodschap over te brengen.
Vervolgens wordt er gezegd dat er voor bevrijding niets zo belangrijk is als een vertrouwen in de leraar (lees: deze leringen); het vormt het werkelijke begin van het pad. Je moet een eenmaal gevonden en innerlijk getoetste leraar nooit opgeven, hoe zwaar hij (of de leringen van het Lamrim Chenmo) je ook op de proef stelt. Maar dit kan dus pas als je de eerste stappen goed hebt gezet, dat wil zeggen dat je hebt gezien dat de leraar en zijn leringen van grote kwaliteit zijn.
Ook wordt onderstreept dat de goede kwaliteiten van de leraar alleen in de praktijk tot uiting kunnen komen, niet op enige andere wijze. Verder is van belang dat we de vriendelijkheid en respectvolle wijze van benadering van de leraar moeten onthouden.
In het hoofdstuk over mediteren geeft Tsong-kha-pa aanwijzingen hoe je je kunt voorbereiden op een meditatiesessie, welke houding je kunt aannemen en vooral waarover je gedachten moeten gaan. Tsong-kha-pa maakt duidelijk dat alle karmische hindernissen voortkomen uit de drie mentale vergiften: gehechtheid, vijandigheid en onwetendheid. Die zetten je aan tot activiteit; of je spoort iemand anders aan tot handelen, of je verheugt je in het handelen van iemand anders. De essentie van het probleem waarmee we worstelen ligt in het feit dat elke handeling voortkomt uit een zekere vorm van lijden. De meditatie is bedoeld om alle handelingen die we doen om het eigen lijden op te heffen, stop te zetten. Door de meditatiesessie kunnen we onze zintuigen beteugelen en een groter concentratievermogen verwerven. Er wordt ook vluchtig aandacht besteed aan wat een geschikt dieet zou kunnen zijn.
Tsong-kha-pa was zich er van bewust dat een dergelijke meditatie weerstand op zou leveren, want in het volgende hoofdstuk legt hij uit dat je verkeerde denkbeelden over die meditatie moet weerleggen. Velen menen dat analyserende meditaties ongunstig zijn voor het bereiken van verlichting, maar hij zegt dat die van groot belang zijn om op vele gebieden zekerheid te verkrijgen, bijvoorbeeld als het gaat om het kiezen van een goede leraar, of over de moeilijk te verwerven vrije tijd en gelegenheid, of om een goed beeld te krijgen van dood en vergankelijkheid, karma en zijn effecten, de nadelen van het cyclische bestaan en tenslotte de geest van verlichting. Deze meditaties vormen een bewustzijn dat duurzaam is, krachtig en in staat om het denken om te vormen.
Vrije tijd en gelegenheid
Vrije tijd en gelegenheid is het volgende belangrijke punt. Tsong-kha-pa geeft veel aandacht aan het belang van het bewustworden van het hebben van vrije tijd en gelegenheid. Met gelegenheid wordt ook bedoeld, voldoende middelen hebben om bijvoorbeeld te kunnen studeren én je niet te laten strikken voor duizend-en-een maatschappelijke verplichtingen. Momenten van rust en kalmte zijn essentieel voor het kunnen volgen van de Weg. Bovendien, zo zegt hij, stel je eens voor hoe geweldig moeilijk het is om één incarnatie met vrije tijd te krijgen. Vooral als je afzakt naar een lagere wedergeboorte.
In onze moderne wereld zullen we veel vrije tijd waarschijnlijk spottend als een vanzelfsprekendheid accepteren, maar we hebben ongetwijfeld veel incarnaties gekend waarin we alleen maar moesten ploeteren om in ons levensonderhoud te voorzien, en mogelijk zullen we nog net zo veel incarnaties gaan kennen, als we geen gebruik maken van het grote geluk over voldoende vrije tijd te beschikken. De vrije tijd waarover we kunnen beschikken moet dus bijna als een economisch goed — een bezit — worden gezien en op de juiste manier worden gevuld.
Drie typen mensen
Als de volgende stap op de geleidelijke weg naar verlichting noemt Tsong-kha-pa de drie typen mensen die Atīsa al had genoemd. De eerste groep streeft ernaar om een goede wedergeboorte te bereiken zodat men het bewandelen van het geestelijke pad omhoog kan voortzetten. De tweede groep streeft bovendien ernaar voor zichzelf de bevrijding uit de cyclus van wedergeboorten te bereiken. De derde groep streeft naast de doeleinden van de eerste twee groepen ernaar om bodhichitta (de verlichtingsgeest) te ontwikkelen en de pāramitā’s te beoefenen; zij streeft naar verlichting om in de eerste plaats anderen te dienen, d.w.z. om bo­dhi­satt­va’s te worden.
Het belang van het stilstaan bij de dood
De dood komt onherroepelijk, zelfs voor de hoogsten onder ons. We weten alleen niet wanneer. Een verkeerd uitgangspunt is dat we er vanuit gaan dat het nog lang zal duren, maar op elk moment kan onze dood komen en dan hebben we door het uitstellen van religieuze oefeningen en filosofische bespiegelingen waardevolle kansen gemist. Bovendien versterkt het denken aan de dood de werking van het geweten, doordat we onvermijdelijk een wedergeboorte tegemoet zullen zien. De kwaliteit daarvan hangt sterk af van ons karma. En ook hier speelt de bewustwording van de gelegenheid die een leven van vrije tijd kan bieden. Je zou een bewustzijn of innerlijke houding moeten ontwikkelen ten gunste van een volgend leven. Om daar morgen mee te beginnen is te laat.
En hieruit volgt dat je zou moeten overdenken, je voor zou moeten stellen, hoe je toekomstige leven eruit zou kunnen zien. Visualiseer het geluk of het lijden in de vele vormen van hellen. Het lijden van dieren en zij die lijden onder de hongerige geesten.
Om onszelf afdoende te beschermen tijdens de reis op deze geleidelijke weg naar verlichting moeten we onze toevlucht nemen tot de drie juwelen van het boeddhisme. Dit is eigenlijk ook de geloofsbelijdenis van het boeddhisme: ‘Ik neem mijn toevlucht tot de Boeddha; ik neem mijn toevlucht tot het licht van zijn leringen; ik neem mijn toevlucht tot de broederschap van de heiligen.’ De Purucker wijst in De Esoterische Traditie erop dat de zuivere metafysische betekenis van deze geloofsbelijdenis met het verstrijken van vele eeuwen verloren is gegaan. De oorspronkelijke bedoeling was dat je innerlijk je toevlucht nam tot de buddhische bewustzijnssfeer, het spirituele niveau waarop mededogen, universele liefde en min of meer volmaakte harmonie regeren. Met andere woorden, jezelf verheffen. Innerlijke verheffing, een gezond gevoel voor zelfrespect, werkt beschermend.
Karma
Tsong-kha-pa bespreekt ook de vele vormen van karma, wanneer welke soort karma uit kan werken en welke uitwerking kan worden verwacht. Diefstal leidt bijvoorbeeld tot een armoedig bestaan. Maar een van de zwaarste vormen van karma is het doden. Toch is er een groot verschil tussen degene die uit hartstocht of genoegen doodt en de soldaat die met grote tegenzin maar uit plichtsbesef doodt. De eerste haalt groot lijden over zich heen in deze of een volgende lagere wedergeboorte, de laatste zal niet veel gevolgen ondervinden, juist vanwege zijn innerlijke weerstand. Op dezelfde manier zijn andere vormen van onethisch gedrag naar het gewicht van hun karmisch effect in te delen.
Tsong-kha-pa graaft al deze natuurlijke gedragslijnen en boeddhistische logica op en toont het ons alsof hij wil zeggen: Kijk, zo ziet de weg eruit, maar dat wist je al, je was het alleen vergeten.
Om terug te keren naar dat pad moeten we opnieuw ethisch gedrag aanleren. Ethisch gedrag is een van de onbekende leraren. Daarvoor moeten we midden in de maatschappij staan. Het wegkruipen in grotten kan de ontluiking van bepaalde vermogens teweegbrengen, maar het geeft nog geen garantie op een veilige overtocht. Want, zoals De Stem van de Stilte zegt:
Wilt u een yogī van de ‘tijdcyclus’ worden?
Geloof dan niet, lanoe, dat het verblijven in donkere wouden, in trotse afzondering en gescheiden van de mensen; geloof niet dat het leven van wortels en planten, dat dorst gelest met sneeuw van de grote bergketen; geloof niet, toegewijde leerling, dat dit u naar het doel zal leiden: de uiteindelijke bevrijding.
Denk niet dat het breken van uw beenderen, het verscheuren van uw vlees en spieren u met uw ‘stille zelf’ zal verenigen. Denk niet, slachtoffer van uw schaduwen, dat uw plicht tegenover de natuur en de mens is volbracht als de zonden van uw grove vorm zijn overwonnen. – blz. 27-8
En zo komt het dat ook het tweede deel van het Lam rim over tal van dagelijkse en wereldse dingen gaat. Bijvoorbeeld over de vele nuances rond het begrip schenken. Wanneer geven we iets weg en wanneer niet? Stel iemand vraagt je om een bepaald geestelijk werk dat pas in je bezit is gekomen, maar je hebt er nog geen letter van gelezen. Wat doe je dan? Geef je het weg? Nee, zegt Tsong-kha-pa, en hier volgt hij dezelfde nuchtere logica als de luchtvaartautoriteiten die je bij aanvang van een vlucht erop wijzen dat als het zuurstofkapje in geval van nood naar beneden komt vallen, je hem eerst zelf op moet doen en dan pas bij je kinderen. Elke moeder of vader zou waarschijnlijk zijn kind eerst zuurstof geven, maar dit is dus een verkeerde volgorde. Als we daar iets langer over nadenken zien we wel in waarom.
Vrijgevigheid als deel van het pad
Het boeddhisme stelt dat je moet persoonlijk contact hebben met degene aan wie je geeft. Van belang is dat de gift een positieve bijdrage levert aan het volgen van het pad van de persoon in kwestie. Immers, het hoofddoel is het bevrijden van zoveel mogelijk broeders die nog lijden in deze wereld — dat mag niet worden vergeten. Hierdoor zien we op wat voor verkeerd spoor we in het westen zitten.
De acht vormen van lijden
Steeds weer moeten we stilstaan bij het lijden. Er zijn zo veel verschillende soorten lijden dat de reeks bijna onuitputtelijk is. Voor het gemak wordt daarom eerst stilgestaan bij de duidelijkste vormen. Daaronder verstaan we het lijden van geboren worden, van ouderdom, ziekte, dood, van het moeten leven onder onprettige omstandigheden, van scheiding van wat plezierig is, van het lijden onder het niet kunnen krijgen van wat men wil en het lijden onder een van de vijf voertuigen van lijden, zoals een gehandicapt bestaan etc.
Voor wie het nog vol kan houden ook nog maar even de zes vormen van lijden. Daaronder verstaat de grote Tibetaanse leraar: lijden onder onzekerheid, lijden aan onverzadigbaarheid, aan het herhaaldelijk afleggen van lichamen, aan herhaaldelijk reïncarneren, aan het telkens weer in een lagere vorm reïncarneren en tenslotte aan het niet hebben van vrienden. Wonderlijk is dus dat ook het niet kunnen bereiken van een bepaald doel een van die vele vormen van lijden is. Wie had dat ooit kunnen bedenken?
Deze geleidelijke weg naar verlichting is zoals gezegd heel systematisch opgebouwd. Aan het einde van het Lamrim Chenmo vinden we instructies hoe sereniteit en inzicht bereikt kunnen worden. Sereniteit en inzicht zijn belangrijke mentale houdingen. Zij zouden het bewijs moeten zijn dat de innerlijke filosofie geleefd wordt. Ons gedrag in overeenstemming met onze filosofie te brengen, is dus onze opdracht. Gelijkmatigheid, onverstoorbaarheid en inzicht zijn belangrijk om de diepzinnige leer van de leegte, de śūnyatā, te kunnen doorgronden. Concentratie en denkvermogen worden genoemd, hoe we gemakzucht moeten bestrijden en de vele vormen van opwinding. Tsong-kha-pa legt ook uit waarom dat inzicht nodig is: Het is de poort naar de Werkelijkheid. Tenslotte noemt hij de voorwaarden waaronder dingen gebeuren, tevoorschijn komen en hun relatie tot het begrip ‘leegte’. Niet al het oude karma hoeft een onoverkomelijke hindernis te vormen.
Wat is tenslotte de betekenis van Tsong-kha-pa voor deze tijd en dan misschien nog belangrijker voor theosofen? Wel, Tsong-kha-pa heeft een praktische filosofie gebracht, die meer aansluit bij de mogelijkheden van de ongestudeerde Tibetaan dan bij die van een westerling, die hoe dan ook met een handicap te maken krijgt als hij aan het begin van het pad staat. Waar we met recht dankbaar voor mogen zijn is dat Tsong-kha-pa zoveel eeuwen geleden zijn arhats, zijn adepten, opdracht heeft gegeven het westen te blijven steunen en te blijven proberen havens van wijsheid te ontwikkelen. Ook al luistert de westerse mens nauwelijks naar de wijze lessen die uit de besneeuwde bergketens van de Himalaya tot ons komen, toch laat de broederschap ons niet in de steek.
Een verdieping in het Tibetaanse boeddhisme van Tsong-kha-pa brengt ons dichter bij de moeilijke maar liefdevolle wereld van de oorspronkelijke spiritualiteit. De wereld van zelfloosheid, waarin eigenbelang niet telt maar alleen het welzijn van het geheel. Dat is de uitdaging waar de westerse wereld voor staat. Ook al kost het ons zichtbaar moeite om er iets van in ons dagelijks leven in de praktijk te brengen, elk kort moment van aandacht, elke gedachte die we eraan kunnen schenken is mooi meegenomen. De trilling ervan gaat door ons heen en zouden we vast moeten houden, tot voorbij de dood.
*The Great Treatise on the Stages of the Path to Enlightenment (De grote verhandeling over de stadia van het pad naar verlichting, 3 delen) van Tsong-kha-pa, uitgegeven door Snow Lion Publications, 2000-2004. ISBN Deel 1: 1-55939-152-9, Deel 2: 1-55939-168-5, Deel 3: 1-55939-166-9. [Terug naar de tekst]
Andere artikelen over Tsong-kha-pa:
Tsong-Kha-pa en de planeetgeesten, in Aspecten van de occulte filosofie.
Tsong-kha-pa: Wijsheid voor onze tijd, Alan E. Donant, Sunrise 2002.
© Fred Pruyn, oktober 2005
m