© Theosophical University Press 2017
Theosofische Encyclopedische Woordenlijst

Ba

(Egyptisch) De menselijke ziel.

Nauw verbonden met het hart en gewoonlijk afgebeeld als een havik met het hoofd van een mens. Ba werd beschouwd als een menselijk ‘dubbel’ en sterfelijk, hetzelfde als prana in enkele van zijn functies of als kama-manas.

Baarmoeder

De scheppende en reproducerende krachten van de natuur zijn in het verleden vaak door mensen gesymboliseerd. En omdat de producerende of reproducerende krachten van de natuur misschien wel het best bekend waren als de heilige functie van het moederschap was de baarmoeder voor vele denkers een bijzonder suggestief symbool in het klein voor de reproducerende beginselen op macrokosmische schaal in het groot. Er zijn verschillende toepassingen van het symbool zowel mystiek als historisch, de maan is er een van, die niet alleen de kosmische moeder van de aarde is maar in feite zijn eerdere fysieke belichaming. Vandaar dat de maan zowel als de baarmoeder als de bevatter en voeder van levenszaden werd, en nog steeds zo wordt beschouwd. Heel vaak wordt de natuur zelf zo gezien, in plaats van de moederschoot. In een vermenselijkte betekenis wordt de natuur vaak de Grote Moeder genoemd, moeder-ruimte, of oorspronkelijke of oerchaos.

In een iets minder duidelijke toepassing wordt de baarmoeder gezien als de wateren van de ruimte, zoals in Genesis [ ... en de Geest Gods zweefde op de wateren ... 1:2], want de gemanifesteerde universa worden erin bevrucht en ermee gevoed.

Nog een ander symbool is dat van de ark of argha dat in het Westen heel goed bekend is van het bijbelverhaal van Noach, waarbij de ark de betekenis heeft van drager van levenszaden, die door een vertrokken levensgolf of groep van levensgolven zijn achtergelaten en opgeslagen in de baarmoeder van de natuur, voor de voortbrenging van nieuwe rassen.

In een meer mystieke betekenis is dezelfde reeks van ideeën verbonden met de symbolen van bijvoorbeeld de zonneboot van het oude Egypte die de levenszaden over de wateren van de ruimte van de ene kosmische wereld naar de andere brengt; zelfs het schip of dwarsschip van een tempel of kerk moest het oorspronkelijke idee van de geboorte van de nieuwe mens overbrengen, het schip kreeg pas later de veelgebruikte betekenis van de inwijdingskamer van het heiligdom, dat de moederschoot was van het nieuwe leven dat de wedergeborene ter wereld bracht — de dvija’s van het oude India.

In zeer oude San­skriet-geschriften kunnen dezelfde algemene ideeën vaak worden teruggevonden, zoals in de San­skriet-samenstelling hiranyagarbha (gouden moederschoot), de levenskiem die is omsloten door het gouden licht van de baarmoeder van de ruimte en meer mystiek voor het individu is de gouden baarmoeder zijn innerlijke bewustzijn van waaruit een nieuw karakter in het nieuwe leven ter wereld wordt gebracht.

Babel

(Hebreeuws) Bābāh

Door de symbolische betekenis van de Toren van Babel hoopte men de godheid te bereiken of te realiseren, als een huis van inwijding, een toegangsweg, een poort, een opening of ingang naar het goddelijke.

Tarotkaart De Toren.De toren zelf, het gebouw, was speciaal gebouwd om ruimte te bieden aan inwijdingskamers en als bescherming van de ceremoniën die er plaats zouden hebben. Het zou tevens een symbool van architectuur moeten zijn voor het oprijzen naar de hemel.

Had de toren een goddelijke of kwaadaardige betekenis? Was het een product van hooghartige trots en zelfvoldaanheid of een van geestelijke aspiratie? Het doet denken aan de Tarotkaart De Toren en het verhaal uit de sprookjes van Duizend-en-één-nacht waarin de bouw van een paleis bijna klaar was, er hoefde alleen nog maar het ei van een Rok-vogel hoog in de koepel te worden opgehangen, maar toen dan eindelijk het ei als laatste werd opgehangen — waarmee het werk zou zijn voltooid — stortte het gehele paleis in. Het is het werk van de zwarte magiër die van beneden naar boven werkt, wat niet-duurzaam is, en wanneer dat dan eenmaal de hemel raakt uiteen spat. Als zo’n toren en systeem door adepten van het pad van de linkerhand zou worden gebruikt om verwarring te zaaien, is dat één ding, maar als de toren en zijn inwendige mysteriën onder het gezag van adepten van het pad van de rechterhand zou worden gebruikt, is dat iets heel anders. De schrijver van de passages over de bijbelse Toren van Babel zag duidelijk alleen maar het werk van de adepten van het pad van de linkerhand voor zich.

De Atlantiërs waren berucht om hun magische krachten, verdorvenheid en onachtzaamheid voor goden en deze geschiedenis is bewaard gebleven in vele legenden, zoals die van de Toren van Babel, die is gebaseerd op veel oude Chaldeeuwse geschriften. De legendarische verhalen over de prehistorische kwaadaardige reuzen die oorlogvoeren tegen de hemel komen we in elke mythologie tegen. En de overwinning van die reuzen, in elk geval in enkele van deze verhalen, leidt dan tot een taalkundige verwarring — het betekent het uiteenvallen en de verspreiding van een groot raciaal deel van de mensheid.

Babylon

[In het Assyrisch ‘poort van de goden’]

Een oude en beroemde stad aan de oevers van de Eufraat waarvan wordt gezegd dat die is gesticht door de Assyrische monarch Ninus of zijn legendarische echtgenote Semiramis. In oude tijden was het een knooppunt waarvandaan brahmaanse esoterische wijsheid van India zich verspreidde over het Midden-Oosten. Zijn kosmogonie vormt een verbinding tussen die leringen en de kosmogonie van de Hebreeuwse Bijbel.

Bacchus

(Grieks)

Gebruikt door zowel Grieken als Romeinen en wordt door de Grieken ook wel Dionysos genoemd, Liber door de Romeinen, Zagreus in de orfische Mysteriën, Sabazius in Frygië en Thracië.

Hij is dezelfde als Iacchus (verbonden met Iao en Jehovah). Bacchus wordt algemeen gezien als de zoon van Zeus en Semele en wordt soms besproken als een zonnegod of maangodin. Want, zoals vele andere personificaties van kosmische krachten, heeft ‘hij’ zowel het aspect van de zon als van de maan (mannelijk of vrouwelijk). Als een zonnegod heeft hij de slang als symbool en is hij een mensenredder, wat we ook zien in Adonis, Osiris, Kṛishṇa, Boeddha en Christus. Hij wordt vaak de god van de wijn genoemd, de natuurlijke vruchtbaarheid, enz.

De oorspronkelijke, originele, zuiver bacchische riten vormden een onderdeel van een hoge inwijding waarin de kandidaat zich bewust werd van zijn eenheid met het goddelijke. Daarom was Bacchus met zijn symbolische slang en wijn een symbool voor goddelijke inspiratie. Maar toen de sleutels van de heilige wetenschap verloren waren gegaan en symbolen letterlijk werden genomen, degenereerden de riten en werden vaak platvloers, zedeloos en losbandig. Bacchus-Dionysos speelt ook een rol als de inspirerende kracht achter drama’s en in de beeldende kunst, waarin het individu goddelijke ingevingen ontvangt of een mystieke fase van razernij of opwinding ondergaat. Dit betekende oorspronkelijk dat de kandidaat zich één maakte met zijn eigen innerlijke God en als gevolg daarvan inspiratie opdeed. Op een lager gebied was er niet meer dan de vluchtige inspiratie van een dichter of kunstenaar, en ten slotte takelde het af en stelde niet veel meer voor dan hysterische en psychologisch morbide tonelen.

Methode van Bacon

De methode van Bacon komt vrijwel overeen met wat in de logica de inductieve methode van redeneren wordt genoemd.

Het is de methode waarvoor Francis Bacon (1561-1626) een groot pleitbezorger was en die het tegenovergestelde is van de deductieve methode. Het is deze inductieve methode waarbij universele wetmatigheden worden afgeleid uit de Francis Baconwaarneming van opzichzelfstaande gevallen, wat ook de methode van de moderne wetenschap is, terwijl men bij de deductieve methode universele wetmatigheden aanneemt vanwege de natuurlijke harmonie van het heelal en bijzondere gebeurtenissen of gevolgen worden afgeleid als eruit voortvloeiend. Bij de methode van Bacon worden bijzondere of opvallende fenomenen onderzocht met het doel vast te stellen wat essentieel is en weg te laten wat niet tot de essentie behoort en zo tot een universele wetmatigheid te komen. Maar de zwakte van deze methode is dat het aantal bijzondere fenomenen of details die moeten worden onderzocht om tot een waarheid te komen, wat omvang betreft, wel zo goed als gelijk moeten zijn aan het oneindige, want bij iedere gebeurtenis kan een lichaam een bijzonder fenomeen tegenkomen dat onmiddelijke aanpassing of een radicale verandering van mening tijdens het proces van uitkristallisering kan vereisen. Feitelijk is de wetenschappelijke methode een combinatie van beide: we kunnen geen fenomenen interpreteren zonder vanaf het begin een bepaald beginsel in gedachte te hebben; bovendien zullen we zo snel als we een universele wetmatigheid hebben vastgesteld die gaan toepassen op de ontdekking van andere fenomenen, waarmee we weer de deductieve methode gebruiken.

Een belangrijker bezwaar tegen de inductieve methode zoals die door de moderne wetenschap wordt gebruikt is dat het redeneren zelf zich noodgedwongen moet beperken tot een relatieve schaarste aan data zoals die door onze fysieke zintuigen worden geleverd, welke gegevens we zonder twijfel eerst moeten leren begrijpen, anders zal onze redenering een gebrekkige uitkomst leveren. Blavatsky stelt dat de geheimen van de onzichtbare natuur niet op zo’n manier kunnen worden afgeleid, maar dat we de hulp in moeten roepen van hogere zintuigen waarmee we de noodzakelijke basis kunnen leggen voor het redeneren, waardoor we er zeker van zijn dat de te ontdekken gegevens worden begrepen.

Zie ook Inductieve methode

Bacteriën

Een grote en gevarieerde klasse van micro-organismen die in de lucht, de aarde, het water en in en op lichamen van planten, dieren en mensen voorkomen.

Bacteriën zijn, zoals alle gemanifesteerde dingen, tweevoudig in hun werkingen, ze zijn zowel weldadig als schadelijk: enkele van hen leveren de noodzakelijke enzymen voor het goed functioneren van de stofwisseling en anderen produceren gevaarlijke gifstoffen.Een cluster van Escherichia coli bacteriën. Ze zijn vitale elementen van de planten- en dierenrijken waartussen zij een organische brug vormen. En zij zijn ook het medium dat we nodig hebben tussen de astrale en de stoffelijke gebieden. Als zodanig dienen zij als fysieke middelaars voor bepaalde fasen bij de uitvoering van de wetten van de natuur op het fysieke gebied.

Bacteriën vormen daarom een leger van zichtbare en onzichtbare middelaars die, op ons gebied, onbewust vele evolutieprocessen van leven en dood uitvoeren. Zij zijn de connecties in de karmische keten waarmee de goddelijke schrijvers of optekenaars die de onveranderlijke wetten van het universele denken volgen, aan ieder wezen de gevolgen teruggeven waar die eerder de oorzaak van was. Aldus zullen de bacteriën van een ziekte zich vermenigvuldigen en hun schadelijke toxinen afgeven maar alleen als de karmische omstandigheden in of om het individu een geschikte cultuur of medium voor ze levert. Zelfs dan kan een bloedvergiftiging wel of niet zijn aangepast of overwonnen door de natuurlijke antistoffen in het bloed, geholpen door de juiste medische behandeling. De typische ziektekiemen die inactief in gezonde kelen enz. worden aangetroffen zijn karmische gevallen die, paradoxaal genoeg, een gevaarlijke situatie vormen waartegen het individu wordt beschermd. Een gezond persoon kan onbewust de drager van een ziektekiem zijn die voor iemand die het geheel aan gevolgen van de oorzaken die hij op een bepaald moment in gang heeft gezet, volledig zal moeten oogsten.

De selectieve werkingen van deze scheppende en vernietigende micro-organismen zijn onpersoonlijk en werken op zichzelf genomen als het ware automatisch, aangestuurd door de onzichtbare hiërarchie van intelligenties die de natuurkrachten leiden en zo ons lichamelijk en metafysisch beïnvloeden naar hetgeen ons al of niet toekomt. Het gehele proces is zo natuurlijk als de analoge manier waarop de triljoenen menselijke lichaamscellen worden overheerst en reageren op stimulerende of afremmende krachten als gevolg van harmonieuze of inharmonieuze toestanden van denken en emoties. Zowel cellen als bacteriën zijn levende entiteiten, bewust maar niet intelligent in menselijke zin. De bijzondere verschijning van bacteriën bij bepaalde ziekten geven hen een plaats als diagnostische grootheden met betrekking tot lichamelijke condities. Maar om ze nu te zien als de eerste oorzaak van een ziekte is het per ongeluk verwisselen van oorzaak en gevolg, de fenomena voor de noumena, die de karmische gevolgen uitwerken.

Baddha

(San­skriet) Baddha [van de werkwoordstam bandh binden, vastbinden]

Gebonden, vastgemaakt, vastgelegd. In het hindoeïsme staat baddha voor het ...

gebonden [zijn] door de ketens van het bestaan, of boosaardigheid. (Kapila)

  ‘Baddha’ verschilt van ‘Mukta’ in de betekenis van als het ware opgesloten zitten in deze 36 tatwams, terwijl de andere vrij is. (Subba Row, Theosophist 3:43)

Als een zelfstandig naamwoord door jaïns en boeddhisten gebruikt voor dat wat de straal van de belichaamde geest bindt of geketend houdt.

Badha

(San­skriet) Bādha [van de werkwoordstam bādh kwellen, pijn, moeilijkheden]

Aandoening, moeilijkheden, pijn, geraakt zijn.

Bagavadam

(Tamil)

Volgens Blavatsky een geschrift over astronomie en aanverwante onderwerpen (TG 48). De genoemde cycli verschillen van de berekeningen van tegenwoordig: 15 zonnedagen vormen één paccham; twee paccham (30 dagen) vormen een maand — gelijk aan niet meer dan één dag van de pitri’s. Twee van zulke maanden vormen een roodoo; drie roodoo een ayanam; twee ayanam een jaar. Maar, dit jaar van stervelingen is slechts één dag van de goden.

Bagh-bog

(Slavisch)

Een van de belangrijkste oude slavische goden van voor-christelijke tijden, verbonden met de donder of kosmische elektriciteit. Heeft wat weg van de Romeinse Jupiter Tonans of de Griekse Zeus.

Bahak-Zivo

(Gnostisch) bahak-ziwa

Volgens de Codex Nazaraeus de genius die de wereld tot bestaan riep uit het donkere water. Hij wordt ook de vader van de genii of aeonen genoemd. Bahak-Zivo was opgedragen wezens te maken maar slaagde daar niet in omdat hij niet wist van het bestaan van Orcus (de bodemloze put), daarom riep hij een nog zuiverder geest te hulp, Fetahil, die ook faalde (vgl. SD 2:17).

Bahishprajna

(San­skriet) Bahiṣprajña [van bahiṣ uit, buiten + prajñā intuïtief bewustzijn] ook Bahir-prajñā.

Waarvan de kennis is gericht op uiterlijke zaken. De huidige toestand van het menselijke bewustzijn.

Baital Pachisi

(Hindi) Baitāl Paccīsī

In de volkswijsheid is het een vampier die, zo geloofde men, rond graven zweefde en leefde van de rottende resten van lijken.

Zie ook Pisacha’s

Bal-ilu

(Chaldeeuws)

Een oude naam voor de zon.

Allegorisch is de Bal-ilu de grootste van acht huizen, gebouwd door de moeder voor haar acht goddelijke zonen die de zon en de zeven planeten voorstellen.

‘Bal-ilu (Mārtāṇḍa) was niet tevreden, hoewel zijn huis het grootst was. Hij begon (te werken) zoals reusachtige olifanten dat doen. Hij ademde (zoog) in zijn maag de levensenergieën van zijn broeders. Hij probeerde ze te verslinden. ... Zij verbande Bal-ilu naar het midden van haar rijk, vanwaar hij niet weg kon. (Sindsdien) waakt en dreigt hij (slechts). (SD 1:100)

Bala

(San­skriet) Bala macht, kracht, energie, daadkracht.

Een van de zes functies bij een handeling, vergelijkbaar met de tien karmendriya (karmische energieën) van het boeddhisme. In de yoga zijn er vijf vermogens (panchabalani) die moeten worden verworven, zij zijn: compleet vertrouwen (of geloof), energie, geheugen, meditatie en wijsheid.

Balaam

(Hebreeuws) Ook BileamBil‘ām

Een van de profeten van het Oude Testament. De laatste en grootste van de niet-joodse profeten die verscheen op een moment waarop de Israëlieten hun veertig jaar durende omzwervingen volbrachten (Numeri 22-4).

... het land van Bileam, de profeet, die ‘de Heer zeer liefhad;’ ... Wanneer de Zohar verklaart dat de ‘vogels’ die Bileam inspireerden ‘slangen’ betekenen, dus de wijzen en adepten in de school van wie hij de mysteriën van de profetie had geleerd. (SD 2:409)

Balahala

Ook Balahate

De vijfde graad van de kleinere Egyptische mysteriën. Instructie in de alchemie door Horus was het belangrijkste onderdeel van deze graad waarvoor het woord chemi (Khemi was de oude naam van Egypte) werd gebruikt.

Balarama

(San­skriet) Balarāma

Oudere broer van Kṛishṇa. Door sommigen beschouwd als een avatara van Vishṇu, door anderen als de incarnatie van de grote slang Sesha. Hij bracht zijn kindertijd door met Kṛishṇa en liet gedurende zijn leven vele moedige daden zien. Kṛishṇa, de indigo-gekleurde, werd beschouwd als een min of meer volledige avatarische manifestatie van Vishṇu, terwijl Balarama die naar men zei van veel lichtere kleur was, bekend stond als een niet volledige avatarische incarnatie van Vishṇu.

Balder

(IJslands) Ook Baldr

De beste, de voornaamste. De zonnegod van de Noorse mythologie, de zoon van Odin en Frigga en favoriet bij goden en mensen. Zijn woning is Breidablick (panorama) vanwaar hij een weids uitzicht heeft over alle werelden. Een van de liederen van de oudere of poëtische Edda gaat in zijn geheel over de dood van de zonnegod, die ook wordt genoemd in het belangrijkste gedicht Völuspá.

Het verhaal in het kort: De goden waren bezorgd toen Balder van streek was geraakt door dromen over een spoedig noodlot. Frigga ging er daarom op uit om van alle levende wezens te laten beloven dat niemand Balder kwaad zou doen. Iedereen stemde er snel mee in. Er was slechts een ding dat over het hoofd werd gezien: de onschuldig ogende maretak. Loki, de ondeugende god (het menselijke denken), was zich hiervan bewust en plukte de kleine plant en maakte daar een pijl van. Hij naderde Höder, de blinde god (symbool van duisternis en onwetendheid) die daar maar sombertjes stond te wachten terwijl de andere goden speels hun wapens wierpen naar de onkwetsbare zonnegod. Loki bood aan hem te helpen richten en plaatste op Höders boog de kleine maar dodelijke ‘pijl van smart’. Het denken dat aldus was verduisterd door onwetendheid trof wat geen ander ding kon raken en veroorzaakte de dood van de heldere god van het licht. Balder moest naar het huis van de Hel, naar de koningin van het rijk van de doden. Odin, vermomd als Hermod (goddelijke moed), smeekt Hel om Balder te laten terugkeren en Hel vindt dat prima op voorwaarde dat alle levende dingen om hem rouwen en verdriet hebben. Frigga gaat verder met haar vermoeiende ronde en dringt er bij allen op aan te rouwen om het overlijden van de zonnegod. Allen stemmen ermee in op één na, Loki. Hij weigert in de vermomming van een oud vrouwtje ook maar één traan te laten. Deze enkele smet van verdorvenheid in het menselijke denken veroordeelt Balder om de rest van de tijd in het rijk van Hel door te brengen tot de volgende cyclus zal beginnen. Aldus wordt de dood verbonden met het actieve menselijke denken, Loki. Als de heldere zonnegod op zijn begrafenisboot wordt gelegd, sterft zijn liefhebbende vrouw Nanna (de maangodin) door een gebroken hart en wordt naast hem gelegd. Maar voordat het schip in lichterlaaie wordt gezet en afgeduwd, leunt Odin over hem heen om iets in de oren van de dode zonnegod te fluisteren. Dit geheime bericht moet echter voor iedereen onbekend blijven tot Balder zal terugkeren, en hij en zijn donkere tweelingbroer Höder ‘samen op Ropts (Odins) heilige grond’ zullen bouwen.

Het is duidelijk dat de allegorie op veel manieren kan worden uitgelegd. De zonnegod sterft met elke zonsondergang, om de volgende ochtend opnieuw op te staan. Met elke winterzonnestilstand keert hij terug om een nieuw jaar van licht en leven te brengen; hetzelfde geldt voor iedere rondgang van de planeet, of de levensduur van elke zon. Het verhaal symboliseert ook het verstrijken van de gouden eeuw van onschuld die werd gevolgd door een meer bewuste en doelmatige evolutie van de mensheid, Loki, die het vuur van het denken voorstelt — de mens, onvolmaakt, slim, maar onontwikkeld die zich in de toekomst moet ontwikkelen tot een mens met een volmaakte geestelijke intelligentie.

Bali

(San­skriet) Bali

Daitya-koning die door toewijding en boetedoening heerser werd over de drie werelden (hemel, de bovenste luchtlaag, en patala). Vishṇu als de dwerg-avatara krijgt deze voor de goden terug door middel van zijn drie supermenselijke stappen of grote passen (BCW 13:158, 4:367).

Zie ook Vamana-Avatara

Balthazar

Ook Belshazzar

Heer van rijkdom, heer van gevangenen.

Een van de drie magiërs die zoals beschreven naar Judea reisden om eer te bewijzen aan het kindje Jezus. De oude Babylonische godheid Bel, Ba‘al of Baäl, was verbonden met de maan — hij was de heer van de hoge plaatsen. Aldus wijst een interpretatie van deze legende op drie typisch overheersende planeten tijdens de geboorte van Christus: Balthazar staat voor de maan, Kaspar voor Mercurius en Melchior voor Venus.

Beelden van Bamian

Vijf kolossale standbeelden die de lichaamslengte van de vroege mensenrassen laten zien.

Zij waren uitgehouwen uit de rotsen door ingewijden van het late vierde en het vijfde wortelras om voor het nageslacht een tastbare herinnering te bewarenAfbeelding uit Reise der russischen Gesandtschaft in Afghanistan und Buchara in den Jahren 1878-79, 1885. Met een moderne afbeelding als inzet. aan de lengte van die eer­ste men­sen en wa­ren in de buurt van Bamian (of Bami­yan), een klein dorp­je in Af­ghani­stan, te zien. Het groot­ste stand­beeld was 60 me­ter hoog en stel­de het eer­ste ethe­ri­sche wor­tel­ras van de mens­heid voor. Het vol­gen­de stand­beeld was 40 me­ter hoog en stel­de het zweet­ge­boren of twee­de wor­tel­ras voor. Het derde standbeeld had een hoogte van 20 meter en had het derde wortelras onsterfelijk moeten maken. Het vierde stelde het vierde wortelras of de Atlantiërs voor met een hoogte van 9 meter. Het vijfde standbeeld is slechts weinig groter dan de gemiddelde lange mens van tegenwoordig, en stelt ons tegenwoordige vijfde wortelras voor (vgl. SD 2:337-40).

*OV: Toen deze encyclopedie werd ontwikkeld waren de beelden nog in tact, in 2001 zijn zij door de taliban vernietigd.

Bandha

(San­skriet) Bandha [van de werkwoordstam bandh ketenen, vastbinden, aanlijnen]

Gevangen, geboeid, gesloten vertrekken. In de filosofie gebruikt voor het leven op aarde, wereldse gebondenheid of gehechtheid aan deze wereld en tegengesteld aan mukti of moksha (uiteindelijke emancipatie of bevrijding).

Bandhakarana

(San­skriet) Bandhakaraṇa [van bandha slavernij + karaṇa van de werkwoordstam kṛ maken, doen]

Vastbinden, boeien of tegenhouden. Het tot slaaf maken of er de oorzaak van zijn dat iemand zichzelf tot slaaf maakt. Subba Row (Aantekeningen op BG 71) neemt aan dat mula­pra­kriti de werkelijke of de belangrijkste bandhakarana is, aangezien dat de oorspronkelijke oorzaak is van alle karmische activiteit, maar dit verwijst alleen naar de meest abstracte en meest spirituele kant van de dingen, zoals in laatste instantie zelfs karma zelf teruggevolgd kan worden (en innerlijk) naar mula­pra­kriti als het terrein van alle mogelijke activiteiten.

Banyan

(Banian) Een indiase vijgenboom (Ficus bengalensis van de urticaceae).

Een schaduwboom die opvalt door het enorm grote gebied dat een enkele boom inneemt doordat de wortels worden ontwikkeld uit de takken die naar de grond afdalen en daar wortelschieten. Aangezien elke afdalende wortel na verloop van tijd een boomstam wordt met takkenFicus benghalensis — Lauret Thierry van zichzelf die op zijn beurt ook weer wortels naar de grond laat gaan, is de geleidelijke verspreiding van de boom theoretisch oneindig en de diameter kan daarom oplopen tot meer dan honderd meter. Hij werd de boom van de kooplieden genoemd omdat het in oude tijden gebruikelijk was om in de schaduw van deze bomen handel te drijven.

De banyan wordt in Hindi bar genoemd, in San­skriet vata (bedekking). In de theosofie wordt hij gebruikt om het hoogtepunt van het menselijke evolutionaire bereik van de aardketen tot uitdrukking te brengen, ...

‘de altijd levende menselijke Waringin’ of het ‘wonderlijke Wezen’. (SD 1:207)

De leden van de hiërarchie van Mededogen worden door dit wonderlijke Wezen gesymboliseerd door de ranken of tentakels die van grote hoogte afdalen naar de lagere gebieden van de aarde als zij verlangen net zo te worden als zij die spiritueel hoger staan.

Baphomet

[van Grieks baphe onderdompeling + metis wijsheid]

Gedoopt worden met wijsheid. Baphomet is een middeleeuws mystiek woord waarmee gewoonlijk de geit van Mendes wordt bedoeld. De tempeliers van Malta werden beschuldigd van het aanbidden van baphomet als een afgodsbeeld. Baphomet staat dus voor doop in wijsheid of inwijding, maar de wereld raakte in verval en baphomet werd verkeerd begrepen toen de sleutels van zijn ware betekenis verloren waren gegaan. Pan, de Griekse god van de natuur, werd vaak afgebeeld met de horens en hoeven van een geit, maar ...

Pan is verwant aan de geit van Mendes, echter alleen voor zover laatstgenoemde, als een amulet met een grote occulte kracht, het scheppende vermogen van de natuur voorstelt. (TG 246)

Barbelo

(Gnostisch) Speelt een grote rol in de Pistis Sophia.

Barbelo wordt in de Pistis Sophia ‘een onzichtbare god’ genoemd, maar hij is een van drie onzichtbare godheden. Uit een andere passage waarin Maria tegen Jezus praat, wordt duidelijk dat zij is gekomen uit de regio van Barbelo; wat C.W. King ertoe brengt op te merken dat de godheid ook ‘de goddelijke moeder van de Verlosser’ is (SD 2:570). Maar als we andere passages uit het geschrift vergelijken wordt het duidelijk dat het woord niet alleen in deze laatste betekenis is gebruikt.

Bard

[van Latijn bardus, van Gallisch en oud Brythonisch (een onderfamilie van de eiland-Keltische taal, Brits) waarschijnlijk bardos vgl. Welsh bardd]

De verhevene, ingewijde, leraar. Een van de drie heilige orden van het druïdisme — druïden, barden, ovaten. De barden hadden de plicht onder het volk de kennis of intuïtie levend te houden dat er een weg is die naar wijsheid en inwijding leidt. Ze deden dit vooral door verhalen te vertellen: het Mabinogion, dat volgens Sir John Rhys een verhaal was dat werd gebruikt door de barden. Deze verhalen werden op zo’n manier verteld dat hun symbolische betekenis duidelijk werd voor hen die hun intuïtie gebruikten, maar bleef verborgen voor de massa. Het vertellen van deze verhalen deden zij voornamelijk als poëzie, zodat in elk land, behalve in Wales, bard dezelfde betekenis heeft gekregen als dichter. Maar in Wales heeft het iets overgehouden van zijn oorspronkelijke betekenis: een bard is daar een lid van de Gorsedd en kan wel of niet een dichter zijn; een dichter is pas een bard als de Gorsedd hem tot hun gelederen heeft toegelaten. De mantel van een bard was blauw, die van de druïden wit, die van de ovaten groen.

Barddas

(Welsh) Een verzameling manuscripten die de leringen van de druïden illus­treren.

Deze won een prijs op de Llangollen National Eisteddfod in 1858. Het oorspronkelijke voorwoord zegt:

... er kunnen in deze verzameling een paar fragmenten worden aangetroffen die, wat duidelijk zal zijn voor iedere ingewijde bard, de overblijfselen van die sublieme kennis zijn ... om de authenticiteit en grote ouderdom van deze stukken aan te kunnen tonen, is het voldoende dat ze ook terug te vinden zijn ... bij de oude barden van Hindoestan.

Bardesanes

Griekse vorm van Bar Deisan of Bardaisan (154-223), een gnosticus uit Edessa in Mesopotamië uit de tijd van Marcus Aurelius.

Er is weinig bekend over zijn leven, zijn leringen moeten bij elkaar worden geraapt uit fragmenten die commentatoren hebben bewaard. Hij heeft iets gemeen met Valentinus maar als hij al ooit een discipel van de gnostici was, ging hij toch snel een eigen weg. Zijn leringen botsten vaak met die van de christelijke kerk en daarom dachten sommigen dat hij een christen was geweest. Hij haalde veel van zijn leringen uit India. Aan het hoofd van zijn kosmogonie staat de onbekende godheid, waarvan de schaduw de wortel van de stof vormt — oorspronkelijke chaos. Uit de Ene en de stof komt de Zoon voort, waarvan de vereniging met Sofia de elementen vormt. Dualiteit doordringt de gemanifesteerde werelden in een stelsel van zeven syzygies of paren van actieve en passieve beginselen. Hij houdt vast aan de vrije wil van de mens en maakt veel gebruik van astrologische sleutels die de mensheid verbinden met de zeven sferen van de planeten. Als het om geboorte, vernieuwing en de innerlijke betekenis van de doop gaat, onderwees hij dat het bestaan van het essentiële zelf nooit wordt onderbroken en alleen vele veranderingen van voertuig laat zien.

Stelsel van Bardesanes

Vaak gebruikt als verwijzing naar de codex van de Nazarenen maar het is de vraag of dat juist is, aangezien de link van het stelsel van de Nazarenen met dat van Bardesanes slechts oppervlakkige overeenkomsten vertoont en er geen sprake is van een persoonlijke relatie.

Bardo

(Tibetaans) [van bar tussen + do twee]

Tussen twee in. In het algemeen een kloof, interval of tussenliggende toestand, vooral de toestand tussen twee geboortes in. Het woord is in het westen bekend geworden door de Bar do thos sgrol (bar-do tho-dol), ‘Liberation through Hearing in the Bardo’ (Bevrijding door het horen in het Bardo), vertaald door W.Y. Evans-Wentz en uitgegeven als Het Ti­be­taanse dodenboek. Volgens het Bardo Thödol zijn er zes van zulke ‘intervallen’: het bardo van geboorte, het bardo van dromen, het bardo van samadhi (meditatie), het bardo van het moment kort voor het sterven, het bardo van dharmata (de wezenlijke of essentiële natuur van alles) en het bardo van worden. Het Bardo Thödol beschrijft de laatste drie van deze en wordt naast de overledene gereciteerd waarbij men aanneemt dat de overledene die ervaart, gewoonlijk gedurende een periode van 49 dagen. Men gelooft dat de lering die in de tekst is opgenomen de overledene kan bevrijden terwijl die de bardo-staat doormaakt, of dan toch in ieder geval de best mogelijke wedergeboorte kan bereiken.

Het bardo wordt in Tibet gebruikt als verwijzing naar de vele gebeurtenissen en ervaringen die de geëxcarneerde mens na de dood ondergaat en wordt gewoonlijk geacht vanaf de dood van het lichaam tot de volgende wedergeboorte of reïncarnatie te duren, hoewel de beschreven periode wel wat korter is dan deze in werkelijkheid is. Aangezien deze periode tussen twee incarnaties in ...

van enkele jaren tot een kalpa kan duren, (MB 115)

... heeft het bardo een ruimere betekenis dan gewoonlijk door de Ti­be­taanse bevolking wordt begrepen, die ook de tijd van de geëxcarneerde entiteit in kamaloka bestrijkt en de tussenliggende of incubatietijd waarin de entiteit zich voorbereidt op zijn geboorte in devachan, én de periode van on­uit­sprekelijke vrede en geluk (hoe illusoir die ook mag zijn vanuit het standpunt van de werkelijkheid) die de entiteit in de devachanische toestand zelf doorbrengt. Het omvat ook de latere tussenliggende periode — gewoonlijk zorgvuldig versluierd gehouden — die bestaat tussen het einde van devachan en de wedergeboorte van het reïncarnerende ego.

Baresma

Ook Baresman, Barsum en Barsam [van de werkwoordstam bares rechtop groeien]

Een (tover)staf van de Magiërs. Die volgens de Vendidad de opdracht hadden gekregen naar een boom te gaan zoeken ...

die mooi is, hoog groeit en machtig is tussen de hoge bomen, [en na een bezwering of aanroep één tak ervan af te snijden] twee keer zo lang als een ploegschaar, zo dik als een gerstekorrel. De gelovige hield het in zijn linkerhand en zou zijn ogen er niet vanaf halen terwijl hij een offer omhoog bracht naar Ahura-Mazda en de Amesha-Spenta’s.

Tot op de dag van vandaag gebruiken de parsis de baresman maar hebben de twijgen van de heilige boom vervangen door koperen draden.

Blavatsky laat doorschemeren dat de baresman van een boom wordt genomen die door Ahura-Mazda is geschapen, het is de boom van occulte en geestelijke kennis en wijsheid, waardoor het een symbolisch stokje van macht en wijsheid is, die in oude mythen vaak het eigendom is van grote leiders of leraren van stammen en hoge adepten.

De baresman duidt als symbool op een aftakking van de boom van kennis, die bekend staat als gaokarena in Pahlavi-literatuur, de zielhelende haoma (een aftreksel van deze boom) en zavr (zijn plengoffer).

Wij eren de machtige Vayu met de haoma gemengd met melk en met baresman met de spraak van Kherad (intellect) en het heilige woord, met woorden en daden, met zavr en de gesproken ware woorden. (Ram Yasht 5)

In Zad-Sparam wordt gezegd dat de boom harwisp tohmag (zaaddragende-boom-van-alles) was gevormd in de zee van Farakhkard (de grenzeloze zee) waarin alle planten opgroeien en dat de Simurg (Saena) erop nestelt. Wanneer de Simurg wegvliegt vallen alle droge zaden in het water die met de regen omlaag naar de aarde valt. Naast de Boom-die-alle-zaden-draagt is er ook de boom van de witte haoma (gaokarena) de vijand van de aftakeling, de verkwikker van de doden en schenker van het eeu­wi­ge leven.

Barhaspatyamana

(San­skriet) Bārhaspatyamāna [van bṛhaspati Jupiter + de werkwoordstam meten]

Tijdrekening op basis van het jaar van Jupiter. Een methode van tijdrekening [gebaseerd op de passage van Jupiter door een bepaald teken van de dierenriem] die is gebaseerd op 361 aardse dagen en 11 ghadia’s. Een van drie methoden om de tijd te berekenen die al werd gebruikt toen Gautama Boeddha nog leefde, vooral in Magadha, en door Pali-schrijvers in het algemeen. Deze methode wordt nog steeds in bepaalde delen van India gebruikt.

Barhishad

(San­skriet) Barhiṣad [van barhiṣ heilig kusa-gras, vuur + de werkwoordstam sad zitten]

Mystiek gezien de wezens die ‘in beslag worden genomen door huiselijke zaken,’ die slechts materiële of pragmatische zorgen hebben. Zij zijn de pitri’s (vaders, voorvaderen) die de astraal-fysieke vorm van de mens ontwikkelden. Deze maan-voorvaderen — zeven of tien klassen — brachten hun eigen astrale lichamen of chhaya’s (schaduwen) voort waarmee ze de eerste astraal-fysieke rassen voortbrachten. In die aldus ontwikkelde astraal-fysieke rassen konden de hogere klassen van pitri’s, de agnishvatta’s incarneren waarmee ze van de relatief intellectueel slapende mensheid, ware denkende mensen maakten.

Zo wordt duidelijk waarom de agnishvatta, die het grovere scheppende vuur missen en daardoor niet in staat zijn de stoffelijke mens te scheppen, omdat ze geen dubbel of astraal lichaam hebben om te projecteren – zij hebben immers geen enkele vorm – in exoterische allegorieën worden voorgesteld als yogi’s, kumara’s (kuise jongeren), die ‘rebellen’ werden, asura’s, strijdende en tegenstand biedende goden. Toch konden alleen zij de mens voltooien, dat wil zeggen hem tot een zelfbewust, bijna goddelijk wezen maken – een god op aarde. De barhishads misten, hoewel ze het scheppende vuur bezaten, het hogere MAHAT-mische element. Omdat ze op hetzelfde niveau stonden als de lagere beginselen — die aan de grove objectieve stof voorafgaan — konden ze slechts de uiterlijke mens voortbrengen, of beter gezegd het model van de stoffelijke mens, de astrale mens. (SD 2:78-9)

De barhishads ...

konden voor de menselijke monaden slechts hun eigen astrale zelf scheppen, of beter gezegd deze daarmee bekleden, maar zij konden de mens niet maken naar hun beeld en gelijkenis. ‘De mens moet niet zijn zoals een van ons’, zeggen de scheppende goden die zijn belast met het vormen van het lagere dier, maar hoger; ... Dat zij de gelijkenis van de mens uit hun eigen goddelijke essentie schiepen, betekent esoterisch dat zij het waren die het eerste Ras werden, en dus in zijn lot en verdere evolutie deelden. Zij wilden en konden de mens niet die heilige vonk geven, die brandt en zich ontplooit tot de bloem van de menselijke rede en van het zelfbewustzijn, want zij hadden die niet om te geven. (SD 2:94-5)

Basileus

(Grieks) Ook de archont Basileus, koning.

Toen de archon van Athene was vervangen door een raad van negen archons, werden de officiële functies verdeeld en had de tweede archon het gezag over religieuze regels, met inbegrip van die die te maken hadden met de Mysteriën van Eleusis. Zijn werkzaamheden zouden echter niet verward moeten worden met die van het hoofd van de priesters, die het ware gezag over de innerlijke riten had.

Basilides

Een beroemd Alexandrijns gnosticus van rond 120 n. Chr., waarschijnlijk geboren in Syrië.

Zijn leringen bevatten een stelsel van emanaties en hiërarchieën van machten. Hij was de stichter van de basilidiaanse gnostici en verklaarde dat het een ketterse sekte was. Basilides stelde dat hij zijn leringen had gebaseerd op een oorspronkelijk evangelie van Mattheüs en van Glaucus, een discipel van Petrus.

Bast | Bubastis

(Egyptisch) Bast, (Grieks) Boubastis [van bes hitte, vuur]

De godin van de zevende provincie van Beneden-Egypte. De hoofdstad hiervan was Per-Bast (Grieks Bubastis). Zij werd beschouwd als de vrouwelijke tegenhanger van Ra en Tem — vandaar dat zij het oog van Ra en van Tem werd genoemd en de Shetat (zij die verborgen is) — ze werd in Thebes gelijkgesteld aan Mut en Isis. De zoon die ze met Shu had was Khensu (Khonsu).

Bast wordt gezien als de personificatie van de kracht van de zon die zich manifesteert in de vorm van hitte, een positie die ze samen met de godin Sekhet inneemt. Maar ze is ook nauw verbonden met de maan, vooral vanwege haar connectie met de kat — Khensu is een maangodheid. Wanneer zij dus wordt afgebeeld als een leeuwin heeft ze de kenmerken van de zon, afgebeeld als een kat heeft zij de kenmerken van de maan. Dit tweevoudige aspect kent een analogie met de maan als lichtdrager.

Herodotus ziet de Griekse Artemis (of in het latijn Diana) als gelijk aan Bast.

Bath Qol

(Hebreeuws) Bath Qōl ook Bath Kol [van bath dochter + qōl stem]

Dochter van de stem. Gebruikt in de Kabbalah om de vrouwelijke kant van de logos aan te wijzen, de dochter van het oorspronkelijke licht, Shekinah, en is gelijk aan het Vach van de hindoes en het Chinese Kwan-yin. Het betekent ook de wijsheid die ingewijden opdoen — voorgesteld als een stem — deze wijsheid is de dochter van de kosmische alwijsheid.

Bath Kol, de filia Vocis, de dochter van de goddelijke stem van de Hebreeën, die antwoordde vanaf haar genadetroon achter de tempelvoorhang ... (SD 1:431n)

Batte-bazi

(Hindi) Baṭṭe-bāzi

Het gegoochel van een bedrieger. Tegengesteld aan de uitoefening van ware occulte vermogens.

Batu

(Egyptisch) Ook Batoo en Baiti

De eerste mens in de Egyptische legende van de Twee broeders. Waarschijnlijk de bron van het Griekse verhaal van Epimetheus en Prometheus. Net zoals Pandora met een cadeau naar Epimetheus was gestuurd, zo werd een mooi meisje, de schepping van de hemelse kunstenaar Khnum, naar Batu gezonden waardoor het geluk van Batu wordt vernietigd.

Baubo

De matrone Baubo. De verleidster die ...

vóór ze erin slaagt de ziel – Demeter – te verzoenen met haar nieuwe positie, zich genoodzaakt ziet de geslachtskenmerken van een kind aan te nemen. Baubo is de stof, het fysieke lichaam; en de verstandelijke, tot nu toe zuivere, astrale ziel kan alleen naar haar aardse gevangenis worden gelokt door haar de kinderlijke onschuld te laten zien. Vóór dat moment verkeerde Demeter, of de magna-mater,de ziel die gedoemd is haar lot te volgen, in verwarring, vertwijfeling en ellende; maar als ze eenmaal van de door Baubo bereide magische drank heeft gedronken, vergeet ze haar verdriet; voor een bepaalde tijd verlaat ze dat bewustzijn van een hoger verstand dat ze bezat vóór ze het lichaam van een kind binnenging. Daarna moet ze proberen zich weer daarmee te verenigen; en wanneer het kind de leeftijd bereikt dat het verstandig wordt, begint de strijd die in de kindertijd enkele jaren was vergeten, opnieuw. (IU 2:112)

Beëlzebub

(Hebreeuws) Ba‘al zĕbūb [van ba‘al heer + zĕbūb vlieg] ook Beëlzebul

Heer van de vliegen. De mythologische zoölogie van de Ouden laat hier een belangrijke innerlijke en mystieke betekenis zien: ‘vliegen’ wordt niet gebruikt in de betekenis van het insect, maar voor een bepaalde klasse van elementalen waarvan het ‘vliegen’ rond en door de aarde direct wordt bestuurd door de invloeden van de maan. Aldus is Beëlzebub in dit verband een maangodheid.

Ba‘al-zebul, een vorm ervan in het Oude en Nieuwe Testament, wordt vertaald als de heer van het Hoge huis of heer van de Verblijfplaats. Er wordt hier gewezen naar de maan als de verblijfplaats of ontvanger van deze elementale zielen op een bepaald moment in hun bestaan.

In de christelijke demonologie is Beëlzebub een van de gouverneurs van het helse rijk van Lucifer. In Milton’s Paradise Lost is hij de tweede na Satan. In Mattheüs 12:24 wordt Beëlzebub de prins van de duivels genoemd.

Beëlzebub was ook een god van de Filistijnen die door het volk werd aanbeden als de vernietiger van vliegen en ter ere van wie een tempel te Ekron was gebouwd.

Beenderen

De harde weefsels die de basis of het skelet van het fysieke lichaam vormen.

Zij vormen een organische matrix voor de anorganische minerale zouten, die door cycli gaan waarbij ze oplossen, van plaats veranderen, kristalliseren en zich opnieuw vormen. De moleculen van de mineralen lossen in hun matrix op en formeren zich opnieuw, wat plaatsvindt bij het nulpunt van de overgang tussen de levende minerale stof en dat van het levende dierlijke weefsel. Deze transformatie van het minerale atoom door kristallisatie is ...

dezelfde functie en staat in dezelfde relatie tot zijn (zogenaamde) anorganische upadhi (of basis) als de formatie van cellen tot hun organische kernen, door de plant, insect en dier heen tot aan de mens. (SD 2:255)

De beenderen leveren ook bloedcellen en mineralen aan de bloedstroom. In de embryonale herhaling van de wederbelichamingen van de eerste mensenrassen, verschijnt het proces van de vorming van beenderen na de latere stadia van zijn protoplasmische, geleivormige en kraakbeenachtige geraamte, analoog aan die vormen waar de ontluikende mensheid doorheen ging in de eerste twee en een halve wortelrassen. Met de neerslag van de beenderen in het foetale geraamte en zijn functionele relatie tot het bloed naast de ontwikkeling van de placenta en de organen in het mesoderm, zien de omstandigheden er opnieuw zo uit als tijdens de verstoffelijking van de geleivormige androgynen van het vroegde derde wortelras in de biseksuele mensheid, met zijn geregelde functies als die van de huidige zoogdieren.

De functies van de beenderen in het lichaam gaan werkelijk veel verder dan alleen maar een dragend geraamte te zijn. Er zijn vitale, psychomagnetische en zelfs elektromagnetische stromen die door de gehele structuur van de beenderen gaan en daarmee voor een constante uitwisseling zorgen, niet alleen door osmose maar ook door actie en reactie, tussen de beenderachtige structuur van het lichaam en de zachte compacte weefsels van spieren, zenuwen, aderen enz.

Begeerte

Een woord waarvan de vele betekenissen uiteenlopen van niet meer dan een dierlijk verlangen tot aan kosmisch kama of eros dat ‘als eerste in Het ontwaakte,’ toen geest zich mengde met de stof, wat heeft geleid tot de schepping of emanatie van diverse klassen van wezens.

Maar begeerte kan ook een verheven geestelijk verlangen of aspiratie zijn, het sterke verlangen omhoog met een nooit afnemende begeerte naar het goddelijke, of onpersoonlijke liefde of nogmaals, de drang om Eén te worden of een te worden met anderen. Veel betekenissen overlappen elkaar zoals wil, aantrekking, liefde en hebzucht. Het woord wordt algemeen gebruikt als een vertaling van het San­skrietwoord kama.

Filosofisch gezien is begeerte vaak een synoniem van de abstracte wil, zoals wanneer kama soms begeerte wordt genoemd en soms wil, zodat het lijkt of wil en begeerte in elkaar opgaan wanneer het over hogere betekenissen gaat. In het gezegde, ‘achter de wil staat de begeerte,’ is de wil een kleurloze kracht die in beweging wordt gezet door begeerte, ongeveer zoals een stroom die wordt opgewekt door een apparaat dat een elektrische kracht levert. Vanuit een ander standpunt gezien, ontstaat de wil — als een abstracte motor in de mens — op een hoger of geestelijk-intellectueel gebied vanuit het kama-beginsel zelf, want ...

Wil en begeerte zijn de hogere en lagere aspecten van een en hetzelfde ding. (BCW 12:702)

Zie ook Kama; Eros

Beginselen

Een begin, een basis, bron of essentie van waaruit dingen naar voren komen. Beginselen zijn fundamentele essenties waaruit en waarin alle dingen zijn en bestaan. In de theosofische literatuur worden ze vrijwel altijd in een reeks van zeven besproken. Deze kosmische beginselen die overeenkomen met de zeven gebieden van de kosmos, de zeven basissoorten van bewustzijnsubstanties waaruit het heelal is opgebouwd, zijn zichtbaar geworden in de mens, zodat we kunnen spreken van zeven menselijke beginselen, kopieën in het klein van de zeven beginselen van het heelal.

De zeven menselijke beginselen komen niet samen in een zogenaamde ‘alliantie’ van duidelijk verschillende entiteiten, nee, de mens is in essentie zelf een eenheid, een monade, die zijn mogelijkheden tot expressie brengt door een reeks voertuigen of bekleedselen. De zeven beginselen bestaan als aspecten van het menselijke bewustzijn. En of het nu om kosmische of menselijke beginselen gaat, ze worden verdeeld in een hogere triade en een lager viertal, dit zijn respectievelijk de getallen van de geestelijke en stoffelijke kant van de natuur. De hogere, geestelijke triade is atman, buddhi en manas (of, beter gezegd, atman, atma-buddhi en atma-buddhi-manas); het viertal was in eerste instantie gegeven als kama-rupa, prāṇa, liṅgaśarīra en sthūla-śarīra. In een latere opsomming was sthūla-śarīra weggelaten omdat het niet een beginsel op zichzelf zou zijn, maar het voertuig van de andere beginselen en het vierkant werd opgebouwd door het lagere aspect van manas eraan toe te voegen.

De zevenvoudigheid kan ook worden gezien als een hogere en lagere triade, bij elkaar gehouden door manas, dat zichzelf aan beide kan hechten en in onze huidige staat van evolutie heen en weer beweegt tussen die twee. Aangezien deze zeven basale beginselen alomtegenwoordig zijn, geven ze het leven aan lagere zevenvouden binnen de grotere zevenvouden, zodat ieder beginsel in zichzelf is onderverdeeld in zevenen, waarmee de fundamentele structuur van de natuur eindeloos wordt herhaald. Dit wordt duidelijker als we in gedachten houden dat het heelal in al zijn onderdelen is samengesteld uit monaden en dat iedere monade zichzelf als een zevenvoudigheid uitdrukt. Hoewel beginselen en elementen in essentie gelijk zijn is het handig om een onderscheid te maken waarbij het woord beginsel wordt gebruikt voor de kracht of het geestelijke aspect en element voor het voertuiglijke aspect. Het beginsel is het innerlijke aspect en het element is het uiterlijke aspect dat voortvloeit uit dat beginsel als zijn vitale voertuig of bekleedsel.

In feite zijn deze menselijke beginselen de oorspronkelijke essenties of elementen in de constitutie van iedere entiteit, macrokosmisch of microkosmisch, als deze elementen of essenties bij elkaar komen als een eenheid door de kracht die inherent is aan het essentiële zelf van zo’n entiteit. Aldus zijn er de beginselen van een kosmos of heelal, van een zon, een bol, een mens, een dier, plant, mineraal en van een elementaal. Alle religies en filosofieën hebben in alle tijden onderwezen, al is het op verschillende manieren, dat de mens of een wereld of welk ander wezen dan ook veel meer is dan een stoffelijk lichaam. De stoffelijke lichamen of voertuigen zijn slechts de uiterlijke schillen of dragers van innerlijke onzichtbare, etherische en geestelijke potenties of essenties. In een poging om de diverse delen waaruit ons lichaam is opgebouwd vast te stellen zijn er vele wegen en methoden door de verschillende scholen gevolgd om de menselijke constitutie onder te verdelen. Het theosofische stelsel maakt in het algemeen gebruik van een onderverdeling in zeven beginselen of uiteindelijke elementen of essenties; en alles in de kosmos is opgebouwd uit diezelfde fundamentele geestelijke essenties of substanties en volgens hetzelfde algemene patroon. Andere stelsels met andere indelingen bestaan ook, zoals het christelijke drievoudige stelsel van geest, ziel en lichaam. Maar de zevenvoudige classificatie is het oudste en is het algemene bezit van alle esoterische scholen ...

achtergelaten aan de wijzen van het vijfde wortelras door de grote Siddha’s [nirmāṇakāya’s] van het vierde. (SD 2:636)

Het volgende schema (SD 2:596) laat de analogie zien tussen de zeven menselijke aspecten en de kosmische aspecten:

In deze classificatie wordt atman als eerste van de men­se­lijke be­gin­selen ge­noemd om het idee over te bren­gen dat de andere zes be­gin­se­len eruit ema­ne­ren of uit­rol­len. Aldus straalt buddhi als eerste uit en twee delen van de rol worden uitgerold, om een christelijke metafoor te gebruiken; dan komt uit buddhi manas tevoorschijn (de andere vier beginselen zijn nog steeds ingerold) en de eerste drie delen van de rol zijn dan uitgerold; dan komt kama uit manas tevoorschijn — enzovoorts, totdat alle zeven beginselen zijn uitgerold.

De oude Perzen kenden ook een zevenvoudige verdeling van de beginselen van de mens (Theos 4:21):

Nederlands

Avestisch

San­skriet


1.

Stoffelijk lichaam

tanwas (beenderen)

sthūla-śarīra


2.

Modellichaam

keherpas (luchtvorm), Perzisch kaleb

liṅga-śarīra


3.

Levenskracht

ushtanas (vitale warmte)

prana


4.

Verlangen/
begeerte

tevishis (bewuste wil)

kama-manas


5.

Verstand (men­se­lijke ziel)

baodhas (waarneming door zintuigen)

manas


6.

Spirituele ziel

urvanem (ziel), Perzisch rawan

buddhi


7.

Universele geest

fravashi of farohar (geest)

atman

In het oude Chinese stelsel van de I Ching wordt ook een zevenvoudige classificatie gegeven en Gerald Massey verklaarde dat de Egyptische tekst vaak ‘zeven zielen van de farao’ vermeldt die hij als volgt weergeeft (met een verbetering van Blavatsky in De geheime leer 2:632):

Nederlands

Chinees

Egyptisch


1.

Stoffelijk lichaam

Kwei

Kha ziel of bloed


2.

Modellichaam

Kwei shan vitale ziel

Khaba de schaduw bedekkende ziel


3.

Levenskracht

Shan levensbeginsel

Ba ziel van de adem


4.

Verlangen/
begeerte

Zhing of Zing essentie van de wil

Akhu intelligentie waarnemende ziel


5.

Verstand Menselijke ziel

Pho

Seb voorouderlijke ziel


6.

Spirituele ziel

Khi

Putah eerste intellectuele vader, intellectuele ziel


7.

Universele geest

Hwun zuivere geest

Atmu goddelijke of eeu­wi­ge ziel

Lao-tze noemt in zijn Tao-Te-King vijf beginselen waarin we als vanzelfsprekend de zuivere geest en lichaam aantreffen (Sleutel 94). Als de classificatie van de egyptoloog Franz Lambert naast de kabbalistische classificatie en de onderverdeling in hiërogliefen wordt gezet, krijgen we het volgende overzicht:

San­skriet

Kabbālāh

Hiërogliefen


1.

Sthūla-śarīra

Guph

Chat: het elementaire lichaam


2.

Liṅga-śarīra

Nephesh

Ka: astrale lichaam, evestrum, sterrenmens


3.

Prana

Khoah hag-Guph

Ankh: Levenskracht, Archaeus, Mumia


4.

Kama

Ruah

Ab Hati: Hart, gevoel, dierlijke ziel


5.

Manas

Neshamah

Bai: Intellectuele ziel, begrip


6.

Buddhi

Hayyah

Cheybi: Geestelijke ziel


7.

Atman

Yehidah

Chu: Goddelijke geest

De classificatie die gewoonlijk in de Kabbālāh wordt aangetroffen kent een viervoudige onderverdeling: 1) neshamah, het meest geestelijke beginsel, de adem van het zijn; 2) ruah, de geestelijke ziel; 3) nephesh, de vitale ziel en 4) guph, het stoffelijk lichaam.

Er wordt gezegd dat de gnostici een zevenvoudige classificatie doorgaven, die terug is te vinden in de Pistis Sophia. ‘De innerlijke mens bestaat eveneens uit vier samenstellende delen, maar deze worden verschaft door de opstandige aeonen van de sferen, die de kracht zijn — een deel van het goddelijke licht (‘divinae particula aurae’) dat nog in hen is overgebleven; de ziel (het vijfde) ‘gevormd uit de tranen van hun ogen en het zweet van hun kwellingen; ... de nabootsing van de geest (die schijnt overeen te komen met ons geweten), (het zesde); en als laatste het [Grieks moira], het lot (de karmische ego), dat tot taak heeft de mens naar het voor hem bestemde einde te brengen ... ’ — het Zevende!’. (SD 2:604-5)

De Pymander van Hermes verklaart dat het zelf is gehuld in

1) het heerlijke kleed van bewuste zelfheid;

2) het kleed van het weten of de ratio;

3) het kleed van inbeelding, fantasie, enz., genoemd als de ziel;

4) het kleed van het leven of de adem en

5) het fysieke lichaam.

De classificatie van de Vedānta kent een zesvoudige onderverdeling, terwijl de andere stelsels die worden gebruikt door de brahmanen, vooral de Taraka-Raja-yogi’s, viervoudig is:

Theosofisch

Vedānta

taraka rajayoga


1.

Sthūla-śarīra

Annamaya-kosa

 Sthulopadhi


2.

Liṅga-śarīra

Pranamaya-kosa

   " "


3.

Prana


4.

Kama


5.

Manas


 a) wilsuitingen, gevoelens

Manomaya-kosa

 Sukshmopadhi


 b) vijnana

Vijnanamaya-kosa

   " "


6.

Buddhi

Anandamaya-kosa

 Karanopadhi


7.

Atman

Atman

 Atman

 De oude Griekse schrijvers hadden hun eigen woorden voor de aspecten van het heelal of van de mens, naast de bekende nous en psyche:

Theosofisch

Grieks

Romeins


1.

Sthūla-śarīra

Soma

Corpus


2.

Liṅga-śarīra

Phantasma of Phasma

Simulacrum of Imago


3.

Prana

Bios

Anima


4.

Kama-manas

Thymos

Animus


5.

Hoger-manas

Phren


6.

Buddhi-manas

Nous

Mens


7.

Atman

Pneuma

Spiritus

De oude Romeinen ontdekten in de menselijke constitutie bijna net zoveel verschillende geestelijke, psychologische en astrale elementen als de oude hindoes. Ook daar was er in de mens de genius (in vrouwen juno genaamd) die nauw overeenkomt met het manasaputrische element of het hogere manas en wanneer een man sterft zoekt de genius zijn eigen sfeer. De andere delen van de menselijke constitutie behoorden tot de manes en de lares, welke twee waarschijnlijk overeenkomen met de lagere en de hogere menselijke ego. Bovendien verschenen er na de dood van de mens de lemuren, die overeenkomen met het kama-rupa, de schaduw of het spookKlik hier voor grote weergave en de larvae, die hetzelfde zouden zijn geweest als de lemuren maar met nog minder echt menselijke elementen erin, zodat de lemuren kunnen worden beschouwd als het kama-rupa in zijn eerste stadium en als larvae als die al ver uit elkaar zijn gevallen. Uiteraard zal het fysieke lichaam uiteindelijk helemaal uit elkaar zijn gevallen en zijn de elementen aan de aarde teruggegeven, waar ze ook van werden geleend.

Een andere theosofische onderverdeling die wel wordt gebruikt, is de menselijke constitutie te zien als zijnde samengesteld of opgebouwd uit monaden. Het overzicht hiernaast of hierboven toont de monaden en hun relatie tot de beginselen.

Zie ook Viervoudige indeling

Behemoth

(Hebreeuws) Bĕhēmōth, enkelvoud bĕhēmāh [van bāham stom zijn, zonder spraak]

Een stom beest, dat wil zeggen een niet-sprekend levend wezen, genoemd in Job 40:15-23. Wetenschappers zijn van mening dat hiermee het nijlpaard of de Leviathan wordt bedoeld, maar ...

Behemoth is in de rooms-katholieke theologie het beginsel van de duisternis, of satan, en toch zegt Job over hem dat ‘Behemoth het belangrijkste (beginsel) van de wegen van God is’. (SD 2:486)

Als er over een entiteit wordt gesproken, hoe dichterlijk ook, die het belangrijkste van de goddelijke weg is, kunnen we ons toch nauwelijks voorstellen dat er een fysieke viervoeter mee is bedoeld?