© Theosophical University Press 2017
Theosofische Encyclopedische Woordenlijst

De Boom

Een boom kan worden gezien als een variant van het kruis of de tau maar dan in combinatie met een eromheen draaiende slang.

De twee symboliseren samen de wereldboom en de som van alle geestelijke, intellectuele, psychische en psychologische krachten die de wereldboom omcirkelen en die erin en erdoorheen werken — deze krachten worden in het Oosten vaak onder een noemer gebracht: kundalini. In een iets minder belangrijke betekenis symboliseren de twee samen de levensgolven, of elke individuele levensgolf, die van hogere naar lagere gebieden gaat, en omgekeerd, als de geest die door de stof gaat en als fohat die in de kosmos actief is. Aldus is de boom een symbool van het heelal en dus ook van de mens, waarin de monadische straal een activiteit op gang brengt op de verschillende hogere en lagere gebieden, terwijl het fysiologische symbool betekenis geeft aan de analogieën met het menselijke lichaam met zijn vele organen en weefsels waardoorheen de pranische stromen gaan. De boom stelt door zijn vorm de evolutie voor, want die begint met een wortel en spreidt zich uit in takken en twijgjes. Alleen als we het symbool op de kosmos toepassen moeten we de boom omgekeerd zien, met de wortels omhoog en de stam en takken naar beneden. Zo wordt de asvattha-boom van India voorgesteld, of de bodhi-boom, de Noorse Yggdrasil, de ababel-boom in de Koran, de sefiroth-boom die gelijk is aan ’Adam Kadmon.

In de Hof van Eden wordt gezegd dat er twee bomen waren, de Boom van Leven en de Boom van Kennis van Goed en Kwaad, wat aangeeft dat er twee soorten kennis zijn. In het gnosticisme wordt gezegd dat Ennoia (goddelijke gedachte) en Ophis (de slang) als een eenheid de Logos vormen, en gescheiden zijn zij de Boom van Leven en de Boom van Kennis, de eerste geestelijk de laatste manasisch. Adam eet de vrucht van de Boom van Kennis wat in een belangrijke allegorie betekent dat de mensheid na de scheiding van de geslachten begiftigd werd met manas, of dat toen de mensheid begon het tweevoudige manas te ontvangen, de stralen die zich toen scheidden in de tegengestelde geslachten; en tenzij hij zou eten van de Boom van Leven zou hij onsterfelijk worden, in die toen onvolmaakte staat van evolutie zou hij uit Eden worden verbannen. Er is gezegd dat buddhi wordt getransformeerd in de boom waarvan de vruchten emancipatie zijn, die uiteindelijk de wortels van de asvattha vernietigen, wat hier een symbool is van het mayavische of illusoire leven. Deze laatstgenoemde boom is ook het embleem van de geheime en heilige wetenschap die wordt bewaakt door draken of slangen; het kan ook verwijzen naar een heilig geschrift. Draken bewaakten de boom met de gouden appels van de Hesperiden; de bomen van Meru werden bewaakt door een slang; Juno geeft Jupiter wanneer ze met hem trouwt een boom met gouden vruchten, zoals Eva die aan Adam gaf. Blavatsky zegt van Eva:

Zij was de eerste die de mens leidde naar de Boom van Kennis en aan hem het Goede en het Kwade bekend maakte; en als zij in vrede was gelaten om dat te doen wat ze wenste te doen, zou ze hem hebben geleid naar de Boom van Leven en zou hem aldus onsterfelijk hebben gemaakt. (La Revue Theosophique 2:10)

Zowel adepten als zwarte magiërs werden bomen genoemd.

Zie ook Asvattha, Yggdrasil

Boot van de zon

(Egyptisch) Ook Seker-boot, Hennu [Ḥennu]

Een populaire Egyptische afbeelding is die van de boot waarin de god Seker zit. In het midden is een grote kist geplaatst waarin het dode lichaam van de zonnegod Af of Osiris zou moeten liggen. Vaak is een havik, een symbool van de zon, te zien die met zijnFoto: Deviant Art uitgespreide vleugels erboven hangt. De boot zou worden bestuurd door de overledene, wat zowel wijst op de geestelijke kracht van hen die zijn overgegaan naar de andere gebieden, als op het idee van cyclussen, waarin het verleden of de dood het nu maakt, die op hun beurt zowel de ouder en het zelf van de toekomst zijn.

Op de dag van de viering van Seker wordt de kist bij zonsopgang door de Hoge priester van Memphis opgetild en in een cirkelvormige processie rond de tempel van de godheid gedragen. Dit stelde het gewone draaien of de rondgaande beweging van alle hemellichamen voor of het nu om de zon of de planeten ging.

Bopadeva

(San­skriet) Bopadeva Ook Vopadeva

Schrijver van diverse San­skrietwerken en volgens sommigen de schrijver of samensteller van het Bhagavata-Purāṇa.

Boreas

(Grieks) In de Griekse mythologie is boreas de noordenwind en is verbonden met het Hyperborese continent van het eerste wortelras.

Borj

(Perzisch) Ook Borz, (Avestisch) Bereznaiti [van de werkwoordstam baresa rechtop groeien]

De mystieke berg die ongeveer dezelfde betekenis heeft in de Perzische theologie en mythologie als de berg Meru van de oude Indiase literatuur. In latere mystieke Perzische boeken neemt de berg Ghaph (Kaf) de plaats in van Borj of Alborz en wordt dan de verblijfplaats van de Simurg, de legendarische vogel van oude kennis en scheppende levenskracht.

Zie ook Bergen, wereldse of heilige

Both-al

(Iers) De sprekende of magische stenen van het oude Ierland. Dezelfde als de Griekse betylen.

Boustrophedon

(Grieks) ‘Het keren van de os.’

Een schrijfmethode die op sommige oude inscripties wordt aangetroffen, zoals die van de Wetten van Solon, die van links naar rechts gaan en op de volgende regel terug van rechts naar links en vice versa, zoals een landbouwer ploegt.

Bovenastraal

De Pymander van Hermes spreekt van een zee van vuur die boven-astraal is, het noumenale licht, mula­pra­kriti van ongedifferentieerde stof, de eerste straling van de wortel waarna het astrale stof wordt (SD 1:75).

Er zijn geen duidelijk afgebakende absolute scheidingen tussen de gebieden van het heelal, omdat zij — terwijl zij verschillend van elkaar zijn — zich allemaal aan hun grenzen onmerkbaar vermengen op de aangrenzende of overlappende gebieden. Dus de lagere delen van het boven-astrale vermengen zich onmerkbaar met de hogere delen van het astrale. Astraal in een algemene zin is gelijk aan het kosmische astrale licht dat zelf is opgebouwd uit talrijke lagere gebieden die zich uitstrekken van het geestelijke door het etherische naar de laagste ondergebieden, waar zij overgaan in de stoffelijke gebieden en die ook worden. Dus de kosmische zee van vuur waarover door de oude mystici en filosofen werd gesproken is een andere manier om te spreken van zuivere geest en het goddelijke of de supergeest. Naar de geest en de supergeest toe stroomt in emanerende graden, wat weer een ander vorm van ontvouwen is, datgene dat het astrale licht wordt.

Bovennatuurlijk

Ook het bovennatuurlijke, voorbij of boven de natuur.

Maar omdat de natuur in essentie ruimte is, het Grenzeloze, zowel binnen als buiten, is bovennatuurlijk feitelijk een onzinnige term. ‘Bovennormaal’ of ‘alles behalve normaal’ zou dan beter passen als we spreken over fenomenen die buiten het gewone gebied van ervaringen liggen en niet verklaarbaar zijn door wat wij onder de wetten van de natuur verstaan.

In de theologie betekent het bovennatuurlijke een scheiding tussen goddelijke en spirituele wezens of menselijke heiligen aan de ene kant en de natuur aan de andere, omdat die ervan uitgaat dat eerdergenoemde entiteiten zich met de werkingen van de natuur kunnen bemoeien — een absurd idee vanuit een theosofisch standpunt. De fysieke [zichtbare] natuur die ons omgeeft is in feite het allerkleinste deeltje van de universele natuur aangezien het de onzichtbare innerlijke heelallen zijn en de sferen van zijn waar de oorzakelijke gebieden liggen. Ons zichtbare fysieke heelal is niet meer dan een bekleedsel of gevolg van de onzichtbare hogere delen van de universele natuur.

Bovenspiritueel

Die rijken en sferen van het kosmische zijn en leven, die zelfs voor de geest oorzakelijke noumena zijn.

Vandaar dat we kunnen spreken van het boven-spirituele als het goddelijke waaruit het geestelijke tevoorschijn stroomt tijdens de loop van de kosmische evolutie. De sferen van handeling als de gecombineerde krachten van evolutie en karma zijn de boven-spirituele of noumenale, de spirituele, de psychologische, de astro-etherische, de sub-astrale, de vitale en het zuiver stoffelijke. De mensen waren in de eerste ronde en in het eerste wortelras op bol D zeer hoog-etherische wezens, onintelligent voor ons begrip, maar spiritueel en de nakomelingen van de boven-spirituele monadische essenties. Hetzelfde is van toepassing, maar minder krachtig op het eerste wortelras van de vierde ronde.

Boze geesten

Een vage uitdrukking die vaak is gebruikt als een theologische misinterpretatie van de gevallen engelen.

Boze geesten maken ook deel uit van het theologische idee van de kosmische geesten die de lagere werelden moesten maken of van de machten van de stoffelijke kant van de natuur. Opnieuw hebben we het over een grote klasse van onstoffelijke wezens, zoals elementalen, natuurgeestjes, spoken of astrale entiteiten die worden opgewekt door de gedachten van de mens, die in het christendom in het algemeen onder één noemer vallen: de duivel.

Zie ook Duivel

Bragi

(IJslands) Ook Brage [van bragr prima, goed]

Een van de twaalf Aesir, de goden van de Noorse Edda’s. Hij stelt dichterlijke inspiratie van de hoogste klasse voor en wordt dan ook de goddelijke zanger genoemd. Er werd gezegd dat hij op het schip van de dwergen lag te slapen (de rijken van de elementen — aarde, water, lucht, vuur en aether) en dat toen het schip de drempel van de dood overstak hij wakker werd en de werelden tot leven zong. Het geluid van zijn met vreugde gevulde lied en zijn gouden harp trilt door de negen werelden en maakt daar de muziek van alle sferen wakker.

Bragi is gelijk aan de intuïtie en wanneer die is verenigd met het verstand (Loki) is die het middel voor de bevrijding van de mens. Zijn partner, de godin Idun, geeft de goden dagelijks van de appels van onsterfelijkheid.

Brahma

(San­skriet) Brahmā [van de werkwoordstam bṛh uitbreiden, groeien, bevruchten]

De eerste god van de hindoe trimurti of triade. De trimurti bestaat uit Brahmā, de tevoorschijn brenger, ontwikkelaar en schepper; Vishṇu, de onderhouder of conservator en Śiva, de vernieuwer of vernietiger. Brahmā is de tot leven brengende uitbreidende [of groeiende] natuurkracht in zijn eeuwig periodiek verschijnende manvantara’s. Hij stelt de geestelijke evolutie of ontwikkeling van het energiebewustzijn van het zonnestelsel voor dat ook wel het ei van Brahmā (brahmanda) wordt genoemd. Brahmā wordt de schepper van de logos genoemd, maar in de theosofische filosofie is de schepper simpelweg een abstracte term of idee, zoals dat van een leger of menigte. Met de woorden van Burnouf:

‘Nadat hij zich uit de ziel van de wereld had ontwikkeld en is gescheiden van de eerste oorzaak, lost hij op in de natuur en laat deze uit hemzelf tevoorschijn komen. Hij staat niet boven de natuur, maar is ermee vermengd; Brahmā en het Heelal vormen één wezen, waarvan elk deeltje in essentie Brahmā zelf is, die uit hemzelf voortkwam.’ (SD 1:380n)

 ‘Geschapen wezens’ — verklaart het Vishṇu Purāna – ‘hoewel zij (in hun individuele vormen) in de perioden van ontbinding worden vernietigd, worden toch beïnvloed door de goede en slechte daden uit een vroeger bestaan, en worden nooit van de gevolgen daarvan vrijgesteld. En wanneer Brahmā de wereld opnieuw voortbrengt, zijn ze de nakomelingen van zijn wil ... ’. (SD 1:456n)

Brahman is zowel mannelijk als onzijdig en heeft daarom twee betekenissen. In het mannelijke (Brahma) is het de evoluerende energie van het kosmische ei, dat anders is dan het onzijdige (Brahman). Brahmā is het voertuig of de bevatter of drager van Brahman. Het Vishṇu-Purāṇa zegt dat Brahmā in zijn geheel in essentie het aspect van prakriti heeft, zowel geëvolueerd als ongeëvolueerd (mula­pra­kriti) maar ook de aspecten van geest en van tijd.

Brahma als ‘de kiem van de onbekende duisternis’ is het materiaal waaruit alles evolueert en zich ontwikkelt’, als het web uit de spin, als schuim uit het water’, enz. Dit is alleen aanschouwelijk en waar als de term Brahmā, de ‘schepper’, wordt afgeleid van de wortel brih, toenemen of uitzetten. Brahmā ‘zet uit’ en wordt het Heelal, dat uit zijn eigen substantie wordt geweven’. (SD 1:83)

 En ... ‘Evenals in alle ware filosofische stelsels, wordt hier zelfs het ‘Ei’, of de cirkel (of de nul), grenzeloze oneindigheid, aangeduid met HET; en Brahmā, slechts de eerste eenheid, wordt de mannelijke God genoemd, dat wil zeggen het bevruchtende beginsel. Het is of 10 (tien), de decade. Alleen op het gebied van het zevenvoudige of onze wereld wordt het Brahmā genoemd. Op dat van de verenigde decade in het rijk van de werkelijkheid is deze mannelijke Brahmā een illusie’. (SD 1:333)

Volgens het Aitareya-Brahmana, manifesteert Brahmā zichzelf eerst als Prajapati (heer van alle wezens) als twaalf lichamen of eigenschappen, die door twaalf goden worden voorgesteld die het volgende symboliseren: 1) vuur; 2) de zon; 3) soma, schenkt alwetendheid; 4) alle levende wezens; 5) vayu, of ether; 6) dood, of de vernietigende adem — Śiva; 7) aarde; 8) hemel; 9) Agni, het onstoffelijke vuur; 10) Aditya, de onstoffelijke en onzichtbare zon; 11) verstand en als laatste 12) de grote oneindige cyclus, ‘die niet kan worden tegengehouden.’ Brahmā is daarom in een van zijn fasen het zichtbare heelal en elk atoom is daarvan in essentie hemzelf.

Brahmā ...

symboliseert hier persoonlijk de gezamenlijke scheppers van de wereld en van de mensen — het heelal met al zijn talloze voortbrengselen van beweeglijke en (schijnbaar) onbeweeglijke dingen. Hij is collectief de prajapati’s, de Heren van het Zijn; en de vier lichamen typeren de vier klassen van scheppende machten of Dhyan-Chohans ...(SD 2:60)

... deze vier lichamen zijn ratri (nacht) wat doet denken aan de schepping van de asura’s; ahan (dag) dat verwant is aan goden; sandhya (avondschemering) verbonden met de pitri’s en jyotsna (ochtendschemering of licht) wat weer in verband wordt gebracht met de schepping van mensen.

In het begin was Brahmā purusha (geest) maar ook prakriti (stof). Het is veel later dat hij zichzelf scheidde in twee helften — Brahma-Vach (vrouwelijk) en Brahma-Viraj (mannelijk). Het woord Brahmā kan niet in de Veda’s worden aangetroffen. Blavatsky ziet in Adam-Kadmon, Brahmā en Mars de symbolen voor de primitieve of eerste voortbrengende krachten die lijken op water en aarde. Bovendien hebben alle drie iets met de kleur rood (vgl. SD 2:43, 124-5).

Zie ook Brahma, dag van

Brahmā Pralaya & Manvantara

(San­skriet) Brahmā-pralaya, -manvantara

De dood (of het leven) van Brahmā dat plaatsvindt aan het einde van het leven of de eeuw van Brahmā, een tijdperk van 311.040.000.000.000 jaar, dat ook wel een maha­pra­laya of prakritika pralaya wordt genoemd. Binnen dit kader kan het van belang zijn te weten of Brahmā in de context verwijst naar het zonnestelsel of naar een kleinere periode, zoals het leven van een planeetketen.

Brahma-Prajapati

(San­skriet) Brahmā-prajāpati [brahmā als prajāpati]

Voorvader of heer van wezens, de synthese van alle kosmische prajapati’s of scheppende krachten, die het zichtbare heelal vullen, maken en in een opzicht zijn. Ieder atoom ervan is in essentie Brahman.

Brahma-Prakriti

(San­skriet) Brahmā-prakṛti [brahmā als prakṛti]

De stoffelijke of de voertuiglijke kant van de aard van Brahmā in tegenstelling tot Brahma-purusha, zijn geestelijke kant.

Brahma-Purusha

(San­skriet) Brahmā-puruṣa [brahmā als puruṣa]

Het geestelijke aspect van de aard van Brahmā in tegenstelling tot Brahma-prakriti, het stoffelijke aspect.

Brahma-Rudra

(San­skriet) Brahmā-Rudra

Een titel van Śiva als de verschrikkelijke vernietiger van het kwaad in menselijke hartstochten en van het kwaad in materiële zin.

Zie ook Rudra

Brahma-Samaj

Ook Brāhmo-Samaj. Een religieuze en theïstische beweging in India die ontstond met Raja Ram Mohan Roy, die kort na 1800 in Calcutta begon met onderwijzen en schrijven.

Het was een geïnstitutionaliseerde en hervormende beweging die actief was tegen verafgoding, de teloorgang van het orthodoxe brahmanisme, de verderfelijkheden en corrupties van het populaire hindoeïsme en ook tegen christelijke missionarissen. Babu Keshub Chunder Sen werd de leider in 1858. Deze beweging was niet zo populair als de Arya-Samaj, maar viel op door zijn inzet voor het bevorderen van de literaire cultuur en sociale hervormingen. Het kende zo’n 4.000 leden waarvan de meesten zich in Calcutta en omgeving bevonden.

Terwijl de leden van de Brāhmo Samaj kunnen worden beschouwd als de ‘lutherse protestanten’ van het orthodoxe brahmanisme, kunnen de discipelen van Swami Dayanand [de Arya-Samaj] worden vergeleken met die geleerde mystici, gnostici, die de sleutel bezaten van die oude geschriften die later werden omgewerkt tot christelijke evangeliën en de diverse boeken van de kerkvaders. (BCW 1:382)

Brahma-Savarna

(San­skriet) Brahmasāvarṇa

Een van de 14 Manu’s van onze planeetketen, de zaad-Manu van de vijfde ronde (SD 2:309).

Brahma-Vach

(San­skriet) Brahmā-Vāc [brahmā als vāc]

Het vrouwelijke aspect van Brahmā. In een andere betekenis zijn het twee aspecten van het gemanifesteerde Brahmā die als eenheid en gezamenlijk werkzaam zijn, de energieke en voertuiglijke, die continu in elkaar opgaan en samenwerken. Vach kan daarom worden beschouwd als de vrouwelijke kant van de kosmische logos.

Zie ook Brahma-viraj

Brahma-Vach-Viraj

(San­skriet) Brahmā-Vāc-Virāj

Brahmā met zowel vrouwelijke als mannelijke aspecten. De gemanifesteerde logos of de hermafrodiete scheppende godheid.

Zie ook Brahma-viraj (sd 2:125-7; bcw 10:351)

Brahma-Vaivarta Purāṇa

(San­skriet) Brahma-Vaivarta Purāṇa

De metamorfose van Brahmā. Een van de 18 belangrijkste Purāṇa’s die Brahmā beschrijft als de avatara Kṛishṇa en die gebeden en aanroepen gericht aan Kṛishṇa bevat, met verhalen over zijn liefde voor Radha, de gopi’s, enz.

Brahma-Viraj

(San­skriet) Brahmā-virāj [brahmā als virāj]

Het kracht-aspect van Brahmā. Toen Brahmā zichzelf scheidde in mannelijke en vrouwelijke helften ontwikkelden deze, oorspronkelijk androgyne of semi-androgyne kosmische krachten, Vach en Viraj. Maar ... nu Vach, hoewel vrouwelijk van geslacht als zelfstandig naamwoord in werkelijkheid het logoïsche aspect van Brahmā voorstelt is Viraj, hoewel mannelijk van geslacht, als zelfstandig naamwoord de voortdurend actieve en energieke kracht van de gemanifesteerde natuur waarin en waardoor de nooit ophoudende activiteit van de logoïsche Vach trilt.

Dag, Nacht, Jaar, Eeuw of een Leven van Brahma

Een Dag van Brahmā is een kosmisch manvantara of uitademing van Brahmā, een periode waarin werelden zich ontwikkelen en door hun aangewezen tijdperken van manvantarisch bestaan gaan. Elke Dag van Brahmā bestaat uit 1.000 reeksen van vier yuga’s oftewel 1.000 mahayuga’s (grote tijdperken). In het klein is het ook een mahamanvantara of kalpa van een planeetketen, bestaande uit zeven ronden, een periode van 4.320.000.000 aardse jaren. Een Nacht van Brahmā, een kosmisch pralaya, de inademing van Brahmā of planetair paranirvāṇa, is van gelijke lengte.

Zeven dagen van Brahmā of zeven planetaire cycli vormen samen een zonne-kalpa. Een jaar van Brahmā bestaat uit 360 Goddelijke dagen en nachten, waarvan iedere dag ervan de duur van de belichaming van een planeetketen betekent, met Nachten van gelijke lengte.

Het Leven van Brahmā of van het zonnestelsel, bestaat uit 100 goddelijke jaren (311.040.000.000.000 aardse jaren). Het huidige leven van Brahmā is ongeveer voor de helft voorbij — een periode van rond 155.520.000.000.000 van onze jaren zijn voorbijgegaan sinds ons zonnestelsel begon aan zijn mahamanvantara. Er blijven daarom nog vijftig Jaren van Brahmā te gaan voordat het stelsel wegzinkt in zijn kosmische pralaya. Aangezien slechts de helft van deze grootse evolutionaire periode is volbracht, zijn we op de bodem van deze kosmische cyclus geraakt, dat wil zeggen op het allerlaagste gebied.

Het leven of een eeuw van Brahma, de levensduur van ons gehele zonnestelsel: 311.040.000.000.000 aardse jaren

Zie ook Vier

Brahmacharin

(San­skriet) Brahmacārin [van brahman kosmische geest, goddelijk-geestelijke wijsheid + cārin iemand die in praktijk brengt of uitvoert]

Iemand die is toegewijd aan een leven van religieuze studie of iemand die is toegewijd aan een religie en er een heilige studie van maakt. Zoals de jonge brahmaan van oude tijden die zich in het eerste deel van zijn leven aan wijdde. Iemand wordt ook zo genoemd als hij vergaande zelfbeheersing, onthouding en kuisheid enz. in praktijk brengt.

Brahmacharya

(San­skriet) Brahmacarya [van brahman kosmische geest, goddelijke wijsheid + carya gedrag, in praktijk brengen van de werkwoordstam car uitvoeren, ondergaan]

Iemand die zijn leven doorbrengt met filosofische en religieuze oefeningen. Gewoonlijk slaat dat op het eerste stadium van het leven van een brahmaan in oude tijden, de status van een ongehuwde religieuze bestudeerder van de Veda’s.

Brahmadanda

(San­skriet) Brahmadaṇḍa — Wervelkolom of sushumna.

De stok of roede van Brahmā, ... gesymboliseerd door een bamboestok die asceten bij zich hebben, de staf met zeven knopen van de yogi. De zeven knopen zijn de zeven nadi’s die langs de ruggengraat liggen. (BCW 12:616, 701)

Brahmadeva’s

(San­skriet) Brahmadeva’s [van brahman kosmische geest + deva god, geestelijk wezen]

Geestelijke wezens die optreden als beschermers van de mensheid, entiteiten die rechtstreeks emaneren uit Brahman als geestelijk/intellectuele energieën.

Zie ook Dhyani-Chohans

Brahmadika’s

(San­skriet) Brahmādika’s

De eerste emanaties van Brahman. Ook een algemeen woord voor de hogere zonne-pitri’s of dhyani-chohans of die nu van het zonnestelsel, een planeetketen of zelfs individuele bollen zijn en die de leiding hebben over hun respectievelijke sferen voor de duur van de betreffende levenscyclus. Als geestelijke prajapati’s zijn ze de scheppers of emanerende krachten van hiërarchische klassen of families, ze worden in een opzicht gezien als de Manu’s. (SD 1:442; 2:142)

Brahmajnana

Brahmajñāna (San­skriet) [van brahman kosmische geest + jñāna kennis van de werkwoordstam jñā weten]

Goddelijke, heilige of esoterische kennis met betrekking tot het kosmische Brahman zoals dat bijvoorbeeld wordt onderwezen in de filosofie van de Vedānta. Ook, in essentie, geestelijke wijsheid.

Brahmajnanin

(San­skriet) Brahmajñānin [van brahman kosmische geest + jñānin kenner van de werkwoordstam jñā weten]

Iemand die heilige kennis bezit, geestelijk wijs is of heilig.

Brahman

(San­skriet) Brahman [van bṛh uitbreiden]

Soms Brahmā of Brahm. De ene werkelijkheid, ...

het onpersoonlijke, allerhoogste en onkenbare Beginsel van het heelal uit de essentie waarvan alles tevoorschijn komt en waar alles weer in terugkeert, wat zonder lichaam, onstoffelijk, ongeboren, eeuwig, zonder begin en einde is. Het doordringt alles, bezielt de hoogste god maar ook het allerkleinste minerale atoom. (TG 62)

Het heeft ook betrekking op essentieel bewustzijn en substantie, en is de spirituele achtergrond van de kosmos, de Oorzaak van alle Oorzaken, wat gewoonlijk de Ongemanifesteerde Logos wordt genoemd:

Brahma, het noumenon, rust nooit, omdat HET nooit verandert en altijd IS, hoewel men niet kan zeggen dat HET ergens is. (SD 1:374)

Als de allereerste bron van bewustzijn en spirituele substantie is Brahman het fundamentele of kosmische zelf dat, in het geval van een enkel individu, kshetrajna is, de geestelijke zon in het individu. Aldus is het essentiële zelf van ieder wezen of entiteit van kosmos tot fysiek atoom Brahman zelf, dat de oorzaak is van het bekende gezegde ‘tat tvam asi’ (jij bent dat).

Aan en uit Brahman worden de diverse Brahma’s ontleend, de uitbreiding van het Ene in de vele. Brahman brengt zelf geen evolutie teweeg, noch schept het, maar laat diverse aspecten van zichzelf zien door middel van een emanerend evolutieproces. De hindoe Purāṇa’s zeggen dat Brahma, Vishṇu en Śiva de oorspronkelijke energieën van Brahman, het goddelijke onzijdige, zijn. Er is een duidelijk onderscheid tussen het onpersoonlijke, allerhoogste, alles doordringende, immanente, begin- en eindeloze kosmische beginsel, waarvan de essentie bewustzijn-leven-substantie is en de verschillende Brahma’s. Want deze laatstgenoemden zijn de periodieke manifestaties van de hoogste energieën die uitstromen aan het begin van elk manvantara uit het onzijdige Brahman en waarin deze opnieuw worden verzameld als de kosmische cyclus zijn einde bereikt en pralaya volgt.

Filosofisch gezien is Brahman, als het allerhoogste kosmische beginsel van elk heelal, omhuld door een sluier of śakti, wat pra­dhana wordt genoemd. Net zoals Brahma op dezelfde manier wordt ingevouwen in zijn niet ervan los te maken śakti met de naam prakriti, en op een nog veel grotere schaal wikkelt mula­pra­kriti parabrahman in. We hebben aldus: parabrahman-mula­pra­kriti, Brahman-pra­dhana en Brahma- of purusha-prakriti.

Brahmana

(San­skriet) Brāhmaṇa ook brahman, brahmaan. Als een zelfstandig naamwoord is hij een lid van de hoogste van de vier orthodoxe kasten van de hindoes van vedische en na-vedische tijden.

De andere drie kasten zijn kshattriya, vaisya en sudra. Oorspronkelijk werd een individu een brahmaan op basis van persoonlijke verdienste en inwijding, maar geleidelijk aan sloop er een politiek van de priesters in die regelde dat de zoon van een brahmaan recht had op dezelfde status of die verkreeg door bescherming van de familie en daarna die van afstamming. Na verloop van tijd werden dus de rechten op de titel van brahmaan op basis van ware edele verdiensten vervangen door die van bloedverwantschap en zo onstond er een verstarde kaste van brahmanen. Blavatsky zegt dat een ware brahmaan iemand is die een dvija (een tweemaal geborene of ingewijde) is en iemand ...

van wie de zeven voorvaderen van het sap van maanplant (soma) hebben gedronken’, en die een ‘Trisuparna’ [‘drie-bladige of -gevleugelde of actief in de hoogste drie beginselen] is, want hij heeft het geheim van de Veda’s begrepen. (SD 1:209-10)

Hoewel dvija en trisuparna nog steeds bekend zijn in India worden ze meer uit hoffelijkheid en als oud gebruik gerespecteerd. In oude tijden verkreeg men de titels op de juiste manier, omdat ze waren verdiend en waren dan eerder beschrijvend dan iets dat wat toevoegt.

De tweede betekenis van het zelfstandig naamwoord slaat op de delen van de vedische literatuur waarin de regels voor het juist zingen worden beschreven en het juiste gebruik van de mantra’s of hymnen bij offers én gedetailleerde verklaringen van wat deze offers inhouden die worden geïllustreerd door legenden en oude verhalen. Deze brahmana’s zijn ...

bij uitstek occulte geschriften, die daarom opzettelijk zijn versluierd. Ze mochten voor openbaar gebruik en als openbaar bezit alleen voortbestaan omdat ze voor de massa volkomen onbegrijpelijk waren en zijn. Anders zouden ze al in de dagen van Akbar uit de circulatie zijn verdwenen’. (SD 1:68)

Hoewel de brahmana’s de oudste scholastische werken met betrekking tot de primitieve hymnen zijn, bevatten zij zelf een sleutel voor een goed begrip ervan die de oriëntalisten tot nu toe niet hebben kunnen bemachtigen. Al sinds de tijd van Gautama Boeddha zijn de sleutels voor de brahmaanse geheime code uitsluitend in het bezit van de ingewijden die hun schat met extreme en jaloerse zorg bewaken. Er zijn tegenwoordig inderdaad weinigen, als die er al zijn, in de brahmaanse kaste van India die er zelfs maar enigszins bewust van zijn dat zulke sleutels bestaan. Hoewel een niet bepaald gering aantal daarvan mogelijk een voorgevoel of intuïtief besef moeten hebben dat een geheime wijsheid verloren is gegaan, waarvan men algemeen heeft begrepen dat ze in het bezit van de oude Indiase rishi’s zijn geweest.

Brahmana is ook de bijvoegelijk vorm van de twee hierboven beschreven vormen.

Zie ook Chatur-Varna

Brahmana periode

Een van de vier tijdperken waarin de vedische literatuur is verdeeld door oriëntalisten.

Brahmanda

(San­skriet) Brahmāṇḍa [van brahma + aṇḍa ei, Ei van Brahmā]

De belichaming van Brahmā, in het bijzonder van het zonnestelsel, op fysiek, psychologisch en geestelijk gebied. De oude hindoes ...

noemden Brahmā ... het kosmische atoom. De gedachte is dat dit kosmische atoom ‘het ei van Brahmā’ is, van waaruit het heelal het gemanifesteerde bestaan begint, zoals het kuiken uit het ei tevoorschijn komt om op zijn beurt een ander ei te leggen. Elk van deze kosmische eieren of heelallen schenkt, na het verstrijken van zijn rustperiode, het leven aan zijn eigen kroost en elk van de eerstgenoemde kwam op soortgelijke manier uit zijn eigen vroegere manvantarische ei voort. (Beginselen 487)

Dit kosmische ei zou, zo wordt soms gezegd, zijn gelegd door de mystieke vogel kālahansa, de zwaan van de eeuwigheid. Of het ei zou het resultaat zijn van de ideeënvorming van Brahman (BvhO 199-200).

Zie ook Hiranyagarba

Brahmanda Purana

(San­skriet) Brahmāṇḍa Purāṇa

Een van de 18 belangrijkste hindoe Purāṇa’s, zo genoemd omdat het het verhaal over Brahmanda (het ei van Brahmā) bevat en dus over de toekomstige kosmische tijdperken gaat zoals die zijn onthuld door Brahmā. Het bestaat uit 12.200 sloka’s.

Brahmapura

(San­skriet) Brahmapura [van brahma + pura stad, woonplaats]

De woonplaats of stad van Brahmā, de scheppende of derde logos. Het is de meest innerlijke kamer, ...

laat de vurige kracht zich in de binnenkamer terugtrekken, de kamer van het hart† en het verblijf van de wereldmoeder,‡ (Stem 8)

... een van de mystieke vermogens die in alle mensen nog slaapt, maar tot activiteit kan worden geroepen door gevorderde yogi’s. Brahmapura kan het hart betekenen maar ook slaan op het gehele lichaam. Het is ook de naam van de zogenoemde hoofdstad van Brahmā op berg Kailasa in de Himalaya’s of op berg Meru.

†) De binnenkamer van het hart wordt in het San­skriet brahmapurī genoemd. De ‘vurige kracht’ is kuṇḍalinī.
‡) De ‘kracht’ en de ‘wereldmoeder’ zijn namen voor kuṇḍalinī, een van de mystieke ‘yogī-krachten’. Ze is buddhi opgevat als een actief in plaats van een passief beginsel (wat ze gewoonlijk is wanneer ze alleen als voertuig of omhulsel van de hoogste geest ātma wordt beschouwd). Ze is een elektro-spirituele kracht, een scheppend vermogen dat, wanneer ze eenmaal tot werkzaamheid is gebracht, even gemakkelijk kan doden als scheppen.

Brahmaputra

(San­skriet) Brahmaputra [van brahman + putra zoon]

In de Veda’s is hij de zoon van een brahmaan, een lid van de priesterkaste. Ook een zoon van Brahmā, in het bijzonder van toepassing op de prajapati’s, de uit het denken geboren zonen van Brahmā, gewoonlijk zeven in getal. Blavatsky gebruikt het woord in een iets andere betekenis als zij verwijst naar de zonen van God en het heilige eiland in Centraal-Azië (SD 1:209).

Ook de naam van een van de grote rivieren van India.

Brahmarandhra

(San­skriet) Brahmarandhra [van brahman kosmische geest + randhra opening, naad, holte]

De naad van Brahman. Een mystieke schedelnaad of opening in de kruin van het hoofd waarlangs een mens het lichaam na het overlijden verlaat. Deze is verbonden met het hart door middel van de sushumna-nadi, een psychovitaal kanaal in de ruggengraat.

Een mystiek woord dat alleen betekenis heeft in de mystiek. (TG 63)

Anatomisch gezien is de fontanel een zacht kloppend, beenderloos gebied in de schedel van een pasgeboren kind dat na verloop van tijd hard wordt.

Brahmarshi of Brahma-rishi

(San­skriet) Brahmarṣi [van brahman + ṛṣi wijze, ziener]

Een bepaalde klasse van wijzen van de brahmaanse of priester-klasse en verbonden met de prajapati’s of de uit het denken geboren zonen van Brahmā. Strikt genomen ‘afstammelingen van die rishi’s, die de stichters waren van gotra’s van brahmanen of kasterassen’ (SD 2:502). Wisselend gebruikt met prajapati.

Brahmasrama

(San­skriet) Brahmāśrama [van brahman het allerhoogste beginsel + āśrama heilig gebouw, kluizenaarsverblijf]

Mystiek gezien, een esoterische verblijfplaats, een inwijdingskamer of geheime kamer waar de ingewijde tracht vereniging met Brahman of zijn innerlijke God te bereiken. Ook een tempel waarin de heilige mysteriën van de wijsheidsreligie worden onderwezen, daarnaast ook wel gebruikt voor het hoofdkwartier van een esoterische school.

Brahmasutra’s

(San­skriet) Brahmasūtra’s

Aforismen met betrekking tot de filosofie van de Vedānta die worden toegeschreven aan Vyasa en die de kennis of wetenschap van Brahman tot onderwerp hebben.

Brahmatma

(San­skriet) Brahmātmā

De hoogste ingewijde brahmanen.

De hoogste leider van al die mahātma’s. Dit pontificaat kan alleen worden uitgeoefend door een brahmaan die een bepaalde leeftijd heeft bereikt en hij was het die de enige bewaarder van de mystieke formule was, hij was de Hiërofant die grote Adepten voortbracht. Alleen hij kon de betekenis van het heilige woord AUM en van alle religieuze symbolen en rituelen uitleggen ...
 Maar er bestond, en er bestaat nog steeds, een Woord dat dat eenlettergrepige mysterie ver overstijgt en dat maakt hem die de sleutel ervan in zijn bezit kan krijgen bijna het gelijke van Brahman. Alleen de Brahmatmans hebben die sleutel in hun bezit en we weten dat tot op de dag van vandaag er twee grote Ingewijden in het zuiden van India zijn die die sleutel in hun bezit hebben. (BCW 14:430; 14:152)

Brahmavidya

(San­skriet) Brahmavidyā

Brahma-kennis, goddelijke kennis. Gelijk aan theosophia, de wijsheid van de goden. De geheime of esoterische wetenschap of wijsheid met betrekking tot het heelal, zijn aard, wetten, structuur en werkingen.

Briareus

(Grieks) Een van de drie reuzen, zoon van Ouranos en Gaia.

De andere twee zijn Kottos en Gyges, elk met 50 hoofden en 100 armen of handen. Ze werden door Kronos gevangengezet maar bevrijd door Zeus om hem te helpen bij zijn oorlog tegen de Titanen. Eén interpretatie verbindt deze broers met Lemurië (SD 2:775-6).

Brihad-aranyaka Upanishad

(San­skriet) Of Brihad-aranya UpanishadBṛhad-āraṇyaka, -āraṇya Upaniṣad [van bṛhad groot + āraṇyaka gevormd in een woud]

Een populaire Upanishad die de laatste vijf prapathaka’s (delen) van de Satapatha-Brahmana vormt — een van de belangrijkste van de Brahmana’s — toegeschreven aan Yajnavalkya. De titel verwijst naar deze klasse van zeer mystieke en metafysische literaire werken die worden geacht te zijn bedacht door wijzen terwijl zij zich hadden teruggetrokken in de eenzaamheid van berg en bos. Aranyaka is nauw verbonden met Upanishad en vaak wisselend ermee gebruikt, daarom wordt dit werk vaak Brihad-Upanishad genoemd of Brihad-aranyaka-upanishad.

Brihaspati

(San­skriet) Bṛhaspati [van bṛh gebed + pati Heer]

Soms Vrihaspati. Een vedische godheid die overeenkomt met de planeet Jupiter, gewoonlijk vertaald als Heer van gebeden, de personificatie van exoterische vroomheid en religie, maar mystiek gezien betekent de naam Heer van groei, uitbreiding, toename. Hij wordt vaak Brahmanaspati genoemd, beide namen slaan op het vermogen van het geluid dat hoorbaar is bij mantra’s of gebeden die worden geuit met een positieve wil. Hij wordt in de hindoe-mythologie gezien als de hoogste offeraar van gebeden en opofferingen en stelt dus de brahmaan of priesterkaste voor die de Purohita (familiepriester) van de goden is en die naast andere zaken een middelaar is voor de mensheid. Hij heeft vele titels en vele kenmerken en wordt vaak bestempeld als Jiva (de levenden), Didivis (het heldere of goudgekleurde). Veel later werd hij de god van exoterische kennis en welsprekendheid — Dishana (de intelligente), Gish-pati (heer van aanroepingen). In dit aspect wordt hij beschouwd als de zoon van de rishi Angiras en draagt dus de familienaam Angirasa, en is de echtgenoot van Tārā die was weggevoerd door Soma (de maan). Tārā is ...

de personificatie van de vermogens van iemand die is ingewijd in gupta vidya (geheime kennis) ...
Soma is sterrenkundig gezien de maan; maar in het mystieke spraakgebruik is het ook de naam van de heilige drank die door de brahmanen en ingewijden tijdens hun mysteriën en offerriten wordt gedronken ...
 In de oudheid werd soma nooit gegeven aan de niet-ingewijde brahmaan — de eenvoudige grihasta of priester van het exoterische ritueel. Zo vertegenwoordigde Brihaspati — hoewel hij de ‘goeroe van de goden’ was — toch de dode-letter vorm van eredienst. Maar Tārā, zijn vrouw — het symbool van iemand die, hoewel verbonden aan de dogmatische eredienst, naar ware wijsheid verlangt — is, zoals men zegt, door koning Soma, de schenker van die wijsheid, in zijn mysteriën ingewijd. Daarom is zij volgens de allegorie door Soma weggevoerd. Het gevolg hiervan is de geboorte van Budha — esoterische wijsheid — (Mercurius, of Hermes in Griekenland en Egypte). Hij wordt voorgesteld als ‘zo mooi’, dat zelfs de echtgenoot, hoewel hij zich er goed van bewust is dat Budha niet het resultaat van zijn dode-letter eredienst is — de ‘pasgeborene’ als zijn zoon erkent, de vrucht van zijn ritualistische en zinloze vormen. Dat is in het kort een van de betekenissen van de allegorie. (SD 2:498-9)

Tārā’s ontvoering leidde tot de Tārakāmaya — de eerste oorlog in de hemel. De aarde was tot in zijn diepste kern geraakt en wendde zich tot Brahmā en verzocht hem Tārā naar haar echtgenoot terug te sturen, welk verzoek werd gehonoreerd. Soma had de Daitya’s en Danava’s als bondgenoten, waarvan de leiders Usanas (Venus) en Rudra (Śiva) waren, terwijl de goden de zijde van Brihaspati kozen en werden geleid door Indra.

Brisingamen

(IJslands) [van brising vuur + men juweel]

In Noorse mythen stelt Brinsingamen het vurige juweel voor dat het vuur van de verlichte intelligentie onder de mensheid is, beschreven als een edelsteen die de godin Freya op haar boezem draagt. Zij is de geestelijke kracht belichaamd in de planeet Venus en zij is de beschermer van de ontwikkelende, strevende mensheid. Haar juweel is bij meer dan een gelegenheid gestolen door Loki — het ondeugende lagere denken — wat de goden dan verdriet deed die het welzijn van de mensheid voor ogen hebben. Op een keer stond de toekomst van het waardevolle sieraad op het spel omdat de reus van de materie Trym (planeet aarde) de hamer van Thor had gestolen en diep in de bodem had verborgen en alleen terug wilde geven in ruil voor zijn huwelijk met Freya. Het verhaal gaat dat ze zo in woede was uitgebarsten dat het juweel in stukken uiteenviel.

Broederschap

Mensen zijn de niet te scheiden leden van een geestelijke eenheid, zoals met alle andere entiteiten in het heelal het geval is. De illusie van de eeuwig gescheiden zelven met hun altijd en eeuwig bestaande verschillende individuele belangen, moet geweten worden aan onbekendheid met de fundamentele feiten van de natuur.

Als het handelen van de een inwerkt op het leven van allen, en dat is inderdaad een wetenschappelijke gedachte, dan kan de werkelijke menselijke solidariteit, die de grondslag vormt van de verheffing van het ras, alleen worden bereikt doordat alle mannen, broeders, en alle vrouwen, zusters worden, en allen in hun dagelijks leven ware broeder- en zusterliefde in praktijk brengen. (Sleutel 218)

Het Theosofisch Genootschap heeft altijd vastgehouden aan de vorming van een kern van universele broederschap als zijn belangrijkste doelstelling en de leringen die het verspreidt zijn de hulpmiddelen om dit doel te bereiken. Zoals een van de leraren van Blavatsky schreef:

De Chefs willen dat er een begin wordt gemaakt met een ‘Broederschap van de Mensheid,’ een echte Universele Broederschap; een instelling die in de hele wereld bekendheid zal verwerven en de aandacht zal trekken van de edelste geesten (MB 27). [Nogmaals] ... Alleen hij, die liefde voor de mensheid in zijn hart koestert, die in staat is de gedachte van een herscheppende praktische Broederschap ten volle te begrijpen, heeft het recht onze geheimen te bezitten. Hij alleen, zo iemand — zal zijn vermogens nooit misbruiken. (MB 278)

Broederschap van Luxor

De oorspronkelijke broederschap met deze naam is een erg oude en de meest geheime. Maar deze naam werd aan het einde van de 19de eeuw ook gebruikt door een frauduleuze organisatie ...

geboren in Europa, alleen maar om onthuld te worden en dan naar Amerika te vluchten. (TG 193)

Brood en wijn

Als ‘de uiterlijke en zichtbare tekenen van innerlijke en geestelijke genade’ staan brood en wijn letterlijk voor de feitelijke elementen die bij een inwijdingsceremonie werden gebruikt.

Zij zijn een symbool voor datgene wat door inwijding kan worden bereikt. Als we de bacchische mysteriën als voorbeeld nemen zien we dat wijn werd gegeven als het bloed van de druif en van Bacchus, waarbij het bloed het leven symboliseert en Bacchus de verbeelding is van de mystieke Logos die ‘van vlees was gemaakt.’

Dus de hele rite staat voor het overdragen van het goddelijke leven aan de kandidaat door een bewuste vereniging van zijn lagere zelf met de God in hem — een vereniging die tot stand wordt gebracht door de gerichte inspanningen van het lagere zelf. Op dezelfde manier symboliseerde het graan of het brood het intellectuele aspect dat deze verworvenheid mogelijk maakte, waarbij het intellect het ‘lichaam’ is van een geestelijke instroming.

Het christelijke sacrament was overgenomen van de heidense riten. De protestantse kerken dienen het sacrament van brood en wijn toe als een symbool van goddelijke genade die door het vrome lid wordt ontvangen. De katholieke kerk onderwijst dat de heilige elementen feitelijk op een wonderbaarlijke manier zijn omgezet in het lichaam en bloed van Christus, waarbij de beker of de wijn niet wordt gedeeld met de leken. Deze kerk ziet de rite als verzoening voor de zonden van de gelovigen en van de mensheid in het algemeen. De oude heidense rite droeg het idee over dat het drinken van de wijn hetzelfde betekende als het aansluiten van het individu bij de vitale energie van het geestelijk-goddelijke in de neofiet en het eten van het brood was een soortgelijke uitdrukking van de vereniging van het mentale aspect van de neofiet met het kosmische denken, waarvan het brood een symbool was.

Zie ook Soma; Wijn

Klik hier voor grote weergave

De Bruid

In de Kabbalah gebruikt met betrekking tot malkuth, de tiende of laagste van de sefiroth.

Maar de uiteindelijke voltrekking van het huwelijk van de Bruid zal pas plaatsvinden aan het einde van het zevende wortelras van de zevende ronde van deze planeetketen, als alles verenigd zal zijn met zijn ouderlijke bron.

De rooms-katholieke kerk heeft de term overgenomen en noemt zichzelf de bruid van Christus. Wanneer Blavatsky de passage in Openbaring (19:7-9) met betrekking tot het huwelijk van het Lam met zijn bruid bespreekt, schrijft zij:

‘De logos is passieve wijsheid in de hemel en bewuste, zelfwerkzame wijsheid op aarde’, wordt ons geleerd. Het is het huwelijk van de ‘hemelse mens’ met de ‘maagd van de wereld’ — de Natuur, zoals beschreven in Pymander; het gevolg hiervan is hun nageslacht — de onsterfelijke mens. (SD 2:231)

De positie van de bruid in het heilige huwelijk wordt ook verklaard: als ze de linkerkant van de driehoek vormt, neemt de bruidegom de rechterzijde in en de assistenten de basislijn.

Het woord bruid wordt in de Kabbalah gebruikt in de zin van omhulling, sluier of kleed zoals dat gebruikelijk is in andere mystieke stelsels, waarbij de betekenis is dat geest altijd een laag of een middel gebruikt om zich in uit te drukken. Aldus is de sluier purushaprakriti, die van Brahman is pra­dhana, die van parabrahman is mula­pra­kriti.

Buddhachchhaya

(San­skriet) Buddhacchāyā [van buddha de ontwaakte + chāyā schaduw]

De schaduw van de Boeddha. Tijdens enkele boeddhistische her­den­kings­bij­een­komsten zou een afbeelding van de Boeddha zijn verschenen in de tempels en in een grot die door Hiuen-Tsang (ca. 602 – 664), een beroemde Chinese reiziger, waren bezocht (IU 1:600-01).

Buddhangums

(San­skriet) Buddhāṅga [van buddha verlicht + aṅga lid, wetenschap]

Boeddha-wetenschap of de essentie van occulte wijsheid en kennis.

Buddhaphala

(San­skriet) Buddhaphala [van buddha verlichte + phala vrucht]

De vrucht van de Boeddha. Als de arhat de vrucht van arhatschap (arhattvaphala) heeft bereikt, wordt die geoogst.

Buddhasp

(Chaldeeuws)

Hij zou, naar wordt verondersteld, een Chaldeeër uit het Oosten moeten zijn. Maar in de esoterische leringen is hij een boeddhist (een bo­dhi­satt­va), die de stichter was van de esoterische school van het neo-sabeïsme en waarvan het geheime doopritueel werd overgenomen door de christenen. Bijna drie eeuwen voor onze tijd overstroomden boeddhistische monniken heel Syrië en zochten hun weg door de vallei van Mesopotamië en bezochten zelfs Ierland. (TG 61)

[Voor een groter overzicht klik hier]

Buddhi

(San­skriet) Buddhi [van de werkwoordstam budh ontwaken, verlicht worden, weten]

De geestelijke ziel, het vermogen te zien, het kanaal waardoorheen goddelijke inspiratie van het atman naar de ego stroomt en is daarom dát zintuig dat ons in staat stelt een onderscheid te maken tussen goed en kwaad — het is het geestelijke geweten. De kwaliteiten van het buddhische beginsel zijn die van een hoger oordeel als dat is ontwaakt, het staat dan voor een onmiddellijk begrijpen, het onderscheidingsvermogen, de intuïtie, grenzeloze liefde en als gevolg hiervan universele vergeving.

In een theosofische context is het het zesde beginsel als we de beginselen in de mens omhoog tellen en beginnen bij het stoffelijk lichaam: dus het is het voertuig van zuivere, universele geest en daarom een niet weg te denken kleed of voertuig van atman. Als de essentie van het hoogste gebied van ākāśa of alaya, heeft buddhi dezelfde relatie met atman als, op kosmische schaal, mula­pra­kriti met parabrahman.

Buddhi gebruikt manas als voertuig en bevat de vruchten van alle incarnaties op aarde; vandaar dat buddhi vaak zowel het zaad als de bloem van manas wordt genoemd. Buddhi is werkelijk het centrum van hoog geestelijk bewustzijn en daarom zijn zijn kwaliteiten onsterfelijk. Wanneer we er naar opstijgen zal het zuivere en hogere deel van manas ontwaken en een actieve kracht in ons leven worden door de goddelijke energie die in buddhi verblijft. Boeddha en Christus zijn goede voorbeelden van grote wijzen die de menselijke belichamingen waren geworden van de normaal gesproken slapende kwaliteiten van buddhi. Buddhi wordt op dit gebied min of meer bewust door de vruchten die het plukt van manas na iedere incarnatie van de ego.

Buddhi zou niet meer dan een onpersoonlijke geest blijven zonder dit element dat het aan de menselijke ziel ontleent, dat er, in dit illusoire heelal, iets van maakt dat als het ware gescheiden is van de universele ziel gedurende de hele periode van de incarnatiecyclus. (Sleutel 148)
... geen zuiver geestelijke buddhi (goddelijke ziel) kan een onafhankelijk (bewust) bestaan hebben voordat de vonk die voortkwam uit de zuivere essentie van het universele zesde beginsel — of de Overziel — (a) door iedere grondvorm van de verschijnselenwereld van dat manvantara is heengegaan en (b) individualiteit heeft verkregen, eerst door een instinct en daarna door zelf teweeggebrachte en zelf bedachte krachtsinspanningen (beperkt door haar karma), terwijl zij zo opklom door alle graden van intelligentie heen, van het laagste tot het hoogste manas, van delfstof en plant tot aan de heiligste aartsengel (Dhyani-Boeddha). (SD 1:17)

In de menselijke constitutie is buddhi een straal van het kosmische beginsel mahabuddhi of adi-buddhi, een synoniem van alaya, pra­dhana of de tweede logos, terwijl ākāśa in zijn hogere delen gelijk is aan alaya.

Buddhi-manas

(San­skriet) Buddhi-manas [van buddhi geestelijke ziel + manas intellect]

Het hogere ego, het beginsel van essentieel zelfbewustzijn, vooral als we het zien als het wordt belicht door atman of het Werkelijke zelf. Buddhi-manas is het karana-sarira (oorzakelijke lichaam) dus het onsterfelijke of geestelijke zelf dat ongeschonden van de ene incarnatie naar de andere gaat. Dit hogere zelf of ego is opgebouwd uit de niet los te maken vereniging met buddhi, het zesde beginsel omhoog geteld en de geestelijke bloem van manas, het vijfde beginsel. Buddhi-manas is de goddelijke individuele ziel die is gevuld met het licht van de straal van atman en omvat dus het menselijke intellect en het egoïsche zelfbewustzijn naast alle andere geestelijke zintuigen en vermogens die in die straal zelf thuishoren.

Zie ook Atma-Buddhi-Manas

Buddhi-taijasi

(San­skriet) Buddhi-taijasī

Wat betreft de menselijke beginselen wordt deze term gebruikt om de toestand van manas tot uitdrukking te brengen als dat zich baadt in de straling van buddhi, de geestelijke ziel. En toch is een nauwkeuriger omschrijving de straling van buddhi zelf: buddhi wanneer het actief is en zijn eigen buddhische svabhāva of kenmerken uitstraalt. Wanneer manas wordt bestraald met buddhi-taijasi wordt het menselijke manasische vermogen, het intellect, overgoten en gevuld met geestelijk onderscheidingsvermogen en visie. Het is de menselijke ziel ...

verlicht door de straling van de goddelijke ziel. Daarom kan manas-taijasi worden omschreven als het stralende denken; de menselijke reden, verlicht door het licht van de geest; en buddhi-manas is de openbaring van het goddelijke plus het menselijke intellect en zelfbewustzijn. (Sleutel 147n)

Zie ook Taijasa

Buddhindriya’s

(San­skriet) Bhuddhīndriya’s

In de hindoefilosofie is bhuddindriya een van de drie belangrijkste delen van de mens op basis van de indriya’s (instrumenten, organen). In de theosofie zou men ze ...

de organen of middelen kunnen noemen van spiritueel bewustzijn, gewaarwording, gevoel en handeling. (BvhO 305)

Zie ook Indriya

Buddhochinga

(San­skriet) Buddhociṅga

De naam van een grote Indiase arhat die in de 4de eeuw naar China was getrokken om het boeddhisme te propageren en daar grote aantallen mensen bekeerde door het verrichten van wonderen en het uitvoeren van de meest fantastische magische kunsten. (TG 68)

Budha

(San­skriet) Budha [van de werkwoordstam budh ontwaken]

Bijvoeglijk naamwoord: intelligent, wijs, slim, volledig ontwaakt. Dus een wijs of geleerd persoon, een wijze. In de mythologie is Budha de zoon van Tārā (en Rohini), de vrouw van Brihaspati (de planeet Jupiter). Tārā was ontvoerd door Soma (de maan) waardoor de Tārakāmaya ontstond — de oorlog tussen de goden en de asura’s in svarga (de hemel, de laatstgenoemden kozen de kant van Soma, tegen de goden). De goden overwonnen hun tegenstanders en Tārā werd teruggegeven aan Brihaspati, maar het ouderschap van de zoon die ze ter wereld had gebracht werd zowel door Brihaspati als door Soma geclaimd: hij was zo mooi dat hij Budha werd genoemd (vgl. SD 2:498-9). Op aandringen van Brahmā gaf Tārā toe dat Budha de nakomeling van Soma was. Budha werd de god van wijsheid en echtgenoot van Ila (of Ida), dochter van Manu Vaivasvata, wat onder andere staat voor esoterische wijsheid.

Budha is ook de naam van de planeet Mercurius en van zijn heerser. Sirius kreeg de naam ster van Budha ...

en werd de grote leermeester van de mensheid genoemd, vóór de andere Boeddha’s. (SD 2:374)

Buiten-kosmisch

Buiten de kosmos.

Dit slaat op een theologische persoonlijke god, die wordt verondersteld buiten of gescheiden van het heelal te zijn, dat hij ook zou hebben geschapen. Het is het tegenovergestelde van het pantheïstische beeld van het goddelijke als de alles doordringende kosmische geest van het heelal, waarin alle wezens die bestaan ‘leven, bewegen en daar zijn’.

Buitenronde

De passage van alle levensgolven van een planeetketen naar andere planeetketens in een regelmatige volgorde, na de voltooiing van een bepaalde cyclus op de oorspronkelijke planeetketen. Een buitenronde is een kort bezoek aan de zeven heilige planeten, zeven of tien keer, en maakt deel uit van de kringlopen binnen het zonnestelsel. Deze term wordt ook gebruikt voor de reis van de spirituele monade van de overleden mens door het zonnestelsel.

Zie ook Binnenronde; Ronde

Bumapa

(Tibetaans) [mogelijk dbu ma pa (u-ma-pa) vertaling van het San­skrietwoord madhyamaka of madhyamika, school voor boeddhistische filosofie die de leringen van Nagarjuna volgt]

Een mannenschool, gewoonlijk een college van studenten in de mystiek. (TG 69)

Bumi Haptaiti

Ook: (Perzisch) Haft Keshvar, (Avestisch) Būmi Haptāiti [van būmi aarde (vgl. San­skriet bhūmi) + haptāiti zevenvoudigheid (vgl. San­skriet sapta)]

Dat wat uit zeven delen bestaat of de zevenvoudige aarde. Dit maakt duidelijk dat de oude zoroastriërs, net als de oude hindoes, de leer van de zeven gemanifesteerde bollen (keshvares) van de planeetketen aarde onderwezen.

In zowel de oude als de [meer recente] islamitische Perzische literatuur wordt vaak naast de zeven keshvares verwezen naar de zeven zeeën en de zeven hemelen. In de Gāthā’s symboliseren die de zevenvoudige sferen van het leven. In de Pahlavi-literatuur en in de introductie van Abu Mansuri Shahnameh (de oudste versie van Shahnameh en een van de belangrijkste bronnen van Ferdowsi) vinden we Bumi Haptaiti in deze context.

Zie ook Karshvar

Bundahish

(Pahlavi) Ook Bundahis [van bun wortel, bron, oorsprong + dah scheppen]

Oorsprong van de schepping. Een zoroastrisch mythologisch-theologisch werk dat de kosmogonie, het bestuur van de wereld en zijn einde behandelt. In zijn huidige vorm is het van een latere datum dan de Avesta maar het materiaal is duidelijk van een archaïsche soort en gaat ver terug in de nacht van de tijd en is een erg oude Perzische geschiedenis.

Bur

(IJslands) [van burdr geboorte]

Emanatie van Buri, oorspronkelijke wortel van het ‘zijn’ in de Noorse Edda’s. Uit Bur ontsprong de scheppende drie-eenheid: Odin (Alvader), Vile (goddelijke wil) en Vi of Ve (ontzag, heiligheid). Deze drie krachten vormen het stelsel van werelden waar de goden zich tegoed doen aan het banket met mede (levenservaringen) van sterren en planeten.

Bore

(IJslands, Zweeds) Ook Buri [van burdr geboorte]

De oorspronkelijke voorouder van het kosmische leven van de Noorse Edda’s. In de tijd van de ‘IJsreus’ (lange tijdperken van levenloosheid) likte de koe Audhumla (symbool van vruchtbaarheid) het zout van de blokken ijs, wat alles was wat in de Grote Leegte (Ginnungagap) bestond. Zij onthulde het hoofd van Buri, het eerste goddelijke wezen. Uit hem emaneerde Bur (wat overeenkomt met de tweede logos van het Griekse denken) en hij gaf op zijn beurt het ontstaan aan de drie-eenheid van scheppers — Odin, Vile en Vi — die de werelden vormden.

In Scandinavische landen wordt koning Bore of Buri nog steeds gesymboliseerd door de heersende kou van de lange winters.

Buru Bonga

(Kolarisch)

De ‘geest van de heuvels.’ Deze dryadische godheid wordt aanbeden door de kolarische stammen van Centraal-India met grootse ceremonieën en magisch vertoon. (TG 69)

Bythos

(Grieks) Ook Bythus

De diepte. Chaos, de oorspronkelijke diepte, werd vaak gebruikt door de gnostici. Bij Valentinus was het de kosmische bron waaruit twee aan twee de reeksen aeonen naar voren kwamen. Soms werd bythos beschouwd als een lid van een in oorsprong kosmisch mystiek vierkant — sige (stilte), bythos (diepte), nous (intellect) en aletheia (waarheid). Soms werd bythos door de gnostici bij sige gezet om een oorspronkelijk kosmisch tweetal te laten vormen.

Zie ook Afgrond