Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Elu

(Chaldeeuws)

Een Chaldeeuwse god, variant van ’El (god, godheid), vaak door de Hebreeën gebruikt met dezelfde betekenis als God. De originele Semitische betekenis geeft het idee van een alles overstijgende macht, een enorme kracht, onbeperkte sterkte.

Elysese Velden

(Grieks) Ook het Elysium.

In de Griekse mythologie waren het van oorsprong prachtige velden of vlaktes, of de eilanden van de gezegenden, die in het verre Westen aan de oevers van de oceaan zouden liggen. Er zijn bepaalde helden van het vierde ras die nooit van de dood hadden geproefd en waarvan werd gezegd dat zij volmaakt gelukkig leefden onder het bewind van Rhadamanthys. De titanen leefden daar ook onder het bewind van Kronos, nadat zij het met Zeus hadden bijgelegd.

Pindar gaat ervan uit dat allen die, gedurende drie levens, zonder een smet door het leven gaan ook gezegend in het Elysium zullen leven. Later stelde men dat het Elysium in de onderwereld gezocht moest worden als de verblijfplaats van hen die de rechter over de doden waardig genoeg vonden. De rivier de Lethe (vergetelheid) stroomde langs de Elysese Velden.

Zie ook Aanroo; Devachan; Hades

Emanatie

[Van Latijn emanatus uitgestroomd zijn van, van e van + manare stromen]

Het uitstromen van licht en leven van een zon noemen we een emanerende activiteit. Het ontvouwen van dat wat latent aanwezig ligt in een kiem is een evolutionaire handeling — maar ook emanatie, want alle kenmerken van de ontwikkelende kiem ‘vloeien voort’ uit het ingeboren leven dat zichzelf ontvouwt. Emanatie is de meer geschikte term voor het proces waarmee menigten van individuele monaden vanuit hun oorsprong of hun ouderbron naar voren stromen, evolutie is dan de volgende stap van het ontvouwen van wat latent in elke monade aanwezig is. In het woord emanatie ligt de gehele leer van de manifestatie van werelden en levende wezens besloten, die ontspringen aan een gemeenschappelijke goddelijke bron, zodat het tegengesteld is aan zowel de christelijke leer van een bijzondere schepping en de materialistische wetenschappelijke evolutietheorie, die staat voor een blind opbouwen van onderaf.

Het woord wordt op een bijzondere manier gebruikt in het gnostische stelsel van Valentinus, waar de paren van aeonen achtereenvolgens emaneren, de lagere uit de hogere.

De leer van emanatie was ooit een universele wereldwijd aanvaarde leer en werd onderwezen door de Alexandrijnen en de Indiase filosofen, door de Egyptische, Chaldeeuwse en Helleense priesters, en ook door de Hebreeën (door hun Kabbalah, en zelfs in Genesis ). Want het is alleen maar te wijten aan de opzettelijk verkeerde vertaling van dat Hebreeuwse woord asdt dat is vertaald in ‘engelen’ uit de Septuagint, terwijl het staat voor eof een vlam wordt gegeven aan en opgevangen door een ander zoals in een spoor van brandmanaties en æonen, net zoals bij de gnostici. Werkelijk, in Deuteronomium (xxxiii., 2) is het woord asdt of ashdt vertaald met ‘vurige wet,’ terwijl de juiste vertaling van de passage zou moeten luiden ‘uit zijn rechterhand ging [niet een vurige wet, maar] een vuur volgens de wet ’; dat wil zeggen, dat het vuur of een vlam wordt gegeven aan en opgevangen door een ander zoals in een spoor van brandbare stoffen [dat wordt aangestoken]. Dit is nou emanatie. (TG 113-4)

Embla

(IJslands) De els.

In de Noorse Edda is de embla een van de twee bomen waaruit, zo wordt gezegd, de eerste mensheid zou zijn geschapen. De vrouw zou zijn gevormd uit de els en de man uit de es. Emblu-askr is blijkbaar een vorm van de askr (es), de Levensboom, een replica in miniatuur van de kosmische es, die het heelal voorstelt met alles dat erin leeft. Ieder is tegelijkertijd een tak van de ‘edele es’ maar op hetzelfde moment ook een levensboom.

De scheppende drie-eenheid van goden — Odin, Lodur en Höner — schonken de es en de els hun eigenschappen en krachten, en ontwikkelden daarmee de mensheid. Odin schonk zijn geest, Lodur zijn levenskracht en uiterlijk, terwijl Höner zijn intelligentie aan de mensheid schonk. De vegetatieve groeikracht wordt buiten beschouwing gelaten want die was al in de es en de els aanwezig.

Embryo

In het algemeen wordt onder het embryo de gevitaliseerde kiem van een organisme in zijn vroegste stadia verstaan, en soms wordt het woord daarvoor gebruikt totdat het het omhulsel van het ei of de moederschoot verlaat. De bevruchting van de kiemcel van een plant of dier is iets dat elk moment plaatsvindt en volgt het universeel wetmatige patroon waarmee de geest stof kweekt om differentiatie op de objectieve gebieden te bereiken en daarmee de manifestatie van het subjectieve monadische leven mogelijk te maken. Dus als de reïncarnerende ego een nieuw lichaam voor zichzelf begint te maken door de bevruchte microscopisch kleine eicel te delen, volgt dat een analoge weg die we ook zien in het ontwaken van de wereldkiem in een layacentrum om daarmee de vorming van een andere Melkweg, zon of planeet te beginnen. ...

Dit verlangen naar een bewust leven komt in alles tot uiting, van een atoom tot een zon, en is een weerspiegeling van de goddelijke gedachte die tot objectief bestaan is gedreven. (SD 1:44)

Bij het wonderlijke ontvouwen van de embryonale kiemcel, zowel in die van de mens als in de lagere natuurrijken, manifesteert elke soort zijn eigen essentiële zelfheid of svabhāva, en zijn eigen graad van evolutie. Tijdens de stapsgewijze groei van het menselijke embryo wordt in een rap tempo de aeonen-lange geschiedenis van de belichamingen van het ras getoond, zoals die zich ook herhaalt in zijn individuele loop door alle vormen van de stof — een proces dat vaak recapitulatie (zie afbeelding) wordt genoemd. Dit proces gaat terug tot vorige manvantara’s, tot aan de manifestatie als mineralen, want ...

de cel-voortbrengende substantie (de cytoblastema) en de moederloog waaruit de kristallen voortkomen, zijn één en dezelfde essentie, behalve in differentiatie voor bepaalde doeleinden. (SD 2:256n)

Achter het regelmatige ontvouwen van de embryo’s — dat gewoonlijk wordt toegeschreven aan de natuur — ligt echter de onderbewust sturende invloed van het monadische ego dat wordt geboren uit en baadt in de kosmische intelligentie. In mensen is de reïncarnerende ego een straal van de spirituele monade, die zelfbewust en actief is in het zonnestelsel. Deze monade is karmisch gebonden om toezicht te houden op de ontwikkelende loopbaan van het menselijke ego en dit hemelse ouderschap binnen de kosmische hiërarchie maakt mensen letterlijk kinderen van de zon. Hier zien we dan de oplossing van het biologische raadsel van het doel van het ontvouwen dat zo harmonieus wordt uitgewerkt door het reproducerende materiaal van een enkele cel. Deze intelligente invloed werkt in op het embryo door de sturende kracht van ...

het astrale fluïdum, dat door middel van en in samenwerking met de vitale vermogens en mogelijkheden van de cel werkt. (MeE 228)

Emepht

(Egyptisch)

Het ene, opperste planetaire beginsel, die het [wereld] ei uit zijn mond blaast en die dus Brahmā is. (SD 1:367)

Het hoogste eerste beginsel, bracht een ei voort; door erop te broeden en het wezen ervan met zijn eigen bezielende essentie te doordringen, werd de kiem die erin zat ontwikkeld; en Ptah, het werkzame, scheppende beginsel, kwam eruit tevoorschijn en begon zijn werk’. (IU 1:146; 2:41)

Empusa

(Grieks)

Een verschrikkelijk monster, vaak beschouwd als een spook, dat zoals wordt gezegd, door Hecate als godin van de onderwereld naar onze wereld zou zijn gezonden om mensen bang te maken, vooral reizigers. Er wordt gezegd dat die in vele vormen zou veranderen.

In overdrachtelijke zin gebruikt in de betekenis van kabouters of een boeman in het algemeen. Hoewel empusa ook een algemeen woord was voor bepaalde spookachtige wezens of verschijningen die de stoffelijke wereld binnendrongen uit de lagere werelden van het astrale, die allemaal onder direct bestuur van de maan staan. En Hecate is de godin van de maan in een van haar meest esoterische werkingen.

Empyreum

[Van Grieks empyres vurig]

In bepaalde oude en middeleeuwse kosmologieën zou de aarde zijn omringd door concentrische kristallijne sferen, waarvan die van de maan het dichtst bij ons zou zijn, gevolgd door de sferen van Mercurius, Venus, zon, Mars, Jupiter en Saturnus. De buitenste sfeer was het firmament, samengesteld uit een fijn subtiel kosmisch vuur — het woord is een enkele keer gebruikt voor hemel of het firmament. Deze kristallijne sferen van de ouden, tegenwoordig op zo’n groteske wijze verkeerd begrepen omdat die letterlijk worden genomen, zouden soms zeven, tien of twaalf, afhankelijk van hoe men ernaar kijkt, in aantal zijn.

Zie ook Kristallijne sferen

Emunah

(Hebreeuws) ’Emūnāh [van ’ēm moeder]

Moeder. De kosmische vrouwelijke bouwer of moeder/bouwer. Vrouwelijk ’Ao (bouwer, architect). Een enkele keer aangetroffen in de Kabbalah en slaat op de derde sefira, Binah, die de eerste kabbalistische triade vormt met de eerste sefira, Kether — waarvoor het woord ’Abba (vader) is gebruikt — en Hochmah, de tweede sefira. Zowel ’Amon en ’Emunah betekenen op dezelfde manier krachtig, stabiel, kordaat of veilig en geven dus ook associaties met loyaliteit, trouw en regelmaat in procedures. Door deze laatste betekenissen wordt Binah of ’Imma begrip genoemd — omdat door kosmische intelligentie (begrip) en zijn standvastigheid of stabiliteit en trouw in ideeënvorming, de werelden met hun vele manifestaties worden gebouwd door de regelmatige wegen van goddelijke verbeelding te volgen.

En

(Grieks) [Van en, eis een; vgl. Latijn unum ]

Bij Pythagoras en Empedocles kwam het overeen met de yliaster (oorspronkelijke stof of matrix) van Paracelsus en met ākāśa, anima mundi of alaya (BCW 7:283).

(Hebreeuws)Zie ’Eyn

Eneidfaddeu

(Welsh) [van enaid ziel + maddeu vergeven]

Eneidfaddeu is de leer van de druïden dat de ziel wordt verlost van zijn zonden door te lijden, en dat lijden zowel het gevolg als de vergeving is van verkeerd denken en handelen. Het is de wet van karma.

Energia Naturae

(Latijn) Energie van de natuur.

Gelijk aan de vis naturae en daarop lijkende termen uit de 19de-eeuwse theorieën over een verenigde vitale kracht in de natuur.

Energie

[Van Grieks energeia, bezitten + ergon, actieve kracht]

In de natuurkunde wordt energie behandeld als een meetbare kwantiteit, zonder rekening te houden met zijn feitelijke aard of oorsprong. Vroeger was men gewend energie als duidelijk anders te zien dan (en in wisselwerking met) materie, inertie of massa. Tegenwoordig bestaat dit idee dat massa of materie iets anders is dan energie niet meer.

De wetenschap bevestigt het bestaan van enorme voorraden latente energie in atomen en ziet alles als een kwestie van zuivere dynamiek en leidt daaruit af dat er een equivalente hoeveelheid fysieke energie nodig moet zijn geweest om een atoom te vormen. Maar energie of leven is een fundamentele eigenschap en functie van het heelal, dat zijn manifestaties heeft op alle zeven of tien gebieden van prakriti en verschijnt als van binnen naar buiten stralende centra van energie.

Energie wordt ook gebruikt als verwijzing naar de vrouwelijke kracht of śakti (SD 1:136), daarnaast wordt aether genoemd als de essentie van energie. Energie die op het astrale gebied is verbruikt is, volgens de occulte dynamica, veel rijker aan gevolgen dan dezelfde hoeveelheid die op het stoffelijke gebied is verbruikt.

De theosofie maakt een onderscheid tussen kracht (of krachten) en energie. De eerstgenoemde is de naam van de actieve monadische essenties, waarbij ieder kan worden beschouwd als een levende, intelligente en zelfbewuste kracht. Wanneer deze kracht actief wordt gebruikt, als de kracht om te werken of effecten te produceren, spreken we van energie.

Engelen

[Meervoud van Grieks angelos boodschapper, aankondiger, afgezant]

In het Oude Testament gebruikt voor het Hebreeuwse mal’ach (boodschapper). In het christendom, het judaïsme, de islam en enkele andere theologieën zijn zij ofwel de boodschappers van God of vormen zij een van de wisselende hiërarchieën van hemelse wezens. Het is ook het bekende idee van een beschermengel.

En toch is het idee van legers van vormende machten voor een belangrijk deel uit het populaire christendom verdwenen. Het waren de rectores mundi of andere wezens die tussen het goddelijke en de mens in staan en die als middelaars tussen hem en hoge geestelijke entiteiten fungeren. En dat terwijl engelen, vorsten en machten nog wel door Paulus worden genoemd — en de aartsengel Michaël door Judas — en ondanks de grote invloed van de gnostici, neoplatonisten en joden op het vroege christendom een ruimere betekenis aan het woord hebben gegeven.

Engelen zijn de leden van talrijke hiërarchieën van hemelse machten, van de zevenvoudige vormende ‘menigte’ die emaneert uit de vormende derde logos helemaal omlaag naar de heersende genius of geest van een atoom en handelen als middelaars of afgezanten van het goddelijke en de mens, of het aardse.

Engelen van duisternis

De gevallen engelen die overeenkomen met de asura’s van de hindoes, waarvan de duisternis absoluut licht is.

Zij worden ook herkend als kumara’s en andere hemelse entiteiten die weigerden te scheppen omdat ze te geestelijk waren (SD 1:457; 2:489, 506).

Engelen van de Sterren

De engelen van de sterren zijn de bestuurders, kosmische regenten of kosmische geesten van de sterren:

Iedere planeet is volgens de esoterische leer een samengestelde eenheid van zeven beginselen, net zoals de mens dat is. Dat wil zeggen de zichtbare planeet is het stoffelijk lichaam van het sterrenwezen, het atma of geest dat de engel, rishi of dhyani-chohan is, of deva, of wat we het dan ook zullen noemen. (BCW 10:31)

Dit vormde de basis van de aanbidding van engelen van de sterren door de hele oudheid heen, een aanbidding die in aangepaste vorm werd overgenomen door het eenvoudige oorspronkelijke christendom en nog steeds in de rooms-katholieke kerk wordt gedaan, hoewel de esoterische betekenis verloren is gegaan. De zeven engelen — Michaël (die lijkt op God), Gabriël (de kracht van God), Rafaël (goddelijke deugd), Uriël (God’s licht en vuur), Scaltiël (de spraak van God), Jehudiël (de lof van God), en Barachiël (de zegen van God) — hadden betrekking op de bestuurders van de zeven heilige planeten.

Het is door hun ‘goddelijke eigenschappen’ waardoor de namen zijn ontstaan en deze aartsengelen kunnen worden onderscheiden door een gemakkelijke esoterische methode van omzetting van de Chaldeeuwse grote goden en zelfs van de Zeven Manu’s en de Zeven Rishi’s van India. (BCW 10:19)

Engelen van de tegenwoordigheid

In het christendom staan zij voor de zeven Deugden, oftewel de vermenselijkte eigenschappen van God, die door hem waren geschapen en vervolgens de aartsengelen werden. Dit is hetzelfde als de zeven manu’s die door de tien prajapati’s werden gemaakt, die weer zijn geschapen door Brahmā.

Omdat de lipika’s het ideële plan van het heelal, op basis waarvan de ‘bouwers’ na iedere pralaya de Kosmos weer ontwikkelen, uit het passieve universele denkvermogen in de objectiviteit projecteren, zijn zij het ook die een parallel vormen met de zeven engelen van de goddelijke Tegenwoordigheid; de christenen zien die engelen in de zeven ‘planeetgeesten’ of de ‘geesten van de sterren’. Want zij zijn de rechtstreekse schrijvers van de eeu­wi­ge Verbeeldingskracht of, zoals Plato het noemde, de ‘goddelijke gedachte’. (SD 1:104, 2:237, 573)

Engelogie

Een hiërarchisch stelsel van engelen, boodschappers, hemelse machten of emanaties, vooral van joden en christenen. Het joodse stelsel is kabbalistisch. Het christelijke stelsel was rond de 5de of 6de eeuw geïntroduceerd, voornamelijk gebaseerd op basis van de hemelse hiërarchie en de kerkelijke hiërarchie van Dionysius de pseudo-Aeropagiet, en had een geweldige invloed op de latere christelijke theologie. Deze engelogie bestaat uit een tienvoudige opzet volgens de manier van indelen van Pythagoras en de neoplatonisten: de top van de christelijke hiërarchie is goddelijk en wordt God genoemd.

 De hiërarchie ziet er aldus uit (Beginselen 85):

  1) De ruimte van de goddelijke geest;
  2) serafijnen;
  3) cherubijnen;
  4) tronen;
  5) heerschappijen;
  6) krachten;
  7) machten;
  8) vorsten;
  9) aartsengelen; en
10) engelen.

Het woord kan ook een verhandeling over dit onderwerp betekenen, of een werk van leringen erover.

Enneaden

[Van Grieks ennead groep van negen]

Een werk van Plotinus (205? - 270) — een van de laatste en beroemdste van de neo­pla­toni­sche filosofen en leerling van Ammonius Saccas — gepubliceerd door zijn leerling Porphyrius. Elk van zijn zes boeken bevat negen hoofdstukken.

Ennoia

(Grieks) [van en + nous het hogere denkvermogen, goddelijke wijsheid, een kracht die niet actief schept maar assimileert]

Het goddelijke denkvermogen waarvan Simon Magus zegt dat die gelijkwaardig is aan de Allerhoogste (de Vader) en de moeder van alle aartsengelen en engelen (aeonen of emanaties). Ennoia is afgedaald naar de lagere werelden en wordt uiteindelijk gevangengezet in de grove materie waar ze wordt misbruikt. Maar de Vader manifesteert zich dan als de Zoon en redt Ennoia om haar opnieuw haar rechtmatige troon terug te geven. Simon schrijft in de ik-vorm als hij deze lering geeft en volgens dezelfde taal van de symboliek ziet hij Ennoia als zijn vrouw Helena en spreekt over haar ontaarding door prostitutie. Dit is de aanleiding geweest van het misverstand onder oude en moderne wetenschappers en onderzoekers. Ennoia wordt tot een paar gemaakt met Ophis (de slang van goddelijke wijsheid) om de scheppende Logos te vormen.

Er is een nauw mystiek verband tussen Ennoia en Epinoia, de eerste passieve aeon (aeon in het gnosticisme wijst zowel op een cyclus als op een geestelijke entiteit die deel uitmaakt van een kosmische hiërarchie).

Enoch

(Hebreeuws) Ook OnechḤanōkh

Inwijding of de ingewijde, dus ook hiërofant of priester. In de Bijbel (Genesis 4, 5) ...

zijn er drie verschillende Enochs — de zoon van Kaïn, de zoon van Seth en de zoon van Jared; maar zij zijn allemaal gelijk en twee van hen worden genoemd met als doel te misleiden. Alleen van de laatste twee worden de leeftijden gegeven, de eerste wordt niet meer genoemd en dus genegeerd.
 Hij is de grootvader van Noach en staat voor het eerste onderras van het vijfde wortelras. (BCW 14:86n)

De profeet Enoch waarvan men denkt dat hij van voor de tijd van de zondvloed stamt, was de uitvinder van het onderwijs, het schrift en de grondlegger van inwijdingsriten. Onder de Arabieren werd Enoch gewoonlijk Idris genoemd, wat betekent de wijze of de geleerde.

De Kerkes en de Onech staan voor een rascyclus en de mystieke boom Ababel — de ‘Vader Boom ’ in de koran — ontwikkelt nieuwe takken en bladeren bij elke herrijzenis van de kerkes of feniks. (SD 2:617)

Het verband met de feniks is zuiver mystiek, omdat hij net zoals de feniks zou zijn herboren uit zijn as en zo een nieuwe cyclus start, zo zegt men van de neofiet dat hij door inwijding opnieuw wordt geboren uit de ‘as’ van zijn oude zelf.

Enoïchion

(Grieks-Hebreews) [van Hebreeuws ḥanakh smal maken, smal zijn; druk, pressie; vandaar inwijden, oefenen in de weg van heiliging of toewijding; mogelijk van ḥanōkh (Enoch) ingewijde, inwijder]

De oorspronkelijke betekenis van het rechte smalle pad, dat wat smal is gemaakt en moeilijk is door te gaan, wat doet denken aan de uitspraak in het Nieuwe Testament:

Eng is de poort, en smal is de weg. (Mattheüs 7:14)

... een directe verwijzing naar inwijding. Aldus kan enoïchion worden vertaald als een ziener.

Esoterisch en spiritueel betekent enoïchion de ‘ziener met het open oog,’ het innerlijke geestelijke oog. (SD 2:530)

Ens

(Latijn) [van esse worden, zijn]

Volgens de scholastische filosofie is het ‘zijn’ in de meest abstracte betekenis, niet noodzakelijkerwijs bestaand maar vereist wel de toevoeging van een categorie om het werkelijkheid te geven. Het is hetzelfde als het Griekse woord ousia (essentie), de essentiële aard van een ding. Of het ‘sat’ van de hindoes.

In de alchemie is het een extract dat de essentiële kwaliteiten van een stof bevat; bijvoorbeeld primum ens melissae: de geest van balsem.

Wordt ook gebruikt voor de werkelijke of geestelijke tegenwoordigheid in de universele natuur, wat duidt op het Altijd-zijnde of Altijd-bestaande.

Entelechie

[Van Grieks entelecheia van en telos echein volledig zijn of heel zijn]

In de filosofie van Aristoteles de actualiteit als tegengesteld aan de mogelijkheden in potentie: water is mogelijk vast, vloeibaar of gasvormig, maar op dit moment is het slechts één van die drie. Aristoteles ziet de ziel als de entelecheia van het lichaam — het bestaande beginsel voor het bestaan van het lichaam en is daarom de werkelijke hoewel ongeziene realiteit van het zijn van het lichaam, ongeacht of die nu is geëmaneerd uit de monaden van de fundamentele geestsubstantie (svabhavat), wanneer de laatste wordt gezien als hun collectieve eenheid. Het is het beginsel of wezenlijke element van een wezen of ding, dat voor de realiteit van zo’n wezen of ding zorgt, beschouwd als opzichzelfstaand en ongeacht of het afhankelijk of afgeleid is van machten of kwaliteiten.

Entropie

[Van Grieks entropia naar binnen gekeerd of naar binnen gedraaid]

De tweede wet van de thermodynamica, zoals geformuleerd door de mathematisch natuurkundige Clausius (1822-1888), die zegt dat warmte niet uit zichzelf van een kouder naar een warmer lichaam kan gaan en ook dat het onmogelijk is om door middel van onbezielde hulpmiddelen een mechanisch effect af te leiden uit enig deel van de stof door dat verder af te koelen dan de temperatuur van het koudste object in zijn omgeving. Het proces van afkoelen wordt gezien als onomkeerbaar en er wordt gezegd dat de energie moet zijn overgegaan naar een niet-beschikbare vorm. Er wordt ook gezegd dat de entropie van zo’n koelsysteem zijn maximum heeft bereikt als alle energie ‘naar binnen is gekeerd’ of is uitgeput. Het uiteindelijke resultaat van een dergelijk proces voor een heelal dat zijn energie zou verliezen in de vorm van warmte, zou zijn dat alle lichamen zouden afkoelen naar dezelfde temperatuur; aldus zou er geen verdere overdracht van warmte of energie onder hen plaats kunnen vinden en een toestand van rust of de dood zou intreden. Zo zag het wetenschappelijke standpunt eruit, dat aanneemt dat de zon een heet lichaam is dat afkoelt — een standpunt dat niet door de theosofie wordt gedeeld.

Verder is het slechts een aanname dat een proces onomkeerbaar is en is gebaseerd op geen beter argument dan dat we nog niet in staat zijn geweest om die om te keren. Bijvoorbeeld, stel dat al het water van de aarde in zee zou verdwijnen en niets of niemand zou ingrijpen, dan zouden we snel wereldwijd doodtij hebben en er zou geen stromend water meer zijn. Maar dit gebeurt niet vanwege verdamping van (zee)water en andere oorzaken die erbij helpen. Het is gemakkelijk om in dwalingen te vervallen door slechts één deel van de feiten in beschouwing te nemen; gelukkig leven we in een levend heelal en niet in een onbezielde machine die warmte opwekt.

Eosphoros

(Grieks)

De morgenster. Dezelfde als Lucifer of Venus. Venus ...

was in de tijd voor de theogonie van Hesiodus bekend als Eōsphoros (of Phōsphoros) en Hesperos, de kinderen van de ochtend- en avondschemering. Bovendien wordt bij Hesiodus de planeet ontleed in twee goddelijke wezens, twee broers — Eōsphoros (de Lucifer van het Latijn) de ochtend- en Hesperos de avondster. Zij zijn de kinderen van Astraios en Eōs, de sterrenhemel en de morgenstond, zoals ook Kephalos en Eōs ... (BCW 8:16) en (BCW 8:5-6, 10-1, 18, 25, 27n)

Epaphos

(Grieks)

Zoon van Zeus en Io. In dit geval de zon en maan. In de mysteriën van Dionysos-Sabazius is hij de zoon van Zeus en Demeter, die ook een maangodin is. De geboorte van Epaphos zoals die van Prometheus, symboliseert de entree van de mensheid vlak voor de opgaande boog van de evolutie na zijn afdaling in de stof te hebben voltooid. Want Epaphos is in een betekenis de Logos, Zeus in de vorm van een slang en staat voor de macht die de mensheid opnieuw omhoog zal dragen naar het spirituele, van waaruit die is afgedaald of gevallen — met daarbij de verzamelde ervaringen als intellectuele wezens.

Ephialtes

(Grieks)

In de Griekse mythologie is Ephialtes een titaan, zoon van Poseidon, die met zijn broer Otus oorlog voert op de Olympus en Ares 13 maanden lang gevangen houdt. Al op negenjarige leeftijd was elke broer 16,5 meter lang en 11 meter breed. Deze twee titanen verwijzen als soort naar de late Lemuriërs van het derde wortelras en naar de vroegste Atlantiërs, die bekend waren om hun enorme afmetingen, moed en de oorlogen die zij voerden tegen de goden of de Zonen van het Licht. Maar zij waren beslist geen demonen in een christelijke betekenis, want deze vroege rassen stelden eenvoudigweg de jonge mensheid voor waarin zelfbewustzijn tot uitdrukking werd gebracht in enorme trots, de liefde voor stoffelijke kracht vergeleken met de geestelijke kracht, en liefde voor grote prestaties op stoffelijk of fysiek gebied.

Het woord ephialtes werd in de middeleeuwen gebruikt voor de demonische geest die nachtmerries veroorzaakt en nog later, voor de kracht zelf.

Epictetus

Grieks stoïcijns filosoof en bevrijde slaaf die in Rome filosofieles gaf tot aan 90 n. Chr. toen Domitianus alle filosofen het land uitjoeg. Hij liet geen geschriften achter zodat zijn filosofie alleen bekend is door de Verhandelingen (Discourses) en de Enchiridion* van Epictetus van zijn leerling Flavius Arrian. Zoals andere stoïcijnen stelde hij dat ieder mens in de wortel of bron van zijn wezen een vonk van de Logos heeft, zodat alle mensen broeders van elkaar zijn en dat relaties met anderen gerespecteerd moeten worden. Innerlijke harmonie kan alleen worden bereikt door de juiste waarnemingen en gedrag, onderscheid maken tussen wat ‘van ons’ is waar we dus invloed op hebben, en wat ‘niet van ons’ is en daarom buiten onze rechtmatige invloedssfeer ligt. Hij moedigde aan om nieuwe denkgewoonten te maken, te handelen door constante oefening en zelfdiscipline, en door doelbewust te handelen.

*Echiridion is een kleine handleiding of handboekje.

Epicurische filosofie

School opgericht door Epicurus (g. 341 v. Chr.), een atomistische filosoof die in het algemeen wordt geassocieerd met de latere karikaturen van zijn leringen. Zijn werkelijke leringen en levenswijze bewijzen dat zijn belangrijkste doel en bezit het geluk was, meer nog dan plezier of genoegen, want hij onderwees en hield zich aan een sobere levenswijze. Hiermee bespotte hij met karikaturen de vormen van het platonisme van zijn tijd en verliet het terrein van het onvruchtbare idealisme en verruilde dat voor iets concreets en praktisch en probeerde werkelijkheden te vervangen door lege abstracties, zowel in filosofie als in ethiek. Om deze reden legde hij grote nadruk op ethiek en het relatief negeren van logica en filosofie.

Als filosofie onderwees hij dat atomen en een leegte de kosmische fundamenten zijn. Maar deze atomen waren niet de stoffelijke deeltjes van de latere Europese wetenschap, maar de levende monaden of intelligente zielen van de oudere atomisten. Hij deed geen poging om het heelal te tonen als een vorm van fysieke stof maar erkende alleen de wezenlijke aard van het bestaande en het leven uit protest tegen het onpraktische idealisme dat belangrijke waarden tot onwerkelijkheden had teruggebracht.

Daarnaast richtte Epicurus zich op sensuele prikkelingen om de mensen terug te brengen naar de feitelijke ervaring — die tegengesteld is aan een lege speculatieve kijk — als een solide basis voor een ethisch leven. Hij was niet een atheïst in de moderne betekenis van het woord want hij laat expliciet weten dat er goden zijn, maar niet de goden van de antropomorfe godsdienstigen. Op dezelfde manier onderwees hij niet een zelfzuchtig individualisme maar dat de weg naar uiteindelijke vrijheid in onszelf ligt. En wanneer hij de Staat en al het gedoe met sociale en politieke theorieën minachtte, deed hij dat alleen om weerstand te bieden aan de lege ijdele abstracties die het maatschappelijke leven toen domineerden.

Epidemieën

[Van Grieks epi over + demos het volk]

Blavatsky bespreekt ongebruikelijke maar belangrijke gevolgen van oorzaken die in bepaalde gevallen eerder een kosmische dan een bacteriologische achtergrond schijnen te hebben (BCW XII: 109). Zij verklaarde dat mysterieuze epidemieën als griep of influenza ontstaan door een overdaad aan ozon in de lucht, waar een te veel aan zuurstof heeft plaatsgemaakt voor ozon onder invloed van een krachtige elektrische stimulans.

De pranische levens­atomen van het menselijk lichaam ontwikkelen een elektrisch veld dat onze astraal-vitaal-fysieke constitutie doordringt en ons in contact brengt met een natuurlijke vloed van etherische stromingen die een elektrische en magnetische potentiaal hebben. Deze krachten emaneren uit grote kosmische entiteiten die de intelligente intermediairs zijn voor het karmisch uitvoeren van de zogenaamde wetten van de natuur. Zij werken in het noumenale rijk van oorzaken die op aarde in vele wisselende vormen gaan verschijnen. Deze entiteiten — de krachten van de zon laten we buiten beschouwing — zijn de bestuurders van de zeven heilige planeten die helpen bij de bouw van het lichaam en die toezicht houden op de lotsbestemming van zowel de mens als de aarde. Zij handelen automatisch en onpersoonlijk in harmonie met de gecombineerde oorzaken en gevolgen van etherische en aardse omstandigheden.

De zon, de maan, de planeten, de aarde en het menselijke brein, zijn allemaal magneten die met elkaar in verbinding staan in één groot web van ‘levende’ draden van bewustzijn. Wanneer mogelijk zullen de atomen binnen het zonnestelsel niet alleen de bij hun passende soortgenoten op iedere planeet veranderen, maar ondergaan ook zelf een zekere verandering tijdens hun snelle passage door onze atmosfeer: wat wij ...

de geest noemen, [is] het noumenon van dat wat in zijn grofste vorm op aarde zuurstof en waterstof en stikstof wordt [genoemd] ... Vóór deze gassen en vloeistoffen worden wat ze in onze dampkring zijn, zijn ze interstellaire ether; nog eerder en op een dieper liggend gebied zijn ze iets anders en zo tot in het oneindige. (SD 1:626)

Deze vloeistoffen en gassen zijn afgedaald, naar beneden gekomen, gebied na gebied, en brengen ons karmische invloeden van de hiërarchieën van entiteiten die het solaire organisme samenstellen. Zij zijn de tastbare dragers van het kosmische elektrische vuur van goddelijke, geestelijke, mentale, psychische, astrale en stoffelijke krachten die het heelal vullen.

Dit zijn in het kort de astrologische oorzakelijke invloeden voor typische epidemieën, die ook regelmatig aan het werk zijn in andere karmisch gerelateerde volksziekten, zoals mentale en emotionele aandoeningen als opstanden, reactionaire krachten van fanatici en golven van misdaad en ellende. Gelukkig zijn het dezelfde onpersoonlijke uitvoerders van de karmische wet die door de invloeden van nog veel hogere geestelijke vertegenwoordigers, net zo actief en behulpzaam zijn tijdens menselijke cycli voor ethische en geestelijke aspiratie en vooruitgang.

De oorzaken die normaal gesproken worden toegeschreven aan epidemieën zijn een individuele ontvankelijkheid; aardse omstandigheden als warmte, vocht, bodem, water, hygiëne en sanitair en de massale verplaatsingen van mensen zoals tijdens oorlogen, pelgrimages enz. Terwijl al deze factoren de fysieke en psychologische randvoorwaarden scheppen die bij kunnen dragen aan de verspreiding van bepaalde epidemieën en emotionele aandoeningen, blijven er in potentie onzichtbare oorzaken over waarmee terdege rekening moet worden gehouden.

Zie ook Meteorische Sluier

Epifanie

[Van Grieks epi aan + phaino verschijnen]

Voor de christelijke kerk betekent epifanie de manifestatie van Christus aan de heidenen en wordt in de latere christelijke kerk gevierd op 6 januari. Epifanie verwijst terloops ook naar de doop van Christus, het bezoek van de Magiërs aan Bethlehem en andere gebeurtenissen waarvan melding wordt gemaakt in het Nieuwe Testament.

In de context van inwijding betekent het een vrij onbeduidende manifestatie van de innerlijke God aan de kandidaat, in tegenstelling tot theofanie, dat in een hogere graad plaatsvindt en de verschijning van de innerlijke God betekent.

Epigenese

[Van Grieks epi op of over + genesis voortbrenging]

Een biologische theorie met betrekking tot voortplanting die stelt dat het embryo is ontwikkeld uit oorspronkelijke kiemelementen langs een proces van geleidelijke evolutie, dat wil zeggen door de passage van relatief gelijke omstandigheden naar gespecialiseerde omstandigheden door het proces van differentiatie. Deze theorie verving het oudere idee van inkapseling waarbij het toekomstige organisme al in zijn geheel, maar slechts microscopisch klein, in het ei aanwezig zou zijn en dat later slechts werd vergroot, [als het ware opgeblazen]. Het verving ook het idee dat het organisme was ontwikkeld door een plotselinge aanwas van delen die uit de overeenkomstige organen van de ouders zouden zijn voortgekomen. Dit betekende de aanpassing van de embryologie aan de moderne evolutietheorie.

Het staat duidelijk open voor kritiek wanneer we de groei zouden willen zien als een zuiver fysiek proces en we willen aantonen dat ontwikkeling niets anders is dan een toename of toevoeging van dingen, in plaats van een ontvouwen, waarbij wordt gesuggereerd dat een volledig nieuw wezen kan worden gemaakt door niets anders dan bepaalde dingen eraan toe te voegen. Maar niets kan worden gevormd door alleen maar toe te voegen. Nee, niets kan worden gemaakt tenzij het eerder in zijn geheel heeft bestaan, hoewel op een subtieler stoffelijker gebied.

Het bij elkaar komen van fysieke elementen is niets anders dan het invullen van een patroon dat eerder is geschetst. Het astrale prototype van het fysieke organisme dat incarnatie zoekt, trekt de fysieke elementen die nodig zijn naar zich toe en gebruikt de voortplantingsprocessen als een middel. De oudere theorie van inkapseling bevat net zoveel waarheid als de theorie van epigenese, maar is te zeer vervormd door een te fysiologische en theologische kijk op het proces.

Zie ook Embryo

Epilepsie

Een ziekte die in de oudheid werd beschouwd als een obsessie, of de bezetenheid door een elementaar die tijdelijk de astrale-vitale ziel uit het lichaam verdrijft en dan de controle over het lichaam neemt. Het denken verliest daarbij meteen de verbinding met zijn fysieke voertuig, waardoor bewusteloosheid intreedt. De theosofische leringen over elementaren — astrale entiteiten met intense driften die aangetrokken worden door neurotische, mediamieke en negatief gevoelige naturen — geeft het antwoord op de schadelijke en vaak doelloze explosies van kracht in een persoon die zo van zijn lichaam wordt losgemaakt. Van de diverse bizarre sensaties die aan de vele typische aanvallen voorafgaan, is een van de meest voorkomende de plotselinge schrikachtige of angstige blik van de lijder die hij vasthoudt alsof hij verstijfd is door de waarneming van een of ander gruwelijk iets in het astrale licht. De veel voorkomende hallucinaties zijn, als regel, van dezelfde soort die een alcoholicus ervaart tijdens een delirium tremens. Blavatsky zegt dat epileptische aanvallen ...

het eerste en sterkste symptoom van echt mediumschap is. (Sleutel 180)

De moderne geneeskunde verklaart dat patiënten in enkele gevallen van opzichzelfstaande of idiopathische* aanvallen vaak gewone individuen zijn tussen de aanvallen door en ook dat autopsie geen organische ziekte aan het licht heeft gebracht die die ziekte zou kunnen verklaren.

*Idiopathisch is geneeskundig jargon dat zonder bekende oorzaak betekent. Veel klachten en ziekten hebben een of meer bekende oorzaken, maar veel ook niet.

Epimetheus

(Grieks)

De achteraf-denker. Een titaan, de broer van Prometheus (de vooraf-denker), echtgenoot van Pandora en schepper van de dieren terwijl Prometheus de schepper van de mensheid is. Epimetheus staat voor het lagere aspect van het menselijke denken.

Epinoia

(Grieks)

Denken aan een voorwerp. In een ruimere context staat epinoia voor de kracht van het denken, vindingrijkheid, doelmatigheid, een plan. In het gnosticisme staat epinoia voor de eerste passieve aeon of geestelijke entiteit die een deel van een kosmische hiërarchie vormt.

Zie ook Ennoia

Epithumia

(Grieks)

In de Griekse metafysica is epithumia in de menselijke constitutie gelijk aan kama of het begeertebeginsel. Psyche of de ziel was de vereniging van bios (lichamelijke vitaliteit, prana), epithumia en phren of mens (denken, manas). (BCW 1:292, 365)

Pythagoras en Plato verdeelden de ziel in twee afzonderlijke delen, onafhankelijk van elkaar — de ene, de rationele ziel of logos, de ander de irrationale ziel, de alogos — de laatstgenoemde wordt weer onderverdeeld in twee delen of aspecten in de thymichon en de epithymichon, wat samen met de goddelijke ziel en zijn geest en het lichaam de zeven beginselen van de theosofie vormt. (BCW 7:229)

Zie ook Beginselen

Epoptes

(Grieks) [van epi bij, over + opt zien]

Soms epopt. In de Eleusinische Mysteriën een ziener, toezichthouder, meester bouwer, iemand die een geweldige visie heeft. Een ingewijde in de hoogste graad van de Mysteriën (epopteia) die onder andere de geestelijke zintuigen en vermogens heeft verworven waaronder die van helderziendheid. De toestand die epopteia wordt genoemd, vond plaats tijdens de inwijding in de zevende en hoogste graad van de Eleusinische Mysteriën, het was het moment waarop de innerlijke God door de mens scheen, zodat de kandidaat gedurende een korte tijd één was met zijn innerlijke God.

Zie ook Mystes

Equinox

[Van Latijn aequinoctium gelijke nachten]

De tweejaarlijkse momenten wanneer de zon op zijn schijnbare pad langs de ecliptica de hemelse evenaar passeert, rond 21 maart en 23 september. Op dat moment duren dag en de nacht even lang. De positie van dit snijpunt of knoop — het equinoctische punt — op de ecliptica wordt in het voorjaar op het noordelijk halfrond de eerste graad van Ram (Aries) van de dierenriem genoemd. Maar dit punt verschuift voortdurend met een retrograde beweging langs de ecliptica gedurende zo’n 25.920 jaar. Deze periode is erg belangrijk omdat elke astronomische cyclus een kosmische en een menselijke betekenis heeft. Overeenkomstig de tekens van de dierenriem wordt die verdeeld in twaalf tekens van elk 2160 jaar, in de theosofie wordt zo’n deel een messiaanse cyclus genoemd en wijst op de komst van een nieuwe spirituele impuls. De recessie van de equinoxen van Vissen (Pisces) in Waterman (Aquarius) zou zo ongeveer in onze eeuw* plaats moeten vinden.

In De geheime leer (2:330) wordt een cyclus genoemd die wordt verkregen door de duur van de precessionele cyclus te betrekken bij de cyclus van de apsis ...

Het tot elkaar naderen van het nachteveningspunt en de apsis is de som van deze bewegingen ... en daarom keert het nachteveningspunt in 21.128 jaar (waarschijnlijk 21.160 jaar) naar dezelfde plaats ten opzichte van de apsis terug.

De twee dag- en nachteveningspunten van ieder jaar zijn ook erg belangrijk omdat zij de gunstige momenten zijn voor bepaalde occulte gebeurtenissen zoals inwijdingen en ceremonieën. Deze tijdstippen werden dan ook vaak in het oude Griekenland gekozen omdat ze heel gunstig vielen voor de viering van de oude Mysteriën en de inwijding van kandidaten; hoewel de twee zonnewendepunten in december en juni net zo belangrijk zijn.

*OV: Met ‘onze eeuw’ wordt de 20ste eeuw bedoeld.

Erataoth

(Hebreeuws-Syrisch)

De hond. Een van de enigszins arbitraire maar zeer mystieke namen van de geestelijke wezens van de eerste Syriërs, Hebreeën en andere mystici van het Midden-Oosten, die misschien wel een hele bijzondere band hebben met de zeven heilige planeten.

Erebus

(Grieks) Erebos Duisternis.

Erebus en Nux of Nyx* (nacht) ontsprongen aan Chaos en het paar gaf vervolgens het leven aan Aether en Hemera (dag). Duisternis brengt het licht voort.

Erebos was de spirituele of actieve kant, die overeenkomt met brahman in de hindoefilosofie, en Nyx de passieve kant die overeenkomt met pradhāna of mūlaprakriti ... Uit Erebos en Nyx als dualiteit worden dan Aether en Hemera geboren, Geest en Dag – Geest is in deze volgende fase opnieuw de actieve kant en Dag het passieve aspect, de substantiële kant of het voertuig. (BvhO 80)

Kosmisch gezien is de duisternis waarover hier wordt gesproken het licht van de kosmische geest, die zo ver buiten alle menselijke mogelijkheden ligt om begrepen te worden of zichtbaar te zijn, dat die voor ons zelfs intellectueel zo donker als de nacht is. Omdat zelfs ons intellectuele licht, wat een afgeleide is van de kosmische duisternis, daarbij vergeleken een schaduw is. Daarom zijn duisternis en nacht, die refereren aan het licht van de kosmische geest ten aanzien van de oorspronkelijke werkelijkheid (hier de nacht genoemd) die samen de kosmische aether en de dag geboren lieten worden.

Op dezelfde manier ging de naam Erebus ook de onderwereld betekenen vanwege zijn enorme uitgestrektheid, die zo ver reikt als de kosmische diepten, zodat zij voor het menselijke begrip obscuur zijn en daarom duister.

Erfelijkheid

De theosofische filosofie verklaart erfelijkheid als de aantrekking van wederbelichamende monaden naar families waar zij verschillende affiniteiten mee hebben. En dus zijn het de wederbelichamende ego’s die al zulke individuele kenmerken of eigenschappen hebben die worden voortgezet in de levensstroom van de familie. Het is het sutratman (levensdraad) dat door de achtereenvolgende generaties loopt.

De levens­atomen van de lagere menselijke beginselen komen opnieuw naar ons toe als we reïncarneren zodat zowel de ziel als de levenatomen van de lichamen in essentie dezelfde zijn van leven na leven. De oorzaak van erfelijkheid is terug te vinden in een bepaalde klasse van dhyani-chohans waarover wordt gesproken als de ‘vierde orde van engelen’. Zij zijn ...

het gebied waarin de kiem, die zich zal gaan voortplanten, in afzondering ligt verborgen. De kiem zal in de stoffelijke cel de geestelijke kracht worden die de ontwikkeling van het embryo leidt, en de oorzaak is van de overerving van vermogens en van al de inherente eigenschappen van de mens ... Deze innerlijke ziel van de stoffelijke cel — dit ‘geestelijke plasma’, dat het kiemplasma beheerst — is de sleutel die eens de poorten moet openen van de terra incognita van de bioloog, die nu het duistere mysterie van de embryologie wordt genoemd. (SD 1:219)

Dat het kind vele kenmerken van zijn ouders meekrijgt of met zich meedraagt, kan niet worden ontkend, maar is niet van grotere betekenis dan het feit dat het ook kenmerken ontleent aan een grote verscheidenheid van andere bronnen, die allemaal materialen bijdragen en lagere middelaars zijn waardoor het karma van het individu wordt uitgevoerd. Dat karma is het ingeboren karakter van het individu, zoals dat is belichaamd in de verschillende geestelijke, manasische, psychologische of astrale voertuigen die bijdragen aan het samenstellen van een mens. Als we deze verworven kenmerken op de innerlijke gebieden buiten beschouwing laten kan de mate of manier waarop het karakter van het nageslacht wordt aangepast op basis van dat kleine beetje nieuwe fysieke invloeden die de ouders bijdragen, niet worden verklaard. Want het is ...

onbetwistbaar dat in het geval van menselijke incarnaties de wet van karma, voor rassen of individuen, de ondergeschikte tendensen van ‘erfelijkheid’ — haar dienares — tenietdoet. (SD 2:178)

Bovendien is niets in de natuur statisch. De energie stroomt in het fysieke organisme altijd van binnenuit naar buiten. Erfelijkheid kan niet goed worden begrepen op basis van het idee dat er anorganische deeltjes bestaan. Het is dan ook belangrijk in gedachten te houden dat alle resultaten het gevolg zijn van de samenwerking en interactie van levende wezens van vele verschillende soorten en maten.

Samengevat: wat men in deze moderne tijd erfelijkheid noemt, de overdracht van kenmerken van ouders op kinderen, is niet slechts een fysiologisch of biologisch mechanisme dat automatisch of willekeurig plaatsvindt, maar is feitelijk het gevolg van de aantrekking van bepaalde families, of bepaalde ouders, die net als de wederbelichamende ego’s min of meer overeenkomende karaktertrekken hebben. Langs dezelfde lijnen kan worden verklaard waarom rassen en zelfs naties hun typische kenmerken voortzetten, ego’s worden naar vergelijkbare gebieden voor incarnatie getrokken. En zo komt het dat het doorgeven van de soort en de karaktertrekken zowel raciaal als individueel van generatie op generatie wordt voortgezet en altijd wordt aangepast door de individuen van de wederbelichamende ego’s.

Eridanus

(Grieks)

In de Griekse mythologie is het de rivier waarin Phaethōn werd geworpen door Zeus. Phaethōn was de zoon van Helios (de zon) die met veel bravoure had geprobeerd de strijdwagen van de zon te besturen en bijna de aarde in brand had gestoken. De Eridanus wordt beschouwd als de rivier de Nijl en zijn etymologische oorsprong kan in Jordanië worden gevonden.

Aangezien de mythe van Phaethōn onder andere wijst op geologische veranderingen, heeft de Eridanus zowel een kosmische als een aardse betekenis. In het eerste geval duidt het op de stromingen van een oceaan of rivier, die mystiek gezien de aarde zou omringen en in het laatste geval gaat het om de mystieke rivier van inspiratie, die omlaagstroomt uit de geest naar het ontvangende denken.

Eridu

Een van de oudste zetels van een religieuze cultuur van het oude Babylonië.

De stad Eridu ligt een paar kilometer ten zuidzuidwesten van Ur in Chaldea (Irak). Eridu wordt genoemd in oude verslagen als de stad van de diepte. In de stad lag een tempel van Ea, god van de zee en van wijsheid. Herontdekt in 1854 en ligt nu zo’n 200 kilometer van de Perzische Golf hoewel in oude verslagen wordt gezegd dat die stad aan de kust lag. Berekeningen op basis van de snelheid van de aanwas van rivierafzettingen door neergelegde riviersedimenten plaatsen de stad in het zevende millennium voor onze jaartelling. Door de Akkadische kalender te vergelijken met de huidige punt van de lente dag-en-nachtevening geeft Sayce een datum die teruggaat tot 4700 v. Chr.

Erinyen

(Grieks) [vgl. Latijn Furae furiën]

Ook Dirae. Furiën, wraakgodinnen. Soms zijn zij heel talrijk, soms zijn het er volgens oude Alexandrijnse schrijvers die Euripides kopiëren, slechts drie: Tisiphone (wraaknemer van de vermoorden), Megaera (de jaloerse) en Alecto (niet-afnemende haat). Het was hun taak zondaren op te jagen en te hervormen, wat tegenwoordig in bepaalde kringen waarschijnlijk ten onrechte wordt geacht hetzelfde te zijn als (strafrechtelijke) vervolging. Aeschylus zegt van hen dat ze de dochters van Nacht zijn, Sophocles daarentegen zegt dat zij zijn geboren uit Duisternis en Aarde, en Hesiodus dat zij zouden zijn voortgekomen uit het bloed van de gewonde Uranus. Zij wonen in de onderwereld van waaruit zij beginnen met het najagen van de slechten om ze te laten bezinnen en voor het opnieuw herstellen van het verbroken natuurlijke evenwicht. Na het uitwissen van misdaad in Aeschylus veranderen zij zichzelf in gracieuze en welwillende goden en worden dan de Eumeniden genoemd. In Athene waren zij bekend als de Semnae (de eerbiedwaardigen).

De Erinyen of Eumeniden worden zo gezien als wezens die bijna automatisch als karmische middelaars fungeren voor het herstel van het verbroken of verstoorde evenwicht in het heelal en zijn daarom inherent aanwezig in de vegetatieve en automatische werkingen van de natuur. Zo zien we naar analogie dat het menselijk lichaam na een verwonding, door middel van vele ingewikkelde ‘automatische’ processen, zal proberen het letsel te herstellen. Zij zijn in de wereld dus zowel wrekers als weldadige helers of eumeniden.

Eros

(Grieks) Liefde, verlangen.

Voorgesteld in de theogonie van Hesiodus als een van vier zelfbestaande goden, de anderen zijn Chaos, Gaia en Erebos. In een andere betekenis is hij de zoon van Aphroditē en Ares, of Zeus of Hermes. Eros is de kosmische kracht die er de oorzaak van is dat het ongemanifesteerde zich wil manifesteren: het is goddelijke liefde, wil en verlangen. Het verlangen om zichzelf tot expressie te brengen door middel van een scheppende activiteit en aldus het leven en een bestaan te geven aan alle wezens. Deze begeerte ‘ontstond het eerst in Het’ (SD 2:578), en bevindt zich in de goden en in de gehele natuur. Nadat de werelden zich hebben gemanifesteerd, wordt Eros, in de hoedanigheid van fohat, de altijd-actieve kracht die de elementale atomen samenbrengt en combineert.

Fohat, in zijn hoedanigheid van goddelijke liefde (Erōs), het elektrische vermogen van affiniteit en sympathie, wordt allegorisch weergegeven terwijl hij probeert de zuivere geest, de straal die onscheidbaar is van het ene absolute, te verenigen met de ziel. (SD 1:119)

Eros is net als zijn synoniemen kama, amor en cupido, actief op vele gebieden.

Eros-Phanes

(Grieks) [van eros god van liefde + phanes onthuld, gemanifesteerd]

Eros-Phanes is een lid van de orfische triade — Chaos, Chronos, Phanes — die zich ontwikkelen uit het goddelijke of kosmische ei dat door de aetherische winden van de ruimte is bevrucht. Lijkt op de Eros die Hesiodus ziet als de derde persoon van de oorspronkelijke Griekse drie-eenheid van Ouranos, Gaia en Eros. Er bestaat een relatief nauwe band tussen Eros of Eros-Phanes en het geestelijke aspect van fohat.

Es

(IJslands) Ask, (Scandinavisch) Askr, de es.

In Noorse mythen werd de eerste mensheid gemodelleerd door de drie scheppende goden die gebruik maakten van de Askr en Embla (de es en waarschijnlijk de els) als stoffelijke basis. Alvader Odin en zijn twee broers schenken deze vegetatieve wezens geest, denkvermogen en begeerte, gekoppeld aan een wil.

Het heelal wordt voorgesteld als een es, de Yggdrasil, waarin elk kleiner wezen een es op zichzelf is. De levensboom maakt deel uit van de overleveringen van elk deel van de wereld.

De Noorse ask, de es van Hesiodus, waaruit de mensen van het bronzen tijdperk, het derde Wortelras, voortkwamen en de tzite-boom van de Popol Vuh, waaruit het Mexicaanse derde mensenras werd geschapen, zijn alle dezelfde. (SD 2:97)

Van de Noorse levensboom wordt gezegd dat die is geworteld in de goddelijke ‘bodem’ en dat die zich uitspreidt door de voorraadruimtes van de ruimte (de onzichtbare gebieden) en de levende werelden op zijn takken draagt.

Waar de es verwijst naar de mensheid op aarde is het tevens de centrale figuur in het sprookje ‘Askungen’ (‘Asse’poester), waarbij een ingewikkeld woordspelletje wordt gebruikt.

Esau | Ezau

(Hebreeuws) ‘Ēśāw, harig, ruig.

Esau was de zoon van Isaak en tweelingbroer van Jakob (Genesis 25). Deze tweelingen symboliseren de dualiteit in de natuur — goed en kwaad, dag en nacht;

Jakob-Israël is het vrouwelijke beginsel van Esau, zoals Abel dat is van Kaïn, zowel Kaïn als Esau zijn mannelijke beginselen. (TG 158)

Esau stelt als vader van de Edomieten (Genesis 36:43) het ras voor dat tussen het vierde en vijfde wortelras in ligt (SD 2:705).

Zie ook Adam; Edom

Esoterisch

[van Grieks esoterikos, behorende tot het innerlijke]

Gebruikt voor de gevorderde instructies voor gekwalificeerde kandidaten van de Mysteriën (of andere filosofische) scholen, en werd voor het eerst voor het grote publiek in Griekenland gebruikt door Aristoteles. Jezus hield voor zijn discipelen bijzondere leringen gereserveerd en had andere leringen voor het algemene publiek, wat we ook kunnen zien bij andere oude religies en filosofische leraren. Esoterische leringen waren zodanig van aard dat ze niet door wie dan ook konden worden begrepen, noch met enig voordeel konden worden ontvangen, als er geen studie en proeftijd aan vooraf waren gegaan. Exoterische leringen of leringen aan het grote publiek werden vaak in symbolische taal gegeven en onthulden de esoterische betekenis alleen aan hen die de vertaalsleutels in hun bezit hadden.

Zie ook Mysteriescholen

Esse

(Latijn) Zijn, essentie.

In esse wordt soms vergeleken met in posse, aangezien feitelijk bestaan tegengesteld is aan een bestaan in potentie. Esse wordt ook vergeleken met existere, op dezelfde manier als zijn wordt vergeleken met bestaan. Alexander Wilder omschreef genesis als het voortkomen van existere uit esse, van Zijnheid in zijn, van het eeu­wi­ge in kosmos en tijd.

Essenen

[Waarschijnlijk van het Hebreeuwse asa, genezen]

Genezers. Beschreven door Josephus als een van de drie voornaamste sekten onder de joden rond het midden van de 2de eeuw v. Chr. De naam Genezer was vaak een synoniem voor redder of leraar (vgl. therapeutae). Zij vormden een sekte binnen de joodse theosofie en ook nog eens een tamelijk exclusieve, die in enkele opzichten vasthield aan de joodse traditie maar die door anderen als ketters werd beschouwd. Hun belangrijkste beginselen waren actieve welwillendheid en zelfdiscipline. Het was een esoterische school die door geheimhouding werd beschermd en alleen toegankelijk was na een proeftijd en via graden. Als hij het bestuur van die gemeenschap beschrijft, laat Josephus een beeld van een rustig leven zien met een variatie aan werkzaamheden, samenkomsten en rituele diensten.

Essentie

[Van Latijn esse zijn]

De kenmerkende aard van een entiteit of element. In één betekenis is essentie gelijk aan svabhāva (kenmerkende aard of natuur, soort van zijn, zuivere individualiteit). Net zoals het met de naam van een logische categorie gaat werd het woord niet altijd algemeen en op dezelfde manier gebruikt, zelfs niet onder de scholastici waar het zijn oorsprong vond en is het zowel herkend als onderscheiden van het wezenlijke.

Ether & Etherisch

Gebruikt in een poging om toestanden van de stof te beschrijven die fijnstoffelijker en minder dicht zijn dan de bekende fysieke stof. De verschillen tussen de hogere afdelingen van de stof kennen een analogie met de overeenkomende onderafdelingen van de fysieke stof — vast, vloeibaar, gasvormig en vurig. Zo is het kenmerk van vaste stof onveranderlijkheid van vorm en een beperkte beweging. Die van vloeistof is beweeglijkheid. Van gas uitbreidbaarheid, terwijl het vurige element geen aantrekkingskracht kent. De belangrijkste afdelingen van de stof moeten gradueel worden verdeeld volgens een bijna analoge schaal.

Er bestaat een duidelijk verschil tussen 1) ākāśa 2) het astrale licht en 3) ether. Ākāśa in zijn hogere delen is zuivere geest, het astrale licht is de zevende of hoogste afdeling van ons fysieke kosmische gebied en kan zelfs in een opzicht het meest subtiele deel van de aardse atmosfeer worden genoemd, terwijl ether een fysieke tussenstof is of een soort materie die de moleculaire stof doordringt en is daarom zelfs grover dan het astrale licht. In één betekenis zijn deze drie de hoogste, de erg lage en de allerlaagste delen van geest of ākāśa zelf. De fysieke stof of het lichaam op ons gebied vormen zijn bezinksel of droesem.

Ethiek

Theosofisch gezien is ethiek een filosofie of morele code die is gebaseerd op de innerlijke structuur en de werkingen van het heelal op zichzelf, niet slechts een of andere vorm van sociaal gedrag. De basis van moreel gedrag zou in onze maatschappij, zo veronderstelt men, afhangen van het beeld dat men heeft van de mens en het heelal. De theosofie maakt echter onderscheid tussen het werkelijke zelf van iemand en het misleidende persoonlijke masker dat vaak wordt gehouden voor dat zelf. Net zoals bij Kant wordt een scherp onderscheid gemaakt tussen de wens en de neiging aan de ene kant en het besef van een morele verplichting aan de andere. De laatste wordt gezien als iets dat tussenbeide komt in de spanning tussen het drama van eigenbelang en het gehoorzamen aan een hogere wet.

Als de leerling de essentiële eenheid van het individu met het heelal herkent, niet alleen geestelijk maar op alle gebieden, zal die bestudeerder van het occultisme ernaar streven het persoonlijke zelf ondergeschikt te maken aan zijn eigen individuele zelf dat het algemene welzijn van de hele mensheid wil dienen, en die onderwerping zal de eerste vreugdevolle plicht van zijn hele leven worden, en werkelijk van alle dingen die er zijn. Op deze manier worden geestelijke vermogens, talenten en eigenschappen verworven en er zal een intellectuele uitbreiding plaatsvinden die, wanneer zij min of meer volledig is, in zijn geheel de adept of ingewijde zullen maken. Een meester van wijsheid is iemand die zich als individu heeft ontwikkeld en bewust is van zijn eenheid met het Grenzeloze, en dit is het ethische fundament van de theosofie.

Het ethische besef van de mens is een manifestatie van het besef en de bereidheid samen te werken met de ingeboren geestelijke wetten van het heelal. Niemand kan zich misdragen zonder disharmonie aan de menselijke hiërarchie toe te voegen waarvan hij zelf een deel is. En hiervoor moet hij betalen, hoewel de natuur geen wraak neemt of straft maar zich aanpast of de verstoorde harmonie herstelt. Hoewel deze essentiële wetten eeuwig en onveranderlijk zijn, is de mate waarin ze zich in elke tijd en in elke groep manifesteren variabel, zodat we ook van ethiek kunnen spreken als iets dat slechts een relatieve waarde heeft. De wereldverlossers en boodschappers van de Grote Loge, die aan de cyclische noodzakelijkheid gehoorzamen, slaan de ethische grondtoon aan voor elke nieuwe cyclus.

Etna

Een actieve vulkaan in het noordoosten van Sicilië.

Het is de hoogste vulkaan in het Middellandse Zee-gebied (3330 m). Volgens de Griekse mythologie zou Zeus de Etna naar Typhon hebben geslingerd, die daardoor onder de vulkaan ligt begraven en vervolgens rook en vlammen omhoog stuurt. Een enkele keer wordt gezegd dat Hephaistos (Latijn Vulcanus) daar zijn werkplaats heeft.

Zie ook Heilige Bergen

Etrusken

Een oud Italiaans volk dat ver voor de Romeinse tijd bestond. Onder de oudere Griekse geschiedschrijvers wordt melding gemaakt van Tyrrhenoi of Tyrsenoi en van een koning van Lydië (nu delen van het westen van Turkije, Midden-Oosten) met de naam Tyrrhenos die een kolonie van de Pelasgen naar Umbrië leidden. Romeinse historici beschrijven een gemengde bevolking bestaande uit Etrusken, Toscanen of (met hun eigennaam) Rasenna of Rasna, immigranten uit Azië en van over de Alpen die veel van hun oude cultuur konden handhaven temidden van ontaarde gewoontes van anderen en daarvan beetje bij beetje doorgaven aan andere Italiaanse volken.

Gedurende de gehele Romeinse geschiedenis werden Etrurië en de Etrusken door vrijwel alle klassen van de bevolking die onder het bewind van Rome vielen, als de zetel van magiërs, bewaarders van diepzinnige mystieke gedachten en esoterische filosofie beschouwd. En aangezien de Romeinen zo nabij en in hun eigen tijd leefden en dus veel meer van hen wisten dan de moderne wetenschap van nu, kan deze manier van kijken naar de oude Etrusken niet zomaar worden genegeerd.

Eucharistie

[Van Grieks eucharistia dankbetoon, dankzegging, dankfeest, dankgebed, dankviering]

De eucharistie werd in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling geïntroduceerd als sacrament van het Laatste Avondmaal, als de uitgesproken dank voor de heilige elementen. De eucharistie wordt ook gebruikt voor de elementen zelf. Aldus is de oorspronkelijke betekenis van de verschijning van de geest of de innerlijke God aan de ziel van de neofiet of adept verlaagd tot niet meer dan een zinloze ceremonie, een rite, die oorspronkelijk was gebaseerd op het deelnemen aan de ceremoniën van de bacchische riten met brood en wijn — waarbij wijn een symbool was voor de geest en het brood de verschijning van de geest in de stof symboliseerde.

Zie ook Brood en wijn

Euhemerisatie

Het interpreteren van mythen als feitelijke en historische gebeurtenissen.

De theorie van Euhemeros, een Griek van rond 316 v. Chr. die ervan uitging dat de oude Griekse mythen denkbeeldige of allegorische historische gebeurtenissen waren, dat de goden ooit stervelingen of mensen zijn geweest en en hun daden de dichterlijk beschreven handelingen van oude eerbiedwaardigen.

Vandaar dat euhemeriseren betekent het interpreteren van mythen als feitelijke historische gebeurtenissen. Het wordt soms gebruikt in De geheime leer als een synoniem voor antropomorfisme. Een groot deel van de archaïsche mythologie is echter de halfvergeten en vaak misvormde overlevering of herinnering van gebeurtenissen uit het bestaan van de toen halfgoddelijke mensen, die naar waarheid in veel gevallen de halfgoden, god-mensen of ingewijden van het late derde en vroege vierde wortelras waren.

Eumeniden

(Grieks) [Van eumeniden de weldadigen of goedgunstigen]

Goden van liefdadigheid. Zij spelen de hoofdrol in de beroemde Griekse tragedie De Eumeniden van Aeschylus. Van oorsprong zijn zij karmische middelaars, door de oude Grieken wraakgodinnen genoemd, Erinyes (Furiën), die de taak hadden te letten op die handelingen van mensen die misdaden worden genoemd en te zorgen voor het herstel van de verloren harmonie, waarna direct hun ware aard wordt herkend: godinnen van liefdadigheid en schoonheid.

Zie ook Erinyen

Eumolpidae

(Grieks) Nazaten van Eumolpos.

Eumolpos was een halfgod die de Eleusinische Mysteriën had ingesteld, waarvan deze afstammelingen de erfelijke hiërofanten waren, hoewel zij in Athene woonden.

Zie ook Lycomidae

Eurydice

(Grieks)

Zij die grote macht en rechtvaardigheid bezit. De geliefde van Orpheus. Na haar te vroege dood verkreeg Orpheus toegang tot de onderwereld om haar terug te brengen naar de aarde, maar zou haar vervolgens opnieuw verliezen.

Het huwelijk van Orpheus en Eurydice is slechts een van vele soortgelijke allegorieën van de vereniging van de ingewijde met de esoterische waarheid die hij heeft gewonnen na een zware beproeving. Kort na haar huwelijk werd Eurydice gezien en achternagezeten door Aristaeus die verliefd op haar was geworden, en vervolgens stierf zij door de beet van een slang.

Aristaeus is de brute kracht die Eurydice, de esoterische leer, tot in de bossen achtervolgt, waar de slang (het symbool van elke zonnegod ... ) haar doodt, dat wil zeggen de waarheid dwingt om nog esoterischer te worden en een schuilplaats te zoeken in de onderwereld, die niet de hel van onze theologen is. (IU 2:129)

De legende van Orpheus en Eurydice heeft ook een astronomische of kosmische betekenis die verband houdt met rampen op aarde die door de cyclische verandering van de hoek van de ecliptica en door de precessie van de equinoxen worden veroorzaakt, Eurydice of Astraea is het sterrenbeeld Maagd (Virgo) (SD 2:785).

Eurymedon

(Grieks) Heersen over een groot gebied.

Naam van Poseidon (Neptunus).

Euthanasie*

[Van Grieks eu goed, gemakkelijk + thanatos dood]

Gemakkelijke, pijnloze dood. Gebruikt voor de praktijk van het doden van mensen op een genadige manier die anders door een pijnlijk proces zouden sterven. Het besluit of een persoon wel of niet in leven moet worden gehouden op een kunstmatige wijze of dat een leven daarmee moet worden beëindigd, vraagt een bijna bovenmenselijk onderscheidingsvermogen. Een individu is niet zijn lichaam, zelfs niet zijn denkvermogen, maar is in hoofdzaak en fundamenteel niets anders dan een geestelijk wezen.

Binnen die zienswijze is het lijden aan lichamelijke kwalen, hoe onaangenaam ook, niets anders dan een gelegenheid om bepaalde karmische gevolgen onder ogen te zien en af te werken en daaruit te leren en te groeien. Afgezien van de moeilijkheid om misbruik in legale gevallen van euthansie te voorkomen, blijven er altijd onbeantwoorde ethische en spirituele vragen die met de kunstmatige verlenging of verkorting van een leven samenhangen, wat een extreem complexe materie is. De stoïcijnen stelden dat het leven een geschenk van de goden was en dat daarom niemand het recht had dat cadeau af te wijzen — voor zichzelf of voor een ander — totdat de goden dat zelf terug zouden vragen.

Euthanasie wordt ook wel gebruikt voor het vermogen dat adepten bezitten om hun lichaam pijnloos af te werpen of te verlaten om verder te werken als nirmāṇakāya’s, wat de betekenis is van de verhalen in de Bijbel waarin wordt gesproken over mensen die worden meegenomen naar de hemel zonder te sterven.

*Opmerkingen van de vertaler:

Maar hiermee is niet alles gezegd. De eindredacteur van deze encyclopedische woordenlijst, wijlen dr. G. de Purucker, zou deze gematigde liefdevolle tekst misschien nog wel wat strakker aan willen trekken als hij op de hoogte was geweest van de huidige politieke ontwikkelingen en de onverstandige strijd van D66 (Pia Dijkstra) om euthanasie (en orgaandonatie) gelegaliseerd en gereguleerd te krijgen. Wat door de onbekende auteur van de hierbovenstaande tekst niet is gezegd is dat euthanasie, de gemakkelijke dood, het individu dat volwassen is en zelf de beslissing neemt, aardig op weg helpt zijn of haar ziel te verliezen. Net zoals bij zelfdoding wordt hij die met zijn volle verstand kiest voor euthanasie — bijvoorbeeld onder het voorwendsel van een ‘voltooid leven’ — van zijn lichaam bevrijd, maar dan komen er krachten in het spel waarmee geen rekening is gehouden, waartegen hij niet beschermd kan worden. Omdat het geweten geen grip meer heeft op zijn bewust gekozen nieuwe ontlichaamde leven (want van de complete mens wordt alleen het lichaam van vlees en bloed gedood, de overige delen blijven in leven tot aan het moment dat het uur van de natuurlijke dood zou hebben geslagen) ontwikkelt de overledene in het kamaloka nieuw zwaar karma (we mogen er tussen haakjes van uitgaan dat hij geen adept is, want die heeft zijn lusten overwonnen en leeft alleen nog maar voor de uitvoering van zijn heilige werk en zal nooit spreken van een ‘voltooid leven’ als dat voor hem eeuwig doorgaat).

Wat mogen we verwachten dat er gaat gebeuren? Na uit de kortstondige bewusteloosheid of slaap van het moment van sterven te zijn ontwaakt, komt de ziel van de overledene, zijn lagere zelf, bij in de astrale wereld en ervaart een frisse aantrekkingskracht van oude lusten die altijd ten koste van anderen gaan, hij voelt zich opnieuw aangetrokken tot deze wereld, maar er is geen geweten dat hem kan weerhouden van het zoeken naar een bevrediging van die dierlijke begeerten, er is niets dat hem in toom kan houden. Aldus voegt degene die voor euthanasie heeft gekozen zich bij de massa geëxecuteerden en zelfmoordenaars en wordt een zogenaamde 'aarde-wandelaar' waarmee hij zijn verblijf in het kama-loka, de hel van Dante, verlengt buiten de normaal daarvoor gestelde tijd, wanneer hij een natuurlijke dood was gestorven.

Een geheel ander aspect waar in het algemeen geen rekening mee wordt gehouden is dat diegenen die aldus kiezen voor een gemakkelijke dood een verschrikking kunnen gaan vormen voor de onbewuste en willoze mens, zij die een zwakke wil hebben en die worden aangezet tot het plegen van een misdaad, of zelfs meerdere. Ook al levert het gehoon van de sceptici en materialisten op, we zullen naar de oude wijsheid moeten luisteren en inzien en accepteren dat euthanasie criminaliteit en ellende zal bevorderen.

Zie ook Zelfdoding

Eva

(Hebreeuws) Ḥawwāh [van ḥāwāh ademen, leven]

Eva is mystiek gezien de moeder van alle levenden, een allegorische maar ook een werkelijk bestaand figuur in alle archaïsche kosmogonieën. Genesis beschrijft drie Eva’s:

1) de archetypische Eva, het vrouwelijke aspect van de goddelijke androgyne mens die aan de ene kant ‘Adam Kadmon is en aan de andere kant de Sefira-Eva (hfdst. l);

2) de Eva van het vroege derde wortelras, de scheiding in geslachten maar vóór het ontwaken van het denkvermogen (hfdst. 2); en

3) Eva de moeder van Abel en Seth. Hier begint de loop van de menselijke geschiedenis na het ontwaken van het denkvermogen.

De eerste Eva was geen vrouw maar was net als de eerste Adam het spirituele vrouwelijke aspect van een archetypische groep geestelijke wezens; de tweede was geen vrouw maar waren de vrouwen, terwijl de derde de vrouw én moeder was zoals wij die nu kennen.

Zij vergezellen de drie Adams en komen daarmee overeen: de eerste, de geestelijke, al is het het mannelijke type van de archetypische groep wezens; de tweede, het menselijke ras zonder denkvermogen; en de derde, ...

het ras dat [volledig] was gescheiden, waarvan de ogen waren geopend. (SD 2:46n)

Tussen de Eva van Genesis en de Eva de moeder van Seth (Genesis 4) liggen vele lange eeuwen, miljoenen jaren, waarin de archetypische voorbereiding van de bol voor menselijke bewoning werd gevolgd door duidelijk herkenbare wortelrassen en drie Edens, met miljoenen jaren tussen zelfs deze laatstgenoemden.

De oorspronkelijke vorm, op basis waarvan de Hebreeuwse Genesis later werd samengesteld, is verloren gegaan. En toch is er in de laatste vorm die ons heeft bereikt — eerst versluierd, dan waarschijnlijk herzien door Ezra met verschuivingen en verplaatsingen die de chronologie in de war schoppen en ondanks belangrijke woorden en clausules die door Europese wetenschappers verkeerd zijn vertaald — een onmiskenbare gelijkenis met het esoterische verslag. Want Jehovah die de mens zijn fysieke lichaam en levensadem gaf, is de top van de hiërarchie van Saturnus en is een aardse, niet een hemelse, hiërarchie. Het menselijke denken en zijn geest zijn in essentie emanaties van de onsterfelijke spirituele monade die even oud zijn als het heelal en de daarop volgende menselijke evolutionaire ontwikkeling kwam voort uit, en werd geholpen door, de elohim, een groep spirituele wezens. Vanaf het moment dat het denken in hen was wakkergeroepen gingen Adam en Eva de weg van zelfgeleide evolutie op, wat verwijst naar de tweede en derde Eva’s die eerder werden genoemd. Het eten van de vruchten van de boom is een symbool voor het ontwaken of verlichten van het denken in de mens. We zien dat Eva is bevriend met spirituele en niet met demonische krachten en zo worden terloops de twee scheppingsverhalen met elkaar in overeenstemming gebracht. Net zoals de slang in de boom een oud en universeel symbool van heilige en esoterische kennis is. Het eten van het fruit is het verwerven van kennis die alleen de goden bezitten en dat bezit geeft rechtmatige onsterfelijkheid.

Er is noch een relatie tussen Eva en Lilith, de ‘eerste vrouw’ van Adam, noch een historische of filosofische overeenkomst.

Evangeliën

Er zijn vier algemeen geaccepteerde of canonieke evangeliën van het Nieuwe Testament, wat tevens de drie synoptische evangeliën zijn — Mattheüs, Marcus, Lucas — en het evangelie volgens Johannes. Dit zijn geautoriseerde en goedgekeurde selecties van een veel groter aantal evangeliën, die deels nog bestaan en deels verloren zijn gegaan en die worden toegeschreven aan diverse discipelen en apostelen die beweren een verslag te geven van het leven en de leringen van Jezus Christus en zijn apostelen.

De sleutel tot het begrijpen van de aard van de vier evangeliën ligt in het beschouwen van hoe de leringen en werkingen van enkele van de Mysteriescholen van het Midden-Oosten geleidelijk veranderden in een vormelijk religieus stelsel dat bekend is als het christendom. De evangeliën moeten van oorsprong samenvattingen van de mysteriedrama’s zijn geweest die in de mysteriescholen werden opgevoerd. De mystieke/menselijke geboorte van Jezus, zijn beproevingen of toetsingen, zijn leringen, kruisiging, wederopstanding enz., vormen duidelijk een dramatische wijze van expressie van de oude wereld en het universele mysteriedrama van de inwijding van een menselijke neofiet die in die ceremonieën opnieuw wordt uitgevoerd. De evangeliën laten een vorm zien die alleen het resultaat kan zijn van vele malen kopiëren, reviseren, herzien, weglaten, toevoegen en wijzigen. Zij zijn in feite symbolische vertellingen rond de persoonlijkheid en individualiteit van een werkelijk karakter dat aldus een mysterie-figuur is geworden en bevat ook vele leringen die heel juist aan hem moeten worden toegeschreven en die behoren tot een algemene klasse van logia, of wijze uitspraken van leraren die een parallel vinden in andere heilige geschriften van over de hele wereld. Jezus was, zoals hij wordt weergegeven, niet historisch, maar feitelijk was er wel een leraar die ongetwijfeld de naam Yeshua‘ droeg, vertaald in het Latijn als Jezus. Maar die leefde ongeveer een eeuw eerder dan de algemeen geaccepteerde begindatum van de christelijke jaartelling.

De Vier Evangelisten

De evangelisten aan wie de vier evangeliën in het Nieuwe Testament worden toegeschreven — Mattheüs, Marcus, Lucas en Johannes — in de symboliek van de rooms-katholieke kerk verbonden met de vier heilige dieren die in zoveel oude mythologieën worden aangetroffen: de mens, stier, leeuw en arend; Aquarius, Taurus, Leo, Scorpio; de vier maharaja’s, enz.

Everzwijn

Een van de avatara’s van Vishṇu of Brahmā als een prajapati. Volgens de symbolenleer van de hindoes is ...

het everzwijn dat zich in de ‘wateren’ van de ruimte stort en de aarde met zijn slagtanden optilt en haar zó gedurende de rest van het manvantara draagt, niet alleen de fysieke vitaliteit van het vierde gebied, maar ook de kosmische vitaliteit die de aarde vervult en instandhoudt, geworteld als deze vitaliteit is in het spirituele leven van de god van ons zonnestelsel. (BvhO 550)

Zie ook Avatara

Evolutie

[Van Latijn evolutio ontrollen, openen]

Het ontvouwen of tot manifestatie brengen van de inherente, al aanwezige innerlijke kenmerken van een wezen. Het betekent dan ook groei van binnen naar buiten, ontwikkeling. Dit is een algemeen voorkomend universeel proces aangezien het heelal bestaat uit levende wezens die allemaal groeien door zich te ontvouwen. Evolutie kent als vooronderstelling twee factoren: de entiteit die zich aan het ontwikkelen is en de vorm die is ontwikkeld. Deze twee verhouden zich als geest tot stof, als monade tot zijn organisme. Ieder van de talloze wezens die het heelal samenstellen is in essentie een vonk van het universele goddelijke vuur, leven of geest en op elk moment is er een fase van een of andere onophoudelijke groei gaande. Iedere vonk schept voor zichzelf een reeks van vormen waardoor het zichzelf tot expressie brengt met meer of minder van zijn ingeboren kwaliteiten. De stoffelijke voertuigen zijn niet anders dan de fysieke eindproducten. Voordat deze fysieke belichamingen zijn ontwikkeld, zijn er andere belichamingen met fijnere kwaliteiten van de stof of bewustzijnsubstantie op tussenliggende gebieden en van de astrale stof op het lagere gebied dat dichtbij het fysieke ligt. Evolutie is het onophoudelijk reageren van dat wat innerlijk aanwezig is op dat wat erbuiten ligt: het milieu past de groei aan maar zonder de drang van de inwonende monade zou er geen invloed op het milieu zijn, noch enige reactie van het milieu daarop.

Evolutie is niet een proces dat bestaat uit een aanwas of toename van buitenaf; zo’n toename zou niet een organisme kunnen produceren tenzij het gehele plan van dat organisme al latent zou bestaan in de verbeelding, dat wil zeggen als idee. En de evolutie in de planten- en dierenrijken is ook niet een proces van alleen maar transformeren waardoor het ene fysieke organisme verandert in het andere. De veranderingen vinden plaats door de groei van de inwonende entiteit, elke nieuwe evolutionaire ontvouwing van die inwonende entiteit heeft invloed op het lichaam en daarom past zich dat meer of minder aan deze inwonende entiteit aan en zo bouwt hij op deze manier voor zichzelf nieuwe vormen die geschikt zijn voor zijn eigen veranderde of verder ontvouwde staat.

Theosofie gaat niet uit van het idee van een simpele enkelvoudige evolutie van begin tot einde vanaf een protoplasmische stip tot aan een mens, zonder innerlijke astrale, mentale en geestelijk drang van binnenuit. Zeker niet, we kunnen ons het evolutieplan met de verschillende klassen en ordes van wezens op aarde beter voorstellen als een boom, waarvan de stam de mensheid is en waarvan (voor zover het dit manvantara betreft) de diverse soorten dieren uit zijn voortgekomen als takken en elk daarvan komt in deze wereld door een bijzondere ontvouwende ontwikkeling en differentiatie van zichzelf. Werkelijk, hetzelfde zien we zonder uitzondering in het planten- en mineralenrijk, hoewel hun oorspronkelijke of wortelsoorten vanaf het begin vele aeonen vóór de verschillende soorten dieren op aarde verschenen en uit de menselijke stam tevoorschijn kwamen.

Evolutie is een oude en zeer belangrijke leer van de oeroude wijsheid en werd vroeger de leer van emanatie genoemd. De mens evolueert langs drie duidelijk verschillende hoofdlijnen die ook weer samenkomen: de geestelijke, de mentale en de astraal-vitaal-stoffelijke. Het manasische is afgeleid of overgenomen van de vervolmaakte mensheid van een eerder manvantara, die in het derde wortelras in de mensheid binnenkwam en die de vereniging van het hemelse en het aardse tot stand bracht om zo het volledig zelfbewuste wezen genaamd mens te vormen, die zich daarna in elk gebied van de natuur weerspiegelde. In de mens emaneert de goddelijke monade, die een vonk van de universele geest is, uit zichzelf zijn eerste voertuig dat de spirituele monade wordt, atma-buddhi. Deze monade brengt uit zichzelf een ander voertuig tot ontwikkeling dat de hogere menselijke ziel of wederbelichamende ego wordt. Dit proces van uitstraling of emanatie gaat door de gehele menselijke constitutie heen tot aan de vorming of ontwikkeling van een astraal-vitale ziel die op zijn beurt het stoffelijke lichaam uitstraalt of uitscheidt. Dit proces kan niet worden gezien als iets dat ergens eindigt of ophoudt. Net zoals er lager dan de mens minder ontwikkelde natuurrijken zijn, zo zijn er boven hem wezens die een groter zelfbewustzijn hebben bereikt dan wij, die nog meer van de goddelijke mogelijkheden hebben gerealiseerd. Alles dat lager dan de mens is, evolueert naar een menszijn en heeft dat als zijn doel, maar de mensheid zelf heeft nog veel grotere hoogten voor hem liggen om in de toekomst te bereiken.

Exorcisme

[Van Grieks exorkizein verplichten door een eed]

In de christelijke kerk staat het woord voor het verdrijven van kwade geesten door bezweringen en bevelen. Met andere namen werden deze riten in alle landen en tijden uitgeoefend met een grote diversiteit van ceremoniën. De bezweringen konden alleen gunstige gevolgen hebben door de kracht van iemand die bekend is met de procedures en die zelf een voorbeeldig heilig leven leidde. In de evangeliën oefende Jezus dat vermogen uit en delegeerde dat aan zijn discipelen.

Exoterisch

[Van Grieks exoterikos wat bij het uiterlijke behoort]

Van toepassing op leringen die aan het publiek of aan onvoorbereide kandidaten van de Mysteriën of filosofische scholen werden gegeven. Het is ook van toepassing op alle grote religies van het verleden voor zover het hun algemeen gedeelde of publieke leringen betreft. Aldus betekent exoterisch niet fout, vals of onwaar, maar simpelweg dat de vorm van de innerlijke wijsheid zo was gemodelleerd dat het veel van de innerlijke waarheid zou verbergen. Maar toch droeg het, ondanks die sluier, een verborgen en geheime betekenis.

Extase

(Grieks) [van ekstasis verplaatsing, niet meer op de juiste plaats staan, dus ook bovenuit stijgen]

Het verplaatsen van het bewustzijn van het stoffelijke gebied naar een innerlijk en verheven gebied, met gewaarwording van en herinnering aan de ervaring. Het is noodzakelijk om een onderscheid te maken tussen een astraal-psychische en een werkelijke psychisch-geestelijke ervaring. De eerste is misleidend en is zeer gevaarlijk, de laatste is de toestand van verlichting waarover door Plotinus wordt gesproken en die het gevolg is van het juiste ascetisme van de discipel. In zijn hoogste vorm is het hetzelfde als de hoge toestand van meditatie van de hindoe-yogi.

In de evangeliën gebruikt in de betekenis van verbazing, trance of visioenen die zijn opgewekt door een extase.

Ezel

In het Midden-Oosten is de ezel een symbool van Set, Typhon, Satan, Jehovah of Saturnus. Jezus rijdt volgens de profetie van Zacharia (9:9) Jeruzalem binnen ‘op een ezel, een hengstveulen, het veulen van een ezel’. Als de ezel Saturnus voorstelt en zijn veulen de aarde (waarvan de stoffelijke bol wordt bestuurd door de genius van Saturnus in verbinding met de maan) zien we een heel passend symbool om de afdaling van de Christos in de lagere werelden weer te geven.

Plutarchus laat weten dat Typhon of Set op een ezel naar Palestina was gevlucht en daar Hiërosolymus* (heilige stad) en Judaeus (De Iside et Osiride, hfdst. 30) had gesticht.

*OV: De oorspronkelijke naam van Jeruzalem, die volgens de Midrash zeventig namen heeft.