Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Hiërarchie van mededogen

Ook wel de Spiritueel-psychologische hiërarchie genoemd.

Deze hiërarchie van geestelijke wezens strekt zich uit van de hoogste monade van de zon of het melkwegstelsel tot aan het laagste element dat de voertuigen of wezens vormt.

Zij bestaan uit goden, halfgoden, boeddha­’s, bo­dhi­satt­va’s en grote en edele mensen die dienen als een levend kanaal voor de spirituele stromen die uit het hart van de zonnegodheid naar deze en elke andere planeet van ons stelsel komen, en die zelf vanuit de meedogende kern van hun eigen wezen luister, licht en vrede verspreiden over dat pad ... Op onze aarde bevindt zich een lagere hiërarchie van licht. Er werken op dit gebied verheven intelligenties, menselijke zielen, die hun respectieve plaats hebben in de hiërarchische rangen. Deze meesters of mahātma’s zijn levende krachten in het spirituele leven van de wereld; en ontwaakte geesten en intuïtieve harten voelen hun aanwezigheid, tenminste soms. (BvhO 520)

Het hoofd van de geestelijke-psychologische hiërarchie van de aarde is een wezen dat soms de Stille Wachter wordt genoemd en dat dient als een kanaal voor alle geestelijke krachten die naar en van de aarde stromen.

In de theosofische literatuur wordt de Hiërarchie van Mededogen soms als volgt weergegeven:

1) adi-buddhi (eerste wijsheid), de mystieke universeel verspreide essentie;

2) mahabuddhi (universeel buddhi), de Logos;

3) daiviprakriti (universeel goddelijk licht), universeel leven, de tweede logos;

4) Zonen van Licht, de zeven kosmische logoï, de logoï van kosmisch leven, de derde logos;

5) dhyani-boeddha­’s (boeddha­’s van mededogen);

6) dhyani-bo­dhi­satt­va’s (bo­dhi­satt­va’s van contemplatie);

7) manushya-boeddha­’s (menselijke boeddha­’s), boeddha­’s van een wortelras;

8) bo­dhi­satt­va’s; en ten slotte

9) mensen.

Hier zijn de Zonen van Licht of de zeven kosmische logoï, die uit de zon emaneren en in zijn rijk werken, de ouders, bestuurders of planeetgeesten van de zeven heilige planeten. De zeven dhyani-boeddha­’s, die ook hemelse boeddha­’s of oorzakelijke boeddha­’s worden genoemd, leiden ieder middels de uit henzelf geëmaneerde vertegenwoordigers één ronde van de zevenvoudige cycli van evolutie van een planeetketen. De zeven dhyani-bo­dhi­satt­va’s of bo­dhi­satt­va’s van de hemelse rijken, besturen op een soortgelijke wijze via de uit hen geëmaneerde afgevaardigden een van de zeven bollen van een planeetketen. De manushya-boeddha­’s zijn de boeddha­’s die gedurende een ronde over de wortelrassen waken, er verschijnen er twee in elk ras, één net na het begin en één rond het midden van elk wortelras. Gautama Boeddha was de tweede boeddha­ van het vijfde wortelras. De bo­dhi­satt­va’s van de aarde zijn geestelijk en intellectueel gevorderde mensen die het nirvāṇa van boeddha­schap weigeren in te gaan en op aarde blijven om hun geweldige werk te doen, om hulp te bieden, om de massa’s van entiteiten (inclusief de mensheid), die achter hen aan komen, te stimuleren en te leiden.

Hiërarchieën

[Van Grieks hieros, heilig + archein heersen]

Het is in grote lijnen het gebied met een grote groep lagere wezens waarover een heerser van een hiërarchie zijn invloed uitoefent — goddelijk, menselijk of anders — die organiek zijn ingedeeld in diverse graden of rangen. Het slaat ook op de macht of positie van een hiërarch of heerser in heilige rituelen, die een kosmisch patroon nabootst. In de theosofie raken beide betekenissen vermengd. De leer van de hiërarchieën, ofwel de leer van de elkaar doordringende wezens, is de belangrijkste leer ten aanzien van de structuur en werkwijze van het heelal. Dit slaat niet alleen op die entiteiten die een heelal bevat maar op alle gebieden en sferen, want deze gebieden, en dat geldt ook voor de entiteiten daarin, gaan in elkaar over en sluiten exact op elkaar aan in een eindeloze reeks. Een groep is in evolutionaire graad verbonden met een hogere of lagere groep, en die vormen op hun beurt weer een schakel met een andere opklimmende of afdalende groep: aldus bestaat alles in en vanwege al het andere. De essentiële aard of de top van de hiërarchie komt voort uit de hiërarch en wordt in naar verhouding lagere graden overgedragen aan lagere leden van die hiërarchie, zodat alles wezenlijk en organisch is verbonden. Het hiërarchische stelsel behoort in potentie tot de kosmische kiem of het zaad waaruit het gemanifesteerde heelal voortkomt. En als zodanig doordringt het hiërarchische stelsel het gemanifesteerde heelal in al zijn delen van de hoogste tot de laagste.

Onderverdelingen in zeven, tien of twaalf kunnen zijn gebruikt om deze hiërarchische structuur vast te stellen. Als we de verdeling in tien als voorbeeld nemen, zien we dat de hiërarch van elke hiërarchie het laagste lid van het direct daarboven liggende tiental is, terwijl het laagste lid van diezelfde hiërarchie de hiërarch is van het direct daaronder liggende lagere tiental, zodat die onderverdeling er een van negen is. Dit kan een verklaring zijn waarom negen wordt gebruikt als een heilig getal, het is het verschil tussen de oude inclusieve methoden van tellen en onze huidige methoden en het beginsel van de overlappende cycli. De algemeen Griekse voor-christelijke hiërarchie ziet er als volgt uit: 1) goddelijke hiërarchieën; 2) goden of goddelijk-geestelijk; 3) halfgoden; 4) helden; 5) mensen; 6) dieren; 7) planten; 8) mineralen; 9) elementalen, waaraan de bron als de hoogste top van deze hiërarchie kan worden toegevoegd, die zelf het laagste lid van de direct daarboven liggende supergoddelijke hiërarchie is.

Zie ook Loka; Tala; Hemelse Orde van Wezens

Hiërofant

[Van Grieks hierophantes, van hieros heilig + phainein laten zien, tonen]

De onthuller van heilige mysteriën. De titel van de hoogste adepten in de tempels van de oudheid die onderricht gaven in de mysteriën, en die ook verklaarden. Een hiërofant had de eigenschappen van Hermes of Mercurius, die zowel verklaarder als de mystagoog ofwel begeleider van zielen was. In het Hebreeuws kan het equivalent worden gevonden in de hiërarchie van de ’elohim. Veel namen van mensgoden verwijzen naar de oude hiërofanten als Orpheus, Enoch, enz. De hiërofanten van het oude Egypte gaven hun heilige leringen door aan het nageslacht, maar tal van leringen zijn verloren gegaan door het overlijden van enkelen van hen voordat zij hun berichten of leringen af hadden kunnen maken, of omdat zij vanwege de degeneratie die in het Westen was opgetreden niet in staat waren geschikte pupillen te vinden die de wijsheid konden ontvangen.

Bij de viering van de oude Mysteriën had de hiërofant in het drama de rol van demiurg, de derde logos, die de mysteriën van het heelal aan de neofieten bekendmaakte of onthulde, en dus ook de menselijke aard. Hij was dus een heilige leraar.

Hiërogrammatisten

[Van Grieks hierogrammateus, van hieros heilige + grammateus schriftgeleerde]

Gebruikt door Griekse schrijvers voor de heilige schriftgeleerden van het oude Egypte die de heilige verslagen optekenden en lazen, en die zich daarnaast ook bezighielden met de voorbereiding van neofieten op hun inwijding.

Hilkia

(Hebreeuws) Ḥilqiyyāh

De hogepriester van Jeruzalem tijdens het bewind van Josia (2 Koningen 22) die de geschriften van de Bijbel had teruggevonden. Blavatsky benadrukt dat hij niet in staat was ‘Het Boek van God’ te lezen en verklaart dat zijn deel was verdwenen (IU 2:470) en de werkelijke Hebreeuwse Bijbel een deel was dat gedeeltelijk in geheimschrift was geschreven, wat een aantal kabbalisten altijd al hebben beweerd.

Wat kon er van de oorspronkelijke geschriften van Mozes zijn overgebleven, als deze ooit hebben bestaan, nadat ze bijna 800 jaar lang verloren waren gegaan en werden gevonden toen elke herinnering daaraan uit het denken van de grootste geleerden moet zijn verdwenen, en Hilkia ze liet her­schrijven door Safan, de hofschrijver?(BA 4:360-1)

Hillel

(Hebreeuws) Ook HeilelHēilel [van hālal, schitteren]

Helder schijnen of met grote luister. Gebruikt in Jesaja (14:12) en verwijst naar de koning van Babylon:

Hoe ben je uit de hemel gevallen, Lucifer [Hillel], Zoon van de dageraad, hoe ben je op aarde neergeworpen, overwinnaar van alle volkeren? (BCW 8:27-8n)

*In H.P. Blavatsky: geselecteerde artikelen deel 3, blz. 23 staat in de voetnoot nog het volgende vermeld:
... Het woord dat is vertaald met ‘Lucifer’ is הילל, Hillel, en de betekenis daarvan is ‘helder of schitterend schijnend’. Het is ook waar dat door een woordspeling waartoe Hebreeuwse woorden zich zo gemakkelijk lenen, aan het werkwoord hillel de betekenis ‘huilen’ kan worden toegekend. Dus door een eenvoudige afleiding kan hillel worden opgevat als ‘huiler’, of een duivel, een wezen dat men echter zelden of nooit hoort ‘huilen.’ In zijn Hebrew and English Lexicon, het artikel הל, zegt John Parkhurst: ‘De Syrische vertaling van deze passage maakt er אילל van, gehuil, en zelfs Hiëronymus merkt over deze passage op dat het letterlijk gehuil betekent ... ‘Daarom’, zegt Michaelis, ‘vertaal ik, Gehuil, Zoon van de ochtend, dat wil zeggen, u, ster van de eerste magnitude.’ Maar op deze manier zou Hillel, de grote joodse wijze en hervormer, ook ‘huiler’ kunnen worden genoemd, en met de duivel in verband kunnen worden gebracht!

Himadri

(San­skriet) Himādri [van hima, koud, vorst + adri berg]

De koude berg. Gebruikt voor de Himalaya’s. Andere namen zijn himachala (beven van de kou), himaga (sneeuwberg) en himavat.

Himavat

(San­skriet) Ook HimavanHimavat, Himavān De besneeuwde.

Een naam van de Himalaya’s, vooral het vermenselijkte aspect ervan dat mythologisch wordt beschouwd als de echtgenoot van Mena of Menaka, van wie de oudste dochter Himavatsuta — de Ganges — was. Ook gebruikt als een bijvoeglijk naamwoord, in sneeuw gekleed. De bergketen is bekend als Himavan-mekhala (de besneeuwde berggordel of riem). In de esoterische commentaren op het Boek van Dzyan wordt deze keten van bergen weergegeven als een gordel die de aarde omgeeft — of het nu boven of onder water is (SD 2:401).

Hinayana

(San­skriet) Hīnayāna, het kleine voertuig.

Het hinayana is de theravada-school van het zuidelijke boeddhisme, met zijn vertegenwoordiger in het boeddhisme van het noorden. Gewoonlijk wordt dit instituut beschouwd als een exoterische school in tegenstelling tot het mahayana (het grote voertuig), de zo genoemde esoterische school. Het hinayana vertegenwoordigt wat de boeddhistische mystici de ‘leer van het oog’ noemen, dat is dat deel van de leringen van de Boeddha dat exoterisch is of is bedoeld voor het grote publiek en daarom zichtbaar voor het oog. Het mahayana wordt daarentegen de leer van het hart genoemd, wat slaat op dat deel van de leringen van de Boeddha dat verborgen werd gehouden, dat niet openlijk werd verkondigd, wat de essentie of het hart van de leringen betreft. Maar er is ook een duidelijk esoterische kant aan het hinayana wanneer dat op de juiste manier wordt onderzocht en begrepen.

Foto: The British Museum 

Hippocentaur

[Van Grieks hippos paard + kentauros centaur]

Centaurs zouden half mens, half paard zijn geweest. Het voorvoegsel hippo onderscheidt hen van een ander soort monster, de ichthyscentaurus — half mens, half vis. Deze gedrochten zouden de monsterachtige gevolgen zijn geweest van de eerste pogingen van de natuur om in de eerste evolutiestadia vormen te scheppen, waar zij geen hulp bij kreeg.

Hiram Abif

(Hebreeuws) Ook Huram AbifḤīrām ’Ābīv, Ḥūrām ’Ābīv [van ḥāwar wit of bleek worden, of van ḥārāh branden (door bezieling), edel zijn of vrij geboren, of ḥāram toegewijd, gewijd aan godsdienst of vernietiging, gedood of vernietigd worden]

De laatste betekenis beschrijft de aard en het lot (volgens de overleveringen van de vrijmetselaars) van Hiram Abif, terwijl de tweede afleiding past bij het karakter van Hiram, koning van Tyrus. Hiram Abif wordt beschreven als de zoon van een weduwe van de stam van Naphtali (1 koningen 7:14) en een man van kennis, een bewerker van edelmetalen, goud, zilver, koper en ijzer, net zoals zijn vader (2 Kron. 2:12). Hiram Abif was door Hiram, koning van Tyrus naar koning Salomo gezonden om te helpen bij de bouw van zijn tempel.

In de vrijmetselarij is Hiram Abif de centrale figuur in het drama van de Derde of Meester Vrijmetselaars-graad, en een van de drie oude Grootmeesters van de Meester-Metselaars (de andere twee zijn koning Salomo en Hiram, koning van Tyrus). Nog voor de afronding van de bouw van de Tempel werd hij gedood door drie schurken omdat hij weigerde aan hen het Woord van de Meester-vrijmetselaar door te geven, die door dat overlijden verloren zou zijn gegaan, want het zou alleen kunnen worden doorgegeven als alle drie Oude Grootmeesters aanwezig zouden zijn. Hiram Abif werd snel begraven in een ondiep graf dat werd gemerkt met een takje van een jonge acacia of myrte, wat daarom snel leidde tot zijn ontdekking en het vervolgens opstaan van Hiram Abif door de macht van een Vervangend Woord dat, zo werd besloten, zou worden gebruikt tot het Verloren Woord zou zijn teruggevonden.

De inwijding in de vrijmetselarij werd geschoeid op het model van dat van de Kleine Mysteriën van Egypte, dat ook sinds onheuglijke tijden in India werd gebruikt met Loka-chaksu (oog van de wereld) en Dinkara (maker van de dag, ofwel de zon).

In Egypte werd de derde graad Porte de la Mort genoemd (de poort van de dood) ... in het moderne ritueel vindt men de reproductie van deze Egyptische mythe, behalve dat in plaats van Osiris, uitvinder van de kunsten, of de zon, men de naam van Hiram aantreft, wat wijst op opgekomenélevé, (de bijnaam van de zon) en die vaardig is in de kunsten. (Ragon, Orthodoxie Maçonnique 101-2)

De moord op Hiram wijst op de jaarlijkse moord op de zon door de laatste drie maanden van het jaar, maar de zon wordt herboren of komt weer op na de winterzonnestilstand, een van de vier grote inwijdingsperioden uit de oudheid.

Hiram Abif is de typische figuur die doet denken aan al die verlossers van de mensheid die zichzelf hebben opgeofferd voor de redding ervan, een rechtstreekse menselijke afgevaardigde van zijn oervoorbeeld onder de goden, zoals Odin en Visvakarman, de bouwer en maker van de goden. Hiram Abif is ook de typische figuur van de individuele innerlijke god, die is gekruisigd in het stoffelijke bestaan.

Hiram, koning van Tyrus

(Hebreeuws) Ook HuramḤīrām, Ḥūrām [van ḥāwar, wit of bleek worden, of van ḥārāh branden (door bezieling), edel zijn of vrij geboren, of ḥāram, toegewijd, gewijd aan godsdienst of vernietiging, gedood worden of vernietigd]

Een tijdgenoot van de koningen van Israël, David en Salomo die ceders naar David stuurde en timmerlieden en metselaars om voor hem een huis te bouwen en die later in antwoord op een verzoek van Salomo, hout uit Libanon en een vaardig man, Hiram Abif of Huram ’abiu, stuurde om hem te helpen bij de bouw van zijn tempel (2 Kron. 3:12-13). Al de oude verslagen noemen koning Hiram een meesterbouwer die de tempels van Hercules en van Astartē en eigenlijk heel Tyrus had gebouwd, en de nationale tempel van Melkarth (Melekartha) had herbouwd. Bij de ingang van deze tempel waren twee pilaren, een van goud en een van smaragd, die mogelijk de directe archaïsche voorbeelden van de zuilen Jachin en Boaz voor de tempel zouden worden die Salomo later had gebouwd met hulp van Hiram en daarmee de aanbidding van Jehovah verbindt aan die van Melkarth of Baäl. Het oorspronkelijke oervoorbeeld van deze pilaren vormden de Zuilen van Hermes.

Hiranya

(San­skriet) Hiraṇya, gouden.

Dus elke schaal of kunstvoorwerp van goud of de substantie, de onvergankelijke stof.

Zie ook hieronder Hiranyagarbha

Hiranyagarbha

(San­skriet) Hiraṇyagarbha [van hiraṇya, onvergankelijke substantie, gouden + garbha, moederschoot, embryo, foetus, ook het inwendige van alles, vandaar dat het een tempel wordt genoemd]

Gouden ei of moederschoot. De matrix van onvergankelijke stof ...

de lichtgevende ‘vuurnevel’ of etherische stof waarvan het Heelal was gemaakt. (TG 142)

... wanneer gebruikt voor Brahmā, zoals beschreven in de Rig-Veda als geboren uit een gouden ei dat ontstond uit het zaad dat werd neergelegd in de wateren, toen zij werden gevormd als de eerste vikara’s of de Zelfbestaanden. Volgens Manu (1:9) werd dit zaad een gouden ei, schitterend als de zon, waarin het zelfbestaande Brahman, dat in zijn hogere delen transcendent blijft, zich ontwikkelt tot Brahmā de Schepper, die daarom wordt gezien als een manifestatie van de Zelfbestaande. Toen Brahmā een jaar lang in het ei was gebleven, deelde hij zichzelf in twee delen door alleen maar te denken, en met deze twee maakte hij de hemel en de aarde. In het midden plaatste hij de lucht, de acht regionen en de eeu­wi­ge verblijfplaats van de wateren.

Het ‘wereld-ei’ is misschien een van de meest algemeen aanvaarde symbolen, omdat het tot veel nadenken stemt, zowel in geestelijke als in fysiologische en kosmologische zin ... Het geheim van schijnbare zelfvoortbrenging en evolutie door eigen scheppingskracht, waarbij in het ei het proces van de kosmische evolutie verkleind wordt herhaald — beide processen zijn toe te schrijven aan warmte en vochtigheid onder invloed van de ongeziene scheppende geest — rechtvaardigde de keuze van dit aanschouwelijke symbool volledig. Het ‘maagdelijke ei’ is het microkosmische symbool van de macrokosmische oervorm — de ‘maagdelijke moeder’ — Chaos of de oorspronkelijke Diepte. De mannelijke schepper (onder welke naam ook) komt voort uit de maagdelijke vrouw, de onbevlekte wortel die is bevrucht door de Straal. Welke kenner van de astronomie en de natuurwetenschap ziet niet hoe suggestief dit is? De kosmos als ontvankelijke Natuur is een bevrucht ei, dat toch onbevlekt is gebleven; wanneer men haar eenmaal als grenzeloos beschouwt, kan zij niet anders dan bolvormig worden voorgesteld. Het Gouden Ei werd omringd door zeven natuurelementen (ether, vuur, lucht en water), ‘vier gereed, drie geheim’. (SD 1:65)

In de filosofie van de Vedānta wordt hiranyagarbha ongeveer op dezelfde manier gebruikt voor sutratman, atman gehuld in het sūkṣma-śarīra, maar ook met de andere śarīra’s die uit deze voortstromen en die alle doordringen en vullen als het draad-zelf.

Hiranyakasipu

(San­skriet) Hiraṇyakaśipu [van hiraṇya gouden + kaśipu kleding, bekleding]

Gouden bekleding. Een van de beroemdste titanen of daitya’s van de hindoes, een zoon van de wijze Kasyapa en Diti. Zoals vermeld in het Mahābhārata werd hem door Brahmā een miljoen jaar lang de souvereine macht over de drie werelden gegund. Hij was almachtig geworden omdat hij niet kon worden verslagen door god, mens of dier. Maar hij gebruikte zijn macht op een zondige manier, zodat hij berucht werd om zijn goddeloosheid. Hij vervolgde zijn zoon Prahlada voor het aanbidden van Vishṇu tot op een keer, toen Prahlada bezig was met zijn plechtigheden, Vishṇu tijdens zijn vierde avatarische incarnatie uit een pilaar tevoorschijn kwam in de vorm van Narasimha (half mens, half leeuw) en Hiranyakasipu in stukken scheurde.

Nadat Hiranyakasipu was verslagen door de Narasimha-avatara werd hij opnieuw geboren als Ravana, die weer werd verslagen door Rama (een andere avatara van Vishṇu). Daarna reïncarneert hij als Sisupala en wordt verslagen door Kṛishṇa (de laatste avatara van Vishṇu).

Deze parallelle evolutie van Vishṇu (geest) en die van een daitya, als mens ... geeft ons de sleutel tot die respectievelijke data van Rama en Kṛishṇa, en zelfs tot een bepaald psychologisch mysterie. (SD 2:225)

Hiranyaksha

(San­skriet) Hiraṇyākṣa [van hiraṇya gouden + akṣa oog]

Gouden oog. Een van de voornaamste daitya’s (titanen), tweelingbroer van Hiranyakasipu. In het Mahābhārata trok hij de aarde naar de diepte van de oceaan en hierom werd hij gedood door Vishṇu in zijn derde avatarische manifestatie als de Varaha-avatara (het zwijn). Men zegt dat zijn nageslacht 77 crores, of 770 miljoen bedraagt.

Hiranyaksha is de heerser of koning van het vijfde gebied van Patala, een slangegod. (SD 2:382n)

Hiranyapura

(San­skriet) Hiraṇyapura [van hiraṇya gouden + pura stad]

Gouden stad. In de hindoemythologie is het een stad die in de lucht zweeft, het is de verblijfplaats van de danava’s (een soort titanen). Ook een stad van de asura’s die voorbij de oceaan ligt. In het algemeen wordt met een asura in de oude bekende geschriften onder andere de mensen van het vierde wortelras bedoeld, die inderdaad reusachtige afmetingen hadden en in de landen voorbij de oceaan woonden, Atlantis.

Hisi

(Fins) Ook Hiisi, Juntas, Piru en Lempo.

Het beginsel van het kwaad in de oude Finse mythologie. Hisi wordt beschreven als een wrede, bloeddorstige geest, verantwoordelijk voor al het kwaad in de wereld, die ziekten en ellende naar de mensheid bracht. De Kalevala vertelt dat toen de hoogste god Ukko weigerde het leven te geven aan de kwaadaardigde slang, die uit het spuug van Suoyatar was gegroeid, Hisi een ziel in het beest ademde zodat het monster hem kon helpen.

Hitopadesa

(San­skriet) Hitopadeśa [van hita goed, juist + upadeśa raad, advies]

Goede raad. Dit is een bekende verzameling in het San­skriet van ethische voorschriften, allegorieën en verhalen van een groter en ouder werk met de naam Panchatantra. Beide boeken bestaan uit een mix van verzen en gedichten. De verzen, vooral gezegden en spreuken met een praktische wijsheid, worden ondersteund in proza met fabels die, zoals we weten, verhalen zijn waarin dieren de rol van mensen spelen.

Hitte

In wetenschappelijke kringen wordt hitte een thermisch effect genoemd en verklaard als veroorzaakt door het trillen van deeltjes van lichamen. Die vibraties zouden het gevolg zijn van de straling van de zon, langs mechanische weg of door het stromen van elektriciteit. Om te streven naar een eenheid door de verschillen met elkaar in overeenstemming te brengen, heeft de wetenschap geaccepteerd dat hitte een soort beweging is of een van de vormen van energie. Volgens deze theorie zijn de energie van hitte en mechanische energie allebei om te zetten. Hitte kan in de woorden van de moderne natuurkunde niet worden beschreven als een vloeiend iets of als een vorm van beweging, maar zoals het gaat met alle natuurkundige fenomenen, of we ze nu substantieel of dynamisch noemen, zijn zij een functie van de activiteiten van een of andere onderliggende laag waarvan de aard nog niet door de natuurkunde wordt begrepen.

Theosofisch gezien is hitte de manifestatie van een van de zeven krachten die uit de bron van het kosmische leven komen en zichzelf manifesteert door de wisselende effecten op de verschillende gebieden. Het is een vorm van een van de zeven primaire bewuste krachten die uitstromen uit het anima mundi, een van de zeven zonen van fohat, of een van de zeven radicalen — een aspect van universele beweging. Met andere woorden, de emanatie van een levende entiteit die zichzelf op ons gebied tot uitdrukking brengt als hitte.

De krachten van de natuurkunde zijn de manifestaties van elementalen die zelf de manifestaties van noumena zijn op een hoger gebied. Hitte is zowel substantieel als energiek van karakter en we kunnen erover spreken als iets dat eigenlijk een soort stromende emanatie is van levende lichamen, hoewel het net zo goed mogelijk is hitte te ontwikkelen in zogenaamde onbezielde stof door het schudden van deze lichamen en daarvoor onze intelligentie te gebruiken.

Hivim

(Hebreeuws) Ḥiwwiyīm [van ḥāwāh, leven, ademen]

Meervoud van hivi (ḥiwwī), wat mystiek gezien een slang betekent. Ook een van de stammen die in het Oude Testament worden genoemd die hun oorsprong vinden in Kanaän (Genesis 10:17), het slangenvolk van Palestina en de dienaren van de tempels, ongeveer zoals de levieten of ophieten van Israël en de rest van het Midden-Oosten (vgl. IU 2:481).

In het oude Amerika werd hivim ook geassocieerd met de slang:

... de opperhoofden noemden die Votan, de Quetzalcohuatl of slangengod van de Mexicanen, ‘Ik ben Hivim’, zeggen ze. ‘Omdat ik een Hivim ben, behoor ik tot het grote ras van de draak (slang). Ik ben zelf een slang, want ik ben een Hivim. (IU 1:554)

Hiwyai’ Bisha’

(Aramees) Ḥiwyāi’ Bīshā’ [ḥiwyāi’ dier + bīshā’ zondig, verkeerd]

Het beest (van het kwaad). Uit de gemeenschap van Samaël (prins van vergif) met zijn vrouw ’Esheth Zenunim (vrouw van hoererij) komt het Beest voort: wat een helse triade vormt, de lage pool van de goddelijke triade — die de duivel en verleider van de Zohar wordt.

Esoterisch gezien onze dierlijke hartstochten. (TG 137)

Zie ook Lilith

Hizkia

(Hebreeuws) Ḥizqiyyāh

Jehovah maakt sterk. Volgens de Bijbel een van de grootste en beste koningen van Judea, in naam de zoon van Ahaz en schoonzoon van Jesaja. Het was zijn streven de religie en geloofsovertuigingen van de joden te zuiveren: dit werd in de Bijbel gesymboliseerd door het breken van de koperen slang (2 Koningen 18:4).

Hizkia was de verwachte messias van de exoterische staatsreligie. Hij is een telg van de stam van Jesse, die de joden moest terugroepen uit een betreurenswaardige gevangenschap, waarover de Hebreeuwse historici het stilzwijgen schijnen te hebben bewaard ... dat echter door de opvliegende profeten zo onvoorzichtig wordt onthuld. Hizkia heeft dan misschien de exoterische Baäl-dienst vernietigd, hij heeft tevens de Israëlieten met geweld afgehouden van de religie van hun voorouders, en van de door Mozes ingestelde geheime rituelen. (IU 2:441)

Hler

(IJslands) [van hles schuilplaats van het Angelsaksische hleo]

De Noorse god van de zee, in de Edda’s vaker Aegir genoemd, een van de drie zonen van de oerreus Ymir. Vergelijkbaar met de Griekse Oceanos of Okeanos en de Llyr van Wales (zee). De negen dochters van Llyr, Hles-doetr (dochters van Hler), zijn de golven.

Hlidskjalf

(IJslands) [van hlid zijde, poort, of van hlifd bescherming + skjalf schap, plank, bank, gebied]

Het woord kan ofwel betekenen dat de goden zich aan onze zijde scharen bij de worsteling van het leven, óf het is een afgeleide van het Scandinavische lida (lijden), het kan door een ruimere interpretatie ook ‘het gebied van mededogen’ worden genoemd, van waaruit de bescherming van de goden zich uitstrekt over het mensenras. In de Noorse Edda is het op Hlidskjalf dat Odin op de troon wordt gezet met zijn partner Frigga, en vanwaar hij in staat is alle werelden te onderzoeken. Frey, de god van onze aarde, overziet zijn domein ook vanaf dit uitkijkpunt.

Hochmah

Klik hier voor grote weergave

(Hebreeuws) Ḥokhmāh, ook geschreven als Chochmah, Hhokhmah, Chokmah, enz.

Wijsheid. De tweede sefira die in de Kabbalah wordt beschouwd als de eerste emanatie van de eerste sefira Kether. Wijsheid wordt beschouwd als een mannelijke actieve macht en wordt daarom ’Ab, Vader, genoemd met wie Binah, de Moeder en derde sefiroth, wordt verenigd. Het is het hoofd van een van de drie zuilen van de sefiroth­boom, de Zuil van Weldadigheid, Genade of Zegen, die aan de rechterzijde wordt geplaatst. Zijn goddelijke naam is Yah (een vervangend woord voor de mysterienaam Iao) terwijl de goddelijke naam voor de derde Sefira de zogenaamde vierletterige naam of Tetragrammaton IHVH — Jehovah is. Binnen de orde van engelen wordt Hochmah vertegenwoordigd door de ’ophanim, de wielen uit het visioen van Ezechiël.

Op menselijk gebied zou Hochmah datgene zijn dat de schedel en de hersenen binnenstroomt. Wat minder nauwkeurig staat het in verbinding met de rechter schouder.

Wijsheid brengt alle dingen voort. Door middel van de 32 paden wordt Wijsheid verspreid door het gehele heelal, het geeft aan alles vorm en afmeting. (Zohar iii, 290a)

Hod

Klik hier voor grote weergave

(Hebreeuws) Hōd

Schittering, glorie, majesteit, de achtste sefira, in de Kabbalah beschouwd als de emanatie van de zeven voorafgaande sefiroth. Hod wordt omschreven als een passieve macht, een vrouwelijk aspect, wat de basis vormt van de linkerzuil van de sefiroth­boom. Zijn goddelijke naam is ’Elohim Tseba’oth. Binnen de orde van engelen wordt die vertegenwoordigd door de Benei ’Elohim (Zonen van God). Bij zijn toepassing op het menselijke lichaam als de vertegenwoordiger van ’Adam Kadmon (Hemelse Mens), wordt Hod gezien als de linkerzuil of linkerbeen, wanneer toegepast op de zeven bollen van onze planeetketen komt Hod overeen met bol B (SD 1:200). Uit Hod emaneert de negende sefira, Yesod.

Hoddmimir’s Holt

(IJslands) [Van hodd schat + Mimir, Mimer een reus, de wortel van de stof + holt woud, bos]

In de Noorse mythen is het het heilige bos waarin de schat wordt bewaakt die de goden tijdens hun manifestatie in de stof begeren. In dat bos worden Lif en Lifthrasir, de onsterfelijke beginselen in de mens, uitgescheiden als de wereld zijn leven heeft beëindigd en voordat die wordt herboren.

[Voor een groter overzicht klik hier]

Hoger Ego

De individualiteit afgezet tegen de persoonlijkheid.

Het hogere ego ligt in atma-buddhi-manas als de reïncarnerende ego, en is de weerspiegeling of kleinere projectie van het hogere zelf of atman. Het hogere ego is het tegenbeeld van het lagere of persoonlijke ego dat wordt gevormd door de kamische, astrale en fysieke belichamingen van eerstgenoemde.

[Voor een groter overzicht klik hier]

Hoger Manas

Het aspect van het tweevoudige manas of menselijke mentale beginsel dat door buddhi of het geestelijke beginsel wordt aangetrokken en dat daarom voorwaardelijk onsterfelijk is. Het lagere manas wordt tot het kama- of begeertebeginsel aangetrokken en lost na de dood op als deel van het kama-rupa.

Hoger Zelf

De goddelijk-geestelijke essentie of essentiële egoïteit die de mens overschaduwt, het atma-buddhi met de ontplooiing van manas. Het hogere zelf is de god van binnen, de bron van alle juiste motieven, de bron van intuïtie en de stem van goddelijke harmonie die naar de beheersing van het leven van het individu streeft en dat alle stemmen van een persoonlijk verlangen of begeren wil transformeren of omzetten.

Hogere Triade

In de theosofische literatuur wordt vaak een onderscheid gemaakt tussen het deel van de menselijke natuur dat onsterfelijk is en dat wat sterfelijk is. Vandaar dat de zeven beginselen worden verdeeld in een hogere triade — wat atman, buddhi en manas omvat — en een lager viertal: kama, prāṇa, liṅgaśarīra en sthūla-śarīra.

Een andere onderverdeling wordt ook vaak gebruikt: chaos, of volgens de hindoeïstische terminologie van mahat in de triade: atman, buddhi en hoger manas en een lager viertal: lager manas of kama-manas, prāṇa, liṅgaśarīra en sthūla-śarīra. Dus de hogere triade is wat soms het onsterfelijke wederbelichamende ego of monade wordt genoemd.

Zie ook Hoogste triade

Homoeomerisch stelsel

Ook Homoiomerisch [Van Grieks homoios vergelijkbaar + meros deel]

Dit betreft de theorie van de Griekse filosoof Anaxagoras die stelde dat het geestelijke begin of de zaden van alle groepen wezens al in de oorspronkelijke kosmische chaos aanwezig was en dat ieder begin of zaad als een stofje was, zoals al het andere, en dat daarom in een ruimere betekenis het zo ook is met de soorten die zij op lieten komen via de ontwikkeling van emanaties. Deze zaden, deeltjes, monaden, of geestelijke atomen werden homoiomere (of soortgelijke delen — vaak in betekenis neigend naar identiteit) genoemd. Dit behoorde tot de inwerking van nous (kosmische intelligentie) op chaos — of volgens de hindoeïstische terminologie van mahat op svabhavat — wat zich bij het begin of aanvang van een periode van kosmische evolutie scheidde en zich onderscheidde in deze quasi gelijke atomen, die met hun respectievelijke evoluties beginnen in de families of hiërarchieën waartoe ze behoren, de verschillende individuen daarvan manifesteren zich als wezens en dingen van verschillende soorten zoals atomen, graan of goud, enz. elk overeenkomstig zijn oorspronkelijke natuur of svabhāva.

Dit diepzinnige filosofische idee volgt alle dingen terug naar hun oorspronkelijke of gemeenschappelijke bron, zoals de zaden van de wereldboom, waaruit het theosofische beeld van universele broederschap is gegroeid.

Homunculi

(Latijn) Fantoom, model, dwerg.

Voor de middeleeuwse alchemisten waren het kleine zelf-gecreërde mannetjes, niet per se dwergachtig wat afmetingen betreft maar eerder onvolledig of incompleet. Paracelsus beweert ze te hebben gemaakt en doet soms gedetailleerd verslag van de gruwelijke wijze waarop ze tot stand werden gebracht. Het resultaat kan worden gevonden in oude boeken over magie.

De beginselen van aarde en water zijn vereist om een lichaam te vormen en voor de vitaliteit is de wil van de magiër de sturende kracht en soms moet er een soort natuurgeest in huizen, zoals de genoemde ’Ishonim in de Zohar. Echter, dit maakt alleen maar een ‘dier’ met menselijke (of andere) trekken, maar om een volledig mens te maken zou het noodzakelijk zijn om de handelingen van de manasaputra’s te imiteren. Blavatsky voorspelde dat de wetenschap op een dag in staat zal zijn homunculi te maken waar de middeleeuwse alchemisten alleen maar van konden dromen.

Honavar

(Pahlavi) Ook Ahunavar en Ahuna-VairyaHōnavar

Oude Perzische naam voor de Logos of kosmische ratio, het Woord of Verbum. Het heilige woord van de Avesta is door Ahura-Mazda ‘in de grenzeloze tijd’ aan Zoroaster gegeven en het is het grootste wapen van Zoroaster om Angra-Mainyu te overwinnen. Het was door het reciteren van de Honavar bij aanvang van de wereld dat Ahura-Mazda op dezelfde manier Angra-Mainyu in verwarring bracht.

Ook een gebed in het Avestisch.

Höner

(Scandinavisch, IJslands) Ook Hoener, Haenir

In de Noorse Edda is hij een van de drie scheppende goden die de mensheid vormen uit de as van de els, en vervolgens aan deze schepping hun eigen goddelijke eigenschappen schenken. Elk van die scheppende krachten correspondeert met een van de kosmische elementen, de tattva’s van de brahmaanse filosofie. Höner staat voor het beginsel van vloeibaarheid of veranderlijkheid: hij schenkt de intelligentie die de ziel verlicht door het begrijpen, wat in een opzicht overeenkomt met de manasaputra’s. Odin, die overeenkomt met de lucht, schenkt adem of geest terwijl Lodur, of Lodurr, het vurige element, warm bloed geeft, kleur en scherpe zintuigen.

Höner was tijdens de strijd van de goden als een gegijzelde naar de Vanen gezonden (de oorlog in de hemel) en zou gevangen worden gehouden tot aan de laatste confrontatie van Ragnarök, als de goden zich terugtrekken naar hun eigen sferen.

Honing

Ook Honingdauw

Gebruikt door enkele oude schrijvers als een symbool voor wijsheid. Het werkt net zoals bij de bijen (een embleem van de ingewijden) die nectar of honing (kennis) uit de bloemen (het leven) vergaren en die omzetten in honing, zo worden de ervaringen van een mensenleven opgeslagen in het geheugen en de kennis die tijdens het leven is verzameld en wordt verteerd tot of omgezet in wijsheid. De vrouwelijke priesters van bepaalde Griekse tempels werden Melissai (bijen) genoemd.

In het oude Scandinavische beeld van de Wereldboom (Yggdrasil) werd de dauw die van deze kosmische boom viel honingdauw genoemd en werd verzameld door de bijen, de ingewijden, die door het succesvol doorgeven van de rituelen in staat waren zichzelf in harmonie met de verschillende kosmische machten en gebieden te brengen. Zij werden zo kanalen of vertolkers van kosmische wijsheid voor de mensheid. Het idee komt aardig overeen met de werkelijke betekenis van het ambrosia van de oude Grieken, het voedsel van de goden — wat hetzelfde was als de oude wijsheid.

Hoofd van alle Hoofden

[van het Chaldeeuws Reisha’ dechol Reisha’]

Kabbalistische term waar ook naar wordt verwezen als de Oude van de Ouden (‘Attiqa’ De‘Attiqin), de Verborgene van de Verborgenen.

... In die Atteekah [‘Attiqa’] is niets onthuld behalve en alleen het Hoofd, omdat het het Hoofd van alle Hoofden is ... De wijsheid erboven, wat het Hoofd is, is erin verborgen, het brein dat rustig is en kalm en niets kent behalve Zichzelf ... En deze Verborgen Wijsheid ... de Verborgene van de Verborgenen, het Hoofd van alle Hoofden, een Hoofd dat geen Hoofd is, waar niemand weet van heeft, en ook nooit bekend zal worden wat in dat Hoofd is, wat Wijsheid en Rede niet kunnen bevatten. (Zohar iii 288a)

Het komt overeen met Brahman-pra­dhana, achter, erin en erboven, wat het altijd onbegrijpelijke is, parabrahman.

Zie ook Re’Sh Hiwwar

Hoogste triade

In een hiërarchie die uit drie gebieden of beginselen bestaat is het de top die bestaat uit drie-in-één, wat de hoogste triade genoemd zou kunnen worden om onderscheid te maken met de triade die erop volgt. Deze twee triaden kunnen respectievelijk worden gezien als de hoogste en hogere triade. Of, als het om een zevenvoudige hiërarchie gaat, kan er een hogere triade en een lager viertal zijn. Ook kunnen de eerste drie van de tien sefiroth van de Kabbalah de hoogste triade worden genoemd.

Zie ook Hogere triade

Hoogste zelf

Paramatman, dit is de top of hiërarch van een kosmische hiërarchie. Wanneer we spreken van een laatste hoogste zelf als oneindig en eeuwig bestaand hebben we te maken met een logische tegenstelling, en toch zijn zulke param­atmans in vrijwel oneindige aantallen in de grenzeloze ruimte van het Grenzeloze aanwezig als het parabrahman (voorbij Brahman) of ’eyn soph (zonder grenzen of beperkingen).

Hoorns

Veel gebruikt in de Bijbel, vaak als een symbool van macht. Het altaar in het tabernakel was voorzien van hoorns die als een soort veilige haven konden worden vastgegrepen door de smekende vluchteling. In de profetische en apocalyptische christelijke boeken en die van andere godsdiensten, komen we draken en andere monsters met hoorns tegen, het aantal hoorns heeft dan mogelijk als symbool een relatie met de rassen. In zijn algemeenste betekenis is het een symbool van de natuurlijke voortbrengende kracht die kenmerkend is voor de symboliek van veel dieren, zoals de ram, de stier, de koe, de geit enz. Het symbool staat in Griekenland voor Pan, waar hij de god van natuurlijke voortbrenging is en vruchtbaarheid en voor de joden als de geit, zoals de zondebok, die onder andere staat voor de val in de voortplanting. Daarom zou men in het oude en middeleeuwse Europa hebben gezegd dat die de last van de zonden van de mensen zou wegnemen.

Satan of de duivel wordt eveneens afgebeeld met hoorns om vrijwel dezelfde reden, want die vertegenwoordigt feitelijk het lage aspect van de natuur, en in het volksgeloof zijn zijn hoorns, net zoals zijn hoeven en staart, afstotende en beestachtige kenmerken.

Ook de maan, het oudste en meest grafische symbool van voortbrengende kracht, zou hoorns hebben en hetzelfde zien we in het teken Taurus van de dierenriem, het teken van de verheffing van de maan, terwijl de hoorns van de ram worden gezien in Aries, Ram — het ene stelt het passieve de andere het actieve beginsel van de natuur voor.

Hor-Ammon

(Egyptisch) Ook Heru-AmenḤeru-Ȧmen

‘De zelf-voortgebrachte,’ een begrip in de theogonie dat overeenkomt met het San­skrietwoord anupadaka, ouderloos. Hor-Ammon is een combinatie van de god van Thebes met de kop van een ram en van Horus. (TG 145, SD 2:464)

Horchia

(Chaldeeuws)

Een godin van vuur en vandaar ook van de haard, of die nu van de Staat is of van een gezin en is dus in een aantal opzichten gelijk aan de Romeinse Vesta. Ook bekend onder de naam Titea Aretia en geassocieerd met moeder aarde of de moederschoot van het planetaire vuur dat de aarde voortbracht als een van de bollen van de keten.

Horizontale lijn

Gebruikt in de symbolen van de driehoek en het kruis. In een gelijkzijdige driehoek waarvan het toppunt de Logos voorstelt en de twee gelijke zijden die eruit voortkomen, de mannelijke en vrouwelijke stralen voorstellen, staat de horizontale basislijn voor het stoffelijke fundament waaruit de gemanifesteerde objectieve wereld zijn bestaan begint. In het kruis stelt de horizontale lijn de stof of het voertuig voor en de verticale lijn de geest of het leven. De horizontale lijn is gedifferentieerde stof op het gebied van waarneming en wordt vrouwelijk genoemd.

Horoscoop

[Van Grieks horoskopos het zien van de uren]

Het grafische overzicht dat voor een geboortehoroscoop wordt getekend voor het tijdstip waarop een kind is geboren, waaruit het karakter en lot van het kind kunnen worden afgelezen. De analogie tussen de posities van de hemellichamen en het karakter en lot van het kind kan worden afgeleid van theosofische beginselen en kan worden aangetoond door competente astrologen die hun deskundigheid hebben bewezen. Maar om goede nauwkeurige voorspellingen te kunnen doen moet een enorme hoeveelheid data worden gebruikt die normaal gesproken voor moderne astrologen nauwelijks verkrijgbaar is waaronder de invloeden van de vaste sterren en planeten die niet zichtbaar zijn voor het blote oog, naast de immense invloed van de omringende ruimte. Bovendien kunnen astrologen alleen de omstandigheden zien waaronder het pasgeboren kind leeft, maar zij kunnen niet inschatten wat de factoren zijn die voortvloeien uit het gebruik van de vrije wil en actieve intelligentie.

Zie ook Astrologie

Horus

(Egyptisch) Ook HeruḤeru [van ḥeru boven]

Egyptische god die wordt geassocieerd met de zonnegod Ra en in bepaalde opzichten gelijk is aan de Apollo van de Grieken en ook de doder van een slang is. Oorspronkelijk werd hij gezien als twee verschillende goden: Heru-ur (Aroeris of Haroiri, Horus de Oudere) en Heru-pa-khart (Harpocrates, Horus de Jongere of Horus het Kind). De oudere Horus werd beschreven als een gevleugelde bol of zonneschijf, terwijl de jongere Horus de zon voorstelde die elke ochtend werd herboren uit de wateren, zittend op een lotus. Maar later gingen de twee kenmerken op in één, waardoor nóg een verandering werd doorgevoerd: van de oorspronkelijke zelfgeboren god veranderde die in het mythologische aspect van een heilig kind dat werd aangetroffen in de triade Osiris-Isis-Horus — Vader-Moeder-Zoon. Wat aldus heeft geleid tot de talloze weergaven van Isis die het kindje Horus aan de borst heeft. Elk aspect van deze god werd op een andere manier voorgesteld, en toch lieten ze alle de god zien met de kop van een havik, de hiëroglief van Horus.

In het Dodenboek is Horus de helper van de overledene. In dat boek lezen we hoe de gezuiverde pelgrim aan Osiris wordt voorgesteld en hoe hij voor hem pleit, zodat eerstgenoemde de gebieden van de gelukzaligen in kan gaan. In de piramideteksten worden Horus en Set zo beschreven dat zij een ladder neerzetten zodat de overledene zijn reis kan vervolgen, waarbij Horus de pelgrim helpt bij het opklimmen van de ladder naar de andere gebieden.

Als we de definitie van het hoofd van de Egyptische goden van Plutarchus in gedachte houden zijn deze mythes veel beter te begrijpen. Bijvoorbeeld wanneer hij zegt: ‘Osiris stelt het begin en het beginsel voor; Isis, dat wat ontvangt; en Horus is de synthese van beide. Horus is door hen verwekt, is niet eeuwig noch onvergankelijk, maar, omdat hij altijd in ontwikkeling blijft, probeert hij door de wisselvalligheden van nabootsingen en door periodieke hartstochten [lijden] (jaarlijks opnieuw tot leven aan te zetten) en gaat zo verder, altijd jong, alsof hij nooit zou sterven.
 Als Horus aldus de verpersoonlijkte stoffelijke wereld, Aroueris, voorstelt is hij als de ‘oudere Horus’ het ideële heelal en dit verklaart zijn uitspraak dat ‘hij was verwekt door Osiris en Isis toen deze nog in de boezem van hun moeder waren’ — het heelal. (TG 31)

En verder:

... de oudere Horus was de idee van de wereld die in de geest van de demiurg verblijft, ‘in duisternis geboren vóór de schepping van de wereld’; de tweede Horus was dezelfde Idee die voortkomt uit de logos, wordt bekleed met stof en een werkelijk bestaan aanneemt. (SD 1:366)

Hotri

(San­skriet) Hotṛ

Een offeraar met vuur, of een verbrand offer, vandaar een offeraar, een priester. Zoals gebruikt in de Rig-Veda is hij een van de vier soorten aangestelde priesters bij een offering: hij die de goden oproept door het reciteren van mantra’s uit de Rig-Veda. In de Anugita wordt het meervoud symbolisch gebruikt voor de zeven zintuigen die worden voorgesteld als zeven priesters:

... de zintuigen voorzien het denken van vuur (dat wil zeggen begeerten) door de offers van externe genietingen.

Dus deze zeven zijn de middelen tot bevrijding (vgl. TG 146).

Houen

(Chinees)

Het lagere deel van de menselijke ziel en komt overeen met kama. Het andere menselijke aspect is de ling, de hogere ling correspondeert met buddhi en de lagere ling met manas (BCW 7:202). De houen wordt na het overlijden het kama-rupa of de astrale elementaar. De Chinezen riepen de houen op bij moordzaken om informatie over de misdaad te verkrijgen (BCW 7:205).

Houri’s

[Frans of Perzisch huri, Arabisch hawra‘ van hawira met zwarte ogen]

Vrouwen met grote zwarte ogen in het grote wit worden in de Koran als prachtige maagden beschreven met een niet-vervagende jeugd en vrij van ziekte, die wachten op de toegewijde moslim in het paradijs. Elke moslim die in het paradijs komt krijgt 72 houri’s.

Houten hamer

Een van de gereedschappen of tekenen van de Broederschap van Vrijmetselaars, misschien een overlevingsvorm van de swastika.

Hpho-wa

(Tibetaans) ’pho-ba (pho-wa), ook Fo-wa.

Het veranderen van plaats, het verplaatsen van het zelf. Vooral gebruikt bij de occulte uitoefening van de innerlijke kracht die iemand in staat stelt zijn bewustzijn naar elke gewenste plaats op aarde over te brengen, zelfs naar de hemellichamen, terwijl het fysieke lichaam in trance wordt achtergelaten. Dit occulte vermogen was goed bekend bij de Ouden en wordt zelfs tegenwoordig nog beoefend door hen die bekend zijn met de occulte wetten. In theosofische geschriften wordt het vaak de projectie van het mayavi-rupa genoemd.

Hpho-wa staat ook voor de kunst van de yogi om het bewustzijn van een individu actief te laten worden in het lichaam van een zojuist overleden mens.

Hrada

(San­skriet) Hrāda

Volgens een legende in de Purāṇa’s was er in de nacht van de tijd een oorlog tussen de goden en de asura’s of daitya’s, wezens die tegen rituelen en dogma’s waren, wat een goddelijk jaar duurde. Bij deze gelegenheid werden de goden verslagen door de daitya’s en aangevoerd door Hrada.

Hrishikesa

(San­skriet) Hṛṣīkeśa [van hṛṣīka zintuig + īś heersen]

Heer van de zintuigen. Gebruikt voor manas, dat wil zeggen, het mentale zintuig. Er zou een onderscheid moeten worden gemaakt tussen zintuigen en organen om gewaar te worden. Ook een van de namen van Kṛishṇa en van Vishṇu, met een nadrukkelijke verwijzing naar hun manasische kwaliteiten.

Hsi-tsang

(Chinees) [van hsi west + tsang (vgl. Tibet tsan) een centrale provincie van Tibet waarvan de belangrijkste stad Shigatse is]

Blavatsky schrijft het als Si-dzang. De naam van Tibet.

... In de handschriften van de heilige bibliotheek van de provincie Fo-Kien [Fu-chien] wordt Si-dzang (Tibet) genoemd als de grote zetel van occulte wetenschap sinds onheuglijke tijden, eeuwen vóór Boeddha. (SD 1:271n)

Hsin

(Chinees)

Denken, hart. Filosofische term die werd gebruikt door de school van Ch’i (4de en 3de eeuw v. Chr.), die zijn leer hsin shu (de kunst van het denken) noemde. Met het denken wordt niet het denken met het brein bedoeld maar met het hart, een ‘denken in het denken’ dat in de menselijke constitutie dezelfde relatie heeft als de zon tot zijn stelsel van planeten. Het is de heerser over de lagere menselijke aspecten met inbegrip van het lichaam. De samengestelde delen van deze lagere aspecten zijn zijn dienaren (Kuan Tzu, P’ien 12, 36).

Hsing

(Chinees)

Gebruikt in de I Ching voor het karakter of de kwaliteiten van de ziel van een individu. In de zevenvoudige classificatie van menselijke beginselen is hsing gelijk aan kama:

... Zhing [hsing], wat goed genoeg wordt vertaald met ‘essentie’ het meer subtiele en zuivere deel van de stof — de grovere vorm van de elementaire ether. (BCW 4:242)

Hu Gadarn

(Welsh) Hu de machtige.

Uit de periode van Owen Glyndwr (1359 - 1415) tot aan die van Hendrik VII (1485 - 1509) van Engeland wordt Hu Gadarn voortdurend genoemd in gedichten en soms gezien als Jezus Christus. Uit de tijd van Owen Glyndwr stamt een hymne aan Hu:

... De kleinste van de kleine
  Is Hu Gadarn ...
En hij is de grootste van de Groten.
  Een atoom licht is zijn strijdwagen.

Hu leidde Cymry naar het eiland van de machtigen, met zijn span van verheven ossen trok hij de Afangc uit het Meer van Overstromingen waarmee hij de wereld van de verdrinkingsdood heeft gered. Deze verheven ossen, Nynnio en Peibio, waren eerder koningen van Engeland en Schotland, maar vanwege hun arrogantie en het claimen van het koningschap over de Melkweg, werden zij door Rhita Giaut, koning van Wales, afgezet en veranderd in ossen. Hu Gadarn zou ook het witte schild hebben gehad — wat in dit geval overeenkomt met het schild van Gyan van Perzië.

Er is geen verwijzing naar Hu in de Mabinogion of de dichters van de 16de eeuw, hoewel er wel een Keltische god Hesus was, die hetzelfde individu kan zijn geweest.

Hu’

(Hebreeuws) Hū’

Het voornaamwoord hij of het. Gebruikt in de Kabbalah om de macroprosopus of macrokosmos aan te duiden, omdat de macroprosopus niet zo bekend is dat die in de tweede persoon kan worden aangesproken en wordt dan in de derde persoon Hu’ genoemd.

Dat wat voortkomt uit Ab de ‘Vader’, daarom de Verborgen logos. (TG 143)

Huan

(Chinees) Ook hwun.

Geest, gebruikt in de I Ching, hetzelfde als atman.

Huang Ti

(Chinees) Ook Hoang Ty

Grote geest. Volgens een legende vielen de zonen van de Grote Geest in de vallei van pijn (onze aarde), waardoor zij nieuwe wijsheid konden vergaren in de lagere sferen. Hun leider de Vliegende Draak had gedronken van het verboden ambrozijn. Zij zijn gelijk aan de gevallen engelen of reïncarnerende ego’s (TG 143).

Hugin & Munin

(IJslands) [van hug denken]

Een van de twee raven die dagelijks over het slachtveld aarde (Vigridsslätten) vliegen en verslag doen aan Alvader Odin. Het woord hug betekent gedachte en denken, stemming, moed, wens, mening, begeerte, voorgevoel. Bovendien wordt het gebruikt in talloze combinaties zoals kracht van denken, gemoedsrust, enz.

De andere raaf van Odin Munin (geheugen) is zijn onafscheidelijke metgezel. Beide zijn nodig voor de groei van bewustzijn dat zich ontwikkelt door de natuurrijken van de kleinere tot de grotere door middel van ervaring in de rijken van het leven.

Huizen | Woningen

Ontvanger, schaal, vat, voertuig, halte.

De zichtbare planeten worden de huizen van de planetaire bestuurders genoemd. In de astrologie worden de tekens van de dierenriem de twaalf huizen genoemd: de zon en maan hebben elk één huis en de andere vijf planeten hebben elk twee huizen.

Hum

(San­skriet) Hum, Hūm

Een mystieke lettergreep die als opmerking wordt ingelast of als uitroepteken in zinnen van heilige teksten, zoals mantra’s, wordt geplaatst. Hum is nauw verwant aan en vrijwel gelijk aan de heilige lettergrepen Om en Aum. In het vedische ritueel wordt Hum gebruikt voor het zingen van de Prastava (een voorspel) maar ook bij het zingen van de Pratihara (antwoord). Het is aanwezig in de welbekende Ti­be­taanse mystieke zin Om mani padme hum.

Huperouranioi

Ook Hyperuranii

Boven de hemelen of in de hoogste hemel. De naam die door Plato, Proclus en andere Griekse filosofen werd gegeven aan de hoogste orde van hemelse wezens, zij die boven de enkosmioi (interkosmische goden) staan.

Hushang

(Perzisch) Ook Husheng, Hoshang, Hosheng, Haoshyanha, (Arabisch) Ushhanj.

Tweede koning van de legendarische Pishdadi-dynastie die zijn grootvader Kaimurath had opgevolgd. In Shahnamah van Abu-al-Qasem Ferdowsi valt hij op doordat hij aan zijn volk het broodbakken en de kunst van het koken heeft geleerd. Hij was de eerste die vuur uit een steen wist te krijgen en daarmee de godsdienst van de vuuraanbidders had gesticht en het feest van Sadah had geïntroduceerd. Hij noemde de opgeroepen vlam het Licht van de godheid. Zijn hemelse beschermer was Manishram of Behram, de planeet Mars.

Hij had een paard met twaalf benen dat was geboren uit een nijlpaard en een krokodil en vond het op een droog eiland (een nieuw continent) op een afstand van zeven maanden reizen. Het paard was het Perzische symbool voor de zon en als we een been vertalen als cyclus, hebben we twaalf goddelijke cycli of het totaal aan yuga’s — 12.000 goddelijke jaren, wat de lengte van het mazdeïsche Zervan daregho-hvadata is (de Soevereine Tijd van de lange periode). Bovendien is Hushang die zijn hengst besteeg de monade die zijn reis vervolgt over en door de twaalf huizen [van de dierenriem].

Hvaniratha

(Avestisch) Ook Khvaniratha, Qaniratha.

In de Avesta is het de naam van bol D van onze planeetketen, de zes andere bollen worden ook in de Vendidad genoemd waarin Hvaniratha de vierde of laagste van de karshvares is.

Zie ook Karshvar

Hvergelmir

(IJslands) Ook Hvergälmer [van hverr ketel, koker + gelmir de luidruchtige, de schreeuwer]

De brullende ketel. In Noorse mythen is het de bron die de derde wortel van de Yggdrasil (de Wereldboom) water geeft en reikt tot in Niflheim, het huis van de mist (nevels). Uit Hvergelmir stromen de drie keer twaalf plus één stromen van ijs van de gletsjers, de elivågar, die de verschillende vormen aan de levens van de natuurrijken geeft, elk in overeenstemming of passend bij het soort wezen dat die vorm moet bewonen en gebruiken.

Hwan

(Chinees) Geest.

Hwyl

(Welsh) Zeil.

Een zangmethode die werd gebruikt in Wales voor gedichten en retoriek. Het idee was dat de inspiratie de gesproken woorden een bepaalde vibratie en volume meegaf en voortdreef, waardoor het gezang een bijzondere geluidskwaliteit kreeg, zoals de wind de zeilen van een schip vult, laat opbollen en voortduwt.


Foto: Carolyn Collins Petersen / ThoughtCo.com

Hyaden

[Van Grieks hyo regenen]

De brengers van regen of dochters van de regen. De sterren in het hoofd van Taurus de stier, de helderste van hen is Aldebaran. De gebruikelijke van de Grieken en Romeinen geleende verklaring luidt, dat hun opkomst met de zon in mei regen voorspelt, maar zij wijzen ook op periodieke overstromingen (SD 2:785).

In de Griekse mythologie waren zij nymfen, de dochters van Atlas en Aethra en zussen van de Pleiaden, het Zevengesternte (M45), hun aantal varieerde van twee tot zeven. Zij werden aanbeden als verzorgsters van Zeus of Dionysos en als beloning voor deze dienst kregen zij een plaats aan de hemel als sterren.

Hydra

(Grieks)

Een waterslang, vrouwelijk, familie van de mannelijke hydros, het monster dat Hercules moest overwinnen als een van zijn twaalf werken. Zoals die werken duidelijk maken gaat het onder andere om de beproevingen van de ingewijde in de Mysteriën, de mythologische hydra symboliseert de psycho-astrale krachten die moeten worden overwonnen.

In evolutionaire stadia van het verleden, toen de eerste pogingen tot de ontwikkeling [van mens en dier] werden gedaan en de gebieden en toestanden van de stof niet waren zoals zij nu zijn, bestonden er vreemde monsters die eerst zuiver basaal astraal waren, toen astraal-fysiek en uiteindelijk fysiek, voordat zij uitstierven. Vandaar het idee dat de hydra was afgeleid van overleveringen of astrale visies van een of ander monsterachtig reptiel uit het mesozoïcum, wat een bij benadering intuïtieve waarneming van de feiten kan zijn geweest.

Hydranos

(Grieks) Doper.

De naam van de hiërofant van de oude Mysteriën die de kandidaat door de ‘beproeving met water’ liet gaan, waar hij driemaal in werd geworpen. Dit was zijn doop door de Heilige Geest die zich beweegt boven de wateren van de Ruimte. Paulus noemt Johannes Hydranos, de Doper. De christelijke kerk nam dit ritueel over van de Eleusinische en andere mysteriën. (TG 146)

Hygeia

(Grieks) Ook Hygeahygieia

Gezondheid. Godin van gezondheid, dochter van Aesculapius, voorgesteld als een maagd die een slang voert met een beker — de slangt verwijst in het algemeen naar de vitale wegen of stromen van buddhi, vaak in de geschriften van de hindoes kundalini genoemd, die drinkt uit de beker van kennis. Ook bekend als de Romeinse Salus.

Hyksos

De herderkoningen van Egypte die dat Afrikaanse land ergens na het begin van de 13de dynastie vanuit het oosten binnenvielen en overwonnen. Onder Salatis maakten zij van Memphis hun hoofdstad en hun afstammelingen heersten 511 jaar over Egypte.

Volgens Josephus waren de Hyksos de voorouders van de Israëlieten. Dit zal ongetwijfeld waar zijn. (IU 2:487)

Hyle

(Grieks) Hout, materie, stof.

Oorspronkelijke materie zoals die zich als eerste manifesteert in en uit Chaos, maar toch nog niet gedifferentieerd is. De Moeder, een paar vormend met de geest als Vader. Een pythagoreïsch woord en volgens Plutarchus een van de lagere tetraktissen die bestaat uit to agathon (de goede), nous (begripsvermogen), psyche (ziel) en hyle (materie, stof). Hetzelfde als ilus.

Hylo-idealisme

Een filosofische beweging gesticht door dr. Robert Lewins, die populair was in de tijd toen De geheime leer werd geschreven (1887-8). De leden beschouwden het zelf als de werkelijkheid. De belangrijkste reden waarom Blavatsky zoveel kritiek had op deze beweging was vanwege haar materialistische basis, aangezien de leden het kennende zelf zagen als een afgeleide van de stof (zoals uitgedrukt door het hylo in zijn naam). Dit staat recht tegenover de theosofische leringen die zeggen dat zowel het oorspronkelijke zelf als alles dat is gemanifesteerd, afgeleiden zijn van de kosmische geest of de Logos.

Hylozoïsme

[Van Grieks hyle materie, stof + zoë leven]

Een woord dat is gebruikt door Ralph Cudworth (1617-88) in een theorie die stelt dat de stof of materie zijn eigen vitaliserende beginsel bevat. De geheime leer laat het contrast zien van het grove materialisme aan de ene kant en de antropomorfe God aan de andere en zegt dat het neerkomt op een vorm van pantheïsme. De stoïcijnen gebruikten het woord materie voor iets dat feitelijk bestaat, en maakten duidelijk dat er zulke vitaliserende middelaars in de stof moeten zijn die zelf stoffelijk zijn, hoewel geestelijk van oorsprong, om de stof te kunnen beïnvloeden. De dualiteit tussen geest en stof, of de actieve en passieve machten, zagen zij als een formaliteit en een concessie aan het aristotelisme. Zij zagen het denken en de vitaliteit als iets dat in de natuur woont, er inherent aan is: ‘De natuur is een gewoonte die uit zichzelf beweegt, volgens rudimentaire beginselen,’ zegt Laertius, in navolging van Zeno. Dit is hetzelfde als het erkennen van de goddelijke hiërarchieën, in tegenstelling tot het idee dat er één ‘allerhoogste Architect’ zou zijn die zich rechtstreeks bemoeit met de ontelbare details van de lagere gebieden van het heelal.

Hyparxis

(Grieks) Essentiële of werkelijke natuur.

Neoplatonisch woord voor de top, het begin of de hiërarch van een hiërarchie:

... dit leger van wezens in een hiërarchie ... is in werkelijkheid meer dan alleen een collectieve entiteit, omdat het verenigd is in zijn top, in wat in feite de bron van die hiërarchie is. Deze bron is de hyparxis of geestelijke zon, waaruit alle andere negen gebieden of klassen van de hiërarchie emaneren en zich ontwikkelen, tot de laagste toe, waar een nieuwe hiërarchie begint; tegelijk is de hyparxis van een hiërarchie de laagste klasse of het laagste gebied van een hogere hiërarchie, en zo praktisch tot in het oneindige. (Beginselen 108)

Gelijk aan de eerste logos.

Hyperborea

[Van Grieks hyperboreos voorbij de noordenwind]

In de Griekse mythologie is het het Hyperborische land. Het land van de Hyperboreërs die in het ontoegankelijke extreme noorden woonden, in gelukzaligheid en met een eeu­wi­ge lente, vrij van dood en ouderdom, arbeid en oorlog. Er wordt soms gezegd dat zes maanden lang de zon scheen en dat Phoebe (de zon) het gebied elk jaar opnieuw bezocht. De geheime leer heeft de naam van dit continent of de bakermat van het tweede grote wortelras van de mensheid overgenomen.

Zie ook Tweede Wortelras

Hyperion

(Grieks) [Van hyper boven, hoger + ion hij die gaat]

De zonnegod, bij Homerus verenigd met Helios, als Hyperion Helios of Helios Hyperion. Ook een titaan die is afgedaald van Ouranos en Gaia (hemel en aarde) die een paar vormt met Thea. Strikt genomen zijn de zonnegod en de titaan één, het onderscheid zit voornamelijk in hoe er vanuit de twee verschillende aspecten naar wordt gekeken.

Hypnose

[Van Grieks hypnos slaap]

Een langs onnatuurlijke weg opgeroepen slaap, een in trance gebrachte of een gepsychologiseerde toestand. Een beter woord voor de procedure is psychologiseren. Hypnose is slechts één aspect van dit algemene onderwerp waaronder fascinatie, meervoudige of dubbele persoonlijkheid, enkele vormen van religieuze extase en verschillende methoden van psychologische genezing kunnen worden begrepen. Al deze zaken werken in en op het belangrijke tussenliggende deel dat ligt tussen ons geestelijke en het fysiek-astrale zelf en gewoonlijk beïnvloedt dat het laatstgenoemde zelf erg sterk. Dit tussenliggende deel is de menselijke ziel van de reïncarnerende entiteit — de man of vrouw die we zien en kennen. Aangezien dit fysiek-astrale lichaam de psychomentale-emotionele krachten en vermogens omvat, is er een nauwe relatie met het vermogen om te begrijpen en de geestelijke gezondheid, met emoties en gedrag, en met de lichamelijke gezondheid.

Theosofie stelt dat mesmerisme niet hetzelfde is als hypnose. Bij hypnose wordt het tussenliggende deel van de gehypnotiseerde losgemaakt van zijn natuurlijke verbindingen met zijn fysieke en astrale lichaam en de controle over zichzelf ontzegd, waardoor hij ontvankelijk wordt voor andere invloeden. Dit proces is het omgekeerde van alle evolutionaire stromingen die zich in ieder wezen ontvouwen en zich manifesteren vanuit de bewuste centra in ons. Zo’n omkering is gevaarlijk en heeft grote gevolgen, geestelijk, mentaal, moreel, psychologisch en lichamelijk.

Bovendien brengt de hypnotiseur zichzelf in gevaar met zo’n diepgaande verbinding met het lagere denken en de gevoelens van zijn subject — waarvan de werkelijke geestelijke natuur nooit kan worden beheerst omdat die nooit kan worden bereikt. Bij het binnengaan van het fysiek-astrale lichaam van het subject door de hypnotiseur — en als hij ermee werkt — vindt er een wederzijdse infectie plaats van de gebrekkige menselijke natuur van beiden. Wie aldus de krachten en de richting van het leven van een ander verandert, verplicht zichzelf het karma van die veranderingen tot aan het einde toe te delen.

Het psychologiseren van een persoon om hem te genezen of hem af te helpen van een of andere slechte gewoonte is net zo schadelijk. Lichamelijke kwalen zijn niet anders dan reinigende processen van de innerlijke gebreken in denken en voelen die het stoffelijke gebied hebben bereikt en zo een weg uit het systeem vinden. Wat die karmische gebreken en zwakheden in het karakter betreft, zal de persoon die die wil beheersen door hypnose of door psychologiseren, niet meer dan een gunstige gelegenheid verliezen om zijn geestelijke wil te ontwikkelen, wat de enige manier is waarop een mens zijn lot (bewust) uitwerkt, danwel móet uitwerken. De schijnbare genezing volgens deze methoden van een ziekte of een zwakheid is niet anders dan dat deze naar binnen is gedrukt, ingedamd, en zal onvermijdelijk met toegenomen kracht terugkomen op een minder geschikt moment in de toekomst, in dit of in een volgend leven. Ook zelfhypnose of zelfpsychologisering kan een losmaking van de tussenliggende natuur van het onsterfelijke Zelf niet voorkomen. De gevolgen komen tevoorschijn als mentale ziekten die eindigen in een misdaad of als een lichamelijke kwaal, wat dan nog het minst erg is.

Suggestie kan twee kanten uitwerken: een goede of een kwade, de uitkomsten hangen af van het motief en van de gebruikte methode. Het bewuste en onbewuste gebruik uit eigenbelang komen we tegenwoordig helaas overal tegen. Bijvoorbeeld als onderdeel van het moderne onderwijs voor vakkundige topverkopers, dan zien we dat het een populaire methode is geworden die doordringt in zowel commerciële als professionele kringen. Maar suggestie heeft ook een positieve aantrekkingskracht voor de begrijpende en geestelijke wil van anderen, waarbij de betere natuur reageert op het goede voorbeeld, door onpersoonlijk onderricht en zuivere en behulpzame gedachten en gevoelens. Hypnose en andere soortgelijke praktijken zijn gevaarlijk omdat die zo vaak eindigen in zwarte magie of toverij.

Zie ook Talatala en de tweede helft van Tulku

Hypofyse

[Engels Pituitary Gland of Hypophysis Cerebri]

De hypofyse is een kleine tweelobbige klier zonder kanaal die op de beenachtige vloer van de hersenen net boven het gehemelte ligt. Zijn naam dankt hij aan het pituita (slijm) dat hij uitscheidt en dat vrijkomt via de neus. De medische literatuur noemt de klier een ‘aangroeisel’ onder het brein waarmee het is verbonden. De hypofyse speelt een grote rol bij optische en andere zenuwen, de aanmaak van hormonen, maar ook voor de algemene coördinerende centra van mentale en psychische waarnemingen in het gebied van de derde hersenholte, met inbegrip van de pijnappelklier. Tegenwoordig noemen artsen de hypofyse de sturende klier vanwege zijn actieve invloed op de groei en werking van verschillende delen van het lichaam.

De hypofyse is de zetel van de wil. Net zoals bepaalde organen op verschillende niveaus van het gebied van de psyche reageren middels het sympathische zenuwstelsel, vormt deze klier een van de verbindingen die de tussenliggende natuur van de mens verbindt met zijn spirituele denken en zijn instinctieve, dierlijke denken. De hypofyse dient daarom als een punt waar de kosmische kracht of wil zich manifesteert in het spirituele centrum van het wezen van de mens die als een tastbare kracht door hem heenstroomt en werkzaam is. Als een orgaan van de wil fungeert de hypofyse als een transformator van vitaliteit en brengt de hogere krachten, de elektromagnetische circulaties van de universele wil en verlangen, trapsgewijs omlaag, die aldus in een reeks van speciale stromen van groei worden verspreid door de schildklier en andere kanaalloze klieren. Deze circulaties die als automatische of vegetatieve krachten van de wil werken, beïnvloeden allereerst het liṅgaśarīra (modellichaam) en stimuleren daarmeee het fysieke lichaam.

De hypofyse kan als een transformator ook de verspreide stromen van de fysieke en dierlijke wil en verlangen omhoogbrengen naar de aspirerende mentale-spirituele wil en verlangen, zoals wanneer een adept zijn gehele bewustzijn concentreert op het verwerven van geestelijke visie en kennis. Wanneer de geconcentreerde kracht van de actieve hypofyse naar de hogere psychische niveaus wordt geleid, bereikt zijn invloed door de uitgestraalde golvende energie de pijnappelklier, die reageert met geestelijke helderziendheid. Als echter de toegenomen activiteit op de lagere astrale niveaus ligt zullen de gevolgen misvormd en misleidend zijn. De hypofyse is nauw verbonden met de zenuwen van de zintuigen en met belangrijke zenuwcentra. Zijn vergroting of onbeheerste, abnormale activiteit zorgt vaak voor vreemde hallucinaties. Dit verklaart de bizarre visioenen, geluiden, geuren of wat dan ook, die zo werkelijk zijn voor degenen die lijden aan hersenvliesontsteking, delirium tremens, krankzinnigheid, epilepsie en enkele andere ziekten.

Toch kan geen van de organen van het menselijk lichaam zelfstandig en op zichzelf functioneren, los van de coördinerende activiteit van de andere delen van de menselijke constitutie. Zo komt het dat terwijl de hypofyse de pijnappelklier tot grotere activiteit kan stimuleren of aansporen, laatstgenoemde op zijn beurt toch ook krachtig kan reageren op de hypofyse. Aangezien de pijnappelklier de zetel is van de geestelijke en hogere intellectuele vermogens van de menselijke constitutie die afdalen naar de fysieke hersenen via het liṅgaśarīra en de pijnappelklier op die manier de golvende energie van de hypofyse beïnvloedt, wordt de laatste wakker geroepen en begint dan te vibreren en heeft zo een krachtige invloed op de hersenen met stromingen van de wil, die worden geleid door de geestelijke en hogere intellectuele inspiratie die uit de pijnappelklier komt.

Zie ook Oog van Śiva; Pijnappelklier; Ushnisha

Hypostase

(Grieks) [van hypo onder + sta positie, vgl. Latijn substantia, wezenlijke natuur, essentie, San­skriet avastha]

De essentiële of wezenlijke natuur van een ding, de oorspronkelijke basis van een ding, los van welke eigenschap ook. In de Griekse filosofie wordt het woord gebruikt om te verwijzen naar de onderliggende basis of het oerbegin van wat is voortgekomen, en dat wat is voortgekomen werd het gedifferentieerde. Het werd ook gebruikt om te wijzen naar de figuren van de theologische drie-eenheid en de drie-eenheid van Vishṇu.

Hysterie

Deze nogal veranderlijke aandoening kan een functionele neurose worden genoemd met abnormale gewaarwordingen, emoties of spasmen, die hoofdzakelijk naar buiten treden door een emotionele instabiliteit en hoe gemakkelijk die wordt beïnvloed en leidt tot negatief en impulsief gedrag.

We zien een neiging om problemen te maken vanuit een opvallend egoïsme, een ongeremd verlangen om te kletsen, te fantaseren en te simuleren. Grillige veranderingen van gemoedstoestand en activiteit zijn voortdurend waarneembaar. Geen andere aandoening kan zoveel ziektes simuleren als hysterie. De psychische vermogens die zo nu en dan optreden als helderziendheid, hallucinaties, verlammingen en vormen van slaapwandelen, enzovoorts, zijn tekenen van een actief functioneren in het astrale lichaam. Terwijl spasmen en andere abnormale bewegingen en de mentale absences waarin het subject bizarre, ongepaste en onverklaarbare dingen zegt en doet, waaraan alleen een vage herinnering of helemaal geen herinnering van bestaat, wijzen op het spel van een of andere astrale entiteit, die ook een rol speelt bij andere obsessies.

De theosofische verklaring voor hysterie is de bezetenheid door een astrale entiteit, die niet altijd een geëxcarneerd mens of een deels menselijke entiteit hoeft te zijn die door de persoon in kwestie op onnatuurlijke en zinloze manieren werkt. Het onbewuste van ieder mens omvat ook zijn verschillende vorige levens waarin hij of zij de neurotische tendensen kan hebben ontwikkeld die de schadelijke psychologische invloeden van dit moment aantrekt. Onder de verschillende soorten en kwaliteiten van astrale entiteiten waartegen een gezond lichaam en een gezond verstand bescherming bieden, behoren de elementaren die door een speciale soort (of soorten) van begeerten het subject domineren en tot slaaf maken. Er bevinden zich binnen die groep wezens bepaalde entiteiten die een intens verlangen hebben naar aandacht en egoïsme die de hysterische types zo vaak kenmerkt.