Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

I Ching

Kun ()Gen ()Kan ()Xun ()Zhen ()Li ()Dui ()Qian ()AardeBergWaterWindDonderVuurMeerHemel19172533414957210182634425058311192735435159412202836445260513212937455361614223038465462715233139475563816243240485664

(Chinees) Ook Yi King, Het boek van veranderingen of Het heilige boek van mutaties.

Deze veranderingen zijn de manifestaties van de tao. De tekst van de oorspronkelijke verhandeling stamt van een stelsel van acht trigrammen en 64 hexagrammen, opgemaakt uit hele en gebroken lijnen, zoals in de diagrammen die hiernaast staan afgebeeld. De wisselende posities van de gehele en gebroken lijnen zorgen voor de veranderingen in de diagrammen.

Volgens wetenschappers zou de I Ching het werk zijn geweest van Fu-Hsi (3000 v. Chr.). Het oudste overgebleven commentaar erop zou van Ching Wen, stichter van de Chou-dynastie in 1122 v. Chr. zijn, en van zijn zoon. Er zijn veel verklaringen voor dit werk gegeven dat door velen de ‘Kabbalah van China’ wordt genoemd: sommigen zien er alleen maar een systeem in om te kunnen voorspellen, of een maankalender, of iets met fallusverering of anders de woordenschat van een of ander volk waarvoor we dan wel aan moeten nemen dat dat heeft bestaan. Zowel taoïsten als confucianisten beschouwen de I Ching als de heiligste van alle boeken. Confucius verklaarde ooit dat hij nog eens 50 jaar van zijn leven zou geven aan de studie ervan, terwijl de enige Chinees die er iets van waarde over heeft gezegd en die de I Ching zou begrijpen Chu Hsi (1130-1200) was.

In de Hi-ts’ze (of de zogeheten appendix bij dit werk) wordt het heelal beschreven als een levend organisme dat T’ai-ch’i (het allerhoogste wezen of de allerlaatste) wordt genoemd. De processen van geboorte en wedergeboorte oftewel de voortbrenging van leven, zijn het gevolg van de manifestaties van tao door middel van yang en yin.

... Bij Yang behoren de getallen 1, 3, 5, 7 en 9; bij Yin 2, 4, 6, 8 en 10. Er zijn vijf hemelse en vijf aardse getallen, deze rijen van vijf werken op elkaar in en elk getal heeft er één waar die mee correspondeert. Het totaal van de hemelse getallen is vijfentwintig. Door de overeenkomst met deze factoren worden de werkingen van het heelal beïnvloed en kunnen de kwei en de shen hun werk doen. (Hi-ts’ze)

Over de I Ching zegt Blavatsky:

... de stanza’s ... geven precies hetzelfde denkbeeld weer. De oude archaïsche kaart van de kosmogonie staat vol lijnen in de stijl van Confucius, concentrische cirkels en punten. Toch stellen die alle de meest abstracte en filosofische begrippen van de kosmogonie van ons Heelal voor. (SD 1:441)

I-em-hetep

(Egyptisch) Ook Imhetep, Imouthis, ImouthesI-em-ḥetep
(Grieks) Imhotep, Imhot-pou.

Hij die in vrede komt. De Egyptische god van de geneeskunde, maar vooral van de studie en de wetenschap ervan. Hij is een zoon van Ptah die met zijn broer Nefer-tem het derde lid van de grote triade van de goden van Memphis zou zijn. De Grieken vergeleken hem met Aesculapius. Hij werd ook beschouwd als de god van studie in het algemeen, later nam hij enkele eigenschappen over van Toth, of Tehuti, als schriftgeleerde van de goden. Hij genas de lichamen van mensen, na hun dood zag hij toe op de conservering van die lichamen en werd hij beschouwd als een van de beschermers van de doden in de onderwereld. Hij wordt de Logos-Schepper genoemd in vereniging met Kneph (SD 1:353).

I.H.S.

Bekend christelijk monogram waarvan wordt aangenomen dat het de initialen Iesus Hominum Salvator (Jezus Verlosser van Mensen) zou voorstellen, en de eerste drie letters van het Griekse Iesous (Jezus). Het is ook een monogram dat stond voor Dionysos en werd gebruikt in de Mysteriën. Als een Latijnse afkorting heeft het een mystieke betekenis als een acrostichon:* In hoc signo victor eris (in dit teken zult u overwinnen).

Zie ook Jezus

*Een gedicht waarin de eerste of laatste letters een woord of zin vormen.

I.N.R.I.

De vier letters die worden gevonden boven afbeeldingen van Jezus aan het kruis, waarbij men ervan uitgaat dat het de initialen zijn van Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum (Jezus de Nazarener, koning der joden) maar volgens anderen is het een motto van de rozenkruisers: Ingne natura renovatur integra (door vuur wordt de natuur geheel vernieuwd).

Iabraoth

(Gnostisch) [Iabrāōth]

In de Pistis Sophia is hij de leider van zes van de twaalf aeonen, die in antwoord op de tegenstand van Ieu, de Vader van de Vader van Jezus, niet aandringen op het Mysterie van de Gemeenschap en aldus worden bekeerd tot de Mysteriën van het Licht en opgetild ...

in een zuivere Lucht, in het licht van de zon, in de gebieden van het midden en van de Onzichtbare Godheid. (BCW 13:34)

Iacchos

(Grieks) [van iacho of iakcheo roepen]

Een heilige naam van Bacchus (Dionysos) in de Eleusinische Mysteriën waarin hij de zoon van Zeus en Demeter is, niet van Zeus en Semele zoals de Thebaan Bacchus. De naam, een verwijzing naar de invocaties die bij de rituelen horen, is mystiek verbonden met Iao en Jehovah.

Ialdabaoth

(Gnostisch) [van Shem ilda + baoth]

Kind van het ei (van Chaos). De geest van stof, het hoofd van de lagere ’elohim en vader van de zes donkere sterrengeesten of aardse engelen en dus een van de lagere groepen van kabbalistische sefiroth, de schaduw of weerspiegeling van de vier lagere kosmische gebieden van de arupa of vormloze hogere gebieden van de sefiroth. Deze emanaties van de sterrengeesten worden donkerder en stoffelijker als zij afdalen en zich verder verwijderen van hun oorsprong en worden aldus heel juist voorgesteld als de genii of rectoren van de zeven planeten (en bollen).

De moeder van Ialdabaoth, Sophia Achamoth (wijsheid van de vier lagere kosmische gebieden) is de dochter of gemanifesteerde weerspiegeling van de hemelse Sophia — goddelijke wijsheid, of de mahat-zijde van ākāśa. Daarom is Ialdabaoth gelijk aan de demiurg van de nazareners van de Codex Nazaraeus, waardoor hij dezelfde is als de Hebreeuwse Jehovah, de schepper van de fysieke aarde en de stoffelijke kant van de rector of bestuurder van de planeet Saturnus. Hij is ook dezelfde als Tsebaoth-Adamas,

... de Pthahil van de Codex Nazaraeus, de demiurg van het stelsel van Valentinus, de Proarchos van de barbelitae, de Grote Archon van Basilidus en de elohim van Justinus, enz. Ialdabaoth (het Kind van Chaos) was ... het Hoofd van de scheppende krachten en de vertegenwoordiger van een van de klassen van pitri’s. (BCW 13:43n)

In het schema van de ophieten is hij de eerste van het hoogste zevenvoud.

Als een scheppende geest brengt Ialdabaoth zonder de hulp van een vrouw zes zonen voort (de lagere aardse engelen of geesten van de sterren) en als deze zonen hem nastreven schept hij Ophiomorphos, de geest in de vorm van een slang die de laagste is van alle materie. Als Ialdabaoth verklaart dat hij de Vader en God is en dat er niets boven hem is, vertelt Sophia hem dat de eerste en tweede Antropos (hemelse mensen) boven hem zijn. Aldus scheppen de zonen van Ialdabaoth een mens, Adam, aan wie Ialdabaoth de levensadem geeft en daarmee zichzelf leegmaakt van de scheppende kracht. Omdat hij in opstand is gekomen tegen zijn moeder zijn zijn schepselen zonder denkvermogen en moeten dat nog ontvangen van Sophia Achamoth — wat wijst op de afdaling van de manasaputra’s. De mens die aldus wordt geïnspireerd, streeft zijn maker voorbij waarna die zijn vijand wordt en die schept dan drie lagere natuurrijken met wezens en zet de mens gevangen in een huis van klei (vlees). Ialdabaoth maakt ook Eva (Lilith) om de mens van zijn krachten van licht te ontdoen. Sophia stuurt de slang of intelligentie om Adam en Eva de wetten van Ialdabaoth te laten overtreden, die ze vervolgens uit het Paradijs stoot en samen met de slang in de wereld gooit. Sophia ontneemt Adam en Eva de kracht van hun licht, maar herstelt na verloop van tijd dit vermogen zodat zij mentaal wakker worden. Hier is veel van dezelfde verwarring in de verschillende betekenissen van Satan en de slang.

Ialdabaoth, die de kop van een leeuw heeft of de vorm van een leeuw, stelt het kama-beginsel voor, het valse licht dat de ziel in de stof trekt en dat hem opnieuw laat worstelen om opnieuw op staan om naar de geest te reiken. Sommige gnostici stellen dat Sophia Christos had gezonden om de mens te helpen toen Ialdabaoth en zijn machten het goddelijke licht buitensloten en Ialdabaoth, die ...

ontdekte dat Christos zijn koninkrijk van de Stof liet eindigen, zette de joden, zijn eigen volk, tegen Hem op en Jezus werd ter dood gebracht. (BCW 14:161)

Zie ook Jehovah

Iao

(Gnostisch) Een drieletterige mysterienaam.

In één betekenis is hij gelijk aan het pranava van het San­skriet, dat ons herinnert aan de drie verenigde goden die worden voorgesteld door een drievoud aan geluiden, die vele variaties kent: Io, de Griekse maangodin; Iaho, Jevo, Jehovah en andere Hebreeuwse vormen; Iaso, de mogelijke oorsprong van de naam Jezus en Iacchos, de Bacchus van de Mysteriën. Iao is op een en hetzelfde moment drievoudig, viervoudig en zevenvoudig in betekenis.

Iao Hebdomad (zevenvoud) was een van de zevenvoudige mysteriegoden van de gnostici en werd door Origenes beschouwd als de bestuurder van de maan. De gnostici kenden een hoogste zevenvoud, een lagere of hemelse en een aardse. Iao was dan het hoofd of de hoogste van de zeven hemelen boven de aarde en was gelijk aan het hoofd van de maanpitri’s (SD 1:448).

Bovendien is Iao Hebdomad de zevenvoudige Iao of het collectief van zeven kosmische bestuurders, die elk een hemel vertegenwoordigt en daarom wordt deze Iao Hebdomad direct herkend als de zeven mysterieplaneten van de ouden. Iao, soms Yaho, is vanuit een ander standpunt gezien het collectief van de zeven of tien klassen van manasaputra’s. Hij is ook verbonden met de Chaldeeuwse heptakis. Dus stelt Iao of Iao Hebdomas, overeenkomstig het ingenomen standpunt, niet alleen de zevenvoudige groepen van de dhyānī’s of pitri’s van de maan voor, maar ook de zeven of tien groepen van manasaputra’s.

Wat betreft zijn relatie met de maan is Iao ofwel mannelijk, vrouwelijk of androgyn net naar gelang de soort relatie waarin hij wordt gezien. Hij is ook de slang van Eden, de schitterende engel, een van de elohim die is gekleed in een stralend en heerlijk kleed, de Iao van de Mysteriën, hoofd van de androgyne scheppers van de mens. Zoals met Bacchus en andere goden was er ook een gedegeneerde betekenis, wat zorgde voor fallische leringen en rituelen.

Als een mysterienaam had Iao of Yaho een veel hogere en geestelijke betekenis en stelde dan de drie verenigde krachten of substanties voor die verbonden zijn met de allerhoogste god van onze eigen kosmische hiërarchie, waarvan de zeven de hoogste van de zeven hemelen is en die daarom deze god gelijk maakt aan het universele atman, of param­atman, het kosmische spirituele licht waarvan de uitstralingen de individuele noëtische monaden zijn.

Iapetus

(Grieks) Ook Iapetos

Een titaan, zoon van Ouranos en Gaia die door Zeus in de Tartarus werd geworpen. Hij was de vader van Prometheus, Epimetheus, Atlas en Menoetius.

Ibis

Deze vogel werd in heel Egypte vereerd, vooral in Khemennu (Hermopolis), waar de vogel was verbonden met de maan. Volgens Herodotus (2:75) was de ibis bijzonder geliefd omdat hij de gevleugelde slangen vernietigde die in de lente uit Arabië kwamen aangevlogen. Vooral de zwarte ibis werd op handen gedragen. Er is ook een gewonere soort die wit en zwart is, die ...

aan de maan was gewijd, omdat die aan de ene kant wit en schitterend is, en duister en zwart aan de kant die zij nooit naar de aarde toekeert. Bovendien doodt de ibis landslangen, en houdt verschrikkelijk huis onder de eieren van de krokodil, en behoedt Egypte zo ervoor dat de Nijl onveilig wordt gemaakt door die afschuwelijke sauriërs. Men zegt dat de vogel dit doet in het maanlicht, en daarbij wordt geholpen door Isis, als de maan, haar sterrensymbool. Maar de dichter bij de waarheid liggende esoterische leer, die aan deze volksmythen ten grondslag ligt, zegt dat Hermes, zoals Abenephius (De cultu Egypt.) aantoont, in de vorm van die vogel waakte over de Egyptenaren, en hun de occulte kunsten en wetenschappen leerde. (SD 1:362)

Thoth (Tehuti) wordt afgebeeld met de kop van een ibis. Deze vogel is gelijk aan de albatros en de kalahamsa of mythologische witte zwaan van de eeuwigheid of de tijd.

Iblis

Ook Eblis [Van Arabisch iblis]

In de islam is het een boosaardig wezen met een geestelijke of engelachtige oorsprong, vaak Shaitan genoemd en in het algemeen dezelfde als Satan. Volgens de Koran zou hij de leider van de engelen zijn geweest die in opstand kwamen tegen Allah en daarom uit het Paradijs werd gegooid. Hoewel ter dood veroordeeld werd de uitvoering van zijn straf uitgesteld tot aan de Dag des Oordeels. Vóór zijn Val werd hij Haris of Azazel genoemd.

Iblis zou vaak de leider van de jinn zijn, of de slechte genii die gewoonlijk door moslims worden gezien als boosaardige wezens. Maar de volkslegendes dichtten hen toch ook vermogens toe, vaak zelfs grote, die niet zelden liefdadig van aard zijn.

Zie ook Azazel

Ichchha

(San­skriet) Icchā [van de werkwoordstam iṣ begeren]

Wensen, begeren, intentie. Als afgeleide daarvan: de wil.

Ichchha-sakti

(San­skriet) Icchā-śakti [van icchā begeren, willen + śakti kracht]

Wilskracht of de kracht van begeerte. Deze wilskracht is een van de occulte krachten van de natuur. Zijn meest alledaagse manifestatie op aarde is de voortbrenging van zenuwstromen die noodzakelijk zijn om bepaalde spieren te activeren om iets gedaan te krijgen, maar ook voor het verlammen of stilleggen van andere spieren. In het algemeen verricht een yogī zijn wonderen door ichchha-sakti te gebruiken in combinatie met kriya-sakti. Begeerte wekt of motiveert de wil, die dan beweegt in overeenstemming met de richting die er door begeerte aan is gegeven, wat altijd een mentale activiteit vraagt. Vanuit deze algemene grondgedachte kan de adept met zijn kennis van de wetten van de natuur bepaalde verlangens met een edel karakter gebruiken die de overeenkomende wilskracht op de verschillende gebieden oproept.

Ichthus

(Grieks) Ook Ichthys

Vis. Gebruikt in een mystieke betekenis voor Jezus Christus, die als acrostichon wordt weergegeven door de eerste Griekse letters van de frase ‘Iesous Christos Thiou Yios Soter (Iesous Christos Theou Yios Soter) samen te voegen, wat dan staat voor Jezus Christus, Zoon van God, Verlosser.

... De gnostici kenden ook een bijnaam voor hun ideële Jezus — of de man in de Chrest toestand, de neofiet die wordt beproefd, en zijn bijnaam was Ichthus, de ‘vis.’
 Deze vissen, het water in het algemeen en voor de christenen het water van de Jordaan in het bijzonder, behoorden bij het complete programma van de oude Mysterie-inwijding. Het volledige Nieuwe Testament is een allegorische verbeelding van de inwijdingscyclus, dat wil zeggen, de natuurlijke geboorte van een mens in zonde of vlees en zijn tweede of spirituele geboorte als een Ingewijde, wat wordt gevold door zijn wederopstanding na drie dagen in trance te zijn geweest — een vorm van zuivering — en gedurende deze tijd was zijn lichaam of astrale lichaam in de Hades of de Hel, wat niets anders dan de aarde is, en zijn goddelijke Ego was in de hemel of het rijk van de waarheid. (BCW 11:495)

Het woord werd ook gebruikt voor Bacchus en heeft veel weg van andere figuren die doen denken aan het vissensymbool zoals Jonas, Oannes, Dagon, Vishṇu enz.

Zie ook Vissen; Pisces

Ida

(IJslands, Scandinavisch) [van ida werveling, draaikolk]

De rusteloze, altijd bewegende. In de Noorse Edda’s is het Veld van Ida de vlakte in het midden van Ásgárd, verblijfplaats van de goden waar de Aesir samenkomen om te vergaderen. Vergelijkbaar met de Vigridsslatt (vlakte van heiliging) waar de menselijke helden worstelen met de krachten van de duisternis gedurende hun levenscyclus. Elke vlakte is geschikt voor de wereld en zijn bewoners en elk heeft zijn corresponderende hemelse sfeer erboven (vgl. SD 2:100). De achtergebleven Aesir ( goden) komen samen op het Veld van Ida na Ragnarök, als niets anders van Ásgárd het heeft overleefd.

Ida-nadi

(San­skriet) Iḍā-nāḍi [van iḍā verfrissing, stimulering + nāḍi buisvormig vat]

Een van de drie kanalen in de wervelkolom van het lichaam, die de hoofdwegen zijn ten behoeve van de psychovitale uitwisselingen in het lichaam en voor de geestelijke en intellectuele stromen tussen het hoofd en de rest van het lichaam. In het occultisme speelt de wervelkolom vele fysiologische rollen maar is vooral drievoudig in zijn werkingen. Het centrale kanaal wordt de sushumna-nadi genoemd, met twee kanalen aan weerszijden: de pingala-nadi aan de rechterkant en de ida-nadi aan de linker, hoewel deze plaatsen soms omgekeerd worden genoemd. Alle chakra’s zijn verbonden met de wervelkolom en de nāḍī’s ...

... zowel door de zenuw- en sympathische stelsels als door de bloedvaten. In het occultisme is de wervelkolom niet alleen een orgaan; ze is in feite drievoudig in haar functies, omdat ze de grondslag is van de prāṇische vitaliteit van het lichaam, voortgedreven door de kāma van piṅgalā en min of meer beheerst door de hogere mānasische of sturende eigenschappen van iḍā. (BvhO 514)

Ida

(San­skriet) Ook Ila, Iḍā, verfrissing, stimulering, stroom.

De godin van de heilige spraak, gelijk aan Vach. In de Rig-Veda wordt zij de instructrice van Manu genoemd omdat zij de regels voor het offeren had vastgelegd. De Satapatha-Brahmana laat Ida verrijzen uit een offer dat Manu had gedaan om nageslacht te kunnen verkrijgen. Hoewel zij door de goden Mitra en Varuna was opgeëist, werd zij de vrouw van Manu en gaf zij het leven aan het ras van manu’s. In de Purāṇa’s is zij de dochter van Vaivasvata-Manu, vrouw van Budha (wijsheid) en moeder van de Pururava’s. In sommige verslagen wordt zij geboren als een vrouw en wordt daarna een man met de naam Sudyumna, wordt dan weer een vrouw voordat zij uiteindelijk opnieuw een man wordt. Dit verwijst naar het androgyne derde wortelras, maar ook naar het latere deel van het tweede wortelras.

In haar meest mystieke betekenis staat de vereniging van Svayambhū Manu met Vach-Sata-Rupa, zijn eigen dochter (dit is de eerste ‘vergoddelijking’ van het tweevoudige beginsel waarvan Vaivasvata Manu en Ilā een tweede en een derde vorm zijn), in de kosmische symboliek gelijk met het Wortel-leven, de kiem waaruit alle zonnestelsels, de werelden, engelen en de goden voortkomen. (SD 2:148)

Zie ook Ilā

Idam

(San­skriet) Idam, dit.

Gebruikt door vedische en andere oude wijzen om het gemanifesteerde heelal te beschrijven, afgezet tegen tat (dat), de on­uit­sprekelijke bron waaruit alle heelallen voortkomen en waarin zij opnieuw oplossen voor hun pralaya (kosmische rust) en van waaruit zij later opnieuw tevoorschijn komen voor nieuwe perioden van gemanifesteerde activiteit.

Idaspati

(San­skriet) Iḍaspati [van iḍ een verfrissende drank, plengoffer + pati Heer, meester]

Heer van plengoffers. Gebruikt voor Brihaspati in de Rig-Veda. Ook voor Pushan, een vedische god. In de Purāṇa’s is deze titel gebruikt voor Vishṇu, in het bijzonder in zijn aspect van Narayana (de beweger op de wateren*).

*OV: Het teken van de dierenriem Waterman.

Idavatsara

(San­skriet) Idāvatsara [van idā de dag van vandaag + vatsara het vijfde jaar van een vijfjarige cyclus]

Het huidige jaar uit een vijfjarige cyclus; een enkel jaar uit een lustrum wat een periode van vijf jaar is. Ook een van de vijf perioden die een yuga samenstellen, hierbij wordt de vedische cyclus als uitgangspunt genomen voor de berekening van grotere cycli (TG 151).

Iddhi

(Pali) Iddhi [van de werkwoordstam sidh slagen, een doel bereiken, een overwinning behalen]

Gelijk aan het San­skrietwoord siddhi dat wordt gebruikt om de vermogens of verworvenheden aan te duiden die wijzen op perfectie: vermogens van verschillende aard, spiritueel en intellectueel, maar ook astraal en fysiek, verworven door training, discipline, inwijding en individuele heiligheid. In het boeddhisme wordt het algemeen vertaald als een ‘occulte kracht.’ Er zijn twee klassen van iddhi’s, van de hogere zijn er volgens de Digha-Nikaya en andere boeddhistische werken acht:

1) het vermogen om beelden van zichzelf door middel van het denken te projecteren;

2) onzichtbaar worden;

3) door vaste stoffen gaan, zoals een muur;

4) het doordringen van de vaste bodem alsof het water is;

5) het lopen over water;

6) vliegen door de lucht;

7) aanraken van zon en maan; en het

8) opstijgen naar de hoogste hemelen.

In hetzelfde boek zegt de Boeddha vervolgens:

Het is omdat ik het grote gevaar zie in het toepassen van deze mystieke wonderen dat ik ze verafschuw en verwerp en mij ervoor schaam. (1:213)

— wat helemaal waar is, terwijl de iddhi’s toch tot de kostbaarste vermogens worden gerekend als ze bij de hogere natuur behoren, want zij zijn van een spirituele, intellectuele en hogere psychologische aard. Het is alleen wanneer iddhi’s of siddhi’s worden beperkt tot de betekenis van grove psychologische verworvenheden dat de Boeddha ze heel juist als altijd vol gevaar wegzet, voor de ambitieuze en zelfzuchtige persoon zijn zij extreem gevaarlijk. Bovendien betekende het voor elk lid van de Broederschap (Sangha) een overtreding van de regels om zulke vermogens aan het gewone publiek te tonen.

De basis voor de verwerving van de iddhi’s berust uitsluitend op de vier voltooide stadia van training (iddhipada): vastberadenheid ten aanzien van doelgerichte concentratie, van de wil, van gedachten en van onderzoek.