Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Idealisme

Het idealisme is aanwezig in filosofische stelsels die fundamenteel berusten op bewustzijn, die tegengesteld zijn aan richtingen die zich baseren op sensatie of materialisme. Het idealisme bevestigt dat het heelal een belichaming van gedachte is of, zoals door de theosofie is verklaard, het totaal aan belichamingen van hiërarchieën van denken die voortkomen uit een gedeelde of verenigde goddelijke wortel of universele hiërarch. Het verklaart dat de werkelijkheid in essentie goddelijk, spiritueel of noumenaal is, en op een lager gebied dat de psyche noumenaal is ten opzichte van het fysieke, dat er het fenomeen van is. Een theorie die is gebaseerd op kennis ziet in het idealisme de werkelijkheid, voor zover het de mensheid betreft, met zijn innerlijke bewuste ervaring of bevestigt dat alleen het mentale leven werkelijk kenbaar is.

Subjectief idealisme ontkent het bestaan van een objectieve werkelijkheid, misschien hooguit als een illusie, zoals bijvoorbeeld in de standpunten van Berkeley. Objectief idealisme als in het stelsel van Schelling, ziet het bestaan van objectieve werelden maar beschouwt de ideale wereld als die die het eerst is geproduceerd en die het belangrijkste is: de buitenwereld heeft een relatieve en tijdelijke of mayavische realiteit. Deze laatste kijk is de enige strikt logische, want als we het object vernietigen moeten we het subject ook vernietigen, want deze twee termen hebben geen betekenis behalve als aan elkaar gerelateerd. In elke kennistheorie moet er een kenner en het gekende zijn, en het laatstgenoemde is objectief voor de eerstgenoemde. Absoluut idealisme is logisch gezien ondenkbaar net zoals absoluut materialisme.

Zie ook Maya

Ideatie

Het vermogen, de kracht of het proces om ideeën te ontwikkelen.

Kosmische ideatie wijst op een abstractie, wat een aspect is van kosmische egoïteit en ook op de meer concrete werkelijkheid die wordt vertegenwoordigd door mahat. Kosmische ideatie met zijn brandpunt in een basis of upadhi, is de uitkomst van het abstracte bewustzijn van de ruimte die door de monade of het voertuig heenwerkt en de manifestaties variëren dan overeenkomstig de kwaliteit van de verschillende upadhi’s. Kosmische ideatie wordt soms mahabuddhi of mahat genoemd, de universele wereldziel, de kosmische of het spirituele noumenon van de stof. Aangezien mahat de oorspronkelijke essentie of het beginsel van kosmisch bewustzijn en intelligentie is, is het de bron van de zeven prakriti’s — de zeven gebieden of elementen van het heelal — en de leidende intelligentie van de gemanifesteerde natuur op alle gebieden. Als we dieper gaan, vinden we prekosmische ideatie, wat een aspect is van die metafysische triade die de wortel is van waaruit alles voortkomt, al het gemanifesteerde.

Een idee — zoals Plato duidelijk maakte — betekent in hoofdzaak een oervoorbeeld dat in het kosmische denken aanwezig is en zich manifesteert in vormen door de activiteit van kosmische energie, die wordt geleid door ideatie en die werkt in de stof. Daarom moet het worden gezien als dat wat is aangeboren, onze gedachten zijn mentale manifestaties van ideeën. Bij Plato en Aristoteles (wanneer zij ideatie niet gebruiken in de betekenis van types of soorten) vormden ideeën de fundamentele wortels van gemanifesteerde dingen als zij werden beschouwd als een aspect van het bewustzijn en niet van materie. Vandaar het vermogen van ideatie, wat kosmisch gezien de oorsprong en het scheppende vermogen is van dat wat latent in ideatie zelf verborgen ligt en dat ook in de mens zit, aangezien elk individu een microkosmos is. Dit verschilt behoorlijk van het vermogen van het maken van mentale beelden of zintuiglijke ervaringen, deze beelden zijn werkelijk wat de Grieken phantasmata noemden. En toch is zelfs dit maar een stadium van het oorspronkelijke proces en kan misschien beter astrale ideatie worden genoemd.

Ideos

Gebruikt door Paracelsus voor de oorspronkelijke ongedifferentieerde stof van de Chaos.

Idises

(Germaans)

Vrouwelijke zieners of profeten — gelijk aan de Scandinavische disen. Eigenlijk gewoon een woord voor wijze vrouwen zoals zij die in staat zijn zieken te helpen met kruiden en middeltjes.

Idool | Idolatrie

[Van Grieks eidolon beeld, idool]

Hier gaat het om het gebruik van afbeeldingen van goden wat tot het exoterische gerekend moet worden en waarvan sprake is bij alle zichtbare symbolen, ceremonieën en rituelen in het algemeen. Hoe men ermee omging varieerde met de godsdienst: het jodendom, de islam en de protestantse christenen verbieden het, de orthodoxe christenen staan iconen toe, zoals afbeeldingen van heiligen. Het rooms-katholicisme, hindoeïsme en boeddhisme staan het zondermeer toe.

Een wisselende mate van onwetendheid of verlichting stelt iemand in staat een idool op zichzelf te zien als een soort belichaamde god, die de invloed van die god doorgeeft of, iets spiritueler, als een herinnering aan een god. In werkelijkheid betekent verafgoding het toekennen van een ongepast gewicht of belang aan de vorm in plaats van aan de geest en vervalt vaak in een lage vorm van aanbidding van beelden die in onze fantasie worden gemaakt en gestalte krijgen in het werken met onze handen.

De esoterische geschiedenis onderwijst dat afgoden en hun verering met het vierde ras uitstierven, tot de overlevenden van de hybride rassen van laatstgenoemde [ras] (Chinezen, Afrikanen, enz.) de verering geleidelijk hervatten. De Veda’s kennen geen afgoden; alle hedendaagse hindoegeschriften wel. (SD 2:723)

Idun(n)

(IJslands, Scandinavisch) [van id verjonging]

Noorse godin van de eeu­wi­ge jeugd. De oudste van het jongere kroost van de maangod Ivaldi die de ziel van de aarde voorstelt. Haar echtgenoot is Bragi, de beschermheilige en bezieler van barden. Idun is de bewaker van de appels van onsterfelijkheid die zij dagelijks aan de Aesir (goden) voert (aan het begin van iedere nieuwe cyclus).

Iesus Nazarenus Rex Iudaeorum

(Latijn) Jezus de Nazarener, koning der joden.

De initialen zijn dezelfde als die van het middeleeuwse motto van de rozenkruisers: Igne Natura Renovatur Integra (door vuur wordt de zuiverheid van de natuur hersteld, of stof zuiver gemaakt door de geest).

Ieu

(Gnostisch) Ook Ieon en Jeu.

De eerste mens in de Pistis Sophia. Andere titels zijn: de Opzichter van het Licht, het Legaat van het eerste Statuut, De Bewaker van de Sluier en de Vader van de Vader van Jezus. Het is dus een andere naam voor de kabbalistische ’Adam Kadmon, de kosmische intelligentie die manifest is geworden, ofwel de derde logos.

Ifing

(IJslands, Scandinavisch) [van if, ef twijfel]

In de Noorse mythologie is het een wijde altijd stromende rivier die loopt tussen Ásgárd (de hof van de goden) en Jotunheim (huis van de reuzen waar de werelden van de levenden worden gemaakt). Deze rivier raakt nooit bevroren zodat er nooit een ijsbrug kan ontstaan waarover onwaardigen over zouden kunnen steken, maar alle menselijke zielen moeten uiteindelijk toch de rivier de Twijfel oversteken en ook de rivier de Tijd (Tund) om het rijk van de goden te kunnen bereiken.

Igaga

(Chaldeeuws) Ook Igege en Igigi

Een hiërarchie van de hoogste engelen: de engelen of geesten van de hemel die anders zijn dan de anunnaki, de engelen van de aarde.

Igne Natura Renovatur Integra

(Latijn) Door vuur wordt de natuur weer gezuiverd, of zuivere stof die door de geest is hersteld.

Het middeleeuwse motto van de rozenkruisers dat aangeeft dat de activiteit van het innerlijke vuur van de geest, als het vrij en onbelemmerd kan werken binnen zijn omhullende sluiers, deze sluiers laat oplossen door het één-worden met zichzelf, zodat de zuivere, gehele of oorspronkelijke natuur in zijn oorspronkelijke essentie wordt hersteld. Dus wanneer het wordt gebruikt voor een mens, als die mens geheel leeft in het licht of vuur van de geest of de god van binnen, zullen alle sluiers van bewustzijn worden verteerd door dit innerlijke vuur, zodat zijn oorspronkelijke geestelijke wezen wordt hersteld en hij weer een god-mens wordt.

Ignis

(Latijn) Vuur.

Vgl. San­skriet agni.

Ignis Fatuus

(Latijn) Dwaas vuur.

Het onbereikbare najagen, het najagen van een hersenschim.

Ik ben die ik ben

(Hebreeuws) ’Ehyeh ’Asher ’Ehyeh

De naam die Jehovah aan zichzelf gaf, een variatie van Ik-ben-Ik, wat aangeeft dat Jehovah, wat hij ook mag beweren te zijn, niet meer dan een van de goden van de gemanifesteerde wereld is, een demiurg en niet de Allerhoogste.

Zie ook ’Ehyeh

Ik-ben-heid

Ahankara, zelf-heid, egoschap. Een evolutie van bewustzijn die is gericht op manas, waardoor manas het terrein van handelingen wordt van het zelfbewustzijn. Ook, de illusie van een afgescheiden zelf.

Ik-ben | Ik-ben-ik

Ik-ben-Ik wijst op zelfbewustzijn waarin het essentiële bewustzijn wordt weerspiegeld in het doorgevende voertuig of de ziel. Ik-ben wijst simpelweg op een zuiver wezen en wordt gebruikt als een naam voor het kosmische zelf. Dus is het Ik-ben-Ik een lagere manifestatie van het Ik-ben, wat een abstractie is en onbegrijpelijk voor het gewone menselijke denken. Filosofisch gezien is Ik-ben-Ik een tijdelijke vorming van de door de prakriti’s werkende purusha, of het beeldende vermogen dat inherent aan het menselijke bewustzijn is, wat het ahankara wordt genoemd (de ‘ik-makende’ kracht). Zodat wanneer de evolutie is afgerond het Ik-ben-Ik, of zelfbewustzijn, zal zijn opgestegen door zijn verschillende hogere vormen om op zijn minst een manvantara lang het kosmische zelf te worden.

Het bewustzijn dat tot uitdrukking wordt gebracht door de frase Ik-ben is ook, wanneer het wordt vergeleken met het kosmische zelf, de beperkte en daarom onvolmaakte toestand van de demiurg, de demiurg die het product is van dat kosmische zelf. Vandaar dat niet alleen de Ik-ben-Ik maar net zo goed de Ik-ben wordt opgenomen en overgaat in een latente toestand in het param­atman gedurende pralaya of het niet tot uitdrukking komende goddelijke.

Zie ook Ego; Zelf

Ikhir Bonga

(Kolarisch)

Een geest van de diepte van de Kolarische stammen van Centraal-India (TG 152).

Ikshu

(San­skriet) Ikṣu

Een van de legendarische zeven zeeën die sommigen herkennen in de Euxine of de Zwarte Zee.

Ikshvaku

(San­skriet) Ikṣvāku

De zoon van Vaivasvata-Manu — voorouder van de huidige mensheid en zoon van Vivasvat (de zon). Ikshvaku was de stichter van het zonneras van koningen (Suryavansa) dat in Ayodhya de scepter zwaaide aan het begin van het tetrāyuga (tweede tijdperk). Er wordt gezegd dat hij honderd zonen had, waarvan er een, Nimi de Mithila-dynastie had gesticht.

Ila

(San­skriet) Ook Ilā, Ilā, Ila

Nauw verbonden met Ida, soms anders gebruikt met de betekenis van vloeien, stromen, spraak, de aarde. Ilagola betekent de aardbol.

Zie ook Ida en Ida-nadi

Ilavrita

(San­skriet) Ilāvṛta

Een van de negen varsha’s (delen van de aarde) van de oude hindoeleringen dat nu het gebied van de noordpool is en de berg Meru omringt en de verblijfplaats van de goden zou zijn.

Iliados

Gebruikt door Paracelsus als een synoniem voor Ideos, oorspronkelijke materie in zijn subjectieve toestand.

Ilithyia

(Latijn) Ilithyia, (Grieks) Eileithyia [van Grieks erchymai komen, terugkomen]

Zij die vrouwen in barensnood te hulp schiet. De Griekse godin van de verloskunde, dochter van Zeus en Hera. In essentie een maangodin, maar haar voortbrengende functies zijn vaak overgenomen van andere goden, zoals Hera, Artemis, Juno, Lucina en Diana. Zij werd vooral op Kreta en Delos aanbeden, hoewel heiligdommen en beelden ook op vele andere plaatsen aan haar waren gewijd.

Illinus

Een god in de Chaldeeuwse theogonie van Damascus (TG 153).

Illuminati

(Latijn) De verlichten, adepten.

Een titel die in Europa op verschillende tijden is aangenomen door verschillende organisaties van mystici die beweren het vermogen van rechtstreeks schouwen van goddelijke waarheid te hebben verworven. Dit woord is tegenwoordig ook populair onder modernere organisaties zoals die van Swedenborg en de rozenkruisers. Het meest recente en algemene gebruik is de verwijzing naar een geheim genootschap, deels religieus en op het oog deels politiek, opgekomen in Duitsland aan het einde van de 18de eeuw. De invloed ervan strekte zich uit over andere landen en kende graden van inwijding. Deze organisatie ging samenwerken met vrijmetselaarsloges.

Illusie

Positieve onwerkelijkheid. Of dat wat in zijn geheel en absoluut misleidend is zonder ook maar een greintje werkelijkheid erin.

Sommige filosofen beschouwen het als geworteld in het menselijke denken zelf en is dan eerder subjectief of innerlijk dan extern of objectief. Zoals wij het begrijpen schiet illusie tekort voor wat betreft de betekenis van het San­skrietwoord maya, waarvoor het vaak als vertaling wordt gebruikt, want de betekenis van maya is dat een illusie ontstaat uit werkelijkheid, niet als iets dat tegengesteld is aan de werkelijkheid. Het mag duidelijk zijn dat als we al kunnen zeggen dat het heelal bestaat, we ook moeten erkennen dat illusie in de betekenis van maya een bestaan moet kennen, een relatieve of tijdelijke werkelijkheid, want het mag duidelijk zijn dat schaduwen ontstaan uit en worden voortgebracht door de werkelijkheid erin en erachter. Het is niet de werkelijkheid zelf maar het zijn de verschijningen met hun vele vormen. Het gaat te ver om te zeggen dat de wereld waarin wij leven en alle mensen en wezens en dingen erin en erop een illusie zijn en dat dit alles als een zinloze droom is. Het betekent dat wat werkelijk is voor ons, zolang wij ons bewust zijn op dit gebied, het kan worden beschouwd als een maya of een misleidende illusie vanuit een hoger standpunt, wanneer we bewust zijn op een hoger en groter gebied.

Zie ook Maya

Ilmatar

(Fins)

De grote kosmische Moeder van het oude Finland.

Zij hielp bij de ontwikkeling van de aarde en de hemelen. In de Kalevala wordt zij beschreven als de dochter van ether of de lucht (ilma). Na eeuwenlang haar bestaan in de lucht te hebben gehad, daalde zij af naar het water — omdat er toen niets anders bestond. Na zevenhonderd jaar verhief ze haar stem naar de grote God en werd de oereend naar haar gestuurd. Toen de aarde was gevormd was zij in staat zeven zonen voort te brengen, waarvan de handelingen het belangrijkste verhaal van het grote Finse heldendicht vormen.

Ilus

(Grieks) [van ilue modder]

Oorspronkelijke modder of oerslijm of oermodder. Gebruikt door Berosus, de Chaldeeër, voor het ruwe materiaal waaruit de kosmos was gevormd. En door Sanchoniathon, de Fenicische schrijver, voor het nageslacht van Chaos dat volgt na de omhelzing van ilus door de geest. De lotusbloem of het gemanifesteerde heelal komt voort uit de kosmische ilus of oersubstantie. De elementen differentiëren of ontvouwen zich tot activiteit uit hun oorspronkelijke ilus die in laya verblijft.

Esoterisch gezien is het het homogene sediment of Chaos, of de Grote Diepte. Het eerste beginsel waaruit het objectieve heelal was gevormd. (TG 146)

Het is hetzelfde als hyle. In Griekse legenden is het ook de zoon van Tros en de mythologische stichter van Ilium (Troje).

Imago

(Latijn)

Afbeelding, lijkend op, schaduwbeeld, verschijning, geest. Soms gebruikt voor het liṅgaśarīra.

Immah Illa-ah

(Aramees) Ook ‘Imma’ ‘Illa’ahKlik hier voor grote weergave ’Immā’ ‘Illā’āh.

Moeder of het begin van goddelijkheid, hemelse of hoogste moeder. Kabbalistische term voor de derde sefira, Binah, om een onderscheid te maken met Malkuth, de lagere moeder (die de bruid of koningin wordt genoemd). Zij is de spirituele Shechinah, de goddelijke matrix of bron waaruit de emanerende hiërarchie stroomt waarvan de afgeronde ontwikkeling het gemanifesteerde heelal is.

Zie ook Aima; Am

In

(Japans)

Gelijk aan het Chinese yin [het donkere deel].

In het shintoïsme is In het vrouwelijke beginsel van de stof, of aarde, doordrongen door Yo (de hemelen), het mannelijke etherische beginsel en daarna neergelaten in het heelal. Zij vormt het eerste etherische, geslachtloze objectief bestaande wezen en daarmee vormt zij de zeven goddelijke geesten die emaneren uit de zeven scheppingen.

Inachus

(Grieks) Ook Inachos

God van de rivier.

De alleroudste koning van Argos en de voorvader van het Pelasgische volk. Zoon van Oceanus en Tethys, vader van Io en Phoroneus. Na de vloed van Deukalion bracht hij de bewoners van Zuid-Griekenland uit de bergen naar de vlakten.

Inca’s

(Peruaans)

De scheppende goden van de Peruaanse theogonie en later de bestuurders van het land. De zeven Inca’s zouden de aarde opnieuw hebben bevolkt na de zondvloed:

... Zij behoorden aan het begin van het vijfde wortelras tot een dynastie van goddelijke koningen, zoals die van Egypte, India en Chaldea. (TG 154)

Incantatie

[Van Latijn cantare, zingen]

Een magisch middel of mantra. Het gaat hier om het specialistische gebruik van het vermogen van niet-gevocaliseerd of gevocaliseerd geluid voor het oproepen van de occulte krachten van de natuur. Incantatie wordt gebruikt in de magie, vooral van de ceremoniële soort. De kracht van geluid, ākāśisch van aard, is de ...

de eerste sleutel die de verbindingsdeur opent tussen sterfelijken en onsterfelijken. (SD 1:464)

Het is een van de zeven siddhi’s, mantrika-sakti.

Incarnatie

Incarnatie betekent de belichaming van een entiteit of monade in een lichaam van vlees, normaal gesproken een mens.

Incarnatie wordt ook gebruikt als het gaat om avatara’s, boeddha­’s, enz. wanneer het meervoudige mysterie van de vereniging van het goddelijke met het menselijke wordt behandeld. Dit mysterie is onder hindoes en christenen verwrongen en misvormd door een antropomorfe interpretatie van de leringen met betrekking tot de aanwezigheid van onzichtbare kosmische beginselen in de gehele natuur en de mens, zoals te zien is in het symbool van de cirkel en het kruis.

Een goddelijke incarnatie betekent niet dat een goddelijk wezen een lichaam van een mens naar zich toe trekt en dat in bezit neemt als een soort obsessie, maar dat ieder mens in zich de vermogens heeft waarmee hij zijn eigen innerlijke God tot manifestatie kan brengen en dat slechts weinig mensen deze vermogens tot op zekere hoogte hebben ontwikkeld. Wanneer het begrip incarnatie juist wordt begrepen is een ware goddelijke incarnatie, zoals in avatara’s, een van de grootste van de mysteriën van elk archaïsch religieus stelsel.

Incubus

(Latijn) [Van in, op + cub, liggen]

De nachtmerrie. Voorgesteld als een astrale kabouter die op de slapende ligt. De moderne geneeskunde ziet dit als een subjectieve impressie die door fysiologische aandoeningen teweeg wordt gebracht, maar we moeten er rekening mee houden dat de lagere lagen van het astrale licht tjokvol zitten met onbezielde elementalen, maar ook met astrale vampieren, oftewel elementaren die klaarstaan om misbruik te maken van onbewaakte of chaotische omstandigheden.

De incubus is ook een kabouter van het middeleeuwse volksgeloof die seksuele gemeenschap had met mensen, een geloof dat ook elders kon worden aangetroffen zoals in India, waar het woord piśācha wordt gebruikt. Incubi zouden van beide geslachten kunnen zijn, maar het is juister te zeggen dat succuba wordt gebruikt voor de vrouwelijke soorten. Er zijn ...

lijkenetende geesten, vampieren en zielloze elementalen; vormloze centra van Leven, zonder gevoel, kortom subjectieve protoplasmen, wanneer op zichzelf gelaten, maar tot een duidelijk levend wezen met een vorm gemaakt door de scheppende en ziekelijke verbeelding van bepaalde stervelingen. (TG 154)

Aldus is het de verbeeldingskracht achter lustgevoelens en de levenskracht van het slachtoffer waar deze wezens hun bestaan aan ontlenen. Zonder dat zijn zij zonder krachten en hoeven ze niet te worden gevreesd.

Individualiteit

[Van Latijn individuum, ongedeeld, een eenheid]

Zowel in de filosofie als in de theosofie wordt individualiteit gebruikt voor de inherente zelfheid: monade, ego of atoom. In de theosofie wordt het gebruikt voor het hogere ego om het te onderscheiden van het lagere ego of de persoonlijkheid — een onderscheid dat niet wordt gemaakt in het gewone sociale verkeer, waar de twee woorden zelfs in tegengestelde betekenissen kunnen worden gebruikt. De individualiteit is het onsterfelijke spirituele ego of de monade, terwijl de persoonlijkheid het lagere viertal van de zevenvoudige mens is, de sterfelijke menselijke ego waar na het overlijden niets van overblijft.

Indolentia

(Latijn) Vrij blijven van pijn.

Een term uit de filosofie van Epicurus waarmee de rust en kalmte als het na te streven ideaal wordt bedoeld, omdat de wijze ziet dat geluk onafscheidelijk is van deugd.

Indra

(San­skriet) Indra, de Vedische god van het firmament.

Hij is de ondersteuner of wachter van het oostelijke deel van de zichtbare kosmos, waarvan de functies ongeveer gelijklopen met die van de vier maharaja’s. Indra, Varuna en Agni werden gezien als de drie hoogste goden van de Veda’s, hoewel de triade van Vayu, Surya en Agni ook vaak wordt genoemd, waarbij Indra dan de plaats van Vayu inneemt. Indra wordt vaak beschreven als de kampioen van alle goden en overwinnaar van hun vijanden, vooral de overwinnaar van Vritra, de grote kosmische slang. Indra vertoont aldus talrijke parallellen met St. Michaël van het Westen en enkele van zijn functies zijn gelijk aan die van Karttikeya, de oorlogsgod.

In de Rig Veda is Indra de hoogste en grootste van de goden, en zijn drinken van de Soma is een allegorie van zijn hoog geestelijke natuur. In de Purāṇa’s wordt Indra een losbandige, en iemand die zich op aardse manier volkomen dronken drinkt aan somasap. (SD 2:378)

Indra correspondeert met het kosmische beginsel mahat en in de menselijke constitutie wordt die weerspiegeld in manas, in zijn tweevoudige aspect. Soms is hij verbonden met buddhi, op andere momenten wordt hij naar beneden gesleurd door kama, het begeertebeginsel.

Indrani

(San­skriet) Ook Aindri, Indrāṇī [Vrouwelijke vorm van Indra]

De partner van Indra, gepersonifieerd door Aindriyaka, de evolutie van de elementen van de zintuigen (SD 2:614). Nu Indra staat voor mahat — vooral wanneer beschouwd als het tweevoudige aspect van het manas in de mens — kan zijn huwelijk met Indrani ‘vanwege haar voluptueuze verlokkingen’ het geketend zijn van het hogere aan het lagere manas voorstellen, vanwege de karmische banden die beide hebben met de lagere drie beginselen van de menselijke constitutie. Deze vereniging, een combinatie of huwelijk, manifesteert zichzelf als het kama-manasische deel van het menselijke bewustzijn.

Indriya

(San­skriet) Indriya

Macht, kracht, vooral als een verwijzing naar het vermogen van de zintuigen. De waarneming op zichzelf, inclusief het innerlijke of astrale waarnemingsorgaan. Een enkele keer ook als het getal vijf als symbool voor de vijf zintuigen. Het buddhindriyani of jnanendriyani zijn de vijf innerlijke organen of zintuigen om mee waar te nemen: oog, oor, neus, tong en de huid. Aan deze worden de karmendriyani (organen van handeling) toegevoegd: strottenhoofd, hand, voet, anus en de geslachtsorganen. Tussen deze tien organen en atman in staat manas, wat dus samen met het atman en de tien zintuigen of waarnemingsorganen, de twaalf delen van de menselijke constitutie vormen. In de filosofie van de Vedānta zijn de vier innerlijke organische zintuigen (antar-indriyani) manas, buddhi, ahamkara en chitta.

Elk van deze veertien zintuigen en organen wordt bestuurd door zijn eigen respectievelijke inyantri (heerser): het oog door de zon, het oor door de vier windstreken van de wereld, de neus door de twee Asvins, de tong door Prachetas, de huid door de wind, de stem door vuur, de hand door Indra, de voet door Vishṇu, de anus door Mitra, de geslachtsorganen door Prajapati, manas door de maan, buddhi door Brahman, ahamkara door Śiva en ten slotte chitta door Vishṇu in de hoedanigheid van Achyuta. De verschillen in volgorde kunnen worden verklaard door de verschillende manieren waarop de Indiase filosofische scholen de verschillende delen van de menselijke constitutie hebben gerangschikt en ingedeeld.

In de Purāṇa’s worden zeven scheppingen genoemd, de derde heet indriya of de organische evolutie.

Bij yogaoefeningen wordt beteugeling van de zintuigen indriya-samyama genoemd, terwijl indriyasanga niet-gehechtheid aan zintuiglijke objecten of de materiële wereld betekent.

Zie ook Aindriyaka

Indriyatman

(San­skriet) Indriyātman [van indriya gevoel + ātman zelf]

Een woord dat door Blavatsky (SD 2:108) is gebruikt en dat het derde stadium in de afdalende reeks van de manifestaties van Brahman voorstelt. Dit houdt in dat de spirituele of intellectuele ziel door zijn eigen bijzondere uitstralingen de fundamentele of leidende essentie is die de evolutie van de innerlijke zintuigen en hun overeenkomstige fysieke organen tot stand brengt, en is op dezelfde manier de latent leidende intelligentie en het instinct erachter.

Indu

(San­skriet) Indu

In de Brahmana’s, de maan. In de Veda’s, een druppel, vooral van soma of een vonk. Het verwijst naar de stoffelijke maan en zijn werkingen, terwijl Soma de wat meer mystieke en esoterische eigenschappen van de maan inhoudt.

Inductieve methode

In de logica gaat het bij de inductieve methode om de processen van redeneren van afzonderlijke delen naar het geheel, van het bijzondere naar het algemene of van het individuele naar het universele, in tegenstelling tot de deductieve methode die redeneert van het geheel naar de delen, van het algemene naar het bijzondere, van het universele naar het individuele. De inductieve methode is verbonden met Aristoteles die hiermee tegen Plato ingaat, maar ook met Francis Bacon en de moderne wetenschap in het algemeen.

De wetenschap tracht algemene wetmatigheden te ontwikkelen door te redeneren vanuit bijzondere opzichzelfstaande waarnemingen. Maar het is noodzakelijk aan te nemen dat wat waar is in een individueel geval ook waar moet zijn in het algemeen, waar dit ene individuele geval deel van uitmaakt. De hypothesen die zo worden opgesteld worden uiteraard en van nature gezien als voorlopige bevindingen die onderhevig zijn aan aanpassingen in het licht van volgende ruimere waarnemingen van de natuur. Deze methode tracht de natuur te begrijpen door een voortgezet proefondervindelijk proces, en de formulering van zijn wetten wordt dan steeds ruimer. Maar een wezenlijk bestanddeel van deze methode is op zichzelf deductief, aangezien we voortdurend moeten terugredeneren vanuit voorlopige hypothesen die we hebben opgesteld voor de nieuwe feiten die we hopen te ontdekken en die die zullen ondersteunen of teniet zullen doen. Om deze redenen wordt de wetenschappelijke methode vaak een deductieve-inductieve methode genoemd. Natuurlijk zal een puur inductieve methode waarschijnlijk onhaalbaar zijn, omdat we niet een mentaal proces kunnen starten tenzij we al bepaalde algemene ideeën koesteren. Inductieve en deductieve methoden zijn wederzijds afhankelijke functies van het logisch redenerende denken.

Maar wat belangrijker is, de data die zijn verzameld langs wetenschappelijke inductieve methoden zijn vergaard met behulp van zintuiglijke waarnemingen en hoe groot de hoeveelheid verzamelde data ook zal zijn, we zullen daarmee nooit de waarheid van de oorzakelijke werelden, die áchter de fenomenen liggen, vast kunnen stellen. Als we met Plato toegeven dat er een intuïtieve of directe waarneming van wezenlijke waarheden bestaat of, als we zijn leer van het bestaan van herinneringen van de ziel die latent in het denken aanwezig zijn accepteren, hebben we een bron die ons zal bevrijden van de volledige afhankelijkheid van deze synthetische methode van het zoeken naar algemene waarheden.

Zie ook Methoden van Bacon

Induvansa

(San­skriet) Ook InduvamsaInduvaṃśa [van indu maan + vaṃśa ras]

Het maanras of de maandynastie van oude hindoeverhalen.

Zie ook Chandravansa

Ingevangenen

Neptunus

Ingevangenen in de theosofie zijn hemellichamen die niet behoren tot de oorsprong van een of ander zonnestelsel. De planeet Neptunus zou een ingevangene zijn, zo wordt gezegd, die niet thuishoort in ons zonnestelsel, wat betekent dat het een hemellichaam is dat werd aangetrokken om een baan om de zon op ons gebied te gaan volgen. Het woord is op dezelfde manier gebruikt voor de extra manen van de planeten die meer satellieten hebben dan een werkelijke maan, die de ouder is van de zichtbare bol. Deze ingevangen manen zijn volgens de astronomen satellieten, maar zij zijn niet de ware ouderlijke manen, de ouders.

Ingewijde

[Van Engels initiate, Latijn initio, beginnen, starten]

Iemand die in de heilige Mysteriën is begonnen of op zijn minst één inwijding ervan heeft volbracht. Ingewijden kunnen daarom van verschillende graad zijn. Synoniem van wedergeborene, dvija (een tweemaal geborene), Zoon van de zon, enz.

Initiant

[Van Engels initiant, Latijn initio, beginnen, starten]

Iemand die zich voorbereidt op een inwijding en die verschilt van hem die al is ingewijd en die een ingewijde wordt genoemd. Iemand die in één bepaalde graad een ingewijde is kan een initiant zijn in een hogere graad.

Inkapseling

Middeleeuwse theorie die een verkeerde interpretatie geeft van de heidense mysterielering ten aanzien van de Ene die het vele wordt, wat later door wetenschappers werd verworpen.

Het idee was dat Moeder Eva in de Hof van Eden in haar moederschoot alle zaden van het menselijke ras in zich droeg, wat zij aan haar kinderen doorgaf, de families daarvan hielden op hun beurt de zaden ingekapseld voor toekomstige generaties en gaven die aan hun kinderen door, enzovoorts. Wanneer we dit juist begrijpen is dit wat H.P.B. bedoelde toen zij in De geheime leer (I, 223-4) sprak over het onaangepaste kiemplasma — de theorie van Weismann.
 Ook hier hebben de christenen de esoterische leer geantropomorfiseerd en dus verminkt. In feite kwam niet alleen het dierenrijk voort uit de oorspronkelijke mens, de ’Ādām-Qadmōn, maar ook het planten- en mineralenrijk en zelfs de drie elementalenrijken. Ze waren alle in hem ingekapseld en hij bracht ze voort. (Dialogen 3:421-3 en BvhO 393n)

[Voor een groter overzicht klik hier]

Innerlijke God

Gebruikt voor het hogere zelf of de goddelijke monade, de focus van goddelijk-spirituele individualiteit in de menselijke constitutie, vooral in verband met de graad van inwijding wanneer de kandidaat in contact komt met zijn ware spirituele zelf, de God in hem.

Innerlijke mens

De ware en onsterfelijke entiteit in ons die verschilt van de uiterlijke en sterfelijke vorm (fysiek lichaam, astraal lichaam, enz.). Het hogere ego, het hogere manas of manas in vereniging met atma-buddhi, geest als tegengesteld aan psyche.

Insignia Majestatis

(Latijn)

De kenmerken, insignes of onderscheidingen die behoren bij een majesteit. Als metafoor gebruikt voor kenmerkende attributen van spirituele grandeur of macht.

Inspiratie

[Van Latijn in in, op + spiro ademen (vgl. afflatus van ad op + flo ademen), overgenomen van het Griekse empneusis van en in + pneo ademen]

In het algemeen staat het voor het ontvangen van kennis of invloed uit een hogere bron — of zelfs een lagere — door het gewone bewustzijn.

Instinct

Het instinct is de vegetatieve, passieve of automatische kant van intuïtie, die zichzelf tot uitdrukking brengt in natuurlijke bestaansvormen. De atomen bewegen en zingen door hun instinct en door het vermogen ervan leidt een dier zijn leven. In mensen zijn er goddelijke instincten van liefde, vergeving en medelijden.

Het instinct is latent aanwezig als een goddelijke vonk in het onbewuste zenuwcentrum van de zakpijp, een weekdier, en manifesteert zich in het eerste stadium van de werking van zijn zenuwstelsel als wat de fysioloog reflexwerking noemt. Het komt zowel voor in de laagste klassen van de koploze dieren als bij dieren die duidelijk een kop hebben; het groeit en ontwikkelt zich volgens de wet van de dubbele evolutie, fysiek en spiritueel; en wanneer het het bewuste stadium van zijn ontwikkeling en vooruitgang bereikt in de soorten met koppen, die al een centraal zenuwstelsel en symmetrisch gerangschikte zenuwknopen bezitten, dan is deze reflexwerking – ongeacht of wetenschappers haar automatisch noemen, zoals bij de laagste soorten, of instinctief, zoals bij de meer gecompliceerde organismen die handelen onder leiding van het centraal zenuwstelsel en onder de prikkel die voortkomt uit duidelijke gewaarwording – toch één en hetzelfde gevoel. Het is het goddelijke instinct dat zich continu verder ontwikkelt. Dit instinct van de dieren – die alle vanaf het moment van hun geboorte handelen binnen de hun door de natuur voorgeschreven grenzen, en die feilloos voor zichzelf weten te zorgen, behalve in omstandigheden die het gevolg zijn van een hoger instinct dan dat van hen – kan, om het nauwkeurig te omschrijven, automatisch worden genoemd; maar het moet, hetzij in het dier dat dit bezit, of erbuiten, de intelligentie van iemand of iets hebben om het te leiden. (IU 1:425)

Het instinct kan ook worden beschouwd als de automatische of half-intelligente activiteit van een oneindigheid aan stralen die emaneren uit het kosmische denken — deze stralen gaan op hun beurt door de goddelijke intelligenties heen, dan door de spirituele intelligenties en dan door de massa’s van wezens van een lagere graad en bereiken uiteindelijk bezielde en onbezielde entiteiten. Instinct kan dus, waar het in de hele natuur dan ook werkzaam is, worden gezien als de activiteit van het kosmische denken. Als intuïties naar verhouding verder zijn ontwikkeld op de ladder van het leven, gaat instinct over in intelligentie, dan in zelfbewuste intelligentie en uiteindelijk in spirituele intelligentie die de sluier is van de kosmische godheid.

Intuïtie

De intuïtie is de werkzaamheid van innerlijke visie waardoor waarheid meteen en direct wordt gekend. Dit geestelijke zintuig, hoewel dat nog niet volledig is ontwikkeld in de mens, laat zichzelf toch zo nu en dan zien door het geven van een voorgevoel. Ieder mens wordt op zijn minst met een rudimentaire vorm van dit waarnemingsorgaan geboren. Plotinus onderwees dat de geheime gnosis drie graden kende — mening, wetenschap of kennis en verlichting — en dat het instrument van de derde de intuïtie is. Hier is de rede ondergeschikt aan, want intuïtie is absolute kennis, gestoeld op de vereenzelviging van het denken met zijn object. Iamblichus schreef het volgende over intuïtie:

... Er bestaat een vermogen van het menselijke bewustzijn dat verheven is boven al wat geboren of voortgebracht is. Daardoor kunnen we ons verenigen met de hogere intelligenties, ons verheffen boven de gebeurtenissen van deze wereld, en deelhebben aan het hogere leven en de bijzondere vermogens van de hemelse wezens. Uit Iamblichus’ Life of Pythagoras, vert. Thomas Taylor, hfst. 29, enz.. (IU 1:435)

Vanuit een ander standpunt gezien kan intuïtie worden beschreven als spirituele wijsheid die is opgeslagen in de voorraadschuur van de geest-ziel door ervaringen uit vorige levens, deze vorm kan worden beschreven als automatische intuïtie. De hogere intuïtie is het vullen van het werkzame menselijke denken met een straal van de god in ons, die ons denken voorziet van verlichting, volmaakte wijsheid en in zijn meest ontwikkelde vorm zo goed als alwetendheid schenkt ten aanzien van alles wat zich in ons zonnestelsel bevindt. Hier is sprake van een volledig actief buddhi-zintuig en wanneer dit zintuig aldus is wakkergeroepen en werkzaam gemaakt, vormt het de manushya of menselijke boeddha­.

Involutie

Invouwen. Het tegenovergestelde van evolutie of het proces van ontvouwen. Gebruikt in relatie tot evolutie en staat voor het overgaan van een actieve toestand van een vergelijkbare manifestatie in een soortgelijke, maar dan latent. We zeggen dat op de neergaande boog van vooruitgang de geest involueert en stof zich evolueert. Deze processen zijn omgekeerd op de opgaande boog.

Zie ook Opgaande en neergaande Boog

Inwijding

[Van Latijn initio beginnen, starten]

Inwijding staat in het algemeen voor het aanpassen van een leerling aan een nieuwe manier van leven en de introductie van geheime kennis met de hulp van een competente leraar. In oude tijden was inwijding of waren de mysteriën overal dezelfde, maar met het verstrijken van de tijd voerde elk land — hoewel dat zijn mysteriën en inwijding baseerde op die ene oorspronkelijke wijsheid, die het eigendom van de hele mensheid is — zijn eigen wijze van uitvoering van procedures in, die het geschiktst waren of het beste pasten bij de psychologie en het temperament van de verschillende volken. Met het verstrijken van vele eeuwen was het meeste van de oorspronkelijke wijsheid vergeten en was er nog maar een vage herinnering achtergebleven van de mysteriën. De inwijdingsceremoniën degenereerden tot er niet veel meer was overgebleven dan ceremoniële rituelen, met meer of minder academische of theologische leringen die er deel van uitmaakten — zoals het geval was bij de mysteriën van Griekenland. Hoewel het waar is dat er tot aan de val van de Middellandse Zeebeschavingen er ingewijden waren in het land van Plato, Socrates en andere grote filosofen, had ...

... elk volk zijn exoterische en esoterische godsdienst, de eerstgenoemde voor de massa en laatstgenoemde voor degenen die wilden studeren en de daarvoor uitverkorenen. De hindoes bijvoorbeeld kenden drie graden met tal van subgraden. De Egyptenaren kenden ook drie voorbereidende graden, die ze zich voorstelden als de ‘drie wachters van het vuur’ van de mysteriën. De Chinezen kenden het alleroudste triade-genootschap en de Tibetanen hebben tot aan de dag van vandaag hun ‘drievoudige trede’ wat in de Veda’s werd gesymboliseerd door de drie stappen van Vishṇu ... De oude Babyloniërs kenden drie stadia van inwijding tot het priesterschap (wat tot dan toe esoterische kennis was); de joden, de kabbalisten en mystici leenden die van de Chaldeeën en de christelijke kerk van de joden. (TG 333)

In de theosofie wordt inwijding in het algemeen beschouwd als het begin van de bestudering van de heilige wijsheid in de mysteriescholen onder leiding van ingewijden. Door inwijding versnelt de kandidaat zijn natuurlijke ontwikkeling en loopt zo vooruit op die groei die het gros van de mensheid op een veel later moment in zijn evolutionaire ontwikkeling zal ondergaan. Hij of zij ontvouwt van binnenuit de slapende geestelijke en intellectuele vermogens en verheft dus zijn individuele zelfbewustzijn naar een overeenkomstig niveau. Over de opwekking in de verschillende graden werd heel juist gesproken als de nieuwe geboorte.

De inwijdingsplaatsen konden1koningskamer234567voorvertrekkoninginnekamergrote galerijingangschacht‘put’8910afdalende gangopgaande gang‘ventilatie-schachten’1234567891010 vaak in de bergen worden gevonden die daarom als heilige bergen werden beschouwd. Vaak werden grotten of rotsige holtes in de bergen uitgekozen vanwege hun ontoegankelijkheid en als inwijdingscrypten of vertrekken voor onderricht gebruikt. In het oude Egypte was de Grote Piramide de inwijdingstempel.

De ingewijde adept, die alle beproevingen met succes had doorstaan, werd bevestigd, niet genageld, maar eenvoudig vastgebonden aan een bank in de vorm van een tau (in Egypte), van een swastika zonder de vier verlengstukken (zo:  niet zo:  ), en in een diepe slaap gebracht (de ‘slaap van Siloam’, zoals deze nog steeds onder de ingewijden in Klein-Azië, in Syrië en zelfs in Opper-Egypte wordt genoemd). Men liet hem drie dagen en drie nachten in deze toestand; in deze tijd onderhield zijn geestelijke ego zich, zoals men zei, met de ‘goden’, daalde af in Hades, Amenti of Pātāla (naar gelang van het land) en goede werken verrichtte voor de onzichtbare wezens, hetzij zielen van mensen of elementale geesten; en zijn lichaam bleef al die tijd in een tempelcrypte of een onderaardse grot. In Egypte werd het in de sarcofaag in de Koningskamer van de piramide van Cheops geplaatst, en in de nacht van de naderende derde dag naar de ingang van een galerij gedragen, waar op een bepaald uur de stralen van de opgaande zon recht op het gezicht van de zich in trance bevindende kandidaat vielen, die ontwaakte om door Osiris en Thoth, de god van de wijsheid, te worden ingewijd. (SD 2:558)

Er waren opeenvolgende inwijdingsgraden, waarvan er gewoonlijk zeven werden genoemd. Van deze waren de eerste drie van een voorbereidende aard en bestonden uit het disciplineren van de gehele natuur: moreel, mentaal en fysiek. Bij elke fase moest de neofiet door een zorgvuldig gekozen reeks van tests of beproevingen gaan om te bewijzen dat hij met zijn innerlijke kracht en mogelijkheden verder kon gaan. Op deze manier kon de neofiet de vierde graad bereiken, waarin de krachten van zijn innerlijke God op dat moment in ieder geval deels in zijn dagelijks leven en bewustzijn actief is en het hem werd mogelijk gemaakt naar andere gebieden te gaan, naar de hogere natuurrijken van het leven en zijn en die op die wijze te leren kennen door ze te worden. Op deze manier verwierf hij kennis uit de eerste hand over de waarheden van de natuur en van het heelal wat hij eerst alleen maar intellectueel had geleerd.

Voor de vijfde inwijding, die in het oude Griekenland theofanie (de verschijning van een god) werd genoemd, ontmoet de kandidaat op zijn minst een vluchtig moment zijn eigen spirituele ego van aangezicht tot aangezicht en in de meest succesvolle gevallen wordt hij er feitelijk voor een bepaalde tijd één mee. Epifanie betekent een lagere vorm van theofanie.

In het zesde stadium, theopneustie (inademing of doorademing van een god, goddelijke inspiratie), wordt de kandidaat het voertuig van zijn eigen innerlijke God en voor een bepaalde tijd is de neofiet afhankelijk van zijn eigen vermogen van retentie en waarneming, zodat hij dan wordt geïnspireerd met spirituele en intellectuele vermogens en gebruik maakt van de zintuigen van zijn hogere zelf.

Bij de zevende graad die theopathie wordt genoemd (het ondergaan van een god — het lijden dragen om zijn eigen innerlijke God te kunnen zijn), het persoonlijke zelf is dan permanent één geworden met zijn innerlijke goddelijkheid. Met het succesvol doorstaan van de zevende beproeving werd de initiant de verheven Christus, die werd gevolgd door het laatste en hoogste stadium van deze graad die in het boeddhisme bekend is als het bereiken van het boeddha­schap of nirvāṇa. Alhoewel er geen grenzen zijn aan het verwerven, zijn er toch nog verhevener stadia van spirituele en intellectuele ontvouwing of inwijding die wachten op hen die al de graad van boeddha­schap hebben bereikt.

In boeddhistische werken worden er vier graden van training genoemd, in deze gevallen zijn die gelijk aan inwijding en die zijn als volgt:

1) srotapatti (hij die de stroom is ingegaan), iemand die is begonnen met de taak van het transformeren van de krachten in zijn natuur in het belang van zijn hoger zelf;

2) sakridagamin (hij die nog één keer komt), iemand die nog een keer zal worden geboren op deze aarde voordat hij de lagere graden van nirvāṇa bereikt;

3) anagamin (hij die niet meer komt), iemand die niet langer zal reïncarneren, tenzij hij de keuze maakt om op aarde te blijven om de mensheid te helpen; en

4) arhat of arhan (de waardigen), iemand die als hij dat wil nirvāṇa kan en zal ervaren, zelfs tijdens zijn leven op aarde.

Zie ook Gezalfde; Koningskamer

Io

(Grieks) De dochter van Inachos, die de eerste koning van Argos was.

Zij was geliefd bij Zeus en in een vaars veranderd om de jaloezie van Hera te vermijden. Maar Hera die niet bedrogen kon worden, had de vaars laten observeren door de honderdogige Argos die op bevel van Zeus door Hermes werd gedood. Na vele omzwervingen door Europa en Azië kreeg Io in Egypte haar oude vorm terug waarna zij het leven schonk aan de donkere Epaphos, die koning van Egypte werd en Memphis stichtte.

Io stond in Egypte en bij de Argiërs voor de maan. Zij is ook Isis, Diana, de levensboog, moeder van goden en van geslachten, koningin van de aarde, vaak gesymboliseerd door de hoorns van een koe. De donkere Epaphos is Dionysos-Sabazios, zoon van Zeus en Demeter in de Sabazische mysteriën (SD 2:415).

De naam laat de lijn in de cirkel zien die staat voor het getal 10. In Grieks is dit (ΙΩ), en op gnostische sieraden is het IAO (Iao), soms wordt dat verbonden met Abraxas als Abraxasiao. Bestudeerders van de letterlijke symboliek hebben het geschreven als Ioh en het in verband gebracht met Jehovah, enz.

Ioannes

(Gnostisch)

Ioannes, de Doper die eigenlijk altijd wordt geassocieerd met Water is slechts een naam die is gegeven door Petrus-Paulus en is een symbool van de Hebreeuwse Ionah [de Jona die verdween in de walvis] en was de Eerste Boodschapper, de Assyrische Oannes ... De vissers en hengelaars naar mensen in de evangeliën zijn op deze mythe gebaseerd. (Enoch, het Boek van God 2:80, geciteerd in BCW 3:217)

Equivalent van Johannes, Oannes, Dagon en Vishṇu, de vermenselijkte microkosmos (BCW 11:488).

Iolo Morganwg

Een vrijmetselaar uit Wales van de 18de en vroege 19de eeuw.

Hij beweerde de documenten uit het boek Barddas op basis van handschriften die hij had gevonden in privé-bibliotheken in Wales te hebben gekopieerd. Deze documenten zouden de filosofie van de druïden tot in detail verklaren, de leringen maken de betekenis van talloze passages van de literatuur van Wales van de 6de tot de 15de eeuw duidelijk en komen overeen met de esoterische leer van alle oude naties.

Ioniër of de Ionische school

Een school van Griekse filosofen in Ionië van de 5de en 6de eeuw v. Chr. die zouden zijn gesticht door Thales van Miletus (640-550 v. Chr.) en waartoe Anaximander, Anaximenes, Anaxagoras, Heraclitus, Diogenes van Apollonia, Archelaus en Hippo worden gerekend. Zij waren astronomen, geometristen en geografen die poogden het heelal te verklaren in termen van materie, beweging en kracht. Thales en Hippo zien het kosmische element water als het eerste oorspronkelijke element. Anaximenes en Diogenes van Apollonia zien het kosmische element lucht als dat eerste element en Heraclitus loopt warm voor het kosmische element vuur. Anaxagoras stelt een allerhoogste hiërarchisch denkvermogen (nous) voor dat de evolutionaire vorm en orde geeft aan chaos, de onontwikkelde essentie van de natuur.

Iormungandr

(IJslands) [van Iormun gigantisch groot, uitgestrekt, bovenmenselijk + gandr magie, betovering of andr geest]

In de Noorse Edda omgordt de slang van Midgard de aarde, een van de drie reusachtige nakomelingen van Loki. De andere twee zijn Fenris de wolf die uiteindelijk de zon zal verslinden als zijn tijd is gekomen en Hel, koningin van de rijken van de dood. Iormungandr kan wijzen op de evenaar, het gebied in de ecliptica en in een veel ruimere context, de Melkweg.

Irkalla

(Chaldeeuws)

De onderwereld van de Babyloniërs, ook bekend als Aralu, waarvan de ingang kan worden bereikt via een diepe grot die werd beheerd door de godin Allatu, of Ereshkigal (vrouwe van de onderwereld), zuster of alter ego van Ishtar de grote natuurgodin. Hetzelfde idee is ook terug te vinden in het Egyptische beeld van Isis en Nephthys. Irkalla werd gezamenlijk bestuurd door Allatu en Nergal, die ook als een god van het dodenrijk werd beschouwd.

Isarim

(Hebreeuws) [Van ’asar binden, bevestigen, vaak gebruikt in de betekenis van geloften van onthouding]

Onder de oude Hebreeën was het een naam van ingewijden of adepten, vooral onder de oude joodse essenen, tegenhangers van de Egyptische hiërofanten.

Isatva

(San­skriet) Īśatva

Oppergezag, superioriteit, heerschappij. Vandaar goddelijke macht.

Ish Amon

(Gnostisch)

Onder enkele joodse gnostici zoals de nazarenen was het hetzelfde als de goddelijke gedachte die in een rusttoestand of half-actief aanwezig is in het pleroma of het Grenzeloze, wat een synoniem is van Ferho, dat in het stelsel van de nazarenen, samen met Chaos (donker water) en Ptahil een drie-eenheid vormde die gelijk was aan vader-moeder-zoon. In theosofisch jargon hetzelfde als de ongemanifesteerde of eerste logos. Deze logos produceert aan het begin van de evolutie van een heelal de tweede logos, die vrouwelijk wordt genoemd vanwege het scheppen of voortbrengen, en uit laatstgenoemde wordt de scheppende of derde logos voortgebracht, die door de gnostici Iukabar Zivo werd genoemd.

’Ishin

Klik hier voor grote weergave

(Hebreeuws, Chaldeeuws) Ook ’Ishim’Īshīn, ’Īshīm

In de Kabbalah vormen zij een lage orde van engelen die de negende rang bezetten van hun hiërarchie, wat overeenkomt met de sefira Yesod. De Zohar stelt zich de ’ishin voor als geketend aan een berg in de woestijn en verwijst naar hen als de geketenden aan de aarde gedurende een incarnatiecyclus. De ’ishim zijn ook wel de Benei ’Elohim die in de menselijke evolutie de oervoorbeelden van de gevallen engelen waren die door hun val de redeloze rassen van protoplastische mensen veranderden in de denkende en zelfbewuste mensen van nu. Zij zijn dus de manasaputra’s ...

de ’ishin zouden ook de magiërs helpen bij het maken van homunculi. (SD 2:376)

Zie ook Azazel

Ishmonia

(Arabisch)

Een stad in Arabië dichtbij de ‘versteende stad,’ waarvan de legendes zeggen dat er immense ondergrondse galerijen en zalen moeten zijn die bibliotheken vol oude boekrollen en manuscripten zouden herbergen.

Ishtar

(Chaldeeuws)

Oude Babylonische godin, de oudste van hemel en aarde, dochter van Anu (de heer van de hemelen). Zij werd vurig aanbeden door de grote massa, zowel in Babylonië als in Assyrië, hoewel zij onder verschillende namen in verschillende plaatsen bekend was — Anunit, Nina, Nanna, Innanna, Atar — zelfs als partner van Marduk (Babylonië) en van Assur (Assyrië). Voor het volk was zij de veelbelovende natuurgodin, koningin van schoonheid en plezier, gelijk aan Aphroditē of Venus, hoewel eerder aan Ceres, hoewel zij bepaalde eigenschappen van beide godinnen tot een nieuwe maakt.

Haar andere kant is die van de grimmige, ernstige oogster, die de levenskrachten weghaalt zodat alles in deze periode een diepe slaap en rust moet hebben. Deze kant van haar werd benadrukt door de oorlogszuchtige Assyriërs die zich haar voorstelden als gewapend met pijl en boog en dan ook hun belangrijkste godin van de strijd was, terwijl de Babyloniërs het moeder-en-kind-idee benadrukten. Haar symbool was een ster met acht stralen.

Ishtar, met Shamash en Sin (de levenskracht, de zon en de maan), vormde een belangrijke triade van goden. In de astronomie was Ishtar de naam van de planeet Venus — het dubbele aspect van de godin dat overeen moest komen met de ochtend- en avondster.

Zo is Ishtar ook de theogonische vertegenwoordiging van de aarde zelf in haar productieve en voortbrengende aspecten als de moeder van alles en daarom zou zij eigenlijk en in essentie beschouwd moeten worden als prakriti dat uitstraalt van mula­pra­kriti.

Isis

(Grieks), ook (Egyptisch) Ȧst

De belangrijkste godin van het Egyptische pantheon, dochter van Seb en Nut. In het algemeen afgebeeld met een scepter van papyrus in de ene hand en het ankh-teken in de andere, terwijl zij de gier als hoofdsieraad draagt met de uraeus op haar voorhoofd waarvan een paar hoorns (van een koe of een ram) omhoog rijzen die de zonneschijf omcirkelen: de hoorns vertegenwoordigen de mystieke natuur en de maan (SD 2:31). Haar kenmerken zijn die van de Grote Moeder, de vermenselijking van de concrete natuur, zij laat alles geboren worden en voedt alles en wordt door oude kunstenaars afgebeeld als de moeder die haar kindje voedt.

Het mythologische aspect benadrukt de plichtsgetrouwe moeder en trouwe echtgenote. Haar verdriet na de dood van haar echtgenoot Osiris, en haar omzwervingen als ze zoekt naar zijn lichaam, lijken erg veel op die van de Griekse natuurgodin Demeter die naar haar dochter Persephone zoekt. Aan Isis wordt ook de kennis van de macht van mantra’s toegeschreven, waarmee zij haar vergiftigde zoon Horus opnieuw tot leven kan wekken.

Osiris, Isis en Horus vormen samen de Egyptische triade Vader-Moeder-Zoon. Isis heeft de meeste kenmerken van alle andere godinnen van het pantheon, maar haar belangrijkste eigenschap is die van schepper en voortbrenger van leven, zelfs in de onderwereld, waar zij de overledenen helpt en ondersteunt.

Het symbool van Isis aan de hemel is de ster Sirius.

Israël

(Hebreeuws) Yiśrā’ēl [van yāshar eerlijk, oprecht, rechtvaardig + ’ēl een godheid]

De nationale naam van de joden, voornamelijk gebruikt voor de joodse geschiedenis van het noordelijke koninkrijk in tegenstelling tot Judea. Later verwees dit naar de joden als een religieuze gemeenschap die verenigd was onder de nationale god Jehovah. De naam zou zijn bedacht door Jakob (Genesis 32:28) die als de ouder van de twaalf stammen werd beschouwd.

Israël stond in het enkelvoud oorspronkelijk voor een oprecht, rechtvaardig mens die streefde naar de vereniging met zijn innerlijke God, dus een ingewijde. De joden gebruikten dit woord als een eerbiedig verlangen voor henzelf, met een bijzondere toepassing voor de edelste Hebreeën onder hen, maar het woord kan in zijn abstracte betekenis voor elk rechtvaardig mens of ingewijde van welk land dan ook worden gebruikt.

Isvara

(San­skriet) Īśvara [van de werkwoordstam īś, heersen, meester zijn]

Heer. Isvara is het hoogste zelf of de hiërarch van welk heelal dan ook, klein of groot en ook de goddelijke geest in de mens. Maar het is ook een naam voor vele goden van het hindoepantheon, zoals Vishṇu en Śiva.

In de Bhagavad-Gita is het Isvara die ‘woont in het hart van elk wezen’ en die ‘alle dingen en wezens laat draaien op het universele wiel van de tijd’ (hfst. 43 en 61). Isvara is de essentie van de spirituele monade in ieder individueel ontwikkeld wezen, de spirituele wortel, de God van binnen die zorgt voor de spirituele en vitale stromen in elk wezen die het evolutieproces laat ontvouwen en ook de omzwervingen door de gebieden van ervaring regelt. Gelijk aan de uitdrukking van Jezus: ‘onze Vader in de Hemel’ en is daarom ook de oorsprong van de innerlijke Christus of Boeddha. En ook daarom is die in één opzicht de geïndividualiseerde dhyani-boeddha­ van ieder wezen.

Zie ook Logos

Ithyfallisch

[Van Grieks]

Met opgerichte penis. Een symbool dat bij de processies van Bacchus wees op de abstracte scheppende kracht.

Itihasa

(San­skriet) Itihāsa [van iti dus, zo + ha inderdaad + āsa was het]

Zo was het inderdaad. Legende, overlevering, geschiedenis. Het was de gewoonte van vertellers om hun verhaal met deze frase te beëindigen, wat nodig was om duidelijk te maken dat het om een traditionele overlevering ging. Het is ook ...

het verhaal van het leven van enkele verheven personages, die daarmee tegelijkertijd de hoogste morele en de grootste occulte betekenis doorgaven. (BCW 6:42)

Iukabar Zivo

(Gnostisch) Ook Iavar Ziva, Iu-Kabar Zivo, Javar-Zivo, Kebar Zivo en Cabar Zio.

In het stelsel van de nazarenen ook bekend als Nebat-Iavar-bar-Iufin-Ifafin (Heer van de Aeonen). De Codex Nazaraeus vertelt over de inspanningen van de Heren van de Aeonen bij de schepping. Om de schepping van de zeven slecht gezinde beginselen tegen te gaan, roept de grootste heer Mano, Iukabar Zivo op, de machtige Heer van de Glans, om op zijn beurt voort te brengen. Hij doet dat door zeven andere levens uit te stralen: zijn zijn de kardinale wezens of hoofddeugden, de zeven oorspronkelijke aartsengelen ...

die in hun eigen vorm en licht, ‘van bovenaf’ stralen en zo het evenwicht herstellen tussen goed en kwaad, licht en duisternis. (SD 1:196)

Deze zeven heilige levens zijn de zeven eerste dhyani-chohans, terwijl Iukabar Zivo het derde leven is genoemd, de scheppende of derde logos. Hij is ook gelijk aan Christus (Christos) als de ware wijnstok.

Iurbo Adonai

(Gnostisch) Ook Iurbo Adunai.

Ander woord voor Iao-Jehovah die de gnostische ophieten beschouwden als een emanatie van Ildabaoth, de zoon van Sophia Achamoth. Veel gnostici herkenden in Iurbo Adonai de god Mozes.

Ivaldi

(IJslands, Scandinavisch) Ook Ivalde [van i in, erin + valdi macht, werker met macht]

Uitoefenaar van macht of aan de macht komen. In de Noorse Edda is Ivaldi een dwerg (een nog-niet-menselijk bewustzijn) en ook een reus, wat een symbool is voor een periode van fysiek bestaan.

Ivaldi schijnt het bewustzijn van het vorige leven van onze planeet voor te stellen toen dat was belichaamd in de maan, waarin het leefde voordat de aarde was gevormd. Zijn huis is dat van de donkere elfen die, zo wordt gezegd, onder Midgard (de aarde) te vinden moeten zijn. Zijn kinderen zijn Nanna (de maanziel) en Idun (de aardse ziel) terwijl Hjuke en Bil de kinderen zijn waarvan de schaduwen worden gezien op het gezicht van de volle maan en die voortleven in het kinderliedje van Jack en Jill. Andere nakomelingen van Ivaldi zijn de dwergen Brock en Sindri, en die stellen respectievelijk het mineralen- en plantenrijk van onze aarde voor.

Izanagi en Izanami

(Japans)

De eerste man en vrouw in het shintoïsme. Zij waren voor de Japanners de voorouders van de mensheid, die de eerste van de vijf goden van de aarde kregen, Tenshoko doijin.

Deze ‘goden’ zijn eenvoudig onze vijf rassen, Isanagi en Isanami zijn de twee soorten ‘voorouders’, de twee voorafgaande rassen die de levende en denkende mens voortbrachten. (SD 1:241)

Dit hemelse paar zou Japan hebben geschapen uit enkele druppels pekel.

Izdubar

(Babylonisch)

Een oude held van Erech, waarvan de avonturen worden weergegeven in het epische verhaal van Gilgamesh, een van de belangrijkste literaire werken die zijn opgegraven in Ninivé en uit de koninklijke verzameling van Assurbanipal (668-26 v. Chr.) komen in de vorm van twaalf kleitabletten (hoewel niet alle tabletten in zijn geheel bewaard zijn gebleven). De naam van de held werd ideografisch geschreven en vroeger gelezen als Izdubar, totdat een ander fragment van dezelfde periode de vertaling Gilgamesh gaf.

Zie Nimrod

Ized

(Pahlavisch, Perzisch) Ook Izad

Een klasse van oude zoroastrische goden die ondergeschikt zijn aan Ahura-Mazda en uitvoerders zijn van zijn wil. In de Avesta worden de Yashts opgedragen aan de izeds. In de Bundahish wordt naar Neryosengh, de boodschapper van de goden, verwezen alsof hij een ized was, net zoals het geval is met Anahita, de godin van het water.

In het latere zoroastrianisme staat een groep van 33 goddelijke wezens of oude Indo-Europese goden bekend als izdes.