Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Kiem

In kosmogenese staat het begrip kiem voor de eerste goed ontwikkelde en gelokaliseerde kosmische entiteit, lichtgevend en half-astraal, die in de toekomst een wereld zal worden, of het nu een planeet of een zon is. Vandaar dat de kiem het ontwikkelde resultaat is van de eerste kosmische impuls van het oorspronkelijke vormende intelligente beginsel dat naar beneden werkt bij het proces van manifestatie. Dit evolutiestadium van een kosmische entiteit, of het nu een planeet of een zon is, wordt in het San­skriet hiranyagarbha (gouden kiem of moederschoot) genoemd, want uit de kiem, net als uit de baarmoeder, komt de latere entiteit tevoorschijn. De geheime leer (2:176) heeft het over het zelfbestaande kama, dat wordt geboren uit het hart van Brahmā, als de verpersoonlijking van ...

de eerste beweging die het ENE na zijn manifestatie uit het zuiver abstracte beginsel aandreef om te scheppen. ‘Eerst ontstond begeerte in HET, dat de oerkiem van het denkvermogen was; ... de band die de Entiteit met de Niet-Entiteit verbindt.’

De Japanse kosmogonie zegt dat ...

uit de chaotische massa een eivormige kern tevoorschijn komt, die de kiem en het vermogen van al het universele en van al het aardse leven in zich heeft. (SD 1:216)

De vierde orde van hemelse wezens, de hoogste groep onder deze monaden die zijn voorzien van voor dat gebied geschikte vormen, is de kraamkamer van de menselijke, bewuste, spirituele zielen en zij vormen, met behulp van de eerstvolgende lagere orde ...

de eerste groep van de eerste zevenvoudige* menigte — het grote mysterie van het menselijke bewuste en verstandelijke Zijn. Want deze laatste vormen het terrein waarin de kiem, die zich zal gaan voortplanten, in afzondering ligt verborgen. De kiem zal in de stoffelijke cel de geestelijke kracht worden die de ontwikkeling van het embryo leidt, en de oorzaak is van de overerving van vermogens en van al de inherente eigenschappen van de mens. (SD 1:218-19)

Zie ook Bacteriën

*Het getal zeven betekent niet slechts zeven wezens, maar zeven groepen of menigten, zoals eerder is verklaard. De hoogste groep, de Asura’s die zijn geboren in het eerste lichaam van Brahmā – dat in ‘nacht’ veranderde – is zevenvoudig, dat wil zeggen is evenals de pitri’s in zeven klassen verdeeld, waarvan er drie arupa (zonder lichaam) zijn en vier belichaamd zijn.

Kiemcel

Het eerste fysieke voertuig of drager van het ‘‘geestelijke plasma’ dat het kiemplasma domineert’ in de ontwikkeling van het embryo (SD 1:219).

Iedere kiemcel, een menselijke of andere, is een verdichting van innerlijke krachten en substanties die reiken van het goddelijke tot het astrale en fysieke, juist zoals de mens zelf de ‘neerslag’ of ‘projectie’ is op en in het fysieke gebied. (ET 514)

Elke kiemcel is de neerslag of de projectie op en in het fysieke gebied van een innerlijke, psycho-etherische uitstraling, een incarnatie van een puntje van de straal die ontspringt in de innerlijke werelden en contact maakt met de fysieke stof door psychomagnetische affiniteit en zo het juiste deeltje of de opeenhoping van moleculen van een levende fysieke substantie weet op te wekken en te veranderen in een voortplantingscel. Dit puntje of stip van de straal van de wederbelichamende straal of uitstraling is niet het reïncarnerende ego zelf, maar het uiterste puntje van die geprojecteerde straal die van het wederbelichamende ego uitgaat. Wanneer dit ego — dat zelf een straal is van de spirituele monade — zijn eigen tussenliggende sfeer heeft bereikt nadat het de oudermonade heeft verlaten, daalt die niet verder af in de stof van dat gebied, maar zijn uitgestraalde invloed — zijn psychomagnetische straal — voelt sterkere affiniteiten voor de stoffelijke werelden dan hijzelf doet en gaat dieper de stof in. Hij maakt daar de levens­atomen wakker en roept die in elk van de verschillende gebieden — tussen die van het wederbelichamende ego en de grofste stof van de fysieke aarde — op tot activiteit. Wanneer deze psycho-vitale-elektrische of -magnetische straal enkele van die bijzondere levens­atomen in de grove fysieke stof op aarde wakker roept, zijn dat de gekozen levens­atomen die eerder tot hetzelfde wederbelichamende ego behoorden en die daarom reageren op de roep van hun eigen ‘ouder.’ Die kunnen zelfs worden beschouwd als het puntje van de wederbelichamende straal dat wordt neergeslagen in de stof ...

en die fysieke materie wordt als atomen aangetrokken rond dit punt en bouwt eerst de materiële belichaming van dat levensatoom op en wordt door voortgaande aanwas de levende kiemcel. (ET 515)

Deze afdaling van de punt van de straal in geschikt aards materiaal en het selecteren daarvan ligt aan de basis van alle verschillende voortplantingsmethoden. Dit proces begon in de reusachtige eivormige vormen van het etherische eerste wortelras door het eenvoudige delen van deze menselijke cel, dat tegenwoordig door het embryo wordt herhaald in zijn snelle recapitulatie van de vastgelegde [historische] rassen ...

één oneindig kleine cel, één uit miljoenen andere, die werken aan de opbouw van een organisme, door voortdurende deling en vermenigvuldiging, alleen en zonder hulp het juiste beeld bepaalt van de toekomstige mens (of het dier) met zijn lichamelijke, verstandelijke en psychische eigenschappen ... die kiemcellen zijn niet ontstaan in het lichaam van het individu, maar komen rechtstreeks voort uit de voorvaderlijke kiemcel, die generaties lang van vader op zoon overging. (SD 1:223n)

Zie ook Cel; Erfelijkheid; Voortplanting; Reproductie

Kiemplasma

Een woord dat is gebruikt door de Duitse bioloog August Weismann (1894-1914) voor het erfelijke materiaal dat in elke cel onveranderd van generatie op generatie wordt doorgegeven.

De cel was volgens Weismann verdeeld in een somatisch plasma en een kiemplasma, het laatste deelde zich in een slapend deel dat onveranderd werd doorgegeven aan de volgende generatie en een actief deel werd gebruikt om het lichaam op te bouwen. Dit passieve kiemplasma was ‘onsterfelijk’ in zoverre dat het identiek was aan dat wat behoorde tot de vroegste voorouder van de mens.

Zie ook Erfelijkheid

Heqet 

Kikker

De kikker is een van de oudste Egyptische symbolen, vooral de kikkergod Heqet. Daarnaast werden ook de vier oorspronkelijke goden van Egypte — Heh, Kek, Nau en Amen — afgebeeld met de kop van een kikker, waarmee Een kikker in het ijs.*de aandacht werd gevestigd op de kosmische wateren van de ruimte, van waaruit alles ontstond. Kikkergoden en godinnen deden denken aan het begin of de vorming van de wereld, het symbool van de kikker zelf staat voor wederopstanding en dus een nieuwe geboorte*.

Dit symbool moet een heel diepzinnige en heilige betekenis hebben gehad, omdat de eerste Egyptische christenen het in hun kerken aannamen ondanks het gevaar dat zij van een walgelijke vorm van dierenverering zouden worden beschuldigd. Een kikker of een pad, die zat in een lotusbloem, of zonder dat laatste embleem, werd gekozen als vorm voor de kerklampen, met daarop de woorden ‘Ik ben de opstanding’ ... Deze kikkergodinnen vindt men ook op alle mummies. (SD 1:386)

*OV: De kikker als symbool voor wederopstanding is niet zo vergezocht als het misschien lijkt. Het is bekend dat diepgevroren kikkers die werden aangetroffen in het permafrost na een duizendjarige slaap in het ijs direct na het ontdooien vrolijk wegsprongen. Zie voor dit fenomeen bij kikkers en salamanders: Can Frogs Survive Being Frozen? en NewScientist: How salamanders survive the deep freeze.

Kimah

(Hebreeuws) Kīmāh [van kūm opstapelen, bundelen, of van kāmah verlangen naar, ergens van houden vgl. de San­skriet werkwoordstam kam]

De Pleiaden, bekend als het zevengesternte, waarvan in de Bijbel wordt gezegd dat zij een liefdevolle en beminnelijke invloed aan de aarde en mensen schenken (Job 38:31).

Kimmeriërs

In de Griekse mythologie vormden de Kimmeriërs een volk dat leefde in een land van nevels en duisternis dat op wisselende plekken lag, onder andere bij Homerus in het extreme westen op de oceaan. In historische tijden een volk in de Palus Maeotis* dat werd verjaagd door de Scythen. De Kimmeriërs werden vergeleken met de Hyperboreeërs, die in een land woonden waar de zon altijd scheen.

*OV: De Palus Maeotis, Latijn voor het moeras van Maeotis, was een moerasgebied rond de Zee van Azov in Rusland.

Kimpurusha

(San­skriet) Kimpuruṣa, ook kimpūruṣa.

‘Wat voor man?’ Volgens de Brahmana’s was het een boosaardig wezen met de gelijkenis van een man. Later werden ze beschouwd als kinnara’s, wezens waarin de figuur van een man en van een dier zijn gecombineerd. Een klasse van hemelse wezens die wordt gezien als de dienaren van Kubera.

In het Vishṇu-Purāṇa is Kimpurusha een van de negen khanda’s (delen) waarin de aarde is verdeeld en wordt beschreven als het gebied tussen de Himachala en Hemakuta bergen en wordt daarom een enkele keer Kimpurusha-varsha genoemd.

Kinnara

(San­skriet) Ook KimnaraKinnara, Kiṃnara [van kim wat + nara man]

‘Wat voor een man?’ Een mythologisch wezen, een mens met het hoofd van een paard of soms het lichaam van een paard met het hoofd van een man. Later, zoals onder de nara’s, worden zij tot de gandharva’s (hemelse zangers) gerekend en zijn ook vaak verbonden met de kimpurusha’s. Sommige verhalen zeggen dat zij tevoorschijn sprongen uit de teen van Brahmā. Hoe dan ook, zij waren het product van de aarde aan het begin van de kalpa en behoorden bij de eerste pogingen tot de ontwikkeling van halfbewuste wezens die zouden leiden tot zelfbewuste wezens.

In een ruimere zin zijn de kinnara’s, kimpurusha’s, enz., entiteiten die tot onze planeetketen behoren en die deels iets overnemen van de materie, of de vorm, en deels van de geest. Zij nemen een duidelijke plaats in voor wat betreft hun functies binnen de planeetketen en voeren hun taken bijna op dezelfde manier uit als de menselijke hiërarchie dat doet. Zij zijn verder gevorderd dan de eenvoudige natuurgeestjes of elementalen maar toch lager dan de mens en moeten in het algemeen worden ingedeeld in de groep van halfastrale wezens.

Kinvad

(Avestisch?) Ook Chinvad

In de Vendidad is Kinvad de heilige brug die door Ahura-Mazda is gemaakt en die zich uitstrekt van de hel tot het paradijs. Voor de zielen van de rechtvaardigen wordt die als negen speren zo breed, voor de zielen van de zondigen wordt die zo smal als een draad, en dan vallen zij in de hel, volgens de latere Perzische mythologie. Dit komt overeen met de Sirath-brug van de moslims.

In de Avesta (Yasht 22) vindt de ziel van de overledene op de vierde dag na zijn overlijden zichzelf terug in de aanwezigheid van een goddelijk mooie maagd of een duivels gedrocht, net naar gelang hij zelf was, goed of slecht, en zij leidt hem naar de hemel of naar de hel. Deze heilige brug en deze maagd zijn niets anders dan karma en in een vermenselijkte vorm is het in essentie het eigen karma. De maagd die hij na de dood ontmoet is hijzelf, van een goddelijke schoonheid óf duivelachtig en weerzinwekkend, weer anders gezien kan zijn constitutie na de dood de heilige brug vormen die door de goede en edele mens veilig overgestoken kan worden, maar voor de slechte mens, die zijn geestelijke natuur tekort heeft gedaan, is die niet meer dan een draad, zijn constitutie wordt als de rand van een scheermes en als er niet voldoende goedheid en fatsoen in de overledene is overgebleven om deze scheermesbrug over te kunnen steken, valt hij in de lagere gebieden.

Kiratarjuniya

(San­skriet) Kirātārjunīya

Een gedicht van Bharavi dat de strijd van Arjuna met de god Śiva in de vorm van de wilde bergbewoner Kirata beschrijft, het verhaal is afgeleid van het Mahābhārata.

Kismet

(Turks) [van Arabisch qismat van qasama delen]

Lot, bestemming. Gebruikt door moslims om alle gebeurtenissen en details die een mens tijdens zijn leven zullen overkomen te verklaren — wat gewoonlijk iemands lot wordt genoemd, maar dan in de zin van predestinatie, namelijk dat de bestemming vastligt en onherroepelijk is. In die zin is het niet te vergelijken met karma.

Kistophoros

(Door Blavatsky geschreven als Kistophores)

De vierde graad in de Egyptische Mysteriën.

De neofiet ontving deze titel als hij met succes de beproevingen van het oordeel had afgelegd — lijkt op dat wat is beschreven in de dubbele hal van de waarheid in het Egyptische Dodenboek. In deze graad werd de mysterienaam Iao doorgegeven aan de kandidaat.

Boek van Kiu-te

(Chinees) [Tibetaans rgyud-sde]

Een groot occult werk, astronomisch en astrologisch, dat bekend is in bepaalde delen van China en Tibet, maar onbekend in het Westen.

Kleinhoofdigen

... met kleine hersenen, stompzinnigen.

Het vroege derde wortelras, waarvan de jiva’s nog niet gereed waren en die daarom werden veracht en afgewezen door de manasaputrische monaden of heren die klaar waren voor het verlichten of overschaduwen van de toen nog grote massa van mensen zonder denkvermogen. De hersenlozen, of althans een deel van hen, vergrepen zich later aan de enorme vrouwelijke dieren en verwekten de ‘stomme rassen,’ de voorlopers van de latere mensapen.

Zie ook Zonder denkvermogen

Klesa

(San­skriet) Ook KleshaKleśa [van de werkwoordstam kliś molesteren, kwellen, lijden]

Pijn, lijden, waarbij desondanks de liefde voor het fysieke bestaan een rol speelt. In filosofische zin de liefde voor het leven, het hangen aan het bestaan, het houden van plezier of van wereldse genietingen, goed of slecht. In de yogafilosofie zijn er vijf klesa-karins (oorzaken van pijn):

avidya (onwetendheid of onbekend zijn met);
asmita (egoïsme);
raga (hartstocht);
dvesha (haat) en
abhinevesa (gehechtheid, toewijding).

Kleur

De duisternis produceert het witte licht en uit het witte licht komen de kleuren naar voren. Deze vormen van licht komen overeen met de ongemanifesteerde Logos, de gemanifesteerde Logos en de zeven daaruit tevoorschijn komende stralen. En dit kosmologische spel wordt door het gehele universum heen herhaald.

Wit licht komt in onze wereld van de zintuigen tevoorschijn als een spectrum met een waaier aan kleuren. Kleuren worden dan beschreven op basis van de kwaliteit van de waarneming die afhangt van de golflengte van het licht. Zo wordt een diepblauwe hemel op een zonnige dag veroorzaakt door een korte golflengte van het licht en het intense rood van een ondergaande zon door een lange golflengte van het licht. Maar volgens de theosofie zouden we in het geheel geen kleuren kunnen zien, tenzij die vanaf het allereerste begin in ons denken aanwezig zouden zijn* waardoor we de kleuren buiten ons kunnen herkennen vanwege de overeenkomst met dat wat in ons is. Daarom hebben ouderen meer moeite om de continue overgang van de zeven kleuren te zien, dan kinderen die die wel schijnen te kunnen onderscheiden. De fysieke prikkels betekenen niets meer of minder dan dat zij datgene in ons oproepen wat al in ons aanwezig is waardoor we herkennen wat objectief buiten ons bestaat. En dit is wat het fenomeen van de herkenning triggert door dat wat wordt doorgegeven op het gebied van de fysieke zintuigen. Dit wordt misschien wat duidelijker als we ons herinneren dat de waarneming van kleuren relatief is en voor een belangrijk deel afhangt van tegenstellingen.

In de theosofische literatuur worden het gezichtsvermogen en het licht bijna onveranderlijk gebruikt wanneer de evolutie van de zintuigen en hun overeenkomstige gebieden van prakriti wordt besproken. Daarnaast spelen kleuren en geluiden een grote rol in praktische spirituele wetenschap en kunnen als een kosmische kracht worden opgeroepen als die met de juiste kennis van kleuren en geluiden worden gebruikt. De zeven kleuren komen overeen met de andere zeventallen, zoals de tonen van het octaaf, de heilige planeten en de zeven belangrijkste elementen. Kleuren zijn aldus een aspect van de vele verschillende manifestaties van kosmische vitaliteit, een zevenvoudige eenheid — of een tien- of twaalfvoudige eenheid, net naar gelang de manier van opsomming — deze kosmische krachten zijn uitwisselbaar, hun onbegrijpelijke totaal, of samenstelling, vormt het kosmische leven. Daarom heeft elke vorm van dit kosmische leven niet alleen zijn eigen bijzondere grondtoon, maar om dezelfde reden ook zijn bijzondere grondtoon als het om kleuren gaat, enz.

*Zie bijvoorbeeld het werk van de blinde schilder Eşref Armağan.

Klikoosha

(Russisch) Ook Klikoucha

Een luidruchtig persoon, iemand die schreeuwt. Zij die zijn bezeten door de Boze en op gezette tijden kraaien als hanen en hinniken als paarden en profeteren (TG 178).

Klinker

[van Latijn vocabilis uitspreekbaar vgl. Grieks phone klinker, stem]

Bijna synoniem met stem. Klinkers zijn de gemakkelijkst uit te spreken geluiden. Er kan geen stomme medeklinker worden geuit zonder dat er een klinker aan te pas komt en een vloeiend klinkende medeklinker is een soort klinker. Vandaar dat het onderwerp gerelateerd is aan de kracht van geluid.

Marcus, een gnosticus onder de eerste christenen, spreekt van een visioen waarin hij zeven hemelen zag, elk klonk met één klinker als zij de namen van de hiërarchieën van engelen uitspraken, een typisch gnostische manier om het bestaan van gedifferentieerde kenmerken van de kosmische hiërarchie te onthullen — en te verhullen — met eenvoudige, algemene uitdrukkingen. De zeven mystieke klinkers zijn dezelfde als de zeven vuren van de hindoes, drie plus vier. Brahmā spreekt bij de schepping vijf klinkers uit. De Pistis Sophia heeft het over IEOV als een naam met vier klinkers, die de Eerste Mens moet zijn.

Zie ook Oeaohoo

Klippoth

(Hebreeuws) Qĕlīppōth

Schillen, bast, schors, de buitenste bedekking of het lichaam van wat voor entiteit ook. Omdat de wezens in de laagste wereld van de Kabbalah worden gezien als schillen die zijn gevuld met een zeker deel van gedegenereerde geestelijke krachten en werkingen, worden deze wezens vaak demonen genoemd.

Daarom wordt in de Kabbalah de laagste van de vier werelden, de ‘olam ‘asiyyah, ‘olam qelippoth genoemd, omdat alle wezens die tot deze sfeer behoren behoefte hebben aan een voertuig dat een bast of schors wordt genoemd, dat hoewel het onderhevig is aan vorming, geboorte, verandering en oplossing als een vorm, dit niet geldt voor zijn gebruikte levens­atomen — behalve wanneer deze levens­atomen zelf wedergeboorte en verandering doormaken, maar niet uiteenvallen zoals de schillen doen.

Net zoals met de hogere ‘olams (werelden) zijn er naar analogie klassen in de tien sefiroth en zo zijn er ook in deze laagste sfeer tien graden en elk daarvan wordt dichter of compacter en donkerder in zijn afdaling als die verder weg raakt van de straal van de sefiroth. In de eerste twee graden van deze aflopende schaal wordt een zichtbare vorm als afwezig beschouwd — die in Genesis Tohu Bohu wordt genoemd. De derde graad wordt de verblijfplaats van duisternis (de duisternis die in Genesis het gezicht van de aarde bedekt). Dan volgen tijdens de afdaling de zeven helse hallen, Sheba‘ Heichaloth, of hellen, waarin de verschillende prinsen van duisternis en entiteiten die een zuivering ondergaan, zijn onderverdeeld — de prins van het hele gebied is Sama’el (de engel van ‘gif’ of dood).

Let op wat wij lezen in de Zohar (ii. 43a): ‘Voor het werk van de Wereld van Engelen, maakte de Heilige ... Samaël en zijn legioenen, dat wil zeggen, de wereld van activiteit, die als het ware de wolken zijn die gebruikt kunnen worden (door de hogere of hoogste Geesten, onze ego’s) om te berijden tijdens de afdaling naar de aarde en zo als het ware dienen als hun paarden.’ Dit, in combinatie met het feit dat Q’lippoth de materie bevat waaruit sterren, planeten en zelfs mensen zijn gemaakt, toont aan dat Samaël met zijn legioenen niet meer is dan de chaotische, turbulente stof die in zijn subtielere toestand door geesten wordt gebruikt om zich te kleden. Want als we spreken over ‘kleding’ of vorm (rupa) van de incarnerende Ego’s, wordt er in de Occulte Catechismus gezegd dat zij, de manasaputra’s of Zonen van Wijsheid, die gebruiken voor de versteviging van hun vormen om af te kunnen dalen in lagere sferen, de droesem van Swabhavat, of die plastische stof die zich in de hele Ruimte bevindt, met andere woorden, oerstof ilus. En deze droesem is dat wat de Egyptenaren Typhon noemen en moderne Europeanen Satan, Samaël, enz. enz. Deus est Demon inversus — de Demon is het kleed van God. (TG 269)

Dus heeft klippoth een dubbele betekenis, de eerste en vrij ongebruikelijke: de ongeorganiseerde stof van de ruimte waarvan de geestelijke wezens hun lichamen maken om zich te kunnen manifesteren op dit fysieke gebied, als tweede en de meest gebruikelijke betekenis: de fysieke lichamen zelf, die zo zijn gemaakt en die de vitale en andere kenmerken van levende wezens bevatten. Het woord correspondeert met de rupa-werelden — de belichaamde wezens van deze wereld of sfeer.

Kneph

(Egyptisch) Ook Knouphis

Een alternatieve vorm van de god Khnum of Khnemu, die thuishoort in de Egyptische kosmogonie. Een van de goden met een scheppende kracht:

Chnoumis-Kneph, die overeenkomt met de Indiase Narayana, is de geest van God die beweegt op de wateren van de ruimte en als Eichton of Ether houdt hij in zijn mond een Ei vast, het symbool van evolutie, en als Av is hij Śiva, de Vernietiger en Vernieuwer, want zoals Deveria verklaart: ‘Zijn reis naar het lagere halfrond komt tot uiting als een symbool van de evolutie van substanties die worden geboren om te sterven om weer opnieuw te worden geboren.’ Esoterisch echter ... was Chnoumis-Kneph bovenal de god van reïncarnatie. (TG 82-3)

Al deze zonnegoden zijn de verpersoonlijking van de eigenschappen van een god en stellen de wisselende aspecten van de fasen van ontwikkeling en bevruchting voor.

Knoop

Ook knooppunt [van Latijn nodus knoop of knooppunt]

In de astronomie is het het punt of snijpunt van de omloop van een planeet met het vlak van de ecliptica, of de twee punten van de omloop van een satelliet met het vlak van het hemellichaam waar die omheen draait. Het punt waarop het bewegende lichaam noordelijk gaat wordt de noordknoop genoemd of klimmende knoop, de andere is de zuidknoop of dalende knoop. Deze knopen hebben een beweging die tegengesteld is aan die van het bewegende hemellichaam en is erg langzaam in vergelijking met de snelheid van het bewegende lichaam. Het snelle tollen van een gyroscoop illustreert deze kwestie. De maanknopen hebben voor één omwenteling 18,6 jaar nodig, in de hindoe-astrologie worden zij Rahu en Ketu genoemd, oftewel het hoofd en de staart van de draak. Zij worden ook in de moderne astrologie gebruikt. Deze knooppunten, en die van de planeten waarmee ze refereren aan de ecliptica, markeren belangrijke cycli. De periode van de maanknopen is niet gelijk aan die van de omlooptijd van de maan, het samenvallen van de twee cycli markeert bij benadering maans- of zonsverduisteringen.

Knopvorming

Of ongeslachtelijke voortplanting

Een methode van ongeslachtelijke voortplanting waarbij het nieuwe individu wordt ontwikkeld uit de uitstulpingen op het lichaam van de ouder. Het nieuwe individu blijft óf verbonden met zijn ouder, zoals in polyzoa (mosdiertjes) en de meeste koralen, óf scheidt zich van zijn ouder, zoals in de hydra (zoetwaterpoliepen). Dit proces wordt hier gebruikt als een analogie om de voortplantingsmethode te kunnen illustreren die door de mensheid van het tweede wortelras werd gebruikt. De lichamen van toen waren etherischer en bepaalde voortplantingsprocessen zagen er anders uit dan die van de mensen van vandaag, zodat het niet gemakkelijk is om een volledig beeld van dit proces van knopvorming te geven zoals het er toen uit zag. De ontwikkeling van de kiemcel en de uitstulping van de polaire cellen geven een aantal extra aanwijzingen, zowel wat dit proces betreft als het bijbehorende proces van splitsing. Naast het in de tijd overleven van analoge voortplantingsmethoden bij enkele van de huidige lagere levensvormen, zijn er ook soortgelijke gevallen te zien onder sommige dieren die het vermogen hebben om verloren ledematen opnieuw aan te laten groeien en het vermogen hebben om zichzelf te helen waarbij littekenweefsel wordt achtergelaten, zoals in de hogere zoogdieren.

Zie ook Svedaja

Koah hag-Guph

(Hebreeuws) Kōaḥ hag-Gūf [van kōaḥ kracht, sterkte, geschiktheid + gūf lichaam, voertuig, schil]

Ook choach-ha-guf, ko’h-ha-guph, enz. Het lichaam van (vitale) kracht. Gelijk aan het modellichaam of liṅgaśarīra in de zevenvoudige classificatie van menselijke beginselen (vgl. SD 2:633).

Kobold

Een Duits woord voor de huisfee of de elementale wezens of natuurgeesten met de natuur van het aardse element. In het volksgeloof werd ervan uitgegaan dat zij woonden in mijnen en andere ondergrondse plaatsen die meer passen bij gnomen. Wanneer zo’n wezen in een huis verblijft wordt die soms ten onrechte poltergeist genoemd of een herrieschoppende kabouter.

Koe

De ouden gebruikten bepaalde dieren als een symbool om typische aspecten van filosofische en religieuze leringen over te kunnen brengen aan de massa, en ...

het symbool van de koe was in zijn innerlijke betekenis een van de grootste en meest filosofische van alle symbolen. (SD 2:470)

In het algemeen stelt de koe de bevruchtende kracht van de natuur voor — de goddelijke moeder of het vrouwelijke beginsel. Onder de Scandinaviërs was dat wat bij de geboorte van het heelal het eerste verscheen de goddelijke kosmische koe Audhumla, waaruit vier stromen van melk vloeiden waarmee alle wezens die haar volgden, werden gevoed. Onder de Grieken werd het stichten van een nieuw ras geassocieerd met de koe — zoals in de gevallen van Io en Europa. In Egypte vertegenwoordigden de godinnen het aspect van de universele moeder en werden geassocieerd met symbolen van de koe, vooral Hathor en Isis, in India werd zij aanbeden als Kamaduh of Surabhi (de koe van overvloed), zij stelt het voedende en verzorgende vitale en voortbrengende beginsel van de natuur voor. Men ziet dat de godinnen die behoren bij de maan-typen, wat de symbolenleer betreft, behoren bij de koe.

... De koe was in elk land het symbool van de passieve voortbrengende kracht van de natuur, Isis, Vach, Venus, de moeder van de vruchtbare god van de liefde, Cupido, maar tegelijkertijd het symbool van de logos, dat bij de Egyptenaren en de Indiërs de stier werd, zoals blijkt uit Apis en de hindoestieren in de oudste tempels. In de esoterische filosofie is de koe het symbool van de scheppende natuur en de stier (haar kalf) de geest die haar levend maakt, of ‘de heilige geest’. (SD 2:418n)

Zie ook Stier; Kalf

Koinoboi

(Grieks)

Een groep mystici in Egypte van het begin van onze jaartelling die vaak wordt verward met de ‘therapeuten’.

Koios

(Grieks)

Een van de zeven titanen die door Orpheus worden genoemd.

Kokab

(Hebreeuws) Kōkhāb

Een helder schijnend hemellichaam, ster of planeet, vooral in die zin dat het een levend wezen van een hemelse soort is, vandaar sterrenlicht. In de Kabbalah en in andere oude Hebreeuwse geschriften wordt er vaak de planeet Mercurius mee bedoeld.

Kol-arbas

(Hebreeuws) Qōl-’arba‘

Stem van de (heilige) vier, stem van de heilige tetrade, het heilige getal vier van het gnostische stelsel van Valentinus — in veel opzichten gelijk aan het heilige viertal van Pythagoras, kosmogonisch of psychologisch staat het dan voor de vier hogere beginselen van de menselijke constitutie.

Kolariërs

De inheemse niet-Indo Europese rassen van India zijn verdeeld in drie grote klassen: Tibetaans-Burmees, Kolarisch en Dravidisch. Hoewel zij in het algemeen als autochtoon worden beschouwd is het bekend dat de Kolariërs de Bengalen zijn binnengekomen via de noordoostelijke bergpassen: zij ontmoetten de Dravidiërs in Centraal-India, die de Kolariërs splitsten en hen naar het oosten en westen verdreven. Toen de Indo-Europeanen India binnenvielen, moesten de Kolariërs nóg een nederlaag ondergaan en werden zij in nog kleinere groepjes opgesplitst.

Er zijn negen belangrijke talen in de Kolarische groep waarvan de voornaamste het Santali is. Het is niet verwant aan het San­skriet, noch maakt het gebruikt van het devanagari alfabet.

Interessant is dat de Kolariërs rekenen met een 20-tallig stelsel in plaats van het gebruikelijke decimale stelsel. Het is opvallend dat dezelfde methode werd gebruikt door de Maya’s van Midden-Amerika.

Koldoun

(Russisch) Ook Koldun

Een magiër of tovenaar. Iemand die meer macht en kennis heeft dan een znachar (tovenaar).

Kolob

In de geschriften van de mormonen een planeet die het dichtst bij de troon van God staat:

[Abraham] zag de sterren, zag dat zij erg groot waren en dat een van hen het dichtst bij de troon van God stond; ... en de naam van die grote is Kolob omdat die mij lief is, want Ik ben de Heer uw God: Ik heb deze aangesteld om al die te besturen die tot dezelfde orde behoren als die waarop u staat ... En dus zal er een tijdrekening zijn van een planeet boven de andere, totdat u aan Kolob komt, welke Kolob de tijd rekent die bij de Heer hoort, dezelfde Kolob die dichtbij de troon van God is gezet, om al die planeten te besturen die tot dezelfde orde behoren als die waarop u staat. (De Kostbare Parel, The Pearl of Great Price, Het Boek van Abraham 3:2-3, 9)

Kols

Een stam in Centraal-India die ...

erg verslaafd is aan magie. Zij worden als grote tovenaars gezien. (TG 179)

Kometen

[van Grieks komet langharig, zoals de staart van een komeet]

Een komeet is een stadium in de vorming van bollen uit de oor­spron­ke­lijke we­reld­stof of oer­stof, dat volgt op de fase of toe­stand die kosmi­sche strem­sels worden genoemd. Uit de bol­len wor­den zonnen en plane­ten gevormd.

Wat weet de wetenschap over kometen, hun ontstaan, groei, en uiteindelijke gedrag? Niets ... En wat is er voor onmogelijks aan, dat een layacentrum — een klomp homogeen en sluimerend kosmisch protoplasma, dat plotseling wordt bezield of aangevuurd — uit zijn rustplaats in de Ruimte tevoorschijn schiet en ronddraait door de onpeilbare diepten, om zijn homogene organisme te versterken door accumulatie en toevoeging van gedifferentieerde elementen? En waarom zou zo’n komeet niet tot een rustig bestaan komen, leven en een bewoonde bol worden! (SD 1:204)

 Zij worden zwervers genoemd en enkele van hen worden zonnen, andere worden planeten. Sommige worden aangetrokken tot zonnestelsels en volgen gesloten banen omdat zij wederbelichamende planeten zijn, andere hebben nog geen omloopbaan gevormd en nog veel meer kometen zijn óf in stukken uit elkaar gevallen óf opgeslokt door de aantrekkingskracht van andere zonnen of planeten. Hoewel de stof zich in zijn hogere delen op ons gebied bevindt (anders zouden kometen ook niet door ons kunnen worden gezien) is de materie waaruit zij zijn opgebouwd niet van dezelfde soort als onze aardse stof, maar is op weg daar naartoe ook al moeten we daarbij denken aan een eeuwen durend condensatieproces.

Kon-ton

(Japans) Ook Konton

De chaotische oeressentie van de Shinto-kosmogonie.

Koning Arthur

(Welsh) Een personage met een dubbele rol.

Historisch heerser die het veertig jaar of daaromtrent volhield tot aan de invasie van de Saksen en een koning waarvan wordt gezegd dat die zou zijn heengegaan (niet gestorven) bij of na de Slag bij Camlann (540 n. Chr.). De mythologische Arthur was de zoon van Uther Pendragon, of Uthr Ben, Het Prachtige Hoofd. In Prydwen, zijn Schip van Glas, maakte hij een ontdekkingsreis naar Annwn (de onderwereld) om de Pair Dadeni ofwel de ketel van reïncarnatie te halen, het symbool van inwijding. Als de koning die was en zal zijn verschijnt hij in de versie van Wales als de Kalki-avatara, die aan het einde van het huidige kaliyuga zal komen. Na Camlann was hij meegenomen naar Ynys Afallen (Appelboomeiland) om zijn wonden te helen en zijn terugkeer af te wachten. Maar de appelboom van het eiland, zoals we in het zesde eeuwse gedicht ‘Afallenan’ van Myrddin Gwyllt kunnen lezen is de Boom van Wijsheid. Het gedicht vertelt hoe de boom verborgen en beschermd moest worden, maar de tijd zou komen dat die opnieuw bekendheid zou krijgen: dan zullen Arthur en Cadwalaor terugkeren en dan ...

zal Wales zich verheugen; schitterend zal haar draak (leider) zijn. De hoorns van vreugde zullen het Lied van Vrede en Rust laten klinken. Vóór het Kind van de Zon, onvervaard op weg, zal het kwaad worden uitgeroeid. Barden zullen triomferen.

Koningskamer

(In de piramide van Cheops)

De Koningskamer was een inwijdingskamer en het ‘Heilige1koningskamer234567voorvertrekkoninginnekamergrote galerijingangschacht‘put’8910afdalende gangopgaande gang‘ventilatie-schachten’1234567891010 der Heiligen’ van de Egyptische mysteriën, een symbool van de moederschoot van de natuur en van de vernieuwing door wedergeboorte ...

Op de dagen van de inwijdingsmysteriën moest de kandidaat, die de zonnegod voorstelde, in de sarcofaag afdalen als de krachtgevende straal die binnengaat in de vruchtbare schoot van de Natuur. De volgende ochtend komt hij eruit tevoorschijn en stelt de wederopstanding van het leven voor, na de verandering die de dood heet. In de grote MYSTERIËN duurde zijn zinnebeeldige dood twee dagen, waarna hij op de derde morgen met de zon verrees, na een laatste nacht van de wreedste beproevingen. Terwijl de kandidaat de zon voorstelde — de alles verlevendigende bol die elke morgen ‘herrijst,’ alleen om aan alles leven te schenken — was de sarcofaag het symbool van het vrouwelijke beginsel. (SD 2:462; vgl. SD 2:466&n)

Zie ook Inwijding; Piramides

Koninrijk van de Hemel

Ook Rijk van God

In het Nieuwe Testament wordt dit begrip gebruikt door Johannes de Doper, Jezus en de apostel Paulus, en wijst op een toestand van relatief geestelijke volmaking en verwezenlijking, niet slechts een toestand na de dood van de ‘rechtvaardigen’ of de ‘verlosten,’ wat afgeleid kan worden uit de verklaring ‘het koninkrijk Gods is in u’ (Lucas 17:21). Blavatsky ziet het antwoord in het Evangelie van de Egyptenaren in de betekenis dat het koninkrijk van de hemel zal komen ...

wanneer de Twee tot Een zijn gemaakt, en het Uiterlijke het Innerlijke is geworden, en het mannelijke met het vrouwelijke noch mannelijk noch vrouwelijk zal zijn ...

wat onder andere het volgende betekent: 1) de vereniging van het lagere manas met het hogere manas, het zelfbewust verheffen van de persoonlijkheid tot de individualiteit, en 2) de terugkeer van de mensheid naar de androgyne staat van toekomstige wortelrassen.

Dit betekent dat dit koninkrijk nu al door individuen verworven kan worden en door de mensheid als geheel in toekomstige rassen. (BCW 13:48-9; 14:55)

Konx-om-pax

(Grieks) Mystieke woorden die werden gebruikt in de Eleusinische Mysteriën.

Zij zouden een imitatie kunnen zijn van de woorden die werden gebruikt in de riten van Isis, maar men weet nog steeds niet waar zij voor staan. Het is mogelijk een oude frase uit Atlantische tijden die naar Egypte werd overgebracht vanaf het eiland dat Plato Atlantis noemde. Er was een tijd dat emigranten dat eiland verlieten om de Egyptische delta te koloniseren en hun Mysteriën meenamen.

Koorgan

(Russisch) Ook Kurgan

Een (in het algemeen kunstmatig gevormde) grafheuvel of een oud graf. Het volksgeloof zegt dat er zich magische of zogenaamd bovennatuurlijke gebeurtenissen rond zulke heuvels of in de omgeving ervan afspeelden.

Koperen slang

Zoals wordt verteld in de Bijbel toen de joden in de wildernis tegen Mozes klaagden ‘zond de Heer vurige slangen onder de mensen en zij beten het volk en veel mensen van Israël stierven’ (Num 21:6). Daarom maakte ‘Mozes een slang van koper en plaatste die op een paal. En zo gebeurde het dat als een slang een mens had gebeten en het slachtoffer daarna naar de slang van koper keek, hij bleef leven’ (21:8-9).

Aangezien de Hebreeuwse woorden voor slang en koper dezelfde zijn wanneer de massoretische punten worden verwijderd (N H SH), hebben enkele figuren naar een vertaling gezocht die zou moeten wijzen op de Boosaardige, die door de latere joden en kabbalistische christenen de misdeelden (Nahash) werden genoemd, maar de vurige slangen ...

waren de seraphim, die elk, zoals Jesaja (vi. 2) zegt, ‘zes vleugels hadden’. Het zijn de symbolen van Jehovah en van alle andere demiurgen die uit zichzelf zes zonen of kopieën produceren — zeven samen met hun schepper. Dus is de koperen slang feitelijk Jehovah, het hoofd van de ‘vurige slangen’ ... (SD 2:387n)

[bovendien zijn] de heidense staf en de joodse ‘slang’ één en dezelfde, namelijk de staf van Mercurius, de zoon van Apollo-Python. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom de joden aan hun ‘verleider’ de vorm van een slang hebben gegeven. Deze was voor hen zuiver fysiologisch en fallisch ... (SD 2:208)

Net zoals de slang is verbonden met kennis, wijsheid en magie, of die nu van het rechter- of linkerpad is, zo werd koper of brons sinds onheuglijke tijden in alle mysteriescholen gezien als een metaallegering die naar men dacht onder het bijzondere bestuur van de planeet Venus zou staan. Venus heerst over of bestuurt het hogere manas — manas is tegelijkertijd zowel de redder als de verleider van de mens, want het is in het denken waar verleiding en zonde of het doen van kwaad ligt en uiteindelijk vandaan komt.

Zie ook Slang.

Kopten

(Arabisch) [van het Grieks Aigyptioi]

De eerste oorspronkelijke christenen van Egypte en hun opvolgers van de sekte van monofysieten die nu etnologisch gezien het meest verwant zijn aan de bevolking van het oude Egypte. Het Koptisch is een mix van oud-Egyptisch met Semitische en Griekse leenwoorden. In de inscripties werden de oude Demotische letters vervangen door die van het Griekse alfabet met extra letters uit het Demotisch. De Pistis Sophia was ontdekt als een Koptisch handschrift.

Koran

(Arabisch) al-Qur’ān [van qara lezen]

Boek, lezing. Het heilige geschrift van de islam dat door de moslims wordt beschouwd als het woord van God (Allah) zoals dat is gegeven door zijn profeet Mohammed. De Koran verklaart dat er in de hemel de zeer goed verborgen moeder van het boek is. Beetje bij beetje was het naar beneden gezonden naar de profeet door middel van een engel, geest, of de engel Gabriël. Mohammed verspreidde deze openbaringen als een reeks en elk werd een lezing (qur’an) genoemd, of een geschrift (kitab), en de bijzondere werd ook een sura (een reeks) genoemd — een woord dat nu wordt gebruikt voor elk deel of hoofdstuk waarvan er 114 zijn.

Mohammed dicteerde deze sura’s aan zijn directe volgelingen die ze uit hun hoofd leerden. Maar toen enkele van deze eerste oorspronkelijke reciteerders hun leven hadden verloren in de strijd na de dood van Mohammed, deed Omar de suggestie aan de kalief ’Abu-Bekr (de opvolger van Mohammed) dat ze zouden moeten worden opgeschreven. Een commissie moest zoveel als mogelijk van de overleveringen of delen ervan verzamelen en overdragen aan Zaid, een inwoner van Medina die vaak een assistent van Mohammed was. Deze verzameling werd de eerste Koran die Azid in het Arabisch had geschreven. Enkele jaren later kwam er een tweede geredigeerde versie uit en alle eerdere delen of handschriften werden verbrand: Zaid dicteerde het werk aan vier schriftgeleerden en deze vier exemplaren bestaan nu nog.

De inhoud van de Koran wisselt sterk van stijl en inhoud: stelligheid overheerst, veroordelingen zijn er veelvuldig, verafgoding en vergoddelijking van wezens of dingen worden veroordeeld — vooral met betrekking tot de aanbidding van Jezus als de zoon van God, hoewel Jezus en Mozes wel worden gezien als heilige profeten.

Overeenkomsten met de joodse Bijbel zijn duidelijk aanwezig, zelfs als het gaat om gebruiken die de Arabieren van de joden hebben overgenomen. Allah wordt verheerlijkt als de ene, almachtige God en Mohammed is zijn profeet. Gelovigen ontvangen bijzondere leringen en ongelovigen worden bedreigd met vreselijke straffen. De leringen van hemel en hel worden met kracht aan de moslim overgedragen.

Kore-Persephone

(Grieks) [van kore maagd vgl. Ionisch koure]

De naam waaronder Persephone in Attica werd aanbeden. Een van de drie aspecten van Demeter, de godin van de aarde, die verschijnt als echtgenote, moeder en dochter. Kore-Persephone was een van de drie belangrijke Eleusinische goden, de andere twee waren Demeter en Zagreus-Iacchos, haar kind. Als een van de belangrijkste goden in de Mysteriën was Kore (als Demeter-Kore) de juiste tussenpersoon voor de drakengod (Zeus die haar het hof maakte in de vorm van een draak).

Proclus die Orpheus citeert zegt dat op het moment waarop Persephone was verenigd met de hemelse Zeus zij Demeter-Kore werd, maar wanneer zij was verenigd met Pluto of Hades, was zij Kore-Persephone.

Het was door Kore, als de echtgenote van Hades, dat de goede kant van de dood werd onthuld. Zij speelde dus op de eerste plaats een hoofdrol in de Eleusinische Mysteriën in een van de mystieke drama’s die voor het onderwijs van de neofieten werden opgevoerd, waarin zij werd verkracht en in het bezit zou zijn van het derde oog. Blavatsky ziet haar als een van de kabiren (SD 2:363).

Kore wordt ook gesymboliseerd door de hemelse weefster die, na te zijn weggevoerd door Hades, haar weefsel onafgemaakt had achtergelaten. Proclus zegt van haar dat zij ‘het grote heelal van het leven weefde’ (Cratylus). En Claudianus vertelt dat zij een mantel voor Demeter weefde waarin ‘zij de vooruitgang van de elementen en de vaderlijke zetels markeerde met haar naald, volgens de wetten van moeder natuur.’

Kośa

(San­skriet) Kośa [van de werkwoordstam kuś vasthouden, omvatten, omhelzen]

Een omhulsel of verpakking, maar het meest gebruikt als omhuller of bevatter. Filosofisch wordt het in het algemeen vertaald als omhulsel of bedekking, soms ook door Blavatsky als een beginsel. In de filosofie van de Vedānta worden er vijf genoemd (de panchakośa), die nauw overeenkomen met de zevenvoudige theosofische indeling van menselijke beginselen, zoals kan worden gezien in het schema van Subba Row hieronder:

Zie ook Omhulsel

Kosmische ideatie

Een andere naam voor de goddelijke gedachte.

Hieruit komt de activiteit van het universele denken naar voren — het collectieve geheel van alle geïndividualiseerde dhyani-chohanische bewustzijnen, waar dan ook. De theosofie kent als grondbeginsel het verschijnen en verdwijnen van werelden, of zij nu zichtbaar of onzichtbaar zijn, als een doorlopend proces waarbij elke wereld een schakel is in een oneindige keten van geschakelde kosmische hiërarchieën. Als een van deze tot gemanifesteerd bestaan komt, wordt dat vergeleken met het uitademen van de goddelijke adem, en elk zo’n uitademing wordt gezien als de kosmische ideatie, een gedachte, en deze gedachte wordt een wereld. Van deze goddelijke adem kunnen we dan aannemen dat het de goddelijke gedachte is die tot de activiteit van een manvantara overgaat, en die kosmische gedachte kan weer worden gezien als de wortel van bewustzijn, dus vóórkosmische substantie is de geestelijke onderlaag van de stof. Een manvantara wordt aldus gevormd door middel van de verbinding en onderlinge beweging van kosmische gedachte met oorspronkelijke kosmische substantie of oersubstantie. Bovendien is fohat de intelligente energie achter deze verbonden activiteit, die gedurende een manvantara deze twee samenbrengt. Kosmische ideatie en kosmische substantie zijn één in hun oorspronkelijke aard en toch heeft het hernieuwde ontwaken van het universele denken de geschikte kosmische gebieden van handeling nodig en dan kan worden gezegd dat het het manvantarische voertuig van de kosmische gedachte is. Omgekeerd, tijdens een kosmisch pralaya worden alle verschillende differentiaties van kosmische substantie opnieuw opgelost of ingetrokken in de kosmische eenheid, een subjectieve toestand en daarom kan men de kosmische gedachte gedurende het kosmische pralaya niet langer actief noemen, maar passief.

Kosmocratoren

(Grieks) Kosmokratores [van kosmos wereld + kratores heren, goden, bouwmeesters]

Heren van de Wereld. We komen deze term tegen in de orfische literatuur en in het Nieuwe Testament waarmee Paulus boze krachten bedoelt. In de theosofische literatuur heeft de term betrekking op de bestuurders van planeten die het zonnestelsel tot stand brachten, die hiërarchisch gezien hoger staan dan degenen die onze stoffelijke aarde vormden (SD 2:23). Het woord is vooral gebruikt als verwijzing naar de drie voornaamste groepen die overeenstemmen met gelijke groepen van dhyani-chohans en lipika’s. De eerste groep bouwt werelden opnieuw op na een pralaya, de tweede bouwt onze planeetketen en de derde zijn de voorouders van de mensheid. Gezamenlijk zijn zij de vormende Logos, gegroepeerd onder wisselende namen onder verschillende volken, zoals Osiris, Brahma-prajapati, Elohim, Adam-Qadmon en Ormuzd. Daarnaast zijn ...

de Asen van Scandinavië, de heersers van de wereld die aan de onze voorafging, van wie de naam letterlijk betekent de ‘zuilen van de wereld’, haar ‘stutten’, dus gelijk aan de Griekse kosmokratores, de ‘zeven werklieden of bestuurders’ van Pymander, de zeven rishi’s en pitri’s van India, de zeven Chaldeeuwse goden en zeven boze geesten, de zeven kabbalistische sefiroth, samengevat in de bovenste triade, en zelfs de zeven planeetgeesten van de christelijke mystici. (SD 2:97)

Als zij het plan van de goddelijke gedachte volgen vormen zij de stelsels uit oorspronkelijk materiaal dat aether wordt genoemd, ilus, protyle, enz. De kosmocratoren werken net als de Bouwers van de Wereld aan de voertuiglijke of stoffelijke kant van de natuur en ontvangen de indruk voor hun werk van de hiërarchie die aan de geestzijde werkt, de dhyani-boeddha­’s of architecten. In een ander aspect zijn de kosmocratoren verwant aan de genii of bestuurders van de zeven heilige planeten en zijn zij de wereldbouwers van de planeetketen aarde.

Kosmogenesis

(Grieks) [kosmos wereld + genesis geboorte]

De geboorte van werelden, maar dan duidelijk anders dan antropogenesis of de geboorte van de mens, zoals door Blavatsky is gedefinieerd:

... Bij het begin van een groot manvantara manifesteert Parabrahm zich als Mulaprakriti en vervolgens als de logos. Deze logos is gelijkwaardig aan het ‘onbewuste universele denkvermogen’, enz. van de westerse pantheïsten. Hij vormt de basis van de Subject-kant van het gemanifesteerde Zijn, en is de bron van alle manifestaties van individueel bewustzijn. Mulaprakriti of oorspronkelijke kosmische substantie is de grondslag van de OBJECT-kant van de dingen — de basis van alle objectieve evolutie en van het ontstaan van de Kosmos. (SD 2:24)

De betekenis van dit woord beperkt zich niet tot de aarde, maar omvat ontelbare bollen, en beperkt zich ook niet tot die werelden die alleen voor ons oog zichtbaar zijn, maar omvat ook werelden op al die verschillende [voor ons onzichtbare] gebieden van gemanifesteerde substantie. Het betekent niet dat de werelden ex nihilo (uit niets) met goddelijke goedkeuring werden geschapen, noch dat zij niet meer zijn dan producten uit dood, onbewust en toch eeu­wi­ge en ongeschapen stof. Nogmaals, de geboorte van werelden is niet een proces dat slechts eenmaal is voorgekomen en daarna nooit meer is gebeurd, maar is een proces dat altijd wordt herhaald gedurende manvantara’s en na grote pralaya’s . Dus werelden zijn ontwikkeld uit een slapende of latente toestand waarin zij terechtkwamen na het eindigen van de voorafgaande manvantara, en zowel oorspronkelijke stof en oorspronkelijke geest komen uit dezelfde bron — parabrahman — en worden er opnieuw in opgelost. Dit proces is er een van evolutie of toenemende manifestatie op verschillende gebieden van objectiviteit van de machten die liggen te rusten in de geestelijke kiem. Als we het hebben over een Wereld moet die niet worden begrepen op basis van afmetingen maar als een heelal vol sterren aan de ene kant en een minuscuul stofje aan de andere. De geboorten en wedergeboorten van werelden zijn niet toevallige scheppingen van een bewustzijn dat eeuwig inwerkt op de stof, eeuwig in zichzelf en verschillend van bewustzijn, maar zijn het nageslacht van scheppingen van bewustzijn-leven-substantie die periodiek zichzelf met zijn ingeboren leven en vermogens manifesteert bij het verschijnen van de verschillende wereldstelsels — of het nu melkwegstelsels, zonnestelsels, individuele zonnen of de lichamen van planeten zijn, maar ook in de oneindige rijken van de natuur, de atomen en hun bijbehorende monaden met elektrische ladingen. Het hele proces van verschijnen en verdwijnen van wereldsystemen hangt af van de inherente karmische oorzakelijkheid die zich op alle gebieden manifesteert en naar voren komt door de eigenschappen van het handelen van bewustzijn en bewustzijnen.

Kosmologie

De wetenschap van de structuur, wetten en werkingen van het heelal.

... occulte kosmologie kan worden geleerd als de bestudeerder maar in gedachten houdt dat er slechts één universeel Element bestaat, dat oneindig, ongeboren en onsterfelijk is, en dat al het overige – dat behoort tot de wereld van de verschijnselen – even zoveel verschillende gedifferentieerde aspecten en transformaties zijn ( ... ) van dat ene Element, van kosmische tot microkosmische gevolgen. (SD 1:75)

Kosmos

[van Grieks kosmos geordend, heelal]

Het heelal, gelijk aan het Latijn mundus. De theosofie ziet een oneindige reeks van elkaar opvolgende gehelen of heelallen, elk voldoende volledig om een kosmos of heelal genoemd te kunnen worden en toch is elk een deel van een groter geheel. Aangezien er geen absoluten of laatste grenzen zijn, omdat dit onnatuurlijk is en dus niet kan bestaan, kan er geen idee van eindigheid aan het woord kosmos worden gegeven, dat dus onzichtbare gebieden naast het zichtbare heelal moet bevatten. Enkele theosofische schrijvers gebruiken kosmos voor ons thuisheelal of melkwegstelsel, en cosmos voor het zonnestelsel.

De drievoudige god Chaos-Theos-Cosmos is de bevatter van de ruimte, zowel subjectief als objectief, van elke hiërarchie, hoe groot of klein ook, elk daarvan vormt een tetraktis.

Kothnoth ‘Or

(Hebreeuws) Ook Chitonuth-ourKothnōth ‘Ōr [van kuthoneth ondergoed, onderkleed, nauw sluitend hemd + ‘ōr huid, menselijk of dierlijk]

Rokken van vellen, gebruikt in Genesis (3:21): ‘God maakte voor Adam en zijn vrouw rokken van vellen, en kleedde hen’ wat verwijst naar het derde wortelras toen de volledig astrale mens lichamelijk werd of van vlees werd gemaakt en dus een lichaam van vlees of rokken van vellen kreeg.

Kottos

(Grieks) Ook Cottus

In de Griekse mythologie is hij een zoon van Ouranos en Gaia (hemel en aarde) een van de Hecatonchiren — drie reusachtige broers die ieder 100 armen en 50 hoofden hadden — die door Ouranos werden verbannen naar de Tartarus en onder Zeus Hephaistos gingen helpen.

Kounboum

(Tibetaans) Ook Kunbum en Kumbum [sku-‘bum]

De heilige boom van Tibet die de boom van de tienduizend afbeeldingen en Ti­be­taanse karakters wordt genoemd. Volgens de overlevering zou deze boom uit het lange haar van Tsong-kha-pa (14de eeuw) zijn gegroeid die in de hof van een lamaklooster van Kunbum was begraven, waar de boom nog steeds staat. Er wordt gezegd dat die het enige exemplaar van zijn soort is en nergens anders kan worden gevonden, hoewel anderen dat ontkennen. Elk van zijn bladeren zou een letter of een religieuze regel moeten bevatten, geschreven in volmaakt gevormde heilige karakters. Meer recente reizigers verklaren dat de boom zeker bijzonder is omdat de bladeren, twijgjes of takken ontelbare gevallen van vreemde lijnen of tekens bevatten, hoewel niet alfabetisch.

Kracht

Kent twee betekenissen: een effect dat in de stof wordt gemaakt en de onbekende oorzaak van dat effect.

In het eerste geval is er een duidelijk meetbare hoeveelheid die gebruikt kan worden voor de berekening van de kwantitatieve relatie tussen aan elkaar gerelateerde fenomenen, wat van praktisch nut is in de mechanica. Maar in de laatste betekenis blijft kracht voor de wetenschap een raadsel. Als het een inherente eigenschap van de materie is zal de materie een zelfbewegende entiteit worden, een goddelijk ding in zijn essentie, maar als die reageert op materie die van buiten komt is het de vraag waar die dan op berust? Is er sprake van een onafhankelijk bestaan? De vraag blijft dus onbeantwoord.

Volgens de theosofie zijn de krachten van de wetenschap de effecten die op het stoffelijke gebied worden veroorzaakt door elementalen of na­tuur­krachten, die zelf ondergeschikte oorzaken en gevolgen van de eerste oorzaken zijn en uiteindelijk een goddelijke oorsprong hebben, die achter de sluier van aardse fenomenen ligt. Als we afdalen door de gebieden van de kosmos zien we een keten van gevolgen. Theosofie ziet geen fundamenteel verschil tussen kracht en beweging: eeu­wi­ge beweging veroorzaakt op elk gebied de tweevoudige manifestatie van kracht en stof, twee aspecten van dezelfde substantie.

In het heelal kan kracht in het algemeen worden gezien als een eenheid, net zoals het wezenlijke, de materie, of het bewustzijn als eenheden kunnen worden gezien, maar net als er bewustzijnen en essenties zijn, zo moet kosmische kracht worden begrepen als een algemene uitdrukking want kosmische krachten zijn in wezen intelligent, waardoor deze kosmische krachten in essentie godheden zijn — deze godheden bestaan op verschillende gebieden van de onzichtbare werelden van het heelal in een hiërarchische opbouw of gradatie. We krijgen daarom het beeld van een innerlijk en onzichtbaar bewustzijn en ook zelfbewuste krachten, die werkelijk goden van vele soorten zijn, die door hun onderlinge verbindingen en met elkaar verweven activiteiten de zo verschillende en fantastisch afwisselende gemanifesteerde wereld maken waarop wij leven.

Krachten (van Dionysus de pseudo-Areopagiet)

Een trede van de hemelse hiërarchie van Dionysius de pseudo-Areopagiet, zijn leringen kwamen naar buiten in de 4de of 5de eeuw en hebben een grote invloed gehad op het christelijke denken. Hij maakte een onderverdeling van de hemelse menigte in drie triaden:

serafijnen, cherubijnen en tronen;
heerschappijen, krachten
en machten;
vorsten, aartsengelen
en engelen.

Als een hiërarchie van emanerende krachten is dit stelsel verbonden met en voor een belangrijk deel ontleend aan neo­pla­toni­sche leringen van die tijd, maar hebben ook krachtige elementen van het Pythagorese denken in zich. De ‘krachten’ zijn gerelateerd aan de planeet Mars, overeenkomstig het hiërarchische overzicht van de Syriërs.

Zie ook Engelogie