Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Krankzinnigheid

[van Engels insanity, Latijn in niet + sanus gezond, Duits krank ziek, van de zinnen zintuigen, waarneming]

Een aandoening van de mentale vermogens of organen, met of zonder verlies aan wilskracht en bewustzijn.

... de esoterische wetenschap onderwijst, dat het vaak voorkomt dat het levende lichaam door de ziel wordt verlaten en dat we dagelijks onder verschillende rangen en standen van de maatschappij zulke levende lijken tegenkomen. Verschillende oorzaken als overweldigende schrik, verdriet, wanhoop en een hevige ziekteaanval, of buitensporige wellust, kunnen dit teweegbrengen. Het lege lijk kan dan in beslag worden genomen en worden bewoond door het astrale lichaam van een adept in de toverij, of door een elementaar (een aan de aarde gebonden ontlichaamde, menselijke ziel), of, heel zelden, door een elementaal. ... bij krankzinnigheid is het astrale lichaam van de lijder óf half verlamd, verbijsterd en onderworpen aan de invloed van elke voorbijkomende geest van iedere soort, óf het is voorgoed vertrokken, en dan wordt het lichaam in bezit genomen door een vampierachtige entiteit die haar eigen uiteenvallen nabij is en zich wanhopig vastklemt aan de aarde, waarvan ze de zinnelijke genoegens door dit middel nog enige tijd langer kan genieten. (IU 2:589)

Niet alle krankzinnige personen lijden echter onder de rusteloze innerlijke spanning die het gevolg is van een bezeten invloed. Sommigen gaan op de tast verder en volgen hun weg op hun eigen kama-manasische niveau. Zij zijn van streek omdat zij niet de leidende invloed van hun eigen hogere beginselen kunnen voelen. Sommigen lijden onder het losraken van het innerlijke bewuste zelf van de hersenen, dat normaal gesproken zorgt voor de verbinding met de buitenwereld, met objecten en mensen. Die personen zijn zich er innerlijk van bewust dat zij niet krankzinnig zijn maar kunnen zich niet begrijpelijk maken en worden aldus gezien en behandeld als gekken en soms ontsporen zij werkelijk.

Hoewel in veel gevallen de karmische omstandigheden in dit leven geen genezing toestaan zullen anderen zich gelukkig kunnen prijzen als zij gebruik kunnen maken van de beste moderne zorg waaraan de kennis van de samengesteldheid van de menselijke natuur wordt toegevoegd, met de kennis van de relaties van de onzichtbare astrale sfeer die onze wereld van denken en materie doordringt en beïnvloedt. De belangrijkste hulp kan komen van de vertrouwen schenkende, vriendelijke en verheffende invloed die uitgaat van de begripvolle, eerlijke en zuiver denkende verzorgers.

Krasis di Holou

(Grieks) [van krasis vermenging + di’, dia door + holou van het geheel]

Een vermenging van alles of het geheel, door de stoïcijnen gebruikt voor de leer van de vermenging van alle essenties in het heelal, die naar voren komen uit de oorspronkelijke oersubstantie.

Kratu

(San­skriet) Kratu

Een van de uit het denken geboren zonen van Brahmā, een prajapati of uitstraler en voorouder van hiërarchische entiteiten. Kratu’s echtgenote, Samnati, was de moeder van de 60.000 Valikhilya’s die worden beschreven als kuise, schitterende en glorieuze wijzen met de afmetingen van pygmeeën. Zij waren de dienaren van de zon.

Kratudvish

(San­skriet) Kratudviṣ

In de mythologie van de hindoes is hij een vijand van rituelen en ceremoniële verering en exoterische schijnvertoningen. De spirituele wezens waar het hier om gaat zijn de adepten van esoterische wijsheid in hun menselijke aspect ten opzichte van de grote massa die exoterische en populaire religieuze vormen volgt, wat uit niet meer dan louter poppenkast en het zogenaamde offeren bestaat. De asura’s, daitya’s, danava’s, kinnara’s, enz., werden vaak kratusvisha’s genoemd en zij vochten tegen Brihaspati, het oervoorbeeld van exoterische en ritualistische aanbidding in de Tārakāmaya (oorlog in de hemel). Men stelt zich alle kratudvisha’s voor als yogi’s en asceten met grote spirituele en intellectuele vermogens.

Krauncha-dvipa

(San­skriet) Krauñca-dvīpa

Volgens de Purāṇa’s is het de vijfde van de zeven dvipa’s (continenten of eilanden) die de wereld vormen. Esoterisch stellen de zeven dvipa’s onder andere onze bol en zijn zes onzichtbare vergezellende zuster-bollen voor. Jambu-dvipa is onze bol D en Plaksha, Salmala, Kusa, Krauncha, Saka en Pushkara zijn de zes hogere en onzichtbare bollen van onze planeetketen.

Deze dvipa’s komen ook overeen met de geografische continenten van de zeven grote wortelrassen en zelfs met de indelingen van de droge landen van de aarde gedurende de periode van één wortelras. Vandaar dat Krauncha-dvipa, als de vijfde overeen zou komen met ons vijfde wortelras-continent.

Kravyad

(San­skriet) Kravyād

Een vleeseter, mens of dier, ook de naam van het verslindende crematievuur, daarom ook een naam van Agni in een van zijn vernietigende of vernieuwende aspecten.

Kreeft

Het vierde teken van de dierenriem.

Een waterteken, hoofdteken en een vrouwelijk teken. Het is het enige huis van de maan. Op astrologisch gebied correspondeert Kreeft met de maag en de borst. Zijn symbool is een kreeft of krab, zijn San­skrietnaam is Karkataka en is gewijd aan Surya, de god van de zon. Wanneer in het Hebreeuws de tekens van de dierenriem aan de 12 zonen van Jakob worden toegewezen, wordt dit teken aan Benjamin toegekend die er vreselijk naar zou hebben gesmacht. Dit teken is dat van de zomerzonnestilstand op het noordelijk halfrond en wordt geassocieerd met hitte, maar op het zuidelijk halfrond is het het teken voor de winterzonnestilstand. Ons is gezegd dat er tijden waren waarin de polen waren omgekeerd zodat de zuidpool zijn zomer beleefde in Kreeft. Volgens Subba Row (Theos 3:42) stelt Kreeft het heilige Tetragrammaton voor, het parabrahmathāracam [parabrahmadhāraka], de pranava opgelost in vier afzonderlijke entiteiten die overeenkomen met zijn vier matra’s, de vier avastha’s of vier toestanden van bewustzijn, de vier staten van Brahman, enz.

Kreios

(Grieks)

Een van de zeven titanen die door Orpheus worden genoemd.

Krios

(Grieks)

Een ram. In het Latijn Aries, ook een van de zeven titanen van Orpheus.

Krisasva

(San­skriet) Kṛśāśva

Het bezitten van magere paarden. Een allegorische naam van de vader van de agneyastra, de magische wapens en projectielen van Brahmā waarover wordt gesproken in het Rāmāyaṇa als wapens die leven en slechts een oppervlakkige intelligentie hebben.

Kṛishṇa

(San­skriet) Kṛṣṇa Zwart, donker, donkerblauw.

De beroemdste en achtste avatara van Vishṇu. De hindoes beschouwen hem als hun redder en hij werd aanbeden als de populairste van hun goden. Kṛishṇa was zo’n 5.000 jaar geleden geboren en was de geïncarneerde menselijke geestelijke kracht die het dvāparayuga afsloot — zijn overlijden in 3.102 v. Chr. markeerde het begin van het kaliyuga. Hij was de zoon van Devaki en de neef van Kansa, die de tegenhanger is van koning Herodes.

Het leven van Kṛishṇa vertoont interessante en soms opvallende gelijkenissen met de legenden van andere spirituele leraren. De levens van al die grote spirituele boodschappers werden opgetekend door ingewijden in de taal van symboliek en allegorie.

De conceptie van Kṛishṇa, zijn geboorte en kindertijd zijn in essentie het grote voorbeeld van het verhaal van het Nieuwe Testament.

Een deel van het Mahābhārata, de Bhagavad-Gita, bevat de leringen van Kṛishṇa aan Arjuna als zijn gids en spirituele leraar, leringen die de essentie of het hart vormen van de hoogste yoga. De details van het leven van Kṛishṇa worden symbolisch weergegeven in de Purāṇa’s.

Kṛishṇa-kirana

(San­skriet) Kṛṣṇa-kiraṇa

De stralende Kṛishṇa, een van zijn titels.

Kṛishṇapaksha(m)

(San­skriet) Kṛṣṇapakṣa [van kṛṣṇa donker, zwart + pakṣa de helft van een maand]

De donkere helft van een maand, de circa 14 dagen waarin de maan afneemt.

Kristallen / Kristallisatie

De vorming van kristallen is het werk van intelligente levenskrachten in de wereld van de mineralen. Kristallen laten met hun harmonische verhoudingen zien hoe wiskundige en geometrische beginselen het hele heelal doordringen. Een zoutoplossing die verdampt kristalliseert eerst uit in driehoekige vormen en bouwt uiteindelijk kubussen, die beide symbolische figuren zijn en van fundamenteel belang. Zout is een welbekend alchemisch symbool van het element aarde, dat ook wordt weergegeven door zijn kubusvorm. Elk zout heeft een eigen bijzondere vorm waarin het kristalliseert, of heeft misschien twee verschillende vormen, maar verschillende zouten kunnen dezelfde kristallijne vormen hebben. Sneeuwkristallen laten een hexagonaal patroon zien dat een zevenvoud toont: een centrum van waaruit zes stralen worden geprojecteerd. Kubische, tetragonale, hexagonale en octagonale vormen komen voor, maar de vijfvoudige vormen van het gewone twaalfvlak en twintigvlak worden niet gevonden. Helderzienden kunnen een licht uit deze kristallen zien komen, en lichtgevende fenomenen worden vaak bij de vorming of het uit elkaar vallen van kristallen gezien. Blavatsky geeft het idee dat het kristallisatieproces een stadium is in de evolutie van de mineralen naar het eerstvolgende hogere natuurrijk.

Kristallijne sferen

Het Ei van Brahmā bestaat uit concentrische sferen met de zon als middelpunt, en elk van deze sferen is een kosmische wereld ... De wereld of de sfeer van onze aarde ... omringt de zon als een sfeer van dichte substantie, en de kern van deze sfeer of dit ei ... is wat we gewoonlijk onze aarde noemen.
 Deze concentrische wereldsferen, als een geheel beschouwd, waren de kristallijnen sferen van de Ouden, die de astronomen zo compleet verkeerd hebben begrepen en daarom zo hebben bespot ... Bedoeld werden de sferen waarvan de zon het middelpunt was en die voor ons oog doorzichtig waren. Net zoals glas zeer dicht is en toch doorzichtig voor ons oog, zo zijn ook de ethers van ons vierde kosmische gebied voor ons zeer dicht en toch doorschijnend. Voor de bewoners van de aarde die de verschijnselen van het zonnestelsel vanaf de aarde bekijken, lijkt het alsof door de draaiing van de aarde om zijn as, het hele stelsel van concentrische sferen om de aarde draait en daaruit ontstaat de geocentrische wijze van kijken naar de schijnbare bewegingen van de planeten en de zon, de maan en de sterren. (Vier heilige jaargetijden 3-20) (BvhO 161-2)

Kritieke periode

Een belangwekkende periode. Een jaar waarin belangrijke veranderingen zouden moeten plaatsvinden, zoals het 63ste jaar van de mens (het grote climacterische jaar). Maar het climacterische jaar heeft ...

meer dan de gewone betekenis. Het is niet alleen een kritiek tijdvak waarin periodiek de een of andere grote verandering wordt verwacht, hetzij in het menselijke gestel of in de kosmische constitutie, maar het heeft eveneens betrekking op geestelijke universele veranderingen. De Europeanen noemden elk 63ste jaar ‘het grote climacterische jaar’ en veronderstelden misschien terecht dat die jaren worden verkregen door 7 te vermenigvuldigen met de oneven getallen 3, 5, 7 en 9. Maar zeven is in het occultisme de ware schaal van de natuur, en 7 moet op een heel andere manier worden vermenigvuldigd, die aan de Europese volkeren nog onbekend is. (SD 1:656n)

Ieder mens heeft een climacterisch punt ...

wanneer hij de dood dicht nadert. Als hij zijn levenskrachten heeft verspild is er geen ontsnappen aan, maar als hij heeft geleeft volgens de Wet zal hij bijna onbeperkt verder kunnen leven. (BCW 8:400)

Krittika

(San­skriet) Kṛttikā [van kṛtti vacht, vel waarop de leerling zit van de werkwoordstam kṛt opdelen in partjes] Meervoud: krittika’s.

De Pleiaden. Oorspronkelijk het eerste huis van de maan, later het derde met Agni als zijn bestuurder. Het sterrenstelsel wordt soms voorgesteld als een vlam, soms als een mes. In de mythologie zijn er zes krittika’s die worden voorgesteld als nimfen die de verzorgers werden van Karttikeya, de god van de oorlog.

Kriyasakti

(San­skriet) Kriyā-śakti [van kriyā handeling of activiteit + śakti kracht]

De kracht van handelen. Mystiek gezien de kracht van het actieve denken of spirituele wilskracht ...

die geheimzinnige en goddelijke kracht, die latent is in de wil van ieder mens en die, indien ze niet tot leven wordt geroepen, bezield en ontwikkeld door yoga-oefeningen, in 999.999 van de miljoen mensen blijft sluimeren en wegkwijnt ...Kriyasakti — de geheimzinnige kracht van de gedachte die haar in staat stelt door haar eigen inherente energie uiterlijke, waarneembare verschijnselen teweeg te brengen. De Ouden beweerden dat een denkbeeld zich uiterlijk zal manifesteren, indien iemands aandacht (en wil) er sterk op wordt geconcentreerd; zo zal ook een krachtige wilsinspanning door het gewenste resultaat worden gevolgd. (SD 2:173)

In het jonge deel van het derde wortelras, nog vóór de volledige scheiding van de geslachten, schiepen bepaalde heilige wijzen die in die tijd intellectueel de verst ontwikkelden van de toenmalige mensheid waren, de eerste naga’s die de Zonen van Wil en Yoga werden genoemd, door gebruik te maken van de kracht van kriyasakti. In de verre toekomst zal de mens zich voortplanten door gebruik te maken van zijn spirituele wilskracht en voorstellingsvermogen.

Krokodil

[Van Grieks champsai, Egyptisch emsehiu]

In Egypte vergoddelijkt als Sebak (of Sebeq). De voornaamste zetel van zijn verering lag in de stad Crocodilopolis (Arsinoe) waar een groot aantal van deze gemummificeerde dieren zijn opgegraven. Toen de kanalen droog kwamen te liggen konden de krokodillen door de velden struinen en zoveel ellende veroorzaken dat zij heel logisch werden geassocieerd met de krachten van vernietiging en het kwaad, waarvan de voornaamste boosdoener van het pantheon Set of Typhon was. Maar de oude Egyptenaren zagen Set of Typhon en de krokodil die hen zou vertegenwoordigen helemaal niet als de vijand, de vernietiger. Eigenlijk is het zo dat in de eerdere dynastieën Typhon de machtigste en meest vereerde god onder de goden was, omdat die zegeningen en leven aan de mensen gaf en hen inspireerde, vooral voor het koningshuis of de heersers van Egypte. De verklaring hiervoor lag in het feit dat de eerdere mythologie Typhon of Set mystiek liet zien als de schaduw van Osiris, de god van licht en wijsheid — Typhon of Set vormde het alter ego of het meer stoffelijke aspect van Osiris zelf.

De krokodil is de Egyptische draak. Hij was het tweevoudige symbool van hemel en aarde, van zon en maan, en was wegens zijn amfibische aard aan Osiris en Isis gewijd. (SD 1:409)

De krokodil werd ook genoemd als een van de tekens van de dierenriem en de regeerperiode daarvan hield verband met een groep van verheven wezens van het ‘huis dat van Capricornus (Steenbok) is’ (SD 1:219).

Kronos

(Grieks)

In de Grieks mythologie is hij de jongste van de titanen, zoon van Ouranos (hemel) en Gaia (aarde). Toen hij ten strijde trok tegen zijn vader gaf zijn moeder hem een zeis, het embleem van het karmische oogsten in de loop van de tijd. Na de castreren van zijn vader werd hij heerser over de goden en om niet hetzelfde lot te hoeven delen, slokte hij al de kinderen van zijn vrouw/zus Rhea op. Na verloop van tijd werd hij echter van de troon gestoten door zijn jongste zoon Zeus. In sommige verhalen werd hij gevangengezet in Tartarus, in andere verzoende hij zich met Zeus en heerste met Rhadamanthys op de Eilanden van de Gezegenden.

Hij werd oorspronkelijk gezien als een god van de oogst en zijn naam werd vertaald als gelijk aan Chronos (tijd) en veel van zijn kenmerken doen hieraan denken. Zo werd hij afgebeeld als een oude man met een kap over zijn hoofd terwijl hij een zeis in zijn handen houdt. De Romeinen kennen hem als Saturnus, de god van de oogst. Hij werd ook op verschillende manieren gezien als Jehovah, Saturnus en Kala, en soms als de vader van de zeven titanen. Blavatsky merkt op dat hij de Lemuriërs verpersoonlijkt, ofwel de mensheid van het derde wortelras.

Kroon

Een kroon staat voor de top of verwezenlijking van inwijding, geestelijke soevereiniteit, waardigheid of luister.

De kroon wordt ook vaak in die betekenissen gebruikt in zowel het Oude als het Nieuwe Testament en werd precies zo gebruikt bij heidense inwijdingsrituelen. De koningen en kerkelijke gezagsdragers van tegenwoordig zijn de fletse na-apers van voormalige koning-ingewijden, die de kroon tot hun insignes konden rekenen, een symbool van de luister of buddhische schittering die het hoofd van de ingewijde werkelijk omstraalde als een halo, zoals het doet in het geval van de yogī in samadhi en van de Boeddha.

Bij de Mysteriën werd het ceremonieel van de kroning uitgevoerd als het uiterlijke symbool van het voltooien van dit streven en die ceremonieën vinden nog steeds plaats. De latere Romeinse keizers namen de Oosterse koninklijke hoofdband over, die zij de Griekse naam ‘diadema’ (diadeem) gaven. De pauselijke tiara gaat terug tot het koninklijke hoofdsieraad van de Perzen dat dezelfde naam droeg. De Amerikaanse indianen dragen veren die het uitstralende licht van het hoofd voorstellen.

De kroon is in de Kabbalah de eerste of hoogste sefira, Kether. In de Stanza’s van Dzyan trekt ...

FOHAT SPIRAALLIJNEN OM HET ZESDE TE VERENIGEN MET HET ZEVENDE — DE KROON . (SD 1:31)

... wat wil zeggen dat fohat, dat in dit geval werkt als Eros of goddelijke liefde, streeft om atman met buddhi te vermengen en hetzelfde op de overeenkomstige kosmische gebieden.

Kruis

Een van de alleroudste, meest voorkomende en belangrijkste van alle symbolen.

Het zijn de verticale en horizontale lijnen die respectievelijk vader en moeder natuur voorstellen. Enkele andere vormen zijn de ankh of tau, de svastika of de Hamer van Thor, de crux ansata of het kruis met een handvat, dat duidt op de macht over de stoffelijke natuur. De vier armen van het kruis stellen de vier elementen voor en zijn centrale punt is hun synthese of laya-punt. Het buigen van de armen van de svastika geeft rotatie en evenwicht aan dat wordt bereikt door het regelen van de veranderingen onder de elementen. Als een kubus wordt uitgeklapt (zie afbeelding), vormen zijn zes zijden een kruis met het opstaande lid als verlenging. De kubus was het favoriete symbool van Hermes.

In klassieke tijden was het symbool van Hermes-Mercurius, de zoon van Jupiter en Maia, kruisvormig en werd geplaatst op kruispunten van wegen. En net zoals Jezus na zijn wederopstanding was Hermes de gids van zielen. In het christendom sloeg het symbool oorspronkelijk niet op de kruisiging, want hoewel het kruis vaak voorkomt als een vroeg-christelijk symbool, wordt het niet vóór de zesde eeuw met een mens erop aangetroffen. Het was een symbool van de mystieke Christus of Christos — het ‘Woord vlees gemaakt’ ofwel de Zoon van de drie-eenheid. Het kruis kan ook worden gezien in zijn relatie tot de cirkel en de halve maan, waarmee het een drie-eenheid van symbolen vormt, wat wijst op het gegeven van Vader-Moeder-Zoon. Deze drie kunnen in wisselende combinaties met elkaar worden gevonden, vooral in de tekens die behoren bij de heilige planeten. Aldus vinden we het kruis diverse keren boven de cirkel geplaatst (het teken van Mars ), erin (het teken van de aarde ), en eronder (het teken van Venus ) — wat aldus de lagere en hogere natuur en het evenwicht of punt halverwege voorstelt. Het teken van Mercurius combineert de drie elementen, en stelt hoofd, hart en organen voor — of zon, maan en aarde. Bovendien laat een cirkel met verticale en horizontale lijnen zien dat de mensheid is gescheiden in twee geslachten en wanneer de cirkel verdwijnt, zien we dat de val van de mensheid in de stof een feit is. Oorspronkelijk wees het op de vereniging van geest en stof om geest/stof of leven voort te brengen, of de tweede logos, het kan dan als een fallisch symbool van lichamelijke voortbrenging worden gezien. Het kruis kent vele betekenissen: spirituele, stoffelijke en kosmische, aardse en menselijke.

Voor het gebruik van het kruis in inwijdingsceremonieën zie hieronder Kruisiging.

Kruisiging

De christelijke leer met betrekking tot de kruisiging bevat op zijn minst drie elementen:

1) de oude executiemethode van de Romeinen waarbij het slachtoffer werd vastgemaakt aan een boom, paal of kruis;

2) het ritueel dat wordt uitgevoerd bij een inwijding; en

3) het embleem van de god in de mens die een mens van vlees en bloed wordt.

Bij het inwijdingsritueel dat niet alleen maar een voorstelling was, maar in oude tijden werkelijk een hoogtepunt vormde voor de vernieuwing van een bepaald persoon, werd de kandidaat op een kruisvormige bank gelegd die de stof symboliseerde waarin zijn bewustzijn was vastgenageld, terwijl de ego-ziel was bevrijd om andere werelden van het zijn te ervaren. Een symbolische kruisiging vindt plaats bij iedere incarnerende God wanneer die het aardse leven op zich neemt. De mythe van de symbolische kruisiging is daardoor een gebruik geworden voor wereldverlossers in het algemeen, en wijst naar diegenen die hun persoonlijke leven hebben neergelegd om op te staan als een vernieuwde en onpersoonlijke verlosser.

Terwijl de mythe van de kruisiging in het christendom een centraal embleem is geworden, is het algemene idee van kruisiging als een symbool van vernieuwing verbonden aan vele religieuze stelsels. Paulus gebruikt dat woord absoluut met een mystieke en symbolische betekenis, als iets wat in het individu plaatsvindt, in plaats van te verwijzen naar het verhaal van de kruisiging van Jezus.

Zie ook Kruis.

Kruisvormig

Kruis met een scherpe hoek zoals in de letter X.

Het kruis in een cirkel werd door Plato gebruikt voor ‘de Tweede God die zichzelf tot uitdrukking bracht in het Heelal in de vorm van het Kruis,’ de kosmische Mens ‘gekruisigd’ in de ruimte.

Krura-lochana

(San­skriet) Krūra-locana

Hij met het boze oog, een titel van Sani, de bestuurder van de planeet Saturnus en de planeet zelf.

Kshana

(San­skriet) Kṣaṇa

Een extreem korte periode, het 90ste deel van een gedachte, het 4500ste deel van een minuut, het 75ste deel van een seconde waarin, volgens hindoelegendes, 90 tot 100 geboortes en net zoveel sterfgevallen op deze aarde plaatsvinden.

Kshanti

(San­skriet) Kṣānti [van de werkwoordstam kṣam geduldig zijn]

Geduld. Een van de zes paramita’s van het boeddhisme.

Kshara

(San­skriet) Kṣara [van de werkwoordstam kṣar vloeien of wegstromen, wegsmelten, vergaan, verdwijnen]

Dat wat vergankelijk is. Gebruikt voor het gemanifesteerde heelal of voor een lichaam van wat voor soort ook, vanwege zijn voorbijgaande, vergankelijke, bederfelijke en onstandvastige natuur. Kṛishṇa verdeelt in de Bhagavad-Gita alle bestaande entiteiten in twee klassen, de kshara (zij die niet voor altijd zijn) en de akshara (het blijvende) — het laatste is de algemene naam voor de hogere goden.

Kshattriya

(San­skriet) Ook KshatriyaKṣattriya, Kṣatriya

De krijger, bestuurder, heerser. De tweede van de vier hindoekasten.

Zie ook Chatur-Varna

Kshayatithis

(San­skriet) Ook Tithi-KshayaKṣayatithis, Tithikṣaya

De dag van de nieuwe maan, gebruikt in astronomieboeken in het San­skriet.

Kshetra

(San­skriet) Kṣetra

Een gebied of een sfeer van handelingen. In de Bhagavad-Gita wordt kshetra gebruikt voor de samengestelde constitutie van de kenner of de bewuste entiteit (ook kshetrajna). Niet alleen de constitutie van een wezen die aldus het toneel vormt waarop de geestelijke kenner in zichzelf werkt, maar in een andere betekenis ook gebruikt voor sfeer van handeling van een wezen waarin dat werkt en zich manifesteert met zijn vermogens en krachten. Zo vormt de constitutie van een mens de kshetra waarin de monade leeft en handelt.

Ook het zonnestelsel dat de kshetra vormt voor de hiërarch van het zonnestelsel.

Kshetrajna

(San­skriet) Kṣetrajña [van kṣetra terrein (lichaam) + jña kenner]

De kenner in of van het terrein. Belichaamde geest, het bewuste ego in zijn hoogste manifestaties. Beschouwd als de sfeer van handeling, of de samengestelde constitutie van de kenner of de bewuste entiteit, dus het spirituele ego, de geestelijke ouder van de menselijke ziel, buddhi-manas. Kshetrajna verwijst vaak naar de combinatie van atma-buddhi-manas die de reïncarnerende ego wordt genoemd, of de God in ons. Als een belichaamde ego is het het kennende en het herkennende element in de menselijke constitutie.

Dit vergankelijke lichaam, o zoon van Kunti, staat bekend als kshetra; zij die bekend zijn met de ware aard van de dingen noemen de ziel die het kent, de kshetrajna ... Weet, o voornaamste van de Bharata’s, dat wanneer welk ding dan ook, of het nu bezield is of onbezield, wordt gevormd door de vereniging van de kshetra en kshetrajna — lichaam en ziel. (BG hfdst. 13)

Zie ook Aja

Kshetrajnesvara

(San­skriet) Kṣetrajñeśvara [van kṣetra terrein (lichaam) + jña kenner + īśvara God]

Het cognitieve egoïsche zelf in het individu, hetzelfde als kshetrajna maar met daaraan toegevoegd de suggestie van individuele macht, dat wordt geïmpliceerd door het woord God.

Kshira

(San­skriet) Kṣīra

Melk. Mystiek gezien de stremsels in de ruimte of de nevelvlekken van de ruimtelijke diepten waaruit heelallen, zonnestelsels of planeten worden gevormd.

Kshira-samudra

(San­skriet) Kṣīra-samudra

De oceaan van melk die volgens de Purāṇische legenden werd gekarnd door de goden. De zee van melk en de stremsels vormen de Melkweg en de diverse clusters van nevelvlekken. De allegorie van het karnen van de oceaan van melk verwijst naar een voorkosmische tijd, toen die kosmos nog niet was ontwikkeld. Vishṇu, die hier staat voor de aeonische ondersteuner van karmisch ontwikkelde kosmische stof of materie, is zijn intelligente beschermer en karnt uit de primitieve oceaan (de chaos van een heelal in pralaya) het amrita of de onsterfelijke essentie die is voorbehouden aan de goden.

Zie ook Kurma-Avatara

Kuan Tzu

(Chinees)

Het omvangrijkste taoïstische werk dat de tijd heeft overleefd. Het behandelt de ethische en politieke filosofie van tao met betrekking tot het heelal en de mens. De schrijver ervan zou Kuan tzu (ook Kaun Chung of Kwan-twu, Kwan-tsze, Kwan-tse, enz.) zijn, 7de eeuw v. Chr.

Hij wordt geacht een van de drie patriarchen van Tao te zijn — de andere twee zijn Lao tzu en Chuang Tzu. Het werk draagt bewijs in zich dat eraan is toegevoegd door latere schrijvers.

Kubus

Vaak genoemd als een equivalent van het vierkant, viervlak of viervoud.

De lijn, vierkant en kubus stellen de drie stadia van de stof voor waarbij de kubus is ontwikkeld uit het vierkant op dezelfde manier als het vierkant is afgeleid van een lijn. Een geopende kubus laat een kruis zien van zes vierkanten (zie afb.), vier verticaal en drie horizontaal, een vierkant wordt gedeeld door beide, wat het embleem is van een mens waarin zijn geestelijke en stoffelijke natuur elkaar ontmoeten in zijn hart.

Kuen-lun-shan

(Chinees)

Een van de heilige bergen in het zuidwesten van China, tussen Tibet en China, die deel uitmaakt van de Kuen-lun-keten die Tibet in het zuiden scheidt van oostelijk Turkestan. Elke drie jaar verzamelen zich hier boeddhisten en hun ceremonieën kennen een hoogtepunt in religieuze wonderen die door de hiërofant worden uitgevoerd (in karakters Foh-chu, ‘boeddha­-leraar’) onder de Boom van Kennis en Leven (Sung-ming-shu).

Kukkuta-pada-giri

Klik op foto voor grotere afbeelding. Foto: Yves Guichard.(San­skriet) Kukkuṭa-pāda-giri [van kukkuṭa haan + pāda voet + giri berg]

Ook Guru-pada-giri genoemd, ‘De berg van de leraar’. Een beroemd geworden berg (circa 10 kilometer van Gaya) door het aanhoudende gerucht dat de boeddhistische arhat Mahakasyapa ook tegenwoordig nog in de grotten daarvan zou verblijven.

Kuklos

(Grieks)

Een cirkel of wiel. Filosofisch gezien staat het voor een cyclus. De Ouden verdeelden de duur van onze wereld en het heelal in een groot aantal cycli, kleinere binnen grotere, ongeveer naar het idee van het visioen van Ezechiël, die wielen in wielen zag, cyclussen binnen cyclussen.

Kuklos Anankes

(Grieks) Ook Kuklos Anagkes

De kringloop of het wiel van noodzakelijkheid. Dit kan wijzen op de reis van de ontlichaamde entiteit naar de staat van devachan en terug naar de aarde, wat in bepaalde tijden werd gesymboliseerd door de slangenheuvels, de slang die in zijn staart bijt en andere emblemen zoals die van de draak, die allemaal naast andere dingen wijzen op het cyclische verloop van de tijd. In de onderaardse crypten van Thebe en Memphis werden de heilige Mysteriën van kuklos anankes uitgevoerd, waar de kandidaten voor inwijding werkelijke instructies kregen met het oog op de onverbiddelijke wetten die voor elke ontlichaamde ziel zijn geschetst.

Daarnaast verwijst de cirkel van noodzakelijkheid naar het wiel van de tijd voor de vele moeizame rondgangen of wervelingen zowel door de zichtbare als de onzichtbare sferen van de enorme massa’s monaden gedurende een kosmisch manvantara en hun omzwervingen. Deze vinden niet alleen opwaarts of neerwaarts plaats, om het zo maar te zeggen, maar slaan ook op hun groei door het ontvouwen van dat wat latent in de monaden verborgen zit.

Kulluka

(San­skriet) Ook Kulluka-bhattaKullūka, Kullūka-bhaṭṭa

Een schrijver — naar men denkt van de 15de eeuw — die beroemd is vanwege zijn commentaar op De wetten van Manu, waarvoor hij de titel bhatta (geleerde man) ontving.

Kumara-budhi

(San­skriet) Kumāra-budhi

De buddhische of spirituele monade van de mens. Mystiek gezien wijst het op de zuiver monadische wijsheid met al zijn verheven eigenschappen.

Kumara-guha

(San­skriet) Kumāra-guha

De raadselachtige maagdelijke jeugd. Een bijnaam van de hindoegod Karttikeya.

Kumara’s

(San­skriet) Kumāra’s [van ku moeizaam, met moeite + māra sterfelijk]

Sterfelijk met moeite. Vaak gebruikt voor een kind of de jeugd en filosofisch gebruikt voor zuivere, geestelijke wezens, de onzelfbewuste godsvonken die onontwikkeld in de stof verblijven, die evolutionair gezien nog door de rijken van de materie heen moeten gaan en dan dus sterfelijk worden, dat wil zeggen fysiek, maar wel met veel moeite vanwege hun hoge spiritualiteit. Het zijn klassen van arupa- of zonnepitri’s samen met de agni­shvatta’s en manasaputra’s. Van al de zeven grote klassen van dhyani-chohans is er niet één waarmee de mensheid meer heeft te maken dan met de kumara’s, de uit het denken geboren zonen van Brahma-Rudra of Śiva, de onverbeterlijke vernietiger van menselijke hartstochten:

Omdat zij, door te incarneren in de onbewuste menselijke schillen van de eerste twee wortelrassen en een groot deel van het derde wortelras, om zo te zeggen een nieuw ras scheppen: dat van denkende, zelfbewuste en goddelijke mensen. (SD 1:456-7n)

In de Purāṇa’s wisselen hun aantallen, soms worden er zeven, dan vier en een andere keer vijf genoemd. Zij worden vaak de Vier genoemd omdat Sanaka, Sanada, Sanatana en Sanat-Kumara de namen van de vier belangrijke groepen van kumara’s zijn zoals zij tevoorschijn komen uit het viervoudige mysterie. De drie geheime namen van de zeven worden wisselend gegeven als: Sana, Sanat-Sujata en Kapila, of Kapila, Ribhu en Panchasikha, of Jata, Vodhu en Panchasikha, die allemaal niet anders dan bijnamen zijn. De familienaam van de kumara’s is Vaidhatra [van vidhatri een andere naam van Brahmā als schepper van het heelal].

Deze kumara’s worden soms ook rudra’s, aditya’s, gandharva’s, asura’s, maruts en vedha’s genoemd. De zeven kumara’s — zowel als groepen als het geheel van individuen — zijn nauw verbonden met de dhyani-boeddha­’s die toezien op de zeven ronden van onze planeetketen. De vier groepen van kumara’s die in het algemeen worden besproken zijn ook nauw verbonden met de vier hemelse bo­dhi­satt­va’s van de vier bollen van onze ronde, omdat zij overeenkomen met de vier voltooide wortelrassen van onze aarde. Zij zijn gelijk aan de engelen van de zeven planeten en hun namen laten hun banden zien met het sterrenbeeld Makara of Capricornus (Steenbok). Makara houdt verband met de geboorte van de geestelijke microkosmos en de dood of oplossing van het fysieke heelal (de transitie ervan naar het rijk van het geestelijke) net zoals de kumara’s. Mara is de godin van duisternis, de Gevallene en de dood, dat wil zeggen de dood van elk stoffelijk ding. Maar door de karmische lessen die zijn geleerd is zij ook de versneller van de geboorte van het geestelijke. De kumara’s zijn ook verbonden met de wijze Narada.

Een allegorie in de Purāṇa’s zegt dat de kumara’s de eerste nakomelingen van Brahmā zijn en zonder verlangen of hartstocht waren, geïnspireerd door de heilige wijsheid en niet-verlangend naar nageslacht. Zij weigerden te scheppen maar werden later gedwongen om de goddelijke mens te completeren door in hem te incarneren.

De barhishads of maanpitri’s produceerden de ‘onbewuste’ astraal-fysieke mensheid van de eerste wortelrassen. Maar de wezens die het levende geestelijke vuur hadden, waren de agni­shvatta’s of zonnepitri’s. De zonen van Brahmā, de kumara’s, waren oorspronkelijk onbewust (vanuit ons standpunt gezien) en zouden van geen nut zijn geweest als ze niet de mentale en kamische beginselen zouden hebben gehad, als zij die niet al eerder bezaten: zij hadden geen individuele karmische hoogte bereikt op basis van eigen kwaliteiten en verdiensten zoals de agni­shvatta’s. De volmaking van de kumara’s was daarom een passief en negatief (nirguna) proces. De kumara’s zullen zichzelf uiteindelijk ‘opofferen’ door te incarneren in de mensheid, wat overeenkomt met de handelingen van de manasaputra’s en de gevallen engelen die in de hel worden geworpen (de stoffelijke sferen, onze aarde).

Kumbha k

(San­skriet) Kumbha

Waterkan. Het elfde teken van de dierenriem: Aquarius (Waterman).

Wanneer de letters van dit woord door getallen worden vervangen is het woord gelijk aan 14. Dan is het eenvoudig te zien dat deze onderverdeling ‘Chaturdasa Bhuvanam’ voor moet stellen, oftewel de 14 loka’s waarover in San­skrietgeschriften wordt gesproken. (Subba Row, Theos 3:44)

Kumbhaka

(San­skriet) Kumbhaka

Kumbhaka is een extreem gevaarlijke hathayoga-oefening die bestaat uit het inhouden van de adem door de neusgaten gesloten te houden met de vingers van de rechterhand. Zulke ademhalingsoefeningen zijn zeer gevaarlijk tenzij ze worden beoefend onder toezicht van een adept.

Kumbhakarna

(San­skriet) Kumbhakarṇa

De broer van koning Ravana van het eiland Lanka, dat in die tijd veel groter was dan het huidige Sri Lanka dat tegenwoordig niet veel meer is dan de noordelijke kaap van het grote eiland dat lang geleden bestond. Kumbhakarna sliep door een vloek van Brahmā zes maanden lang en werd een dag wakker* om daarna opnieuw in slaap te vallen, enzovoorts, vele honderden jaren lang. Hij werd wakker gemaakt om mee te doen aan de oorlog tussen Rama en Ravana.

*OV: Dit is mogelijk een allegorische verwijzing naar de verhouding tussen de periode na de dood ten opzichte van het aantal jaren dat men heeft geleefd. Blavatsky gaf als vuistregel dat deze periode na de dood 100 maal het aantal geleefde jaren zou bedragen, afhankelijk van of men al of niet een deugdzaam leven heeft geleid.

Kumil-Madan

(Tamil)

Bellen blazen. De elementaal die bij het water hoort en die in het Westen undine wordt genoemd. Een vrolijke kabouter in volksverhalen die de mensen in de nabijheid van water helpt en soms zelfs een regenbui veroorzaakt. Aan hen die willen waarzeggen met behulp van water geeft de Kumil-Madan zijn medewerking door het heden of de toekomst te laten zien.

Kumuda-pati

(San­skriet) Kumuda-pati

Heer van de lotus. Het gaat hier om de maan als de ouder van de aarde.

Kun-ttag

(Tibetaans) Ook Kun-tagkun brtags

Ingebeeld, geprojecteerd, vooral gebruikt bij illusie. Gelijk aan het San­skrietwoord parikalpita (dat wat geordend of verspreid moet gaan worden). Dit komt naar voren uit het feit dat het homogene uit elkaar valt in het heterogene en in deze zin parikalpita wordt. Heterogeniteit is de voedster of baarmoeder van illusie of misleiding.

Kundalini

(San­skriet) Ook Kundalini-saktiKuṇḍalinī, Kuṇḍalinī-śakti [van kuṇḍalinī cirkelvormig, spiraal + śakti kracht, macht]

De draaiende kracht. Een van de mystiek gezien moeilijk te doorgronden krachten in de menselijke constitutie.

Op grond van haar spiraalsgewijze werking of voortbeweging in het lichaam van de asceet die dit vermogen in zich ontwikkelt, wordt kuṇḍalinī de ‘slangen’- of ringvormige kracht genoemd. Zij is een elektrisch, vurig, occult of fohatisch vermogen, de grote oerkracht, die aan alle organische en anorganische stof ten grondslag ligt. (Stem 77)

 Ze is buddhi opgevat als een actief in plaats van een passief beginsel (wat ze gewoonlijk is wanneer ze alleen als voertuig of omhulsel van de hoogste geest ĀTMA wordt beschouwd). Ze is een elektro-spirituele kracht, een scheppend vermogen dat, wanneer ze eenmaal tot werkzaamheid is gebracht, even gemakkelijk kan doden als scheppen. (Stem 75)

Kundalini werkt in en door het menselijke aurische ei op alle niveaus: ...

in zijn hogere aspect is kundalini de kracht die spiraalvormige of cirkelvormige wegen volgt die de gedachte en kracht doorgeven die in de hogere triade ontspringen. In abstracte zin is het in het geval van de mens natuurlijk een van de fundamentele energieën of kwaliteiten van de prāṇa’s. Zij die hier niet bedreven in zijn of die een onverstandige poging doen om de normale werkingen ervan in het lichaam te verstoren, zullen spoedig krankzinnigheid of een kwaadaardige of uitputtende ziekte onder ogen moeten zien. (OG 83)

Kundzabchi-denpa

(Tibetaans) kun rdzob kyi bden pa (kun-dzob-kyi den-pa)

Illusiescheppende verschijning. Tibetaans equivalent van het San­skrietwoord samvritti-satya.

Zie ook Dondampai-Denpa

Kunti

(San­skriet) Kuntī

Vrouw van Pandu en moeder van drie van de Pandava’s die in het Mahābhārata de vijanden van hun neven, de Kaurava’s, zijn.

Kurma Purana

(San­skriet) Kūrma Purāṇa [van kūrma schildpad]

Een van de 18 hoofd-Purāṇa’s van de hindoes, zo genoemd omdat het de avatarische incarnatie van Vishṇu in de vorm van een schildpad behandelt. Het geschrift werd in de gebieden onder de aarde in aanwezigheid van Indradyumna en de rishi’s (als verwanten van Sakra) gereciteerd door Janardana (Vishṇu). Het gaat over het Lakshmī-kalpa en bespreekt de zaken van het leven: plicht, rijkdom, plezier en bevrijding.

Kurma-avatara

(San­skriet) Kūrma-avatāra

De schildpad-avatara. Een afdaling van Vishṇu, de ondersteuner van het leven, in de vorm van een schildpad. In de Purāṇa’s daalde een deel van de kosmische Vishṇu af als Kurma om aan de mensheid opnieuw de mystieke nectar (amrita) te schenken, de essentie van leven en waarheid, maar ook van andere heilige en waardevolle zaken waar de mensheid behoefte aan had en die verloren waren gegaan. Vishṇu gaf de goden opdracht de zee van melk te karnen zodat zij nogmaals deze waardevolle zaken konden schenken en hij deed de belofte als een schildpad te zullen komen waarop de berg Mandara als een karnstok zou kunnen rusten. Uit de zee van gekarnde melk kwamen 14 waardevolle zaken tevoorschijn en met deze wonnen de goden nogmaals hun gezag over de demonen.

Kosmisch gezien heeft dit karnen van de zee te maken met de periode die voorafging aan de vorming van de aarde. De zee van melk is de ruimte die is gevuld met nevelvlekken en verspreide sterrenstof, die de zaden en substantie van toekomstige werelden en hun hiërarchieën voorstellen.

Kuru

(San­skriet) Kuru

De voorvader van Dhritarashtra, vader van de Kaurava’s en broer van Pandu, de vader van de Pandava’s. Volgens moderne geleerden heerste hij over het noordwestelijke deel van India, rond Delhi.

Kurukshetra

(San­skriet) Kurukṣetra

Zoals wordt verteld in het Mahābhārata is het de vlakte waarop de grote strijd tussen de Kuru’s en Pandava’s plaatsvond. Moderne wetenschappers situeren het in het noordwesten van India, nabij Delhi, waar de vlakte ligt die tot op vandaag de vlakte van Kurukshetra wordt genoemd.

Kuru’s

(San­skriet) Kuru’s

De vijanden en neven van de Pandava’s zoals wordt verteld in het Mahābhārata.

Zie ook Kaurava’s

Kusa

(San­skriet) Kuśa

Het heilige gras (Poa cynosuroides, een grassoort met lange puntige stelen) dat in India bij bepaalde religieuze ceremonieën wordt gebruikt en gewoonlijk door de brahmanen darbha wordt genoemd.

Kusa-dvipa

(San­skriet) Kuśa-dvīpa

Een van de zeven dvipa’s (eilandcontinenten) waarin de aardbol volgens de occulte geografie van de Purāṇa’s is onderverdeeld. Er wordt gezegd dat die zou zijn omgeven door een zee van vloeibare boter. Kosmisch gezien is hij een van de bollen van de planeetketen aarde.

Zie ook Krauncha-dvipa

Kusa-nagara

(San­skriet) Kuśa-nagara

De stad waarin Gautama Boeddha zou zijn overleden.

Kusala

(San­skriet) Kuśala of Kusala

Verdienste, deugd.

Kutastha

(San­skriet) Kūṭastha [van kūṭa de hoogste, top + stha staan]

Op de top staan. In de filosofie staat het voor het innemen van de hoogste positie, de oorspronkelijke godheid. Vandaar dat het vaak een synoniem is voor Isvara (de goddelijk-spirituele monade) of akshara (de onvergankelijke). Ook gebruikt voor ākāśa en mula­pra­kriti. Dus of het nu om een Melkweg, zonnestelsel of een monadische individu als een mens gaat, staat het voor de inwonende hoogste monade.

Kuthumi

Ook Koot Hoomi

De naam die een van de mahātma’s, een leraar van Blavatsky, had aangenomen en die een belangrijke rol speelde bij de stichting van de Theosophical Society en waarvan de correspondentie de basis vormt van de werken van A.P. Sinnett en van De mahātma brieven aan A.P. Sinnett. Het was niet zijn familienaam.

Kutti Shattan

(Tamil)

Een elementaal wezen dat in het algemeen wordt beschouwd een duiveltje te zijn en wordt geassocieerd met vuur.

Kuvera

(San­skriet) Ook KuberaKuvera, Kubera

In de mythologie van de hindoes is hij de bestuurder van het noorden, ook het hoofd van diverse natuurgeesten die in de onderwereld of de Hades verblijven. Net zoals van de Griekse Pluto-Plutus wordt van hem gezegd dat hij heel rijk is en de bewaarder is van alle schatten op aarde.

Het Kwaad

Goed en kwaad zijn relatieve eigenschappen van de natuur zoals die worden ervaren door het denken van waarnemende wezens.

De esoterische filosofie erkent geen goed of kwaad op zichzelf, die onafhankelijk in de Natuur zouden bestaan. De oorzaak van beide ligt, wat de Kosmos betreft, in de noodzaak van tegenstellingen of contrasten, en wat de mens aangaat in zijn menselijke natuur, zijn onwetendheid en hartstochten. Er is geen duivel of iemand die volkomen is verdorven en er zijn ook geen engelen die absoluut volmaakt zijn, hoewel er geesten van licht en van duisternis kunnen zijn ... (SD 2:162)

De filosofie van Pythagoras ziet de duade als boosaardig en de Ene als het enige goede, wat de gemanifesteerde kwaliteiten die zich in paren voordoen, of als tegengestelden, symboliseert, zodat het contrast niet slechts in zichzelf bestaat maar ook tussen het paar dat wordt beschouwd als een eenheid, en de Ene die er superieur aan is. Aangezien we door de gehele natuur heen zulke paren van tegengestelden aantreffen die worden verzoend door een synthetiserende eenheid, volgt daaruit dat de woorden goed en kwaad niet anders dan in een relatieve zin kunnen worden gebruikt en het idee over moeten brengen van onvolledigheid, afgezet tegen een intuïtief waargenomen volmaaktheid. We kunnen er niet van uitgaan dat de dingen in zichzelf goed of kwaad kunnen zijn, alleen in relatieve zin, zelfs niet in hun relaties tot andere zaken.

Kwan-shai-yin

(Chinees) Ook Kuan-shi-yin

Het equivalent van Avalokitesvara uit het San­skriet, beide stellen het zevende kosmische beginsel voor. Mystiek gezien is Kwan-shai-yin gelijk aan de kosmische Logos of het Woord, wat geldt voor alle logoi waarnaar wordt verwezen als een kosmische draak van wijsheid. De eerste universele manu’s of kosmische dhyani-chohans.

Kwan-shai-yin wordt vaak verward met Kwan-yin, de Chinese godin van mededogen, de vrouwelijke Logos en tegenhanger van Kwan-shai-yin. Maar ...

Kwan-shai-yin — of de universeel geopenbaarde stem is actief — mannelijk; en moet niet worden verward met Kwan-yin, of buddhi, de geestelijke ziel (het zesde beginsel) en het voertuig van de ‘heer’ hiervan. Kwan-yin is het vrouwelijke of het gemanifesteerde passieve beginsel, dat zichzelf openbaart ‘aan ieder schepsel in het heelal, teneinde alle mensen te verlossen van de gevolgen van de zonde’ ... terwijl Kwan-shai-yin, ‘de zoon die identiek is aan de vader,’ de absolute activiteit is, en dus — daar het geen rechtstreekse relatie met de voorwerpen der zinnen heeft — passiviteit is ... (MB 382)

 Kwan-shai-yin, de geopenbaarde ‘stem’ (of logos), het kiempunt van de gemanifesteerde activiteit; derhalve in de terminologie van de christen kabbalisten, ‘de zoon van de vader en moeder’, en overeenkomstig de onze — ‘het zelf gemanifesteerd in het zelf’ — Yi-hsin, de ‘ene vorm van bestaan’, het kind van dharmakaya (de universeel verspreide essentie), zowel mannelijk als vrouwelijk. (MB 384)

In de mens is het het atman wanneer het werkt door — wat het altijd doet gedurende belichaming — zijn buddhische sluier, waardoor het atman in staat is zijn stralen naar beneden te sturen door de overige vijf beginselen van de menselijke constitutie.

Kwan-yin-tien

(Chinees) Ook Kuan-yin-t’ien

Het melodieuze geluid van de hemel, de verblijfplaats van Kwan-yin, het gebied van activiteit van de Logos en van de lagere logoi op hun eigen gebieden.

Kwan-yin

(Chinees) Ook Kuan-yin

De Chinese boeddhistische godin van mededogen, het vrouwelijke aspect van Kwan-shai-yin, waarnaar wordt verwezen in de Stanza’s van Dzyan als het drievoud Kwan-shai-yin dat verblijft in Kwan-yien-tien, ...

omdat zij in haar metafysische en kosmische wisselwerkingen de ‘moeder, de vrouw en de dochter’ van de logos is, juist zoals zij in de latere theologische vertalingen ‘de vader, de zoon en (de vrouwelijke) heilige geest’ werd — de śakti of energie — de essentie van de drie. In de esoterie van de Vedānta is daiviprakriti, het door Eswara — de logos — gemanifesteerde licht, tegelijk de moeder en de dochter van de logos, of het woord, van Parabrahmam. In de esoterie van de leringen van over de Himalaja is zij echter — in de hiërarchie van de allegorische en metafysische theogonie — ‘de MOEDER’ of abstracte ideële stof, Mulaprakriti, de wortel van de Natuur; — van metafysisch standpunt staat zij in verband met adi-bhuta, gemanifesteerd in de logos, Avalokiteshvara; — en uit een zuiver occult en kosmisch oogpunt met fohat, de ‘zoon van de zoon’, de androgyne energie die voortkomt uit dit ‘licht van de logos’. (SD 1:136-7)

Kwan-yin is de Chinese tegenhanger van de Egyptische Isis, de Hebreeuwse Bath-Qol — de ‘dochter van de goddelijke stem’ — en van de hindoe Vach.

 Zij is naar verkiezing mannelijk en vrouwelijk, evenals Eva en Adam. En zij is een vorm van aditi — het beginsel dat hoger staat dan ether — in het ākāśa, de synthese van alle natuurkrachten. Zo zijn Vach en Kwan-Yin beide het magische vermogen van occult geluid in de natuur en de ether — de ‘stem’ die Sien-Tchan, de bedrieglijke vorm van het Heelal, uit de Chaos en de zeven elementen oproept.. (SD 1:137)

Kwan

(Chinees) Ook Kuan

Taoïstisch woord dat gelijk is aan het San­skrietwoord dhyana (meditatie).

Kuan betekende oorspronkelijk ‘letten op omens,’ voortekenen en in de woordenboeken had het woord de betekenis van het ‘uitkijken naar ongewone dingen,’ dat anders is dan het gewone waarnemen of zien. Dus van wat hetzelfde is als het gewone ‘naar binnen keren’ in het Chinese denken en woordenschat, is het veranderd in ‘wat iemand waarneemt wanneer die in een abnormale toestand verkeert.’ In de taoïstische literatuur is het bijna gelijk aan de betekenis van ons eigen mystieke wereldse ‘visioen.’ Dat het van de wortel dhyana stamt, heeft echter niets van doen met ‘zien’ maar betekent simpelweg ‘overdenken, peinzen, mediteren,’ en het werd alleen gekozen omdat kuan al een technische betekenis had die erg leek op dhyana wat verklaart waarom men hiervoor koos in plaats van een woord als nien, of ssu die er de meest voor de hand liggende synoniemen voor zijn. (Waley, The Way and Its Power 119-20).

Kwei

(Chinees) Ook Kuei en Koueis

In het algemeen staat kwei voor boze geesten of demonen. Het wordt in het taoïsme gebruikt in verband met yin wat verwijst naar wezens die zouden zijn verbonden met de duistere kant van de natuur. Yin wordt gezien als een universele kwei die deelbaar is in myriaden deeltjes. Vereniging van de kwei met shen brengt leven tot stand, activiteit, hun scheiding betekent de dood. De mens is op dezelfde manier samengesteld uit kwei en shen, het kwei stelt de donkere kant van zijn natuur voor.

Kwei Shen

(Chinees) Ook Kuei Shen

De mens is een product van de weldadige werkingen van Hemel en Aarde, of van de gemeenschap van het yin en het yang, en de vereniging van het kwei met het shen. Hij bestaat uit de subtielste adem die de vijf elementen bevat. (Li yun 3).

Kwei shen is het mayavi-rupa dat een combinatie is van de kracht van het denken (of het innerlijke kriyasakti) van het manasische vermogen en een zeer fijn astraal kleed. Het mayavi-rupa wordt echter vaker gecreëerd om de gehele mens te bevatten zonder de laagste triade (lichaam, vitaliteit en liṅgaśarīra). Dus alleen in één betekenis komt het mayavi-rupa overeen met het kwei shen. In de lagere delen van de menselijke constitutie wordt het eerder een voertuig dan een actief zelfbewustzijn en kan dan vitaliteit of het liṅgaśarīra betekenen.

Kwik

Het metaal kwik speelt een grote rol in de alchemie, aangezien het een lid is van de drie-eenheid van zwavel, kwik en zout — wat staat voor geest, water en bloed óf voor vlam, natuur en moeder.

Kyriël

(Frans) Kyrielle [van Grieks kyrie eleeson Heer ontferm u over ons, een openingsgebed van christelijke kerken]

Een litanie, een lange lijst van woorden of namen.