Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

La & Laeti

(IJslands) [van la hoogwatermerkteken aan de kust, symbolisch gebruikt voor bloed, bloedlijn en laeti gedrag, waaronder zowel de houding als geluid worden begrepen]

Vaardigheid en houding, ook vertaald als bloed en scherpzinnigheid. De twee kwaliteiten in een mens, zijn bloedlijn, of in moderne taal, zijn genetische afkomst en de persoonlijkheid met de houding en het geluid die ermee samenhangen, die de geschenken zijn van Lodur (vuur, vitaliteit) het derde lid van de scheppende drie-eenheid die de mens zijn menselijke en goddelijke mogelijkheden schonk. De andere twee scheppende middelaars waren Odin (lucht, geest) en Höner (water, intellect). De eerste mensen [op aarde] werden door hen voorzien van de eigenschappen van deze drie aspecten van de goddelijke natuur.

Labarum

(Latijn) Ook (Grieks) Labaron

De standaard die door de legers van de christelijke Romeinse keizers werd gedragen en die bestond uit een speer met een dwarsbalk waaraan een zijden vaandel hing waarop een gouden kroon was afgebeeld met daarin het hiernaast afgebeelde monogram dat is samengesteld uit de eerste twee Griekse letters van Christos. Het vaandel was aangepast aan het oorspronkelijke Romeinse vaandel en het monogram was een oud symbool dat in de Mysteriën werd gebruikt, zoals in Egypte, waar het het embleem van Osiris en Horus was, eeuwen voor de christelijke keizers het gingen gebruiken. Het had de vorm van een kruis en een cirkel en werd door de christenen geleend om aan hun doeleinden te voldoen.

Het spoor van dit symbool kan worden teruggevolgd ...

van onze moderne kathedralen via de Tempel van Salomo, naar het Egyptische Karnak van 1600 v. Chr. De inwoners van Thebe vinden het terug in de oudste verslagen van de kopten en herkennen ze als symbolen die bewaard zijn gebleven op stenen tafels, waarbij de vele vormen in elke tijd wisselden, onder elk volk, geloof of bij wat voor verering dan ook. Het is een symbool van de rozenkruisers, een van de alleroudste en de meest mysterieuze. Zoals het Egyptische crux ansata, of dat uit India komt waar het werd beschouwd als die die behoren tot de Indiase symboliek van de allervroegste eeuwen, en zijn lijnen en bochten zouden heel goed bij het doel van vele symbolen van elke eeuw passen en heel geschikt zijn voor elke vorm van verering. (Some Unpublished Letters of Blavatsky 153-5)

Labyrint

[van Grieks labyrinthos waarschijnlijk afkomstig van laura crypte]

Het labyrint was de complexe gevangenis die door Daedalus werd gebouwd voor koning Minos van Kreta om daar de Minotaurus in onder te brengen. Het complex is ook bekend door de heldhaftige daad van Theseus die de Minotaurus moest doden en die erin slaagde zijn weg terug naar buiten te vinden met behulp van de draad die hem was gegeven door Ariadne, de dochter van de koning.

Als een symbool kan het het hemelse labyrint voorstellen waarin de zielen van de overledenen terechtkomen, maar ook als zijn aardse tegenhanger: de kronkelige onderaardse ruimten van het oude Egypte, of de daarop lijkende constructies onder de tempels van verschillende oude landen. Deze doolhoven symboliseerden ook de rassen van de mensheid en de opvolging van goden, halfgoden en helden die aan de gewone sterfelijke koningen voorafgingen. Deze ondergrondse ruimtes werden in het algemeen gebruikt als inwijdingskamers voor de Mysteriën, waarin de kandidaten de verschillende waarheden werden geleerd met betrekking tot de menselijke bestemming na de dood, door dat te ervaren. Dus bestond er een exacte analogie tussen het ontwerp en de bouw van deze kamers en de aldus gesymboliseerde waarheden. Het labyrint verwijst daarom zowel naar een innerlijk als een uiterlijk mysterie.

Een van de munten die in Knossos, Kreta, zijn opgegraven laten een afbeelding zien van zo’n doolhof en dit identieke patroon, exact tot op het kleinste belangrijke detail, is bij de Pima-indianen van Arizona gevonden (zie Theosophical Path, April 1925). Het mag duidelijk zijn dat zijn grote betekenis bekend was onder de ingewijden van waar dan ook ter wereld.

Wat het labyrint van het oude Egypte betreft:

(bewaarde) Herodotus de herinnering aan dat wereldwonder, het grote Labyrint, voor het nageslacht ( ... ) Herodotus zegt dat hij er 3000 kamers in vond, de helft onder, en de andere helft boven de grond. Hij zegt: ‘De bovenkamers ben ik zelf doorgelopen, en onderzocht ik nauwkeurig. In de ondergrondse [die voor zover de archeologen weten misschien nog steeds bestaan] wilden de bewakers van het gebouw mij niet binnenlaten, want ze bevatten de graven van de koningen die het Labyrint bouwden en ook die van de heilige krokodillen. Ik bekeek en onderzocht de bovenkamers met eigen ogen, en ze bleken alle andere menselijke voortbrengselen te overtreffen’. (IU 1:649-50)

De vele kamers in het labyrint behoorden tot een poging om in de Mysteriën met behulp van een constructie — of het nu ondergronds was of boven de grond — de omzwervingen van de menselijke monade in zijn postmortem toestand te laten zien, zoals die zwierf van kamer naar kamer — van sfeer naar sfeer of van bol naar bol — in de hemelse ruimten, om uiteindelijk terug te keren naar zijn punt van vertrek, in dit geval het lichaam.

OV: Een dergelijke eenvoudige inwijdingsconstructie zou ook in Afrika te vinden zijn. Zie het artikel over de Ruïnes van Dhlo-Dhlo, het spirituele hart van Afrika.

Lachesis

ClothoAtroposLachesis

(Grieks) Lot, bestemming.

Tweede van de drie Moirae (schikgodinnen) van de Griekse mythologie die aan elk persoon de karaktertrekken en ook de lengte van zijn leven tonen, die wordt afgemeten door de draad die wordt gesponnen. Lachesis neemt de maat van de draad die is gesponnen door haar zuster Clotho, die dan wordt doorgesneden door Atropos. Zij wordt vaak afgebeeld als een maagd met een boekrol of een bol in haar handen.

Ladder

In veel culturen wordt dit woord symbolisch gebruikt om het opstijgen of afdalen naar en van verschillende werelden weer te geven, of de opbouw van het heelal.

De Ladder van de brahmanen symboliseert de zeven werelden of de sapta loka; de kabbalistische ladder, de zeven lagere sefiroth; de Jakobsladder is bekend van de Bijbel; de Mithraïsche ladder is ook de ‘mysterieuze ladder.’ Dan zijn er nog de rozenkruisers, de Scandinavische ladders, de ladders van Borsippa, ... en uiteindelijk de theologische ladder die, ... bestaat uit de vier kardinale en drie theologische deugden. (TG 185)

Lagere beginselen

Ook Lager viertal

Op basis van de zevenvoudige indeling van de menselijke natuur kan het zevental worden verdeeld in een hogere triade en een lager viertal. Het getal vier komt in dit geval overeen met de materie en drie correspondeert met geest en intellect. Theosofische leringen noemen de zeven beginselen op verschillende manieren om de gedachten van de bestudeerder flexibel te houden en een dogmatische rechtlijnigheid te voorkomen.

Op een gegeven moment werd het lagere viertal gegeven als bestaande uit kāma (begeerte), prāṇa (vitaliteit), liṅgaśarīra (astraal lichaam) en sthūla-śarīra (fysiek lichaam). Later werd het fysieke lichaam uit deze lijst van beginselen weggelaten en het lagere manas eraan toegevoegd om het aantal op vier te houden. Deze beginselen moeten echter niet worden gezien als verschillende dingen die zijn samengevoegd of aaneengeregen, zij zijn simpelweg verschillende aspecten of een bepaalde gemanifesteerde toestand van het ene leven dat circuleert door de menselijke constitutie.

Tetraktis

Een andere manier van uitdrukken is dat er twee triaden zijn, een hogere van atma-buddhi met het hogere manas en een lagere met onze astraal-vitale natuur. Elk wordt dan een volledig viertal als het element van het zelfbewuste denken eraan wordt toegevoegd. Als we het symbool van de tetraktis gebruiken (zie afbeelding hiernaast) en het zevenvoud kunnen herkennen in de twee lagere lijnen met punten, een met drie en een met vier punten, dan stellen de drie hoogste en lichter gekleurde punten de kosmische beginselen voor.

Het is belangrijk dat we niet naar het lagere viertal kijken als iets dat slecht is, iets dat moet worden vernietigd of zogenaamd onderworpen, het is in feite een essentieel onderdeel van de volledige mens dat alleen goed beheer nodig heeft, inspiratie van boven en de daaruit voortvloeiende vernieuwing.

Lagere natuur

Ook Lagere zelf

De tweevoudige menselijke natuur blijkt uit het feit dat manas (denkvermogen), het terrein en het wezen van het menselijke denken en redeneren, ook het toneel is van de interactie tussen de spirituele ziel (buddhi-manas) en de dierlijke ziel (kama-manas). Dit betekent dat er een drievoudige onderverdeling is waarbij het lagere zelf kan worden gezien als kama-manas ten opzichte van buddhi-manas, of als het tweevoudige menselijke bewustzijn of ‘valse ego,’ dat bestaat uit zelfzuchtige en onzelfzuchtige elementen. Maar het woord lagere natuur verwijst naar de dierlijke of zelfzuchtige kant van de menselijke natuur dat deel dat omlaag neigt en dat vernieuwd en opgetrokken moet worden.

Lahash

(Hebreeuws) Laḥash

Fluisteren, zuchten of bidden om hulp; magie, goochelarij. In de context van de Kabbalah is het de geheime spraak en ...

komt in betekenis nagenoeg overeen met Vāch, de verborgen kracht van de mantra’s. (SD 1:354)

Lajja

(San­skriet) Lajjā

Bescheidenheid, verpersoonlijkt als de echtgenote van Dharma en moeder van Vinaya (goed gedrag, discipline) en de dochter van Daksha.

Lak

(Hindi) [vgl. San­skriet lakṣa]

Het getal honderdduizend.

Lakshana

(San­skriet) Lakṣaṇa

Merk, teken of symbool. De 32 lakshana’s zijn de 32 lichamelijke tekenen of kenmerken van een boeddha­ aan de hand waarvan hij wordt herkend.

Lakshmī

(San­skriet) Lakṣmī

Voorspoed, geluk. De Venus van de hindoes, godin van rijkdom en schoonheid die naast andere waardevolle dingen ontstond uit het schuim van de oceaan toen die werd gekarnd door de goden en demonen voor het winnen van de amrita. Zij wordt ofwel gezien als de vrouw of als de śakti van verschillende voorname goden, vooral Vishṇu.

Lalitavistara

(San­skriet) Lalitavistara

Een beroemde biografie van Gautama Boeddha geschreven door Dharmaraksha (308 n. Chr.). Een theravada-werk van de Mahasanghika-school, geschreven in het San­skriet.

Lama

(Tibetaans) bla ma

Hoogste, voortreffelijkste. Gelijk aan goeroe, of guru in het San­skriet. Slaat eigenlijk alleen of uitsluitend op geestelijke ambtsbekleders van de hoogste klassen of graden, die leraren of guru’s in kloosters zouden moeten zijn. Ook gebruikt voor zulke beambten als de tulku’s, de hoofden van de betere klassen van grote kloosters. Ook een titel van de hoofden van de grotere kloostercolleges en monniken die een hoge wetenschappelijke graad hebben behaald. Andere monniken worden gewoonlijk trapas (studenten) genoemd.

Helaas zien Westerse schrijvers bijna altijd elke Ti­be­taanse monnik voor een lama aan, waarschijnlijk voor een belangrijk deel doordat de Tibetanen zich deze titel in veel gevallen ten onrechte toe-eigenen hoewel ze kunnen behoren tot de lagere rangen van de spirituele hiërarchie van Tibet. Vandaar dat de religie door Europese schrijvers vaak lamaïsme wordt genoemd.

Lamech

(Hebreeuws) Lemech

In de Bijbel is hij een zoon van Methusael (een afstammeling van Kaïn) en ook een zoon van Methusalem (een afstammeling van Seth) en de vader van Noach (Genesis 4:18-24; 5:25-31). Genesis 4:16 en hfdst. 5 tot aan het einde toe geven ...

zuiver historische feiten; maar deze laatste werden nooit juist geïnterpreteerd ... Elke vrouw staat symbool voor een land of stad; elke man en patriarch voor een ras, een tak of onderverdeling van een ras. De vrouwen van Lamech geven de sleutel tot het raadsel dat door een knappe geleerde, zelfs zonder de esoterische wetenschappen te bestuderen, gemakkelijk kan worden opgelost. (IU 1:579)

De personen in deze oude genealogieën moeten op een bepaald moment worden gezien als mensen maar op een ander moment als rassen of onderverdelingen van rassen, terwijl zij op een kosmische schaal staan voor de diverse geestelijke krachten of hemelse energieën die zijn belichaamd in de sterrenbeelden van de dierenriem. Hoewel hun vrouwen of partners gelijk zijn aan de śakti’s van de hindoes zijn hun gemanifesteerde krachten, de eigenschappen of vermogens waarmee en waardoor zij zichzelf tot expressie brengen. Zo is de vrouw van zo’n persoon niet alleen zijn kameraad, maar ook de sluier, verhuller of het kleed dat hem omhult.

Het aantal levensjaren van Lamech zou 777 jaar zijn. Nu elke patriarch in één opzicht een nieuw ras of onderras vertegenwoordigt, verwijst het aantal jaren naar een cyclus.

Wat betreft de tekens van de dierenriem staat Lamech voor Aquarius (Waterman). Wanneer elke patriarch aan een van de sefiroth wordt toegewezen vertegenwoordigt Lamech de negende, Yesod.

Lamiae

(Latijn van Grieks)

Volgens klassieke en populaire ideeën zijn het monsters met het hoofd en de borsten van een vrouw en het lichaam van een slang die mensen verleiden en over de kling jagen. Astrale vampiers die mensen met een negatief en (voor hen) sympathiek karakter belagen. Ook een elementaar, een aan de aarde gebonden astrale tovenaar van beide geslachten. In enkele gevallen zijn de lamiae astrale schillen.

Zulke hybride symbolen kunnen, zoals de Sirenen en de Lorelei ook het astrale licht betekenen en de verleidingen van de Hal van Misleiding of de incubi en succubi, die hun oorsprong vinden in het Nabije Oosten en zijn omgevormd tot entiteiten door de fantasie van middeleeuwse monniken.

Lamrin

(Tibetaans) lam rim

Stadia van de Weg. De naam voor een genre van Ti­be­taanse boeddhistische literatuur. Het beroemdste werk is dat van Tsong-kha-pa, het Lam rim chen mo, dat zegt te zijn gebaseerd op het vroegste werk van die soort, de Bodhipathapradipa van Atisha (Dipamkara-shrijnana).

Land van de eeu­wi­ge zon

Sinds onheuglijke tijden hebben mystici en occulte filosofen zonder uitzondering het bestaan onderwezen van een land waar de zon altijd schijnt, wat de verblijfplaats van de goden is die de bijzondere taak hebben toe te zien op de lotsbestemming, niet alleen van de mens, maar ook van andere hiërarchische groepen die de aarde als hun thuis kennen. Elke poging om een geografische plek aan te wijzen van dat land van de eeu­wi­ge zon is gedoemd te mislukken, want het is geen geografische plek, maar een mystiek gebied dat bovenop de top van de berg Meru, ofwel de noordpool van de aarde, zou moeten liggen.

Er is een bekende legende in Tibet die het mystieke Śambhala niet alleen maar op aarde ziet, maar ook op berg Meru en bovendien in de zon — wat een hiërarchie van goddelijke of geestelijke wezens impliceert die in een drievoudige orde bestaat en elke orde heeft zijn eigen toneel of plaats in dit geheel.

Lanka

(San­skriet) Laṅkā

De oude naam van het eiland Sri Lanka (voormalig Ceylon). Het derde wortelras eindigde zijn bestaan in dit deel van een continent dat later bekend werd als het Lanka van de Atlantiërs. In het Rāmāyaṇa wordt het beschreven met reusachtige afmetingen en grootsheid ...

met zeven brede brede vestinggrachten en zeven reusachtig grote stenen en metalen muren.

De vorming ervan wordt toegeschreven aan Visvakarman die het voor Kuvera, de koning van de demonen, bouwde en waarvan het werd afgepakt door Ravana, de grote vijand van Rama, held van het Rāmāyaṇa.

De Bhagavata-Purāṇa laat Lanka of Sri Lanka hoofdzakelijk als de top van berg Meru zien, die was afgebroken en in de oceaan geslingerd door Vayu, god van de wind.

Sri Lanka is de zetel geworden van de zuidelijke boeddhistische kerk, de Siamese Sekte, de vertegenwoordiging van het zuiverste exoterische boeddhisme buiten Tibet. Laatstgenoemde is het thuis van de Mahayana-school.

Lanoo

Een leerling, een geaccepteerde chela.

Lao-tse

(Chinees) Ook Lao-tzu

Een van de grote leraren van China die kort voor Confucius verscheen. De overlevering zegt dat er een ontmoeting was tussen Confucius en Lao-tzu en dat eerstgenoemde naar laatstgenoemde verwees als een draak, een oude manier van verwijzen naar een leraar van wijsheid of een ingewijde.

Hoewel wordt gezegd dat hij duizend boeken zou hebben geschreven, bevat zijn ...

grote werk, het hart van zijn leerstelsel, de ‘Tao-te-king’, of de heilige geschriften van de Taosse, zoals Stanislas Julien aantoont, maar ‘ongeveer 5000 woorden’ (Tao-te-king, blz. xxvii), nauwelijks een dozijn bladzijden, en toch constateert professor Max Müller dat ‘de tekst onbegrijpelijk is zonder toelichtingen, zodat Julien voor zijn vertaling meer dan zestig commentatoren moest raadplegen’; de oudste van deze toelichtingen ging zelfs terug tot het jaar 163 v. Chr. en zoals wij zien, niet verder ... de overlevering bevestigt dat de commentaren waartoe onze westerse sinologen toegang hebben, niet de werkelijke occulte documenten zijn, maar opzettelijke sluiers en dat de ware commentaren, evenals bijna alle teksten, reeds lang uit het gezicht van de oningewijden zijn verdwenen. (SD1:xxv)

Laomedon

(Grieks)

De legendarische stichter en koning van Troje. Zoon van Ilus en Eurydice en vader van Priam. Zeus dwong Apollo en Poseidon Laomedon te helpen bij de bouw van Troje. Dit verhaal gaat in feite over de stichting van een mysterieschool, terwijl de versluierde taal de werkelijke betekenis verbergt (SD 2:795).

Lararium

(Latijn)

Een heiligdom in huis waarin de lares (beelden van de huisgoden) en soortgelijke relikwieën van de oude Romeinen werden bewaard. De lares worden beschreven als die delen van de menselijke constitutie die door de sterfelijke monade na het overlijden worden achtergelaten en deze overblijfselen zijn van verschillende klassen omdat zij behoren bij verschillende gebieden. De Latijnen deelden ze in drie algemene soorten in: manes, lares en lemuren. De lemuren zijn eigenlijk kama-lokische schaduwen of schillen en dat waren ook de larvae. De lares waren zowel de voorouderlijke afbeeldingen van een familie en van een stad en tegelijkertijd meer mystiek de half-vermenselijkte astrale krachten die rondwaren en een beschermende invloed werden — een moeilijk te beschrijven Romeins geloof, terwijl de manes nauw overeenkomen met ontlichaamde menselijke monaden.

Zie ook Larvae

Lares

(Latijn) [Van Etruskisch lars leider, regisseur]

De beschermgoden of afgodsbeeldjes van een familie, die de zielen van de gestorven voorouders zouden zijn en die werden vertegenwoordigd door afbeeldingen die in het lararium van de familie werden bewaard. Van elke maaltijd werd een deel voor hen gereserveerd. Dit geloof en de uitoefening ervan was een gewoonte van vele oude culturen en is het typische gevolg wanneer verheven leringen verkeerd worden begrepen en daardoor omlaag gehaald en degenereren in een volks- en bijgeloof. Oorspronkelijk symboliseerden de lares het psycho-intellectuele deel van levende en belichaamde mensen, die daarmee in een bepaalde zin de mensheid leidden en beschermden. In de latere mythologie komen ze in rang niet hoger dan spoken, schimmen of kama-rupische fantomen van een betere en hogere klasse dan de larvae.

Larvae

(Latijn)

Een geest, spook, fantoom. Gebruikt door bepaalde Latijnse schrijvers waaronder Apuleius (2de eeuw) waarmee de dierlijke zielen of astraal-vitale schillen van overledenen werden bedoeld. Die schillen zijn min of meer aan de aarde gebonden en van een grofstoffelijke aard en daarom verderfelijk wat hun invloed op levende mensen betreft. Zij werden gewoonlijk larvae genoemd, die duidelijk anders zijn dan de lares, die onschuldig of zelfs vriendelijk zijn. Larvae zijn dus de astrale en kamische resten die in kamaloka zijn afgestoten door de ontlichaamde ego, de schaduwen of spoken, waar ook de elementaren toe worden gerekend, die allemaal door ons gemeden moeten worden, omdat ze zonder begripsvermogen en geweten zijn en ons zonder uitzondering op de astrale en vitale gebieden proberen te vampiriseren, als ze daar de gelegenheid voor wordt gegeven.

Latona

(Latijn) Gelijk aan de Griekse Leto.

Zij was de moeder van Apollo en Artemis. Latona maakte ruzie met Niobe, die haar had zitten jennen omdat zij alleen een zoon en een dochter had, terwijl Niobe zeven zonen en zeven dochters had. Als straf werden de 14 kinderen door de kinderen van Latona, Apollo en Artemis, gedood.

Latona stelt in deze allegorie het noordpoolgebied voor en het voormalige hyperborische continent. Niobe is het Atlantische ras, met zijn zeven onderrassen en zeven vertakkingen. Dit ras dat verviel in zonde werd door Apollo en Artemis, goden van licht, vernietigd. Een verwijzing naar de Atlantische vloed kan worden herkend in de onbeheerste huilbui van Niobe (SD 2:770). We zien hier hoe met de hulp van de sleutels van de mysteriën boeiende verhalen werden gemaakt, die van eeuw tot eeuw werden herhaald.

Laya-centrum

[van San­skriet laya, smelten, oplossen, verdwijnen van de werkwoordstam , oplossen, desintegreren, verdwijnen]

Een verdwijnpunt. Een nulpunt of een punt in essentie waar elke differentiatie tijdelijk en schijnbaar heeft opgehouden te bestaan, ook de uiteindelijke staat van rust: het nirvāṇa van het zevende beginsel, het punt waarop de oorspronkelijke substantie begint te differentiëren en het leven geeft aan een heelal.

De materie in de laya-toestand is in zijn eeu­wi­ge en normale toestand, maar wanneer het is gedifferentieerd is het in een abnormale toestand — een fenomeen wordt een voorbijgaande illusie wanneer het wordt waargenomen door de zintuigen.

Een layacentrum is het mystieke punt waar een object verdwijnt van het ene gebied en overgaat naar een ander gebied om daar tevoorschijn te komen. Het is dat punt of die plek — elk punt of plek — in de ruimte, die als gevolg van de karmische wet plotseling het centrum van actief leven wordt, eerst op een hoger gebied en daarna afdalend in zijn manifestatie door en door middel van de layacentra van de lagere gebieden. In één opzicht kan een layacentrum worden beschouwd als een kanaal waardoor de vitaliteit van de hogere sferen omlaag stroomt in de lagere gebieden van de stof, of misschien eerder substantie, en die inspireert of inademt ...
 Uiteindelijk is een layacentrum het punt waar de substantie opnieuw homogeen wordt. Elk layacentrum bestaat daarom noodzakelijkerwijs in en op de kritieke lijn of fase die het ene gebied scheidt van het andere. Elke hiërarchie bevat daarom in zichzelf een aantal layacentra. (OG 84-5)

De monade van een mens komt het gemanifesteerde leven binnen via een solair layacentrum dat het atman of de universele geest is. Op dezelfde manier bevat het atmische gebied van elk wezen zo’n layacentrum waar de krachten van boven naar beneden doorheen stromen.

Afmetingen of plaats in de ruimte hebben hier niets mee te maken, omdat een layacentrum niet van fysieke en materiële aard is. Het is het verdwijnpunt voor alle dingen daaronder en het punt van ingang voor alle dingen daarboven, voor elke entiteit, ongeacht of ze een atoom, een zon, een planeet danwel een mens is ...
 Wanneer we het over de monade hebben, moeten we die niet met het layacentrum verwarren ... het neutrale centrum in de stof of substantie waar het bewustzijn doorheen gaat — en het centrum van dat bewustzijn is de monade. (Beginselen 367-9)

 Een ‘neutraal middelpunt’ is in een bepaald opzicht het grenspunt van een gegeven stel zintuigen. Stel u daarom twee opeenvolgende reeds gevormde gebieden van stof voor, waarvan elk correspondeert met een passend stel waarnemingsorganen. We moeten toegeven dat tussen deze twee gebieden van stof een onophoudelijke circulatie plaatsvindt, en als we de atomen en moleculen van (zeg) het laagste gebied volgen bij hun transformatie in opgaande richting, dan zullen deze op een punt komen, waarop ze geheel buiten het bereik vallen van de vermogens die we op het lagere gebied gebruiken. In feite verdwijnt daar de stof van het lagere gebied voor onze waarneming in het niet — of liever, zij gaat over naar het hogere gebied; en de toestand van de stof die correspondeert met zo’n punt van overgang, moet ongetwijfeld bijzondere en niet gemakkelijk te ontdekken eigenschappen bezitten. (SD 1:148)

Zie ook De Milt

Lebanah

(Hebreeuws) Lĕbānāh

Wit. De maan in de dichtkunst en refereert aan de maan als een planeet met de astrologische invloed ervan (TG 188).

Leda

(Grieks)

De vrouw van Tyndareos, koning van Sparta en moeder van Clytemnestra, Helena, Castor en Pollux bij Tyndareos of Zeus of beide (vgl. SD 2:121-3). In een allegorie neemt Leda de vorm van een zwaan aan en wordt door Zeus in de vorm van een zwaan bevrucht, zij legt twee eieren wat haar verbindt met de Kala-hansa en gelijksoortige mythologische vogels. Een verwijzing naar de allegorie van het uit een ei geboren derde wortelras van de mensheid.

Ledematen

De Kabbalah spreekt over de ledematen van Microprosopus, of ’Adam Kadmon (de Hemelse Mens) en over de sefiroth. In de geschriften van de hindoes, vooral de Purāṇa’s, blijven de wezens die zijn geschapen uit de ledematen van Brahmā zonder nageslacht, terwijl zijn uit het denken geboren zonen de scheppers worden. In de Egyptische mythologie schept Osiris-Ptah of Ra zijn eigen ledematen door die goden te scheppen die het als hun functie hebben om deze fasen te verpersoonlijken.

Leeuw

In het christelijke mystieke denken een van de vier heilige dieren van de Bijbel die wordt geassocieerd met de apostel Marcus en, zoals in het mystieke denken van andere volkeren, een intense energie moet voorstellen, soms de onverschrokken moed en het vuur van de zon. De leeuw was het geliefde symbool van de Ouden, zoals bij de Chaldeeën en loopt als een rode draad door de Chaldeeuwse kunst zoals die overal wordt teruggevonden. De leeuw kan ook veel worden aangetroffen op gnostische sieraden en als een embleem en symbool bij de oude mithraïsten, waar de leeuw een van de stadia van lering en inwijding was.

‘Boven de zeven stralen van de leeuwenkroon en overeenkomstig hun punten, staan in veel gevallen de zeven klinkers van het Griekse alfabet ΑΕΗΙΟϒΩ, getuigend van de zeven hemelen.’ Dit is de zonneleeuw en het embleem van de zonnecyclus. (SD 2:564)

De leeuw is ook Leo (e), een van de twaalf tekens van de dierenriem.

Zie ook Leo

Lehdaio

(Gnostisch)

In de stelsels van de nazarenen en bardesanen is hij de Zoon ofwel de vormende Logos. Heer Mano is het hoofd of de middelste triade, de tweede logos, voorgesteld als de Heer van Celsitude die Lehdaio schept, de Heer van Rechtvaardigheid. Zo vormen de triaden van logoi: Mano, Spiritus (gelijk aan de Heilige Geest) en Lehdaio, de tweede drie-eenheid naar analogie met de christelijke Vader, Moeder en Zoon (IU 2:227).

Leke-chela’s

[van Grieks laikos Latijn laicus van het volk + San­skriet chela discipel]

Een term die is bedacht door Meester KH die het gebruikte in zijn briefwisseling met Sinnett en Hume op dezelfde manier wanneer we spreken over een lekepriester ten opzichte van een officieel aangestelde. Zo’n chela is nog niet toegelaten volgens de voorgeschreven regels waaraan een formeel geaccepteerde chela moet voldoen — hij is zelfs geen chela op proef — maar hij heeft zich niettemin door zijn toewijding en studie, doordat hij dat zelf wenst, zichzelf deelgenoot gemaakt van de leden van de voorhof, om het zo maar uit te drukken.

Lemminkaïnen

(Fins)

Een held van de Kalevala, de zoon van Lempi.

In deze Finse versie van het oeroude verhaal dat hoort bij oude mythologieën worstelt hij met de slang van Tuoni (de dood) . Lemminkaïnen doodt de slang niet maar overwint die door middel van magische woorden.

... de held die het zich snel herinnert, spreekt de meesterlijke woorden van kennis, woorden die uit het verre verleden komen, woorden die hem door zijn voorvaderen zijn geleerd, woorden die zijn moeder in haar kindertijd heeft geleerd. (rune 26)

Bijzonder interessant is het verhaal van de reis van de held naar de gebieden van de dood (Tuonela) om van daar de zwarte zwaan mee terug te nemen. Hij wordt met slechts één pijl en zijn boog op weg gestuurd. Maar hij slaagt er niet in om naar de hogere gebieden terug te keren vanwege het feit dat hij de magische woorden die hem daartoe in staat zouden moeten stellen niet kent, de woorden die de beet van een adder van de Rivier van de Dood onschadelijk zouden moeten maken. Het doet denken aan het Egyptische verhaal van Osiris, waar we een jammerende moeder zien van wie het kind is weggenomen.

We volgen de zoektocht naar haar zoon en uiteindelijk zien we haar het lichaam van Lemminkaïnen herstellen dat in vijf stukken was opgedeeld en in de rivier van de dood was geworpen. De moeder is niet in staat om haar zoon levend te maken, hoewel zij zelfs met goddelijke hulp in staat was om het lichaam zelf te herstellen en de wonden met een balsem van een honingbij te helen (Mehilainen). Uiteindelijk geeft zij de bij instructies hoe die naar de hoogste god, Ukko, moet vliegen: langs de maan en de Grote Beer. De honingbij legt zijn vlucht met succes af en komt terug met de levengevende essentie (de balsem van de Schepper) en de moeder geeft haar zoon opnieuw het leven.

Lemnos

Een vulkanisch eiland in de Aegeïsche Zee, vroeger een van de diverse plaatsen die waren gewijd aan de kabiri, die werden beschouwd als goden van het heilige kosmische vuur. Ook gewijd aan Hephaestos.

Lemuren

(Latijn) Schaduwen van de overledenen.

Gebruikt in het oude Rome voor een klasse van entiteiten van de onderwereld of het astrale licht. In een ruime betekenis slaat het woord zowel op kama-rupische schillen, die larvae worden genoemd, als de hogere delen van de menselijke constitutie die zich hebben losgemaakt van hun schillen en daarom lares of manes werden genoemd.

Ook de lemuur van de dierenwereld. Biologen gaven het die naam vanwege zijn nachtelijke activiteiten.

Lemurië

Het oude continent of stelsel van continenten, dat werd bewoond door de diverse rassen en onderrassen van het derde wortelras. De naam was door theosofen overgenomen van Europese zoölogen, vooral van Sclater en Haeckel, die de naam hadden bedacht voor een hypothetisch gebied of een verzonken continent om de verspreiding van bepaalde dieren, en dan vooral de lemuren, te kunnen verklaren.

Lemurië besloeg een groot deel van het gebied van de Stille en de Indische Oceaan en strekte zich op een gegeven moment in een hoefijzervorm uit rond Madagascar en Zuid-Afrika (toen nog maar een klein deel van het huidige continent), terwijl Noord-Lemurië zich over het gebied van de Noord-Atlantische oceaan uitstrekte, de uitloper ervan strekte zich zo ver uit tot aan het huidige Noorwegen.De aarde met de
Mid-Atlantische Rug

Een onderzeese bergrug in de Atlantische Oceaan, de Mid-Atlantische Rug, verheft zich vanaf de bodem van de Atlantische Oceaan tot een hoogte van zo’n 3000 meter en loopt in zuidelijke richting ongeveer vanaf de Britse eilanden, buigt af richting Zuid-Amerika en draait dan in zuidoostelijke richting naar de Afrikaanse kust en van daar naar Tristan da Cunha. Het zou echter verkeerd zijn te veronderstellen dat Lemurië altijd dezelfde vorm heeft gehad, want veranderingen in de geologie zijn er altijd geweest. Ooit bedekte dat het hele gebied vanaf de voet van de Himalaya, westwaarts naar Haridwar en oostwaarts naar Assam, zuidwaarts naar zuidelijk India en Sumatra en omvatte Australië aan één kant en Madagascar aan de andere, en kwam bijna zo zuidelijk als de Zuidpoolcirkel, en reikte ver in de Stille Oceaan tot aan Paaseiland. Zijn overblijfselen kunnen worden teruggevonden op de talrijke eilanden die in dit gebied zijn te vinden.

Hoewel Lemurië als een continent was verzonken, zakte het niet op dezelfde manier weg als Atlantis deed, maar zonk weg door enorme, vele eeuwen aanhoudende seismische en vulkanische activiteiten. Zijn Atlantische deel vormde de geologische basis voor het nieuwe continent van Atlantis, wat dus slechts een voortgezette ontwikkeling van een deel van het Lemurische stelsel was en niet een geheel nieuw en afgescheiden continent.

Zie Wortelras, Derde

Leo

Leeuw. Het vijfde teken van de dierenriem (in het San­skriet Simha of Sinha).

Het is een mannelijk teken, vurig en vast en komt in het lichaam overeen met het hart en is het enige huis van de zon. Bij de verdeling van de tekens over de twaalf zonen van Jakob volgens het Hebreeuwse stelsel valt de leeuw aan Juda toe, die wordt beschreven als een welp. Wat betreft de hiërarchie van de scheppende machten is ...

de hoogste groep samengesteld uit de zogenaamde goddelijke Vlammen, ook de ‘Vurige Leeuwen’ en (worden) de ‘Leeuwen van het Leven’ genoemd; hun esoterie is veilig verborgen in het teken Leeuw van de dierenriem. Zij is het kernlichaam van de hoogste goddelijke wereld ... Ze zijn de vormloze vurige Ademingen, in één opzicht gelijk aan de hoogste TRIADE van de sefiroth, die door de kabbalisten wordt geplaatst in de ‘wereld van de archetypen’. (SD 1:213)

Bij de dierenriem van de brahmanen is Simha gewijd aan soma, de maan. Van de twee synoniemen voor Simha — Panchasyam en Hari — geeft de eerste aan dat het de vijf brahma’s of boeddha­’s voorstelt, en de tweede laat zien dat het Narayana is, het jivatman of pratyagatman, die de aanhangers van de Advaita in essentie als gelijk beschouwen aan param­atman en als de zoon van param­atman. Dit is de ware kosmische christos, waarin de elementen van het fenomenale heelal alleen een bestaan in potentie hebben, dat wordt verenigd tot een eenheid of een enkele kosmische entiteit.

De leeuw is ook een van de vier heilige dieren, gelijk aan de vier maharaja’s, die worden voorgesteld als zij die verblijven in de vier hoeken van de kosmos.

Leraren

In de theosofische literatuur wordt het woord leraren vaak gebruikt voor de meesters van wijsheid, adepten, mahātma’s of boodschappers die gekwalificeerd zijn om pupillen te onderwijzen en te leiden op de weg van wijsheid. Leraren zijn er in verschillende graad en behoren tot de verschillende graden van liefdadige hiërarchieën. Aan de top bevinden zich de boeddha­’s en manu’s die de inspireerders en lichtbrengers zijn van de mensheid. Onder deze hoogsten bevinden zich de lagere leraren die behoren tot kleinere cycli van tijd. De mythologie van oude volken bevatten verwijzingen naar goddelijke leraren van verschillende rangen.

De term leraren wordt in de theosofie vooral gebruikt voor de mahātma’s of meesters van wijsheid waarvan het licht komt dat ons leidt en helpt, maar regelen of besturen doen zij niet, zij werken door kanalen om de spirituele intuïties van de mensheid levend te houden. Deze meesters van wijsheid sturen boodschappers de wereld in die het recht hebben verworven om te werken voor de mensheid, inclusief de schitterende plicht om te onderwijzen. Aan de andere kant zijn er altijd vele valse leraren op de wereld geweest en de leerling moet onderscheid kunnen maken tussen de ware en de onheuse leraar. Als zijn motieven en aspiraties verheven en zuiver zijn, zal hij tevreden zijn met niets meer dan wat een beroep doet op deze aspiraties en motieven.

Een ware leraar is te herkennen aan zijn universele leringen die niet worden beperkt door sektarisme, nationalisme of beperkingen kent ten aanzien van geloof, politiek of anderszins. De ware leraar houdt nooit de wil van zijn leerling tegen noch vraagt hij een onvoorwaardelijke aanvaarding van welke leer ook: hij wijst de weg in antwoord op de roep van zijn leerling, zijn gezag is die van de fakkeldrager, hij probeert de eigen geestelijke en intellectuele kracht en innerlijke visie van zijn pupil op te roepen en te stimuleren. Leraren staan altijd klaar om aan allen te antwoorden die in staat zijn op de juiste manier te kloppen en een aspirant die de juiste instelling heeft zal zijn leraar op het juiste moment vinden.

Leraren volgen elkaar op en geven zo de leringen eeuw na eeuw door, net zoals de boeddha­’s en vooral de bo­dhi­satt­va’s van het boeddhisme die elkaar opvolgen, of de keten van guruparampara’s van het brahmanisme, en zelfs in het exoterische leven van oude tijden, en in een veel lagere betekenis waren er de hiërofanten van de diverse mysteriescholen, zoals die van Eleusis.

Lethe

(Grieks) Vergetelheid.

Een rivier van de onderwereld die aan zielen die opnieuw op aarde moeten gaan leven, de zegen van het vergeten van hun eerdere ervaringen schenkt. Het refereert aan de bestemming van de menselijke ziel na het sterven — wanneer die wegzinkt in een voor-devachanische bewusteloosheid en de daarop volgende zorgeloze devachanische zegen — die aldus onwetend wordt van menselijke aangelegenheden en de zorgen die erbij horen, en een absolute vrede ervaart totdat de tijd komt om een nieuw lichaam op aarde aan te nemen.

De Lethe verwijst ook naar het verlies van de herinneringen van de ervaringen na het sterven en het panoramische visioen dat kort voor de geboorte verschijnt.

Leven

Leven is in essentie een bewuste, substantiële, geestelijke kracht.

Het is een kracht die zich op duizend verschillende manieren voordoet als de verschillende levens en vormen van energie, of het nu in macrokosmisch, microkosmisch of in een oneindig groot verband betreft. Kracht en stof, of leven, zijn essentiële aspecten van de universele werkelijkheid die in zijn hoogste manifestatie intelligent-kosmisch-leven-substantie wordt genoemd (of de substantie van intelligent-kosmisch-leven). Aangezien de stoffelijke krachten in alle verschillende etherische graden op een enorm grote schaal bestaan ...

manifesteert (het leven) zich in individuen als een levensfluïdum dat bij elk gebied van stoffelijke manifestatie hoort — en deze levensfluïda vormen in hun totaliteit het universele leven, dat zich op ieder gebied in daarbij passende vormen manifesteert en dus door middel van de verschillende soorten materie van dat gebied functioneert. (ET 223)

Het leven als een entiteit of proces is alles dat is, het is de basis of essentie van alles dat is — zonder begin en zonder einde. Het is de spirituele elektriciteit, of het vitale svabhāva, of de monade die uit zichzelf put en zo de individuele eigenschappen van elke entiteit produceert, hemels of aards. Aangezien de goddelijke monade een adem van zuivere geest is, puur bewustzijn, kan het leven een ontelbaar aantal verschillende fasen van bewustzijn in tijd en ruimte worden genoemd.

... leven is bovendien de drager van bewustzijn. Bewustzijn en leven verwekken samen de manifestaties van kracht en energie en brengen deze uit zichzelf voort, en die slaan op hun beurt de stof en substanties van het universum neer, zoals wijn zijn droesem doet bezinken. (ET 421)

In plaats van levend en dood, zouden we geboren worden en het sterven als de juiste tegenovergestelden moeten zien, want het betreft verschillende levensfasen.

Zie ook Jiva; Prana

Levende doden

Levende doden zijn eerder ‘zielloze’ mensen dan verloren zielen, een begrip dat zijn oorsprong vindt bij Pythagoras. Het stelt de ontelbare aantallen mensen voor die geheel in de wereld van de zintuigen leven en zo met de stroom meedrijven, terwijl hun hogere natuur slaapt.