Magnum
(Latijn) Het grote werk.
In middeleeuwse en moderne tijden is het een alchemistische term voor de ontwikkeling van de ‘steen der wijzen’ en het levenselixer. Een prestatie die zoals met de alchemie in het algemeen, geslaagd kan worden genoemd in het laboratorium van de menselijke natuur met de elementen van de menselijke constitutie, óf in een gewoon laboratorium met chemicaliën.
Magnus
(Latijn)
Grote aether, ook Pater Omnipotens Aether (de almachtige vader aether) genoemd.
Maha
(Sanskriet-Tibetaans) [van Sanskriet
De grote Heer.
Het hoofd van een geestelijke hiërarchie of van een school van occultisme, het hoofd van de mystici van de andere zijde van de Himalaya. (TG 200)
Maha
(Pali) Ook
een van de meest gezaghebbende van de boeddhistische heilige geschriften. (TG 200)
Een geschrift met dezelfde naam van de mahayana-school van het noordelijke boeddhisme, waarvan men denkt dat het van een latere datum is, is uitgegeven in het Sanskriet: de
Mahābhārata
(Sanskriet)
Een van de twee grote epische gedichten van het oude India, het grootste poëtische werk dat bekend is in de literatuur en uit 220.000 versregels bestaat. Het grootste deel van de overleveringen en verhalen in dit werk vormen de nationale schat waar barden, dichters, dramaturgen en artiesten hun thema’s als uit een onuitputtelijke bron halen. Het bevat de geschiedenis van de familie van de Bharata’s naast een groot aantal prachtige en ware mystieke en occulte leringen en een paar werkelijk geweldige maar kleinere episoden als de
De rode draad van het verhaal is de grote strijd tussen de Kaurava’s en Pandava’s, nakomelingen via Bharata van Puru, de grote voorouder van een tak van het maanras. Er werd gestreden om het koninkrijk met de hoofdstad Hastinapura (olifantenstad), waarvan de ruïnes naar wordt gezegd een kleine 100 kilometer noordoostelijk van Delhi op een oude bedding van de Ganges zouden moeten zijn te vinden.
Mahabhashya
(Sanskriet)
Groot commentaar. De toelichting van Patanjali op de Sutra’s (grammatica) van Panini en de Varttika’s van Katyayana (de kritische annotaties van Katyayana op de Sutra’s van Panini). Soms eenvoudigweg de Bhashya genoemd, een van de drie bekende geschriften van Patanjali.
Mahabhautisch
[Verengelst Sanskrietwoord
Bijvoeglijk naamwoord van mahabhuta’s (zie volgende onderwerp), de elementaire beginselen van het heelal.
Mahabhuta’s
(Sanskriet)
Het grote of oorspronkelijke element. De grofstoffelijke of voertuiglijke kosmische elementen in tegenstelling tot de subtiele of oorzakelijke kosmische elementen (tanmatra’s) waaruit de mahabhuta’s zich hebben ontwikkeld. Exoterisch worden er vijf genoemd — aether, vuur, lucht, water en aarde — maar esoterisch gezien zijn er zeven, tien of twaalf. Het is ook een bijvoeglijk naamwoord met de betekenis van grotere, of betrekking hebbend op de grovere elementen.
De mahabhuta’s worden zo genoemd omdat zij het karmische resultaat of de vrucht zijn van het voorafgaande kosmische manvantara, zodat zelfs deze grote kosmische elementen hun evolutionaire loop in het nieuwe kosmische manvantara op precies hetzelfde punt van ontwikkeling beginnen dat zij hadden bereikt toen het eerdere manvantara begon.
De tanmatra’s zijn de innerlijke vitale kosmische beginselen, de oorzakelijke grondslagen, die de mahabhuta’s voortbrengen. Het onderscheid ertussen kan worden waargenomen door een analogie te zien in de menselijke constitutie: het verschil tussen waarneming als een vermogen of een kracht en een orgaan dat het zintuig is als het voertuig van dat vermogen om waar te nemen. De vijf zintuigen die tot nu toe in een mens zijn ontwikkeld — horen, zien, voelen, proeven en ruiken — hebben de vijf organen daarvoor in de loop van de tijd door evolutie gevormd. Op dezelfde manier corresponderen de tanmatra’s op kosmische schaal met het waarnemen binnen de menselijke constitutie, terwijl de mahabhuta’s overeenkomen met de organen van de zintuigen in het menselijk lichaam.
Mahabuddhi
(Sanskriet)
Grote buddhi of bewustzijn, synoniem van mahat (kosmisch denkvermogen of intelligentie).
Mahachaitanya
(Sanskriet)
Het levende bewustzijn of de levende intelligentie van het heelal of van de hele natuur. Daiviprakriti is, strikt genomen, het mahachaitanya
van de gehele kosmos, de ene energie of de enige kracht waaruit alle manifestaties van kracht voortkomen
Deze ene energie of kracht is in essentie en van zichzelf bewust en intelligent.
Mahaguru
(Sanskriet)
De grote leraar. Een naam van de grote inwijder of bewustmaker van de geestelijke natuur in de mens, ook genoemd het Grote Wezen of de Grote Opoffering.
Het (...) ‘
Onder de rechtstreekse, stille leiding van deze
Mahajvala
(Sanskriet)
Grote vlam. De naam van een van de hellen van de filosofie van de hindoes.
Mahakala
(Sanskriet)
Grote tijd. Een bijnaam van Śiva als de vernietiger en van Vishṇu als de behouder.
Mahakalpa
(Sanskriet)
Grote eeuw. Levensduur van Brahmā die bestaat uit 100 goddelijke jaren wat gelijk is aan 311.040.000.000.000 jaar. Het is het tijdperk tussen het begin en het einde van een volledig zonnemanvantara — de levensduur van ons zonnestelsel.
Mahākāśa
(Sanskriet)
Groot ākāśa. Eindeloze ruimte, het zevende universele beginsel. Hetzelfde als pradhana of zelfs mulaprakriti, dat wordt beschreven als de grenzeloze ruimte of moederschoot van alles dat is en dat in verbinding staat met het centrale punt of Brahman, de kosmische bron van alles.
Mahāmanvantara
(Sanskriet)
Een grote cyclus van kosmische manifestatie en activiteit. Kosmische manifestatie en activiteit van een heelal, zonnestelsel of planeet. Het mahamanvantara van een zonnestelsel of Leven van Brahmā duurt 311.040.000.000.000 aardse jaren. Een mahamanvantara van de aardketen is een Dag van Brahmā of een periode van zeven ronden van de planeetketen. We hebben ruwweg iets meer dan de helft van ons planetaire mahamanvantara achter ons liggen, en bovendien zijn 50 Jaren van Brahmā (de helft van het Leven van Brahma) aan dat verleden toegevoegd. We hebben dus de eerste Goddelijke Dag van de eerste Goddelijke Maand van de opgaande cyclus van de tweede kosmische periode van vijftig Goddelijke Jaren van het kosmische mahamanvantara bereikt. De dag na het mahamanvantara is de Dag-Wees-Met-Ons of de christelijke Dag van het Oordeel. Dan zullen alle individualiteiten zijn opgegaan in één, terwijl toch ieder individu de essentiële of intrinsieke kennis van zichzelf heeft behouden. Maar tegen die tijd zal wat voor ons nu onbewustzijn is of het onbewuste, absoluut bewustzijn zijn.
Mahamara
(Sanskriet)
De grote vernietiger. De koning van de māra’s (verleidingen) en vaak ook de Grote Vanger genoemd.
Hij wordt voorgesteld als een koning met een kroon waarin een edelsteen met zo’n glans schittert dat zij die ernaar kijken erdoor worden verblind. Deze glans verwijst natuurlijk naar de aantrekkingskracht die ondeugd op sommige mensen heeft. (Stem 75)
Het is door de kracht van maya of verleidende illusie dat mahamara of de verschillende mara’s hun macht bezitten over bewuste wezens.
Mahamaya
(Sanskriet)
De grote illusie. Het gemanifesteerde heelal in zijn geheel.
De esoterische filosofie, die een
Het geloof in de afgescheidenheid van het heelal en alles wat erin is, van het absolute goddelijke Al is een van de grootste misleidingen van mahāmāyā.
Mahapralaya
(Sanskriet)
De grote ontbinding of het grote uiteenvallen. Soms gebruikt voor een planetair pralaya (bhaumika of naimittikapralaya) maar bijna altijd gebruikt voor een pralaya van het zonnestelsel (saurya of brahmāpralaya). Tijdens een mahapralaya of brahmapralaya zullen niet alleen stoffelijke en psychische lichamen worden teruggebracht tot hun oorspronkelijke beginselen maar zelfs de spirituele ego’s: de mensheden van het verleden, heden en de toekomst, net zoals alle andere entiteiten en dingen, zullen vrij zijn om hun eigen goddelijke essenties binnen te gaan. Alles zal dan opnieuw naar binnen zijn gegaan in de Grote Adem en zijn opgegaan in Brahman of de goddelijke eenheid om daar te verblijven tot het mahapralaya op zijn einde loopt en een mahamanvantara een cyclus van kosmische evolutie begint.
Mahāpurusha
(Sanskriet)
De allerhoogste geest van het heelal, paramatman of Brahman. Ook een naam van Vishṇu.
Mahārāja’s
(Sanskriet) Meervoud van
Grote koningen. In de literatuur van de hindoes worden de vier maharaja’s de bestuurders en beschermers van de vier windstreken van de aarde genoemd — het noorden, zuiden, oosten en westen — omdat zij de mystieke bestuurders en beschermers van de kosmische ruimte van ons zonnestelsel zijn.
In Egyptische tempels was het het bontgekleurde gordijn dat de heilige ruimte scheidde van de plaats van de bijeenkomst, gedrapeerd over de vijf pilaren die onze vijf zintuigen symboliseren en de vijf wortelrassen, terwijl de vier kleuren van het gordijn de vier hoofdpunten en de vier tot op dat moment ontwikkelde kosmisch-aardse elementen voorstelden. Door deze verdeling in groepen werd onder andere uitgedrukt dat wij door de vier hoge bestuurders van de vier kosmische gebieden met onze vijf zintuigen bewust zouden worden van de verborgen waarheden van de natuur. Dezelfde mystieke symboliek kan worden teruggevonden in het tabernakel en de vierkante binnenplaats die door Mozes in de wildernis werd voorbereid
in de grotten van de zoroastriërs, in de in de rotsen uitgehouwen tempels van India en in alle heilige vierkante gebouwen uit de oudheid die tot nu toe zijn blijven bestaan. Dit wordt afdoende aangetoond door Layard, die de vier hemelstreken en de vier oorspronkelijke elementen in de religie van elk land terugvindt in de vorm van vierkante obelisken, de vier zijden van de piramiden. Van deze elementen en hun hemelstreken waren de vier maharaja’s de bestuurders en de leiders. (SD 1:126)
De vier maharaja’s corresponderen met de cherubijnen, serafijnen, de gevleugelde bollen, de vurige of gevleugelde wielen, de gandharva’s (lieflijke zangers), asura’s, kinnara’s en hemelse naga’s. In het Chinese boeddhisme worden de maharaja’s de vier verborgen draken van wijsheid genoemd: de bestuurder van het noorden wordt de zwarte krijger genoemd, die van het oosten de witte tijger, van het zuiden de helderrode vogel en die van het westen de blauwe draak.
Er zijn diepzinnige zeer mystieke verschillen die de maharaja’s onderscheiden van de lipika’s. De maharaja’s die zowel de beschermers van de mensheid op aarde zijn als de middelaars van karma, zijn de hoogontwikkelde geestelijke krachten of geïndividualiseerde kosmische wezens die behoren tot de lichtzijde van de universele natuur, tot de hiërarchieën van mededogen, wezens met een ontplooide evolutionaire ontwikkeling die door de bijzondere aard van hun essentie bijna automatisch de beschermers van het licht en van de kosmische orde worden, die de half-intelligente en zogenaamde onintelligente krachten en energieën van de natuur automatisch gehoorzamen.
De lipika’s daarentegen zijn kosmische en geestelijke entiteiten die bijna onderkoningen van de verheven kosmische hiërarch van ons melkwegstelsel genoemd zouden kunnen worden. Om deze reden zijn hun handelingen of werkingen zo duidelijk onpersoonlijk van aard, want zij werken niet zozeer uit een vermogen en bewustzijn dat uitsluitend behoort tot het zonnestelsel maar uit gehoorzaamheid aan belangrijke geestelijke krachten waardoor zij niet anders dan onpartijdige dienaren zijn uit bijna instinctmatige gehoorzaamheid. Zij vertegenwoordigen wat de onpersoonlijke stroom van het kosmische lot genoemd zou kunnen worden.
Maharajika’s
(Sanskriet)
De koninklijken. In de boeddhistische filosofie is het een klasse van goden die de laagste hemel bewonen. Hun aantal wordt wisselend gegeven, bijvoorbeeld 236 of 220.
Maharshi
(Sanskriet) Ook
Een grote wijze of ziener en heeft vooral betekenis voor de tien maharshi’s die de uit het denkvermogen geboren zonen van Prajapati of Svayambhū waren: Marichi, Atri, Angras, Pulastya, Pulaha, Kratu, Prachetas, Vasishtha, Bhrigu en Narada. Zij worden ook de tien (of zeven) prajapati’s genoemd.
Mahāsabhā
(Sanskriet)
De bundel van prachtige (mayavische of illusoire) zaken die Mayasura — de ontwerper van de daitya’s, die bijzonder bedreven was in magie, astronomie en militaire wetenschap — aan de Pandava’s had geschonken.
Mahasaurya
[van Sanskriet
De levensperiode of periode van manifestatie van een zonnestelsel, of zijn dood en uiteenvallen.
Mahasunya
(Sanskriet) Ook
De grote leegte. Wanneer van zijn positieve kant gezien: de grenzeloze ruimte, inclusief alle ruimtes van de ruimte en daarom het heelal en alles dat er in is. Gezien vanuit spirituele en goddelijke standpunten: dat wat voor intelligenties in de lagere rijken de grote Leegte schijnt te zijn. Wanneer beschouwd vanuit een negatief aspect: kosmische illusie (mahāmāyā), omdat het gehele grenzeloze objectieve heelal met al zijn zichtbare en onzichtbare gebieden vanuit het standpunt van het goddelijk-geestelijke, onwerkelijk en een illusie is, dat wil zeggen vergankelijk en tijdelijk, hoewel het een tijdperk kan beslaan dat voor het menselijke begripsvermogen een eeuwigheid lijkt te duren. Dus zowel de positieve als de negatieve betekenissen zijn gebaseerd op het fundamentele idee van de zuivere werkelijkheid van het goddelijk-geestelijke en het onwerkelijke, tijdelijke en vluchtige karakter van alles dat objectief bestaat.
Mahāsura
(Sanskriet)
De grote asura, de Lucifer van de hindoes. Exoterisch wordt Mahasura door sommige Europeanen vertaald als vergelijkbaar met Satan van de christenen, maar esoterisch is hij de Grote Geest. Het woord
Mahat
(Sanskriet)
De grote. Kosmisch denkvermogen of intelligentie, de basis en fundamentele oorzaak van de intelligente werkingen in en van de natuur wanneer die wordt gezien als een organisme. Blavatsky noemde het het eerste product van pradhana, de eerstgeborene van de logos, universeel denkvermogen dat begrensd wordt door manvantarische duur, het kosmische noumenon van de stof, de ene onpersoonlijke architect van het heelal, het grote manvantarische beginsel van intelligentie, de derde logos en het goddelijke denkvermogen in werking.
Eeuwig in zijn essentie en periodiek in zijn manifestaties brengt mahat de ideële plannen en oervoorbeelden van alle wezens en dingen van de gemanifesteerde objectieve en subjectieve wereld samen. In een andere betekenis is het het grote geheel van het dhyani-chohanische leger en daarom de bron van de actieve organische kosmische intelligentie die de werkingen van fohat beheerst en leidt, het is op dezelfde manier de directe bron van de manasaputra’s, een klasse van het dhyani-chohanische leger.
In de filosofie van de brahmanen is mahat de vader-moeder van manas. In de Sankhya-filosofie correspondeert het met kosmisch buddhi of mahabuddhi en wordt de eerste van de zeven prakriti’s of de productieve schepping genoemd, de andere zes zijn ahamkara en de vijf tanmatra’s.
Wanneer een straal van mahat zichzelf tot uitdrukking brengt als het menselijke manas (of zelfs als de manasische eigenschap van de eindige goden), speelt door het omringende maya de kwaliteit van egoïteit of aham-schap een rol. Aldus wordt gezegd dat de grote Levensboom parabrahman als zaad heeft, mahat als zijn stam en ahamkara als zijn spreidende takken.
Mahat
(Sanskriet)
De eerste van zeven scheppingen of emanaties, de oorspronkelijke zelfevolutie van dat wat gemanifesteerd moest worden als kosmisch mahat, het universele denkvermogen of oneindig intellect — de collectieve massa en het geheel van geestelijke intelligenties als Brahmā, de manu’s, de dhyani-chohans enz. De Purāṇa’s noemen de andere zes scheppingen als 2) bhutasarga, 3) indriya of aindriyaka, 4) mukhya, 5) tairyagyonya of tiryaksrota’s, 6) urdhvasrota’s, en 7) arvaksrota’s.
Mahātma
(Sanskriet)
Grote ziel of zelf. Relatief volmaakte mensen, ook leraren genoemd, oudere broeders, Meesters, wijzen, zieners enz. Zij zijn mensen die door zelfgeleide evolutie en een geestelijk streven gedurende vele levens, een verheven geestelijke en intellectuele toestand hebben bereikt. Zij zijn evolutionair verder gevorderd dat het gros van de mensen en bezitten grote kennis en vermogens, maar hun taak bestaat vooral uit het onderrichten en beschermen van de mensheid. Uit deze groep van gevorderde mensen, die al heeft bestaan vanaf de mens zijn zelfbewustzijn heeft verwezenlijkt, komen de grote leraren en de wijsheid voort die aan de basis liggen van de grote wereldreligies en filosofische en wetenschappelijke stelsels.
In India wordt mahātma gebruikt als een eretitel voor ieder groot of verdienstelijk mens.
Mahatmya
(Sanskriet)
Grootmoedigheid, verheven staat, de goede eigenschappen van elke god of heiligdom. Verwijst ook naar een werk dat een overzicht geeft van de legenden en verdiensten rond elke heilige plaats of heilig voorwerp.
Mahatoruvat
(Sanskriet)
Zo uitgebreid als het kosmische denkvermogen, wat het omringende Grenzeloze of parabrahman omvat.
Mahavansa
(Sanskriet) Ook
Het grote nageslacht. Een Pali-werk van de monnik Mahanama uit de 5de eeuw dat de geschiedenis van het boeddhisme en zijn verspreiding in Sri Lanka behandelt en wordt beschouwd als een gezaghebbend geschiedkundig werk.
Mahavidya
(Sanskriet)
De grote wetenschap, magische kennis ‘die nu is ontaard in tantrika eredienst’ (SD 1:169).
Deze grote esoterische wetenschap is in zijn relatieve volledigheid alleen in het bezit van de hoogste ingewijden, omdat het bijna universele wijsheid beslaat.
Mahavihara
(Sanskriet)
Bewoners van het grote klooster. Een zeer mystieke boeddhistische school van Sri Lanka die was begonnen door Katyayana, volgens de overlevering een leerling van Gautama Boeddha. Een van de drie afdelingen van een van de eerste boeddhistische scholen met de naam Sthavirakaya.
Mahavishṇu
(Sanskriet)
Grote Vishṇu. Een bijnaam van Vishṇu. Bron van de avatara’s van Vishṇu.
Mahayana
(Sanskriet)
Groot voertuig. Een opvallend mystiek stelsel van de noordelijke boeddhistische filosofie en wetenschap waarvan het belangrijkste deel het werk is van Nagarjuna. Van de twee boeddhistische scholen die gewoonlijk worden geclassificeerd als mahayana en hinayana (of theravada), wordt het mahayana als de esoterische en de hinayana als de exoterische kant genoemd. Maar door menselijke zwakte, zijn liefde voor de leer van het oog en het verkeerd begrijpen van de voorgeschreven rituelen en ceremonieën, wordt op de exoterische gedachten en de populaire aspecten van het mahayana de nadruk gelegd, maar zijn diepere, meer mystieke leringen worden voor een belangrijk deel verborgen gehouden en beheerd door ingewijde adepten.
De hinayanaschool is de oudste en ontstond direct na het overlijden van Boeddha, terwijl het mahayana van een latere datum stamt. Toch zijn de leringen van het mahayana heel oud en beide scholen onderwijzen in werkelijkheid dezelfde leer. Diverse scholen onderwijzen het mahayana en variëren alleen min of meer voor wat betreft hun interpretatie van de fundamentele ideeën die al deze lagere scholen niettemin accepteren.
Mahayana
(Sanskriet)
Vaak vertaald als ‘Het ontwaken van het geloof in het mahāyāna’ maar dit geeft de betekenis van het oorspronkelijke Sanskriet onvoldoende weer. Śrāddha betekent zekerheid of vertrouwen, gebaseerd op het ontvouwen van innerlijke ervaringen, waarvan het bewijs zowel binnen als buiten het zelf ligt, wat hier duidt op een voortgaand proces van innerlijke ontplooiing, welke betekenis totaal ontbreekt in het woord ‘geloof’ (BvhO 51n).
Mahayana-sutra
(Sanskriet)
Geschriften die de boeddhistische leringen behandelen zoals zij oorspronkelijk werden bekendgemaakt door Nagarjuna.
Mahayogin
(Sanskriet)
Een grote yogī of asceet. Een bijzondere bijnaam van Śiva, hoewel die ook aan andere hindoegoden is gegeven.
Mahayuga
(Sanskriet)
Grote eeuw, soms chaturyuga genoemd*. In hindoewerken het duizendste deel van een kalpa of Dag van Brahmā. Het totaal van een reeks van vier yuga’s — satya of kṛitayuga, tetrāyuga, dwaparayuga en kaliyuga — die samen één mahayuga of een tijdperk van 4.320.000 aardse jaren vormen. 71 mahayuga’s vallen onder het bestuur van een manu [mensheid], ofwel 306.720.000 jaar. Wanneer we het bestuur van één manu nemen, of een manvantara, en dat vermenigvuldigen met 14 (wat staat voor de 14 manu’s die in één kalpa bestaan) levert dat 4.294.080.000 jaar op. Aan dit getal zouden de sandhya’s (ochtendschemeringen) en sandhyansa’s (avondschemeringen) moeten worden toegevoegd — 25.920.000 (er is één ochtend- en avondschemering tussen elke manu) en dat levert in totaal 4.320.000.000 jaar op, of een Dag van Brahmā, wat een kalpa is of 1.000 mahayuga’s.
Zoals het in de theosofie wordt gebruikt gaat elke levensgolf op zijn weg door de bollen van een planeetketen, van de eerste bol tot de laatste, door een reeks van zeven kleinere yuga’s of wortelrassen op elk van de zeven gemanifesteerde bollen van de planeetketen. Deze cylus omvat 4.320.000.000 jaar. Een mahayuga staat vaak voor perioden die kleiner zijn dan die van de grote cyclus of ketenronde waarnaar hierboven is gewezen. Bijvoorbeeld, de cyclus van de zeven wortelrassen die de doorgang van de levensgolf door elk van de bollen vormt, wordt ook vaak een mahayuga genoemd.
*OV: Voor chaturyuga (vier yuga’s) zie
Mahesvara
(Sanskriet)
De grote Heer, een bijnaam van Śiva.
De geest in het lichaam wordt