Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Maryada

(San­skriet) Maryādā

Een limiet, grens, lijn, begrenzing. Wat breder getrokken: de betekenis of het doel van een in essentie morele wet, waaronder ook ethische of aanvaarde gebruiken of regels vallen en zo staat voor dat wat juist is.

Mash-mak

Zou door de Atlantiërs van het vierde wortelras zijn gebruikt voor de grote machtige kracht van de sterren, die Bulwer Lytton in een van de aardse vormen de Vril noemde.

Wanneer deze trillingskracht vanuit een agniratha*, bevestigd aan een luchtschip of ballon, volgens de voorschriften in de Ashtar Vidyā wordt gericht op een leger, verteert zij even gemakkelijk 100.000 manschappen en olifanten tot as als een dode rat. Zij wordt in het Vishṇu Purāna, in het Rāmāyana en andere boeken allegorisch voorgesteld in de fabel van de wijze Kapila; zijn blik veranderde de 60.000 zonen van koning Sagara in een berg as. In de esoterische boeken wordt deze blik verklaard en Kapilāksha — het ‘oog van Kapila’ — genoemd. (SD 1:563)

*De vertalers van De geheime leer voegen eraan toe: Agniratha = ‘vurig voertuig’, volgens HPB in haar Theosophical Glossary, Londen 1892.

Masorah

(Hebreeuws) Ook MasorethMassōrāh, Massōreth

Afdeling, afgescheiden deel, regeling, wat gebaseerd zou zijn op overlevering. Gebruikt voor een Palestijnse school van rabbijnen die zijn bloeiperiode kende aan het begin van de christelijke jaartelling.

Wetenschappers verschillen van mening over de juiste datum waarop men bezig was met het voortzetten van de geaccepteerde traditionele methode van het stemhebbend maken, dat wil zeggen dat men ervoor zorgde dat de Hebreeuwse manuscripten van de Bijbel zonder klinkers konden worden uitgesproken door middel van ‘punten’ of ‘stippen,’ maar beschouwen de 7de eeuw als de periode waarin de teksten werden afgerond. Door deze aanpassing waardoor klinkerloze Hebreeuwse teksten konden worden uitgesproken waren de rabbijnen in staat vrijwel elke interpretatie aan die teksten te geven die zij maar wensten.

Zie ook volgende artikel over Masoretische Punten

Masoretische punten of klinkers

Een systeem dat door het College van Massoreten werd aangenomen waarbij bepaalde tekens werden aangebracht aan de klinkerloze letters van de Hebreeuwse handschriften, waardoor klinkers ontstonden en waarmee de verdeling van de medeklinkers in woorden kon worden aangegeven — vandaar de term massorah — waardoor de lezer in staat is de veronderstelde juiste betekenis, uitspraak en intonatie te geven aan de teksten wanneer die bijvoorbeeld hardop worden gelezen in de synagoge, of elders. Het Hebreeuws werd oorspronkelijk zonder enige ruimte tussen de woorden geschreven en riep uiteraard om een of ander systeem van verdeling, of door het stemhebbend maken van een reeks van medeklinkers, en zo ontstond het gebruik van massoretische punten of klinkers.

De tekens die aangeven dat het een klinker betreft, bestaan voor het belangrijkste deel uit puntjes en streepjes, gewoonlijk punten genoemd en het plaatsen van deze stippen en punten werd stippelen genoemd. Deze methode van stippelen werd ontwikkeld in de scholen van Palestina. Sommigen beweren dat het werk hoofdzakelijk door de rabbijnen van de School van Tiberias werd uitgevoerd. In Babylon werd een ander systeem gebruikt wat meer verschilde in notatie dan in uitspraak.

Voor een voorbeeld van de methode van het gebruik van verschillende klinkers voor dezelfde Hebreeuwse medeklinkers, zie Bere’Shith

Mastaba

(Arabisch) [van maṣṭaba, stenen bank]

Een laag en langwerpig oud Egyptisch bouwwerk, met schuine zijkanten en een platte bovenkant, dat werd gebruikt als een rouwcentrum of kapel en plaats om offers achter te laten. Het bedekte een schacht en tunnel die naar de grafkamer met de mummie leidden.

Deze graven van de ouden hadden een symbolische betekenis, net zoals de rest van hun heilige bouwwerken ... en wijst meteen op de zevenvoudige indeling van de mens. Bij de dood voelde men grote eerbied voor de opbouw van de natuur, zo was de mastaba met zijn afbeeldingen van het dagelijks leven op de muren geschilderd, de tafel met offers voor de larvae (de schim of het ‘linga-sarira’), een aandenken voor de twee beginselen én het Leven dat was vertrokken, die samen een lager trio op aarde vormden. De put, de gang, de grafkamers en de mummie in de sarcofaag, waren de tastbare symbolen die werden gevormd voor de twee vergankelijke ‘beginselen,’ het persoonlijke denkvermogen en kama en de drie onvergankelijke beginselen, de hogere triade, die nu zijn opgegaan in één. Deze ‘Ene’ was de geest van de gezegende die nu rust in de gelukzalige kring van Aanroo. (TG 209)

Tijdens de regeerperiode van Userkaf en Men-kau-Heru (5de dynastie) stond er bovenop de mastaba een piramide-vormig bouwwerk, dat was neergezet ter ere van Ra.

Matarisvan

(San­skriet) Ook MatariswanMātariśvan [van mātari van mātṛ moeder + de werkwoordstam śvas ademen]

Een naam van Agni, de god van het vuur, of van een goddelijk wezen dat nauw is verbonden met de boodschapper van Vivasvat, die het verborgen vuur naar beneden brengt, naar de Bhrigu’s. Matarisvan is verwant aan de manasaputra’s, brengers van het vuur van het denkvermogen naar de vroege rassen van de mensheid en komt overeen met Prometheus, de vuurbrenger van het oude Griekenland, terwijl de Bhrigu’s — die op die manier intellectueel worden geïnspireerd door de Matarisvan — de ‘salamanders’ waren van de middeleeuwse rozenkruisers en kabbalisten, de intellectuele kinderen van het kosmische intellect zelf, of wat de hindoes de nakomelingen van taijasa-tattva hebben genoemd.

Interessant genoeg wordt de maan vaak mata (moeder) genoemd, of matri, hoewel mata ook een opmeter betekent, naar alle waarschijnlijkheid van tijd.

Mater

(Latijn) Moeder.

Gebruikt in de alchemische categorieën als een van de triade flamma, natura, mater, wat correspondeert met zwavel, kwik en zout, of met geest, water en bloed. Ook gebruikt in combinatie met andere namen, met de betekenis van moeder.

Mater terra

(Latijn) Moeder aarde.

Gebruikt voor een achtste planeet na de zeven grote planeten of goden (SD 2:393). De aarde werd moeder (mater) genoemd omdat zij de alles voedende en alles voortbrengende vrouwelijke ouder was, die geboorte gaf aan haar kinderen en die onderhield en voedde. Mystiek gezien verwijst het naar de voortbrengende of vormende kracht die door de aarde heenwerkt en ook naar moeder aarde als de oorsprong van toekomstige hemellichamen — verwijst dus rechtstreeks naar de volgende planeetketen.

Materialisaties

Het aannemen van een objectieve vorm of lichaam door iets met een subjectieve aard.

Dit begrip wordt gebruikt in het moderne spiritisme voor verschijningen die de spiritisten geesten van de doden noemen.

Theosofen aanvaarden het fenomeen van ‘materialisatie’ maar verwerpen de theorie dat dat wordt gedaan door ‘geesten,’ dat wil zeggen de onsterfelijke beginselen van ontlichaamde personen. (TG 209)

De post-mortem scheiding van de zeven beginselen van de mens zorgt voor de bevrijding van de hogere triade atma-buddhi-manas om die terug te laten keren naar de arupa (vormloze) gebieden van bestaan om die te ervaren. Dan wordt de menselijk-dierlijke ziel — kama-manas — die bestaat uit de droesem of het bezinksel van de zelfzuchtige persoonlijke emoties, verlangens en impulsen, voor een kortere of langere tijd een samenhangende astrale vorm, die zijn passende omgeving in kamaloka vindt. Deze schillen van de doden, maar ook die van de diverse natuurgeesten en andere astrale entiteiten, zijn normaal gesproken onzichtbaar voor ons, zoals wij dat voor hen zijn. Maar, bepaalde omstandigheden of toestanden kunnen hen aantrekken en helpen te verschijnen. Werkelijke materialisaties, hoewel zeldzaam, zijn mogelijk, net zoals de diverse daarop lijkende fenomenale verschijningen, en toch is daarbij geen enkele geest aanwezig, ook al denken de spiritisten dat dat wel zo is.

In grote lijnen zijn deze fenomenen in te delen in drie algemene categorieën:

1) het astrale lichaam van het levende medium maakt zich los en neemt de verschijningsvorm aan van de zogenaamde geest door een of ander onzichtbaar beeld dat al in het astrale licht aanwezig is, of door de gedachten van een of meer van de aanwezigen te weerkaatsen.

2) De astrale schil van een overledene, geheel zonder geest, intellect of geweten, kan zichtbaar en zelfs deels tastbaar worden wanneer de atmosfeer en ether de juiste omstandigheden of condities hebben waarmee het de moleculaire trilling van de schil kan veranderen zodat die kan worden gezien, en

3) een onzichtbare massa van chemisch, magnetisch en elektrisch materiaal dat wordt verzameld uit de omringende atmosfeer, uit het passieve medium en uit de kring. Met dit materiaal maken de astrale entiteiten automatisch een vorm, die zonder uitzondering de afbeelding, vorm of verschijningsvorm van elk gewenst persoon weerspiegelt, of die nu dood of levend is. De astrale entiteiten, waarvan er vele soorten zijn, gebruiken de gedachtebeelden of afbeeldingen die de gedachten en aura’s van de aanwezigen bevolken. Het astrale licht ontvangt, bewaart en weerspiegelt die afbeeldingen of portretten van zowel overledenen als levenden, inderdaad zelfs van alle gebeurtenissen, als de omstandigheden daar geschikt voor zijn. De verwarring en illusie van dit alles kan toenemen door scenes die gerelateerd zijn aan een meervoudige persoonlijkheid van een aanwezig persoon, waarvan het aura als een beeldengalerij of fotoalbum van vorige levens is.

Een compleet andere soort verschijning, hoewel zeldzaam, werkelijk en authentiek, komt voort uit de intense gedachten van iemand die sterft en die aan een ander mens denkt, waarbij hij voor een kort moment objectief zichtbaar wordt voor die ander. Het kan ook te danken zijn aan een intens verlangen om die andere persoon te zien of aan die persoon te verschijnen, of het kan een min of meer automatische projectie van het mayavi-rupa van de stervende zijn. Deze laatste gevallen zijn echter duidelijk anders van kwaliteit dan die waarin een adept bewust zijn vermogens gebruikt om zijn hogere astraal-mentale vorm in zijn mayavi-rupa te projecteren op elke gewenste afstand.

De stralen van het denken hebben dezelfde macht om vormen in de astrale atmosfeer te maken, als stralen zonlicht door een lens. Elke gedachte die met kracht wordt ontwikkeld in het brein schept nolens volens een vorm (BCW 10:224).
 Aangezien kamaloka op het aardse gebied ligt en in graad van stoffelijkheid slechts in de graad van zijn gebied van bewustzijn verschilt, wat de reden is waarom die dan ook is verborgen voor ons normale gezichtsvermogen, is de toevallige verschijning van zulke schillen net zo natuurlijk als die van de elektrische ballen en elk ander atmosferisch fenomeen. Elektriciteit als een fluïde of atomaire stof (want theosofen beweren met Maxwell dat het atomair is), hoewel onzichtbaar, is altijd in de lucht aanwezig en verschijnt in verschillende vormen, maar alleen wanneer er bepaalde omstandigheden zijn om de fluïde te ‘materialiseren’, wanneer het overgaat van zijn eigen gebied naar dat van ons en zichzelf kenbaar maakt. Zo is het ook met de eidola van de doden. Zij zijn hier, om ons heen, maar op een ander gebied en zien ons niet, net zomin als wij hen kunnen zien. Maar wanneer de sterke verlangens van levende mensen en de juiste omstandigheden worden gecreëerd door de abnormale constitutie van een medium, en die worden gecombineerd, worden deze eidola aangetrokken — nee, neergehaald van hun gebied naar dat van ons en zichtbaar gemaakt. Dit is necromantie en het doet de doden geen goed, en nog meer kwaad aan de levenden, buiten het feit dat het de wetten [het werk?] van de natuur verstoort. Die enkele toevallige materialisatie van een ‘astraal lichaam’ of dubbel van levende mensen is iets geheel anders. Deze ‘astralen’ worden vaak aangezien voor de verschijningen van de overledene omdat onze eigen ‘elementaren’ net als kameleons, samen met de ontlichaamde en kosmische elementalen, vaak de vorm van die beelden aannemen die het sterkst in onze gedachten aanwezig zijn. Om een lang verhaal kort te maken, bij de zogenaamde ‘materialisatie’-seances zijn het de aanwezige personen, en het medium, die de bijzondere gelijkenissen van de verschijningen creëren.
 Onafhankelijke ‘verschijningen’ behoren tot een andere soort psychische fenomenen. Materialisaties worden ook ‘vorm-manifestaties’ en ‘portretbeelden’ genoemd. Om die gematerialiseerde vormen geesten te noemen is onjuist want zij zijn geen geesten, maar werkelijk bezielde portretbeelden. (TG 210)

Materialisme

Als een tamelijk bekrompen filosofie staat het voor elke theorie die de feiten van het heelal als voldoende verklaard ziet door het bestaan en de aard van materie.

Een bekende vorm hiervan is dat wat ooit de atomo-mechanische theorie werd genoemd, die alle fenomenen afleidt van de bewegingen van stoffelijke atomen in de ruimte. De filosofische definitie van het materialisme verschilt overeenkomstig de betekenis van het woord materie. Zoals bijvoorbeeld wanneer we de stof begrenzen of beperken door geen enkele fysieke eigenschap, maar er de zevenvoudige prakriti’s of pra­dhana’s van de hindoefilosofen en mystici in zien, de stof wordt dan beschouwd als niets anders dan een naam voor de sluier of schaduw van de geest — als het ware de andere zijde van de geest. Dit onderscheid zorgt ervoor dat het materialisme niets anders is dan een synoniem voor spiritualisme — bijvoorbeeld door de diepzinnige filosofische theorie dat het heelal in zijn geheel is opgebouwd van en uit de substanties en eigenschappen van geest, wat materie wordt in zijn talloze en meervoudige vormen en fasen op de lagere kosmische gebieden. Wat natuurkundigen al die tijd materie hebben genoemd is een dogma dat is afgeleid van de interactie van de zintuigen met het fysieke gebied van prakriti of natuur.

Materie is een van de tweeling-aspecten van het universele leven, voor eeuwig tezamen bestaand met geest en is werkelijk de sluier van geest of zijn voertuig, en dus aanwezig op elk gebied van manifestatie, van het hoogste tot het laagste. Wanneer de Ene van een heelal is gemanifesteerd wordt die gezien als een deel of eenheid, het wordt de Eerste of Ongemanifesteerde logos genoemd. Wanneer die wordt beschouwd als een dualiteit wordt die de gemanifesteerde-ongemanifesteerde of tweede logos genoemd, en is dan geest-stof of leven, geest is de positieve pool en stof zijn negatieve. Materie is overal het voertuig van de geest en in materie zijn de eigenschappen aanwezig die de geest erin tot uitdrukking brengen. Vandaar dat het materialisme in deze betekenis de complete theosofische filosofie zou beschrijven.

De geschiedenis van de filosofie laat een rivaliteit tussen scholen zien waarin het materialisme zich afzet tegen idealisme, maar al deze rivaliserende scholen vonden hun oorsprong buiten de Mysteriën van het heiligdom, hoewel veel, zo niet al die scholen, alle essentiële elementen van occulte waarheden bezitten. De poging om de ideeën van geest en stof, van verstand en lichaam, van noumenon en fenomenon, absoluut te scheiden mondt uit in zinloosheid en verwarring, een zuiver ideale wereld is net zo onwerkelijk als een zuiver stoffelijke.

Het materialisme staat in het algemeen echter voor een mentaliteit die het gevoelsleven, samen met zijn gepaste vormen van intellectualisme, verheerlijkt tot het summum bonum en streeft naar het bedenken van een filosofie die zo’n houding zal rechtvaardigen. Het is een houding ten opzichte van het leven die bestaat uit een mentale en emotionele gehechtheid aan uiterlijke zaken, aan de zintuigen en aan het redeneren op basis van zintuiglijke waarnemingen, en een overeenkomstige verwaarlozing en ontkenning van werkelijke waarden. Deze vorm van materialisme ondermijnt elke moraal door het aangeboren morele gevoel als uitgangspunt voor het gedrag te vervangen door eigenbelang of opportunisme. Het plaatst een misleidende macht in handen van de mens terwijl op hetzelfde moment zijn allesdoordringende onderscheidingsvermogen van de waarheid wordt afgenomen. En als hij onder deze illusie leeft, verliest hij ook zijn mogelijkheden om de krachten van de natuur op de juiste manier te gebruiken.

Materie

In de ruimste betekenis van het woord is het de negatieve pool van het universele leven wanneer dat leven wordt gezien als een dualiteit.

De gemanifesteerde Ene of Een, beschouwd als een eenheid, wordt de gemanifesteerde logos genoemd, en als een duade wordt het geest/stof of leven. De stof bestaat dus eeuwig samen met de geest en vormt het voertuiglijke of passieve aspect van elk gebied. Het is gelijk aan prakriti (of sakti, maya of pra­dhana) en net zoals er zeven, tien of twaalf prakriti’s zijn, zijn er zeven, tien of twaalf vormen van materie: de wortel-essentie van al die reeksen is wat de hindoes mula­pra­kriti (wortel-natuur) noemen. Op dezelfde manier kan de stof ook worden beschreven als het misleidende geheel van sluiers dat de fundamentele essentie van het heelal omhult.

De wetenschappelijke leringen met betrekking tot materie zijn het resultaat van de interactie van onze zintuigen met het gebied van de stof, van prakriti. Vroeger werd het gezien als iets dat onafhankelijk bestaat, los van de waarnemer, zijn misleidende aard wordt nu echter beter herkend. Om materie in een algemene zin te kunnen zien moet het denken worden verlicht van de bekende opvattingen ten aanzien van een ruimte met dimensies, van weerstand, massa, volume enz. — het zijn eigenschappen die typisch zijn voor het gewone bewustzijnsgebied, maar die we geneigd zijn onbewust over te brengen naar onze ideeën van andere soorten materie. We kunnen spreken over alles dat met gedachtes te maken heeft [mind-stuff] als het toneel van mentale activiteit dat het voertuig is voor gedachtekracht, maar dit zouden we dan misschien hooguit kunnen zien als een zeldzaam soort ... gas? Ruwheid, inertie en onbeweeglijkheid zijn eerder eigenschappen van het stoffelijke gebied dan van de materie zelf. En toch heeft dit woord ‘materie’ de betekenis gekregen van ruwheid, dierlijkheid en materialisme hoewel het slechts de schaduw of sluier is van de kosmische geest, geconcretiseerde geest of geest die zich manifesteert als de vele soorten vormen op de gebieden van het heelal.

Matha

(San­skriet) Maṭha

Een plaats van onderwijs of lering en training, vooral voor jonge brahmanen en soms ook een tempel. Ook een hut of landhuisje, vooral van een asceet, als een basis voor mystieke oefening.

Mathadhipati

(San­skriet) Maṭhādhipati [van maṭha een plaats van onderwijs of lering of training + adhi­pati hoofd of heerser]

Het hoofd of de baas van een centrum van mystieke instructie en training, daarom ook het hoofd van een school.

Mathura

(San­skriet) Mathurā

De geboorteplaats van Kṛishṇa in de provincie Agra op de rechteroever van de Yamuna-rivier.

Matra

(San­skriet) Mātra [van de werkwoordstam meten] vrouwelijk: mātrā.

Een meting van welke soort ook, een hoeveelheid, een optelsom, dimensies, duur, enz.; ook een tijdseenheid, dus ook een fractie. Subba Row gebruikt het in relatie tot de vier graden van pranava en ziet een overeenkomst met de vier gebieden van het gemanifesteerde zonnestelsel.

Matripadma

(San­skriet) Mātṛpadma [van matṛ moeder + padma lotus]

Moeder-lotus. Het ei of de moederschoot van het heelal dat nog moet komen:

De matripadma was nog niet gezwollen. Haar hart had zich nog niet geopend zodat de ene straal kon binnengaan.(SD 1:28)
 Een van de symbolen voor de tweevoudige scheppingskracht in de Natuur (stof en kracht op het stoffelijke gebied) is padma, de waterlelie van India. De lotus is het product van warmte (vuur) en water (damp of ether); immers in ieder filosofisch en religieus stelsel vertegenwoordigt vuur de geest van de godheid, het werkzame, mannelijke, voortbrengende beginsel; en ether, of de ziel van de stof, het licht van het vuur, vertegenwoordigt het passieve vrouwelijke beginsel, waaruit alles in dit Heelal te voorschijn kwam. Vandaar dat ether of water de moeder is, en vuur de vader. (SD 1:57)

Matri’s

(San­skriet) Mātṛ’s

De goddelijke moeders of verpersoonlijkte geestelijke energieën van de goden van de beginselen van het hindoepantheon. Er zouden er zeven, tien of twaalf van zijn, en zij hebben dezelfde relatie, ieder met haar eigen respectievelijke partner of god, zoals prakriti die heeft met Brahmā, pra­dhana met Brahman en op een ontzettend veel grotere schaal als mula­pra­kriti met parabrahman. Zij zijn de respectievelijke baarmoeders van wezens die de kosmogonische hiërarchieën geboren laten worden of uit laten stromen. Wanneer deze matri’s in lagere gevallen naar analogie worden genoemd komen hun werkingen en attributen overeen met het kosmische bewustzijn. De śakti’s zijn de personificaties of analoge reproducties van de matri’s op de lagere gebieden van het zijn.

Matronitha’

(Aramees) Maṭrōnīthā’

De matrone (getrouwde dame). Een kabbalistisch begrip, soms gerelateerd aan de tiende sefira, Malchuth of Matrona’ (de moeder, de koningin). Zij zal met de koning worden herenigd na de vernieuwing op de dag van de Sabbat — wat plaats zal vinden in het zevende ras van de zevende ronde (SD 1:240). In de Zohar wordt Matronitha’ ook gezien als de vrouwelijke contactpersoon tussen God en mens.

Matsya Purāṇa

(San­skriet) Matsya Purāṇa

Een van de 18 belangrijkste hindoe Purāṇa’s, waarvan wordt gezegd dat die door Vishṇu zijn doorgegeven aan de zevende manu, Vaivasvata, in de vorm van een vis (matsya). Deze Purāṇa bestaat uit meer dan 14.000 sloka’s, maar veel hoofdstukken zijn herhalingen van de Vishṇu- en Padma-Purāṇa’s en veel van het materiaal is overgenomen uit het Mahābhārata.

‘Mijn vrouw en mijn schoonmoeder’ van de Amerikaanse illustrator William Ely Hill. De tekening laat ofwel een jonge of een bejaarde vrouw zien, afhankelijk van hoe je ernaar kijkt.

Maya

(San­skriet) Māyā [van de werkwoordstam meten, vormen]

Illusie, het niet-eeuwige. Voor de brahmanen betekent maya de vorming van ideeën door het denken op basis van innerlijke en uiterlijke indrukken wanneer dat het heelal probeert te begrijpen. Hoewel de buitenwereld bestaat — anders zou het geen illusie kunnen zijn — hebben we geen helder zicht op wat die werkelijk is en wat ons denken en onze zintuigen ons laten zien. Een populair voorbeeld van de Vedānta is dat waarin een mens in de schemering een opgerold touw op de grond ziet liggen en wegspringt omdat hij denkt dat het een slang is. Het touw is er wel maar er is geen slang.

Maya betekent dus dat ons denken wordt verblind en misleid door onze eigen vooropgezette meningen en onvolmaaktheden en daarom zien we de wereld niet zoals die is.

Maya of illusie is een element dat bij alle eindige dingen optreedt, want alles wat bestaat heeft alleen maar een relatieve en geen absolute werkelijkheid, omdat de vorm waarin het verborgen noumenon voor een waarnemer verschijnt, afhangt van zijn waarnemingsvermogen. ... Niets is blijvend, behalve het ene verborgen absolute bestaan dat in zichzelf de noumena van alle werkelijkheden bevat. De bestaansvormen die tot ieder gebied van het zijn behoren, tot de hoogste Dhyan-Chohan toe, hebben tot op zekere hoogte iets van schaduwen, die door een toverlantaarn op een kleurloos scherm worden geworpen; toch zijn alle dingen betrekkelijk reëel, want ook de waarnemer is een weerspiegeling, en de waargenomen dingen zijn daarom voor hem even werkelijk als hijzelf. De werkelijkheid die de dingen misschien bezitten, moet men erin zoeken vóór of nadat zij als een flits door de stoffelijke wereld zijn heengegaan; maar wij kunnen zo’n bestaan niet rechtstreeks waarnemen zolang wij waarnemingsinstrumenten hebben die slechts het stoffelijke bestaan binnen het bereik van ons bewustzijn brengen. Op welk gebied ons bewustzijn ook werkzaam is, zowel wij als de dingen die tot dat gebied behoren, zijn voor dat moment onze enige werkelijkheden. Naarmate wij een hogere trap van ontwikkeling bereiken, bemerken wij dat we tijdens de stadia die we hebben doorlopen schaduwen voor werkelijkheden hebben aangezien. Het omhoogklimmen van het ego is een reeks steeds verdergaande bewustwordingen, waarbij iedere vordering de gedachte meebrengt dat we nu eindelijk de ‘werkelijkheid’ hebben bereikt. Wij zullen echter pas vrij zijn van de door maya voortgebrachte waanvoorstellingen, wanneer wij het absolute Bewustzijn hebben bereikt en het onze daarin hebben laten opgaan. (SD 1:39-40)

Hoewel maya soms wordt gebruikt als een ander woord voor avidya, kan dit woord eigenlijk alleen worden gebruikt voor prakriti dat is gedoemd te verdwijnen op het moment van pralaya. Het is dus prakriti en zijn voortbrengselen of veranderingen (vikara’s) die — door te reageren op de activiteiten van het bewustzijn van een waarnemer — die waarnemer in de boeien van de misleiding slaat, waarvan die zichzelf moet zien te bevrijden om los te komen van het maya waarmee hij is omhuld.

Zoals miljarden heldere vonken dansen op het wateroppervlak van een oceaan, waarboven een en dezelfde maan schijnt, zo fonkelen en dansen onze vergankelijke persoonlijkheden — de bedrieglijke omhulsels van het onsterfelijke MONADE-EGO — op de golven van maya. Evenals de duizenden vonken, voortgebracht door de stralen van de maan, duren en verschijnen zij slechts zolang de koningin van de nacht haar glans uitstraalt over de stromende wateren van het leven: het tijdperk van een manvantara. Dan verdwijnen ze; alleen de stralen — symbolen van onze eeu­wi­ge geestelijke ego’s — leven voort, weer opgegaan in en één met de moederbron, zoals tevoren. (SD 1:237)

Zie ook Hypnose

Matsya-avatara

(San­skriet) Matsya-avatāra

De vis-avatara. Een afdaling van Vishṇu, de kosmische voeder van het leven, in de vorm van een vis — mystiek, niet fysiek — om koning Satyavrata en bepaalde rishi’s voor de vloed in veiligheid te brengen, zodat de zaden van het hiërarchische leven niet op aarde zouden vergaan. De Matsya-Purāṇa geeft een goede beschrijving van deze incarnatie.

Eén interpretatie van deze allegorie is dat Vishṇu op zo’n manier verschijnt op het moment van een grote overstroming voor het behoud van de sishta’s — de prachtige bloemen van alle levende dingen en hun respectievelijke hiërarchische klassen, die aldus van eeuw tot eeuw bewaard blijven als zaden van leven. De bijbelse Noach, de Babylonische Oannes en de Chaldeeuwse Dagon zijn vertegenwoordigers van dezelfde kosmische en menselijke gebeurtenis.

Het schip of de ark waarmee Vaivasvata-manu, de rishi’s en alle zaden van levende dingen werden gered, is een nog veel verder weg in het verleden liggende kosmische gebeurtenis en een feitelijke kosmogonische geschiedenis, het symbool van de maan. In een andere niet meer dan menselijke interpretatie maar net zo juist, is het schip dat alles droeg, of de ark, een metafoor voor de baarmoeder.

Mayamoha

(San­skriet) Māyāmoha

Vergiftiging door illusie. Volgens het Vishṇu-Purāṇa was het de vorm die Vishṇu aannam om de ascetische daitya’s te misleiden omdat zij te heilig werden door hun strenge levenswijze en daardoor een te grote macht kregen.

Mayasabha

(San­skriet) Māyāsabhā [van māyā illusie + sabhā samenstelling]

Een samenstel van illusies. Een van de prachtige cadeaus die in het Mahābhārata door Mayasura aan de Pandava’s werd gegeven.

Mayasura

(San­skriet) Māyāsura

De asura die in het Mahābhārata wordt genoemd en die aan de Pandava-broers een cadeau gaf bestaande uit een bundel wonderlijke zaken.

Mayavi-rupa

(San­skriet) Māyāvi-rūpa [van māyāvin illusoir, van māyā illusie + rūpa vorm]

Illusoir lichaam of gedachtelichaam, een hogere astraal-mentale vorm. Het mayavi-rupa is de projectie van gedachte-bewustzijn-wilskracht naar een plaats die ver weg kan liggen terwijl het lichaam in ‘trance’ is achtergelaten. Het is de gehele mens zonder het sthūla-śarīra (stoffelijk lichaam), het liṅgaśarīra (het astrale of modellichaam) en prana. Deze projectie kan elke vorm aannemen die de adept wenst en wordt illusoir genoemd omdat wanneer het zijn taak heeft vervuld, wordt teruggetrokken en verdwijnt. Het is een synoniem van de proteïsche ziel, de middeleeuwse Duitse Doppelgänger en het Ti­be­taanse hpho-wa.

Mayavi

(San­skriet) Ook MayavinMāyāvin [van māyā illusie]

Illusoir. Vaak vervoegd gebruikt als mayavisch.

Mazdeïsch

(Perzisch) Ook Mazdeïsme [van Mazda schenker van intellect of kennis]

Gebruikt voor de oude religie van de Iraniërs en voor de geschriften van de zoroastriërs, die tegenwoordig worden vertegenwoordigd door de parsi’s. De eerste volgelingen van het zoroastrisme noemden zichzelf in hun verslagen Airyavo danghavo (Arische rassen). Tegenwoordig noemen de parsi’s zichzelf mazdianen, mazdeïsten of Mazda-Yasna, wat staat voor de verering van het intellect en verwijst naar al die mensen die geloven in de heerschappij van het licht over de duisternis. Vanaf het moment van de vernieuwing van het zoroastrisme in de tijd van de Sassaniden werd deze term met dezelfde betekenis gebruikt naast die van het zoroastrisme.

Mazzaroth

(Hebreeuws) Mazzārōth [Mogelijk van de werkwoordstam nāzar wijden aan]

De gewijde of heilige. De twaalf sterrenbeelden van de dierenriem. De meer algemene vorm van het woord is mazzālōth [van nāzal vloeien, distilleren, lopen] wat verwijst naar het universele geloof dat de hemellichamen invloeden distilleren of uit laten stromen die de aarde en alle wezens erop raken.

Meborach

(Hebreeuws) Ook MeborakhMĕborākh [van bārakh zegenen]

De heilige, de gezegende. Een deelwoord dat in het algemeen wordt gebruikt als een eerbiedige titel of naam van de godheid.

Medha

(San­skriet) Medhā

Intelligentie, kracht, vitaliteit. Een talent of bekwaamheid, verbonden aan de ideeën die zijn opgedaan door intellectuele activiteit.

Medhatithi

(San­skriet) Medhātithi [van medhā wijsheid, intelligentie + atithi gast]

De gast van wijsheid of intelligentie. De naam van de uitblinker op juridisch gebied en toelichter van de Wetten van Manu.

Medini

(San­skriet) Medinī [van medas vet, merg]

De aarde. Zo genoemd vanwege zijn legendarische ontstaan uit het merg en vet van twee demonen die tevoorschijn sprongen uit het oor van de slapende Vishṇu. Voordat zij de kans kregen Brahmā te doden werd Vishṇu wakker en doodde hen. Hun lichamen werden in zee geworpen en dat leverde zoveel vet en merg op dat Narayana dat gebruikte om er de aarde mee te maken. Hier wijst medas — als vet of merg — ook op de opgeslagen rijkdom van het leven of vitaliteit, de schatkamer of bron van vitale kracht.

Meditatie

De poging om het zelfbewuste denkvermogen op te tillen naar het niveau van zijn geestelijke tegenhanger, om manas te verenigen met een straal van buddhi. Het is een positieve houding van het denken, eerder een bewustzijnstoestand dan een systeem of een poos intensief denken. In zijn meer volmaakte vorm komt het overeen met de extase van Plotinus, die hij definieert als ‘de bevrijding van het denken van zijn beperkte bewustzijn, het éénworden en zien van het Grenzeloze.’ Het is een stil gebed in een werkelijke betekenis, het hart verlangt naar omhoog om bevrijd te worden van alle verlangens naar persoonlijk voordeel, maar het denken ziet geen specifiek doel, beide komen samen in een streven omhoog, ‘niet mijn wil, maar uw wil zal geschieden’ (Lucas 22:42). Wanneer de meditatie al aan het begin van de dag wordt beoefend of wanneer we ons terugtrekken om te gaan slapen, neemt dat vaak een vorm aan van een diep en onpersoonlijk nadenken over geestelijke leringen, maar ook van zelfonderzoek, het afstemmen van het denken en het hart op een kalm en onzelfzuchtig denken en voelen, maar ook om in ons bewustzijn te proberen de hoogste idealen van plicht, zuiverheid en waarheid te realiseren en daarmee harmonie en de op één punt gerichte aanpassing aan de hele natuur op te wekken.

Mediteer voortdurend — niets is zo eenvoudig en nuttig. Voor de meeste leerlingen is dat veel beter dan daarvoor een vaste tijd te reserveren: rustig, aanhoudend nadenken over de vragen die men heeft en daarmee doorgaan zelfs als de handen bezig zijn met het dagelijkse werk en het verstand geheel in beslag wordt genomen door andere plichten. Op de achtergrond van het bewustzijn kan toch deze gestage onderstroom van denken aanwezig zijn. Het vormt ook een beschermend schild bij alles wat men doet, want het omringt het lichaam met een uit de diepere lagen van het aurische ei voortgekomen aura ... (BvhO 44)

Medium / Channel

Een medium of ‘channel’ is alles wat maar kan dienen als een intermediair. De term medium wordt echter vooral door spiritisten gebruikt, waarmee dan een mens wordt bedoeld die onder de meestal onzichtbare ‘beheersing’ of ‘controle’ van een of ander wezen zou staan [tegenwoordig ook vaak ‘channeling’ genoemd], die dan als medium fungeert voor het doorgeven van spirituele boodschappen, gevoelens of handelingen. Deze entiteiten die geheel ten onrechte ‘geesten van de doden’ worden genoemd, maken absoluut geen deel uit van de geestelijke natuur van de samengestelde mens. In tegendeel, deze berichten komen van diverse entiteiten uit de astrale wereld die onze stoffelijke wereld omringt en doordringt, net zoals ons astrale modellichaam en aura onze fysieke vorm omhult en doordringt, cel na cel. In onze huidige staat van ontwikkeling handelt het astrale- of modellichaam normaal gesproken alleen als het is verbonden met onze fysieke vorm — wat een natuurlijke bescherming vormt tegen omstandigheden waar wij op dit moment evolutionair gezien nog niet tegen zijn opgewassen.

Het medium is echter vaak iemand die is geboren met een typisch labiele en vaak werkelijk ontwrichte toestand van de elementen van zijn innerlijke constitutie of is bezig dat te ontwikkelen, waardoor hij zo nu en dan lichamelijk én met zijn zenuwgestel dat de innerlijke mens verbindt met de uiterlijke mens, ontregeld functioneert en als gevolg hiervan lijdt aan een psychologische ontwrichting. Dan zal het in trance verkerende, onbewuste medium met een magnetische sympathie open staan voor de stromingen en entiteiten van het astrale licht, vooral die van de niveau’s van kamaloka die zich het dichtst bij de aarde bevinden. Veel van de entiteiten die zich laten zien zijn natuurgeesten of wezens van verschillende soorten, kamische resten, de schillen of schimmen van de doden en elementaren of de smerige astrale resten van overleden en dus ontlichaamde mensen die opmerkelijk grof en slecht hebben geleefd. Die zijn vanwege hun sterke materialistische neigingen en verlangens gedoemd in het astrale gebied te ‘leven’ en vooral deze hebben een gevaarlijke en demoraliserende invloed, vooral op mensen met een zwakke wil of met een mediamiek temperament.

Zonder een lichaam en met een slecht geweten ‘leven’ deze elementaren met hun nog beschikbare energie, bestaande uit aardse hartstochten en verlangens, om met grote gretigheid een levend lichaam in bezit te nemen en te gebruiken, terwijl zij de vitale essentie ervan willen opnemen als zij er psychologisch mee in contact kunnen komen. Zij worden psychomagnetisch naar zulke omstandigheden getrokken die een seance-kamer gewoonlijk te bieden heeft. De fijne of zachte tintelingen van de huid van het medium, die zogenaamd van de vingers van engelen komen, is in werkelijkheid een astrale emanatie van vitaliteit die een atmosfeer of aura vormt voor de belegering door de ‘geest’. Deze sensaties van aanrakingen als de ‘veren van de vleugels van engelen’ zijn als de aurae die vaak voorafgaan aan de spastische epileptische aanvallen als het bleke, koude onbewuste lichaam van de verdreven lijder tijdelijk letterlijk bezeten raakt. Elke keer wanneer het passieve medium wordt overgenomen, raakt zijn wil meer en meer verzwakt, zijn hogere denken vertroebelt en hij zet zijn deur wijd open voor alle vormen van onfrisse astrale invloeden. Het is waar dat psychologisch sensitieven met een zuiver leven en een eerlijk doel eerst die entiteiten aantrekken die behoren tot de hogere kama-lokische niveaus. Maar de fijnste soorten gezichten van de vermeende geesten die zij zien, zijn in het algemeen weerkaatsingen van hun eigen mentale beelden van geliefden, of van hun eigen aangeboren idealen.

De vele soorten astrale elementalen waarmee een verbinding kan worden gelegd en zelfs zij die vriendelijk zijn, zijn uitermate schadelijk, want zij allen maken gebruik van een deel van de levenden voor hun automatische handelingen. Erger nog, de zwarte magiërs die in hun kama-rupa’s in de astrale wereld leven, ook al zijn er relatief weinig van, kunnen blijven bestaan door veelvuldig gebruik te maken van deze natuurgeesten waarmee zij de vitaliteit opslurpen van de levenden, als echte vampiers. De elementaren die spijtig genoeg vastgeplakt zitten aan een denkbeeldig leven door het wegnemen van de levenskracht van het medium en de aanwezigen — zoals helderzienden vaak hebben opgemerkt — maken allemaal nieuw slecht karma, en stevenen af op een laatste geestelijke ramp.

Dit handelen met de doden is niet anders dan necromantie en is erg gevaarlijk en werkt op zijn zachtst gezegd demoraliserend, het is een misdaad die door de wijzen van alle tijden werd veroordeeld en die op subtiele wijze misleidt. Het passieve medium dat door een vreemde astrale entiteit wordt beheerst, is precies de antithese van de hoogontwikkelde menselijke middelaar die zijn geestelijke, intellectuele en psychologische natuur heeft wakkergeroepen en als een bewust kanaal dient voor een inspirerende invloed tussen verheven geestelijke machten en de gewone mens, of tussen de mahātma’s van de Grote Witte Loge en de mens.

Zie ook Mediumschap; Middelaar; Necromantie

Mediumschap / Channel

Dit is normaal gesproken de opvallend passieve toestand of conditie van een individu, veroorzaakt door ‘een ziekte of een overdaad aan zenuwfluïde,’ beide kunnen de normale en gezonde balans van krachten in zijn of haar constitutie verstoren. Wanneer dan de man of vrouw onbewust van zijn of haar natuurlijke zintuigen wordt, verandert hij of zij automatisch in een middelaar voor de diverse psycho-astrale krachten en entiteiten in de astrale wereld, en van deze laatstgenoemden zijn er vele soorten: elementaren, astrale schillen of schimmen, natuurgeesten, en astrale en zelfs fysieke elementalen.

De trance-toestand wordt in het moderne spiritisme gecultiveerd als een middel om geesten als ‘controle’ uit te nodigen en zo bijzondere informatie te verkrijgen. Maar de bijzondere verbinding van de zeven menselijke beginselen voorkomt normaal gesproken, onder andere uit pure noodzaak en zonder mankeren, dat de zuivere geest direct in aanraking komt met de fysieke stof. Voor de integere en gezonde mens is zijn geestelijke natuur — zijn buddhi — hoger, in of verder nog dan zijn hogere denken (hoger manas) en kan alleen maar naar omlaag erdoorheen werken. Het geestelijke maakt geen direct contact noch handelt dat rechtstreeks door het lagere denken en door emoties (kama-manas). Na de dood scheidt de hogere triade (atma-buddhi-manas) zich af van het lagere viertal en stijgt op naar zijn eigen rijken, geheel buiten het bereik van de persoonlijke mens die hij was.

Menselijk mediumschap is een vrijwillige, maar in een toenemende mate onvrijwillige onderwerping aan de lagere gebieden van astrale substantie die, hoewel meer etherisch dan de gewone stof, nog steeds van een grove soort is, krachtiger en gewoonlijk noodlottig of verderfelijk. Het opzoeken van deze astrale rijken zorgt voor een soort astrale vergiftiging, voor de misleiding door vreemde en vaak onevenwichtige krachten, met misleidende astrale beelden of geluiden. De astrale vergiftiging neemt vooral toe omdat we deze ervaringen beschouwen als wonderen en er verrukt over kunnen zijn. Met andere woorden, de omstandigheden en ervaringen die worden gevoeld zijn werkelijk, maar even onbetrouwbaar als zinloos, net zoals de hallucinaties van iemand die ijlt of die van de krankzinnige.

Het mediumschap is veel meer dan een simpele afwijzing van het bewust heersen over het zelf (het bewuste leven) en betekent een totale omkering van de natuurlijke ontwikkeling, waarin het reïncarnerende ego zijn rol in het stoffelijke bestaan speelt, naar voren treedt, stap voor stap, en een positieve, bewuste beheersing over zijn lichaam, denken en emoties heeft. Onze evolutie heeft het dieptepunt van materialisme in Atlantische tijden bereikt en daarna heeft het een ommezwaai gemaakt naar de klimmende boog. Vandaar dat onze toekomstige vooruitgang niet zou moeten bestaan uit het proberen om de geest te materialiseren, maar om in toenemende mate de stof te vergeestelijken.

Alleen een occultist met de wil van een meester die een zeer zuiver leven leidt, kan bewust tot het geestelijke gebied opstijgen en als hij dan neerkijkt op de astrale gebieden eronder, begrijpt, beheerst en herinnert hij zich wat hij ziet en heeft gezien. Maar in het ongetrainde medium worden de atomen en moleculen van het astraal ‘beheerste’ lichaam door de vreemde astrale entiteit gebruikt om in een vorm te worden gegoten en om zich ermee te bewegen en te worden geleid door zijn eigen begeerte-impulsen en deze atomen en moleculen houden de astrale psychomagnetische indrukken vast. Na herhaalde trances groeit het medium gestaag en in toenemende mate trager dan zijn individuele zelf, omdat zijn gedachten en gevoelens worden vermengd of ondergesneeuwd raken of vervagen door de ideeën en emoties die in essentie abnormaal en misleidend zijn. Hij gedraagt zich dan onverantwoordelijk als bron van ware geestelijke kennis en profetie, en nog onverantwoordelijker als een bewaarder van heilige waarheden. Om deze redenen was het onmogelijk om als ongetraind medium ingewijd te worden in de Mysteriën, aangezien het vertrouwen van die persoon in zijn astrale ‘controle’ hem zou domineren in plaats van vertrouwen te stellen in de regels van het heiligdom.

Zie ook Medium; Middelaar