Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Moment van keuze

Het moment van keuze stelt dat keerpunt in het evolutieproces voor wanneer het tijdelijke evenwicht tussen geest en stof, of tussen opgaande en neergaande bewegingen, is bereikt. De ontwikkelende entiteit kan dan niet langer neutraal en zonder beslissing blijven maar móet kiezen of die verder omhoog gaat of aan de neergaande weg begint. Wanneer de beweging richting pralaya wint, zullen alle klassen van die ontwikkelende wezens naar hun passende sferen trekken: geest naar geest, stof naar stof, manas naar mahat. Maar dit scheiden van wegen vindt voor zelfbewuste entiteiten plaats bij elke stap op het pad, zodat in deze zin het moment van keuze behoorlijk lang is uitgerekt en een tamelijk doorlopend proces is geworden. Hoewel dit keuzemoment voor het individu lang doorloopt, is er toch een bepaald punt in de evolutie van de mens wanneer de beslissing definitief moet worden gemaakt om óf het opgaande pad te volgen óf voor de materiële kant van evolutie te kiezen. Er is ook een keuze die moet worden gemaakt wanneer het individu het toppunt van menselijke evolutie op deze bol heeft bereikt, wanneer het besluit definitief is gemaakt dat hij de weg van de boeddha­’s van mededogen zal volgen, of dat hij de weg van het zelf volgt en een prateyka-boeddha­ zal worden.

Het keuzemoment voor de mens zal op deze bol in de vijfde ronde worden bereikt, wanneer de monaden die nog niet klaar zijn om aan hun opwaartse reis te beginnen, moeten wachten op een toekomstig manvantara. Het keuzemoment lag voor de dieren op dat punt in de cyclus toen de deur naar het mensenrijk gesloten werd, waarna geen enkele monade tot aan het volgende manvantara de menselijke levensgolf kon binnengaan. Dit vond plaats in het midden van de vierde ronde op bol D van de aardketen, in het vierde wortelras.

Monade

Ook Monas [van Grieks monas een eenheid, een individu, atoom]

Een eenheid, een 1 of de enige. Iets wat niet deelbaar is en dat daarom moet worden gezien als werkelijk in tegenstelling tot samengestelde dingen die (als opgebouwde entiteiten) onwerkelijk zijn. In het stelsel van Pythagoras komt de duade uit de hogere en op zichzelf bestaande monade voort, die aldus de Eerste Oorzaak of eerste logos is, de duade is de tweede oorzaak of logos, en uit de tweede emaneert de derde fase van individualiteit, de triade, de derde oorzaak of logos. In de constitutie van de mens staat de monade voor atman, de duade voor buddhi en de triade voor manas.

Het woord monade is door Bruno, Leibniz en anderen overgenomen uit de Griekse filosofie. Volgens Leibniz kan er slechts één uiteindelijke kosmische werkelijkheid of monade zijn, het heelal, maar hij was zich ook bewust van de aanwezigheid van een ontzagwekkende, ontelbare hoeveelheid andere monaden die het heelal doordringen, die kopieën of weerspiegelingen van de universele monade zijn die als werkelijk kunnen worden beschouwd, met uitzondering van hun betrekkingen tot de universele monade. Hij deelt zijn afgeleide monaden in drie klassen in: rationele zielen, bewuste maar irrationele monaden en stoffelijke monaden, of organische en anorganische lichamen. Terwijl hij, wat betreft de materiële monaden, erkent dat de stoffelijke materie is samengesteld en eigenschappen bezit die wij als onwerkelijk zien, ontkent hij niet zoals Berkeley hun bestaan, maar beschouwt die in essentie als behorende tot de monade. Aldus is zijn heelal een geheel of totaliteit van individuen. De onderlinge relaties van deze individuen met het universele is de hoogste harmonie, wat zowel individualiteit als afstemming op elkaar betekent, waarmee de innerlijke tegenstrijdigheid van bindende wetten en vrijheid worden verzoend of in overeenstemming gebracht. De onderlinge relaties van diverse groepen van monaden is als een reeks van hiërarchieën.

De theosofie gebruikt de monade voor een groot deel op dezelfde wijze als Leibniz dat deed en ziet die als het brandpunt of hart van elk individu, van alle goddelijke, geestelijke en intellectuele vermogens en eigenschappen — het onsterfelijke deel van zijn wezen. In De geheime leer treffen we een triadische vereniging van goden-monaden-atomen aan, die zich tot elkaar verhouden als geest-ziel-lichaam (of nauwkeuriger gezegd geest, geest-ziel en geest-ziel-lichaam). Monaden en atomen verhouden zich tot elkaar als de energie en de stoffelijke kant van manifestatie, de atomen zijn de weerkaatsingen, sluiers of projecties van en uit de monaden zelf.

Monaden zijn de uiteindelijke elementen van het heelal, geestelijk-substantiële entiteiten, zelfgestuurd, zelfaangedreven, zelfbewust, in een oneindige variatie aan gradaties. Zij brengen andere monaden voort, die op hun beurt weer andere voortbrengen en aldus komt daar een leger van levende entiteiten uit voort die de immense variatie en eenheid van de gemanifesteerde wereld vormen. Wanneer elke monade afdaalt in de stof scheidt die uit zichzelf verschillende sluiers of voertuigen af die passen bij zijn behoefte aan zelfexpressie op de verschillende kosmische gebieden. Dus is er in de mens een goddelijke monade, een spirituele monade, een hogere menselijke of ketenmonade, een lagere menselijke of bolmonade, een dierlijke monade en een astraalfysieke monade. Het diagram toont de relaties tussen de kosmische beginselen, de monaden, ego’s en zielen in de mens en de menselijke beginselen.

De monade, zoals zijn naam al aangeeft, blijft altijd bestaan als een individu, hoewel die aan het einde van elk manvantara opklimt naar een nog hoger of goddelijker stadium van volmaakte eenheid met het grenzeloze goddelijke, om te zijner tijd weer alleen naar voren te komen als de monade die het eerder was en aldus aan een nieuwe immens lange periode van actief individueel leven te beginnen als een geestelijk bewustzijnscentrum.

En zo zien we dat als de monaden zich op hun eigen gebied ontwikkelen, de hiërarchieën van monaden niet te tellen zijn in al hun verschillende stadia van evolutionaire vooruitgang op de eindeloze ladder van het kosmische leven.

Monadische straal

De monade, het goddelijk-geestelijk/intellectuele zaad of de bron van elk ontwikkelend wezen, daalt niet zelf af naar de gebieden van de stof, maar projecteert uit zichzelf een grote hoeveelheid stralen. Elke straal vormt de essentiële natuur van het complexe ontwikkelende wezen waartoe het behoort en dus is de monade de eerste of uiteindelijke bron van alles dat behoort bij het leven van een wezen en zijn kenmerkende eigenschappen, het is het onsterfelijke deel van het wezen, of dat nu een mens, dier, plant, mineraal of wat dan ook is. In de mens is het zijn essentiële zelf en bestaat gedurende alle ontwikkelende transformaties in de levenscyclus en verzamelt rond zichzelf de levens­atomen bij elke nieuwe belichaming van het reïncarnerende ego. Zo is de monade van ieder mens zijn innerlijke God, de hemelse boeddha­ van zijn eigen zevenvoudige constitutie, of nogmaals, zijn individuele immanente Christos.

De stralen van de individuele monade van een mens die de complexe essentiële natuur van zijn wezen vormen, vormen de bron van de verschillende centra in de menselijke constitutie, en in zichzelf zijn zij als het ware kindermonaden, die uit hun gezamenlijke bron komen.

Monas Monadum

In het stelsel van monaden van Leibniz is het de allerhoogste monade die oneindig is en waar drie klassen van eindige monaden van afhankelijk zijn. Deze allerhoogste monade neemt de plaats van God in, een oneindige volmaakte geest, een Persoon van absolute macht, wijsheid en goedheid. In dit geval is de allerhoogste monade kosmisch gezien meer dan een persoon — want etymologisch betekent een persoon masker of voertuig waardoor en waaruit de eigenschappen en vermogens van iets onvergelijkelijk hogers dan zichzelf voortkomen. Het is hetzelfde als de top van de menselijke hiërarchie.

Monera

Ook moneron [van Grieks moneres enkel of alleen]

Een uitdrukking van Haeckel voor een groep eencellige organismen, zonder kern, die zich delen door splitsing. Ze zouden noch dierlijk noch plantaardig zijn maar zijn geworteld in beide, het is het punt waar het ‘organische’ leven van de mineralen voor het eerst verschijnt. Men heeft later aangetoond dat enkele van Haeckels elementaire organismen slechts chemisch bestaan.

Monera wordt veelvuldig gebruikt in De geheime leer voor een oerdeeltje van organisch leven, net zoals een atoom en molecule kunnen worden gebruikt voor de anorganische stof. Organisch of anorganisch betekent niet ‘levend’ of ‘niet-levend,’ het slaat alleen maar op entiteiten of deeltjes met of zonder organen, zelfs onder de meest primitieve soorten. Alle materie — met of zonder organen — is gevuld met leven of vitaliteit, en elke entiteit bezit leven van zijn eigen soort en is daarom net zo volledig levenskrachtig in zijn eigen sfeer als de hoogst georganiseerde entiteiten.

Monisme

Een filosofie die alle fenomenen afleidt van één enkele bron: het denkvermogen wordt als het gevolg van materie gezien, materie het gevolg van het denkvermogen, bovendien zijn denkvermogen en materie het resultaat van een of andere éénmakende essentie die vóór elk bestond. Het is verre van onverenigbaar met dualisme, het monisme is er logischerwijs afhankelijk van. Dualiteit overheerst overal en overal kunnen dualiteiten worden herleid tot eenheden. De triade is uiteindelijk het ware getal van manifestatie en is dé sleutel in de strijd tussen monisten en dualisten.

Zie ook Dualisme

Monogenen

(Grieks)

Enkel of alleen voortgebracht, van dezelfde stam. Plutarchus omschrijft het als ‘alleen voortbrengen’ en verwijst daarbij naar de betekenis van Persephone in de Mysteriën. Het is het opnieuw verschijnen van een monade na zijn periode van kosmische rust en nirvanische afwezigheid van het gebied van kosmische manifestatie.

De gewone christelijke betekenis van de enige voortgebrachte zou moeten worden onderscheiden van de oorspronkelijke Griekse betekenis van ‘alleen voortgebracht.’ Monogenese heeft betrekking op het opnieuw verschijnen of voortbrengen van de monade uit de boezem van het grenzeloze, de weer verschijnende monade wordt aldus gezien als een geestelijk individu dat als zo’n eenheid of individu ‘alleen’ verschijnt en omdat zo’n hernieuwde verschijning op een hoog geestelijk gebied plaatsvindt, werd het woord later beperkt tot de wedergeboorte van de Logos alleen, wat slechts één van zijn betekenissen is, aangezien het woord net zo goed betrekking heeft op het opnieuw uitsturen van welke massa van monaden op zijn eigen gebied dan ook.

Monogenesis

[van Grieks monos enkel + genesis oorsprong]

Dit behelst de theorie dat alle levensvormen zijn voortgekomen of ontwikkeld uit één enkele cel, of dat de hele mensheid is voortgekomen uit één enkele primitieve stam of wortel. Het is het tegenovergestelde van polygenese. Monogenese kan ook wijzen op welke levende stam van wezens ook, zoals de menselijke, die zou zijn voortgekomen uit een enkel paar dat ooit op enig deel van het oppervlak van de aarde leefde. De moderne wetenschappelijke theorieën van polygenese komen veel dichter bij de theosofische visie, die verklaart dat de vroegste of oervormen van de menselijke stam op aarde min of meer gelijktijdig zijn voortgekomen uit zeven verschillende wortels (belichaamde groepen van maanmonaden) die vrijwel bij elkaar leefden in de gebieden die nu de noordpool omringen, dat toen een tropisch of subtropisch klimaat kende. Het was aan de verspreiding van deze zeven verschillende oorspronkelijke stammen te danken dat daar later de verschillende mensenrassen uit tevoorschijn konden komen die bekend zijn uit legendes, verhalen en de geschiedenis. In kosmisch opzicht is het mogelijk om alle levensvormen te herleiden tot de oorspronkelijke kosmische monade waaruit later, als uit een kosmische bron, de oneindige variatie aan fenomenen van het zonnestelsel verschenen. Echter, zelfs deze quasi-monogenetische oorsprong van het zonnestelsel werd veroorzaakt door polygenetische levenszaden die allemaal samenwerkten om het te produceren.

Monotheïsme

Het geloof in één enkele of allerhoogste God.

Monotheïsme is het tegenovergestelde van polytheïsme en pantheïsme, hoewel alle polytheïstische godsdienstige vormen een geloof in een allerhoogste God laten zien, waarvan alle anderen kinderen of nakomelingen waren. En wanneer het pantheïsme juist wordt begrepen, omvat dat ook alle vormen of variaties van religieuze overtuigingen.

De Hebreeën zijn een opvallend voorbeeld van een volk met een erg goed omschreven monotheïsme als religieuze overtuiging. Uit dit monotheïsme volgden de stelsels van de christenen en de islamieten. Als God wordt gezien als een periodiek verschijnend kosmisch denkvermogen of een intellect dat zich voortdurend ontwikkelt door zijn geëmaneerde hiërarchieën — met de innerlijke en uiterlijke structuur van het heelal — dat de verblijfplaats is van zo’n god, in zijn werkingen bestuurd door zijn eigen geest-wijsheid, die met grote afstand de kleinste schaduw van beperkingen overstijgt die we de persoonlijkheid noemen, kunnen theosofen in deze zin pantheïsten, polytheïsten en zelfs monotheïsten worden genoemd, allemaal in één.

Maar als de god door de menselijke verbeelding wordt voorzien van menselijke kenmerken, hoe mooi uitgewerkt ook, en met menselijke beperkingen door een persoonlijkheid, is dat onfilosofisch, een onmogelijkheid — en zoiets kan niet universeel zijn en moet onvermijdelijk tot rivaliteit onder de door mensen ingebeelde goden van andere godsdiensten leiden.

Morgenster

In astronomisch opzicht en letterlijk genomen is het elke ster die na middernacht opkomt, maar feitelijk verwijst de morgenster een enkele keer naar Jupiter maar vaker en vooral naar Venus als de aankondiger van de zon, in de vroege morgen. Soms wordt hij in de theosofische literatuur gebruikt voor datgene dat wijst op de dualiteit in de natuur, wanneer die wordt geassocieerd met de avondster, vooral met betrekking tot de hogere en lagere menselijke natuur.

Zie ook Lucifer

Moriah

(Hebreeuws) Moriyyāh

In de Bijbel is Moriah de berg in Jeruzalem waarop Salomo de tempel bouwde (2 Kron. 3:1).

Mot

(Fenicisch) Ook Mut.

Gelijk aan ilus, de oorspronkelijke kosmische substantie of stof die volgens de kosmogonie van Sanchoniathon werd gevormd door de omhelzing van Chaos en Wind. Het is ook een naam van de kosmische geest als de Griekse pneuma of de Latijnse spiritus die zowel geest als wind betekenen. Uit Mot kwamen de monaden van de hiërarchieën van de universele manifestatie naar voren en als gevolg daarvan emaneerde het heelal. Zoals het San­skrietwoord mahat wijst het naar de kosmische moederschoot van waaruit het heelal tevoorschijn kwam.

Motto van de Theosophical Society

Satyan nasti paro dharmah, gewoonlijk vertaald als:

‘Er is geen Religie hoger dan de Waarheid

— overgenomen van het motto van de maharaja van Benares.

Moyst-beginsel

Het moyst-beginsel stelt in het Egyptisch-Hermetische boek De Goddelijke Pymander het vochtige-beginsel, de grote diepte, voor. In oude literatuur wordt vaak gesproken over de wateren van de ruimte, de Grote Moeder of de essentiële moeder-natuur, of wordt ook wel gezien als een meer ontwikkelde manifestatie van Vader-Moeder, de tweede logos, waarbij de laatste de eerste werkelijk ruimtelijke differentiatie in de kosmos vormt door zichzelf te manifesteren. In de middeleeuwse Europese alchemie wordt kwik het radicale vocht genoemd, het primitieve of elementaire water, dat het zaad van het heelal bevat dat is bevrucht door zonnevuren. In dit stelsel is het symbool van kwik een kruis, waarbij de horizontale en verticale lijnen worden gecombineerd.

Mu

(Senzar)

Vernietiging van verleiding. Een deel van het mystieke woord in het noordelijke boeddhisme (TG 217).

Mudra

(San­skriet) Mudrā

Een mudra is een eenvoudige lichaamshouding of een houding die geluk zou moeten brengen en als zodanig zou die een symbool van macht zijn over onzichtbare boosaardige invloeden. Een mudra wordt toegepast door de vingers in bepaalde standen te houden als teken van toewijding, meditatie of als men bezig is met een exoterische godsdienstige verering. Sommigen menen dat zij oude San­skrietletters voorstellen en daarom een magische uitwerking zouden hebben met een bijzondere esoterische betekenis.

De mudra’s worden door zowel de leden van de noordelijke boeddhistische yogācharā-school als door de tantrika’s onder de hindoes beoefend, met zowel symbolische als pragmatische betekenissen.

Mukhya

(San­skriet) Mukhya

Als een bijvoeglijk naamwoord betekent het de eerste of voornaamste. In de Purāṇa’s worden zeven scheppingen van Brahmā genoemd de vierde heet dan mukhya, of de vorming van het fundament, de productie of emanatie van waarneembare wezens en dingen — de evolutie of emanatie van de mineralen en plantenrijken. Deze schepping wordt de primaire (mukhya) genoemd en niet de secundaire, omdat het betrekking heeft op de oorspronkelijke kosmische activiteiten van emanatie. Als zodanig wordt hij, hoewel de vierde in bepaalde opsommingen, beschouwd als de eerste die de rupa-werelden van beneden voortbrengt. De krachten, prakriti’s en vikara’s die beginnen met deze rupa-werelden worden genoemd als behorende tot de secundaire emanatie.

Mukta

(San­skriet) Mukta [van de werkwoordstam muc vrijlaten, loslaten]

Bevrijd. Iemand die is bevrijd van bewust leven, bevrijd van de materie en karmische banden die behoren bij het aardse gebied, iemand die al de toestand van moksha is binnengegaan en derhalve een kandidaat is voor toekomstige vrijheid van vlees en materie, of van een leven op deze aarde.

Zie ook Jivanmukta; Moksha

Mulaprakriti

(San­skriet) Mūlaprakṛti [van mūla wortel + prakṛti natuur]

Wortel-natuur. Ongedifferentieerde kosmische substantie in zijn hoogste vorm, het abstracte wezenlijke of de essentie van wat later door diverse differentiaties de prakriti’s worden, de verschillende vormen van materie, concreet of gesublimeerd. Het is de voor-kosmische wortelsubstantie, het wortelbeginsel van de wereldstof en van alles in de wereld. Dat aspect van parabrahman of de ruimte dat ten grondslag ligt aan al de etherische of stoffelijk objectieve gebieden of de ruimte van de universele natuur. Het is nogmaals ongemanifesteerde oorspronkelijke stof of substantie, goddelijk-geestelijk, ongedifferentieerd en daarom onvernietigbaar, eeuwig, ouderloos en in abstracte zin de Moeder — de ruimte zelf, en het voertuig, de voering of alter ego van parabrahman. Het staat dus voor ...

... het noumenon van ongedifferentieerde kosmische stof. Het is geen stof zoals wij die kennen, maar de geestelijke essentie van stof en deze is eeuwig, evenals de Ruimte in haar abstracte betekenis, waarmee ze zelfs één is. De wortelnatuur is ook de bron van de subtiele onzichtbare eigenschappen in de zichtbare stof. Zij is als het ware de ziel van de ENE oneindige geest. De hindoes noemen haar Mulaprakriti en zeggen dat zij de oersubstantie is, die de basis vormt van de upadhi of het voertuig van ieder verschijnsel, stoffelijk, verstandelijk of psychisch. Zij is de bron waarvan ākāśa uitstraalt. (SD 1:35)

Mulaprakriti vormt samen met parabrahman de twee aspecten van het ene universele beginsel dat onvoorwaardelijk bestaat voor welk menselijk beeld dan ook en lijkt net zo eeuwig. Parabrahman is onvoorwaardelijke en ongedifferentieerde werkelijkheid en mula­pra­kriti is zijn sluier of onafscheidelijke voertuig. Wat betreft de eerste logos of kosmische ego die naar voren komt in parabrahman en ...

als deze ego eenmaal zijn bestaan als een bewust wezen is begonnen en een objectief bewustzijn van zichzelf heeft, zullen we moeten afwachten wat het resultaat van dit objectieve bewustzijn zal zijn ten aanzien van het ene absolute en onvoorwaardelijke bestaan van waaruit het is begonnen aan zijn gemanifesteerde bestaan. Vanuit zijn objectieve standpunt gezien, schijnt parabrahman voor zichzelf als mula­pra­kriti ... parabrahman kan van zichzelf zichzelf niet zien zoals die is. Het kan alleen worden gezien door de logos wanneer er een sluier overheen geworpen is, en die sluier is de machtige ruimte van kosmische stof. (N on BG 20-1)

Mulaprakriti staat in dezelfde betrekking tot parabrahman als het kabbalistische ‘Leven van de Ruimte’ staat tot ’Eyn Soph; en zo ziet het er ook ongeveer uit op lagere gebieden, het is wat pra­dhana is voor Brahman, of wat prakriti is voor Brahmā.

Muluk-taoos

(Arabisch) Ook (Yezidisch) Muluk-taus

De Heer Pauw. Symbool van de voornaamste god die door de Yezidi’s wordt aanbeden en die wordt beschouwd als degene die het werk van de schepping onder het bevel van de hoogste God zal vervolmaken. Hoewel ernaar wordt gekeken als een gevallen engel die de bron is van alle kwaad, wordt hij niet de Duivel genoemd, maar is het embleem van intellectuele trots aan de ene kant en van de kosmische intelligentie met honderd ogen of het intellect aan de andere kant: het verwijst naar de daarop lijkende Perzische legende van de schepping van de pauw door de Boosaardige.

De honderdogige pauw kan echter ook staan voor inwijding en wijsheid, de vogel van de goden en godinnen is verbonden met geheim onderricht (SD 2:514; TG 218).

De Semitische muluk is dezelfde als de Hebreeuwse melech (heerser of Heer) en als de Hebreeuwse mal’ach (boodschapper, engel).

Mummie

[van Perzisch mumiai — pek, asfalt]

De gewoonte van het conserveren van de doden door een uitgebreid balmingsproces, met bijpassende rituelen zoals die werden uitgeoefend door de Egyptenaren en andere oude volken als de Inca’s van Peru.

De oorsprong van deze praktijk ligt bij de Atlantiërs. Door middel van mummificeren wilde men voorkomen dat de levens­atomen die het lichaam van een mens vormen, na de dood zouden gaan rondzwerven door de lagere natuurrijken. Deze pogingen waren nooit succesvol want een levensatoom is de bezielende essentie van een atoom en kan niet worden vernietigd door aarde, lucht, water of vuur [noch worden tegengehouden]. De levens­atomen zullen altijd hun weg weten te vinden, ondanks het mummificeren, of het nu tijdens het leven van een mens is of na zijn dood.

Mumukshutva

(San­skriet) Mumukṣutva [van de werkwoordstam muc, mokṣ bevrijden]

De wens vrij te zijn. Het verlangen naar bevrijding en uiteindelijke emancipatie van de werelden van differentiatie of manifestatie.

Mundaka Upanishad

(San­skriet) Ook MundakopanisadMuṇḍakopaniṣad [van muṇḍa geschoren + upaniṣad]

Een Upanishad van de Atharva Veda die ook wel Atharvanopanishad wordt genoemd, en die zijn naam zou hebben gekregen uit het hoopvolle idee dat iedereen die de heilige leringen begrijpt geschoren is, dat wil zeggen bevrijd van alle fouten of verkeerde handelingen.

Mundi Domini | Mundi Tenentes

(Latijn) Heren van de wereld en Bewaarders van de wereld.

Een naam die door enkele kerkvaders was gegeven aan de legioenen van Satan die de blauwe ether bewoonden. Deze gevallen engelen zijn in werkelijkheid in hun hogere klassen de kosmokratores (wereldbouwers), hiërarchieën van lagere scheppende machten. Maar omdat er geen filosofische plaats voor hen was in de christelijke theogonie kon men niet anders dan ze het etiket geven van ‘machten van de duisternis’.

Muni

(San­skriet) Muni [van de werkwoordstam man, denken]

Een asceet, monnik, volgeling en kluizenaar (vooral iemand die een gelofte van zwijgzaamheid heeft afgelegd). Een persoon die de vereniging met zijn innerlijke God heeft verwezenlijkt door middel van aspiratie, zodat hij, vervuld als hij is van inspiratie en geleid wordt door zijn innerlijke geestelijke opzichter, min of meer de volledige status van een geïncarneerde God op aarde zou kunnen bereiken. Met de San­skriet-uitdrukking hridayeshu sthitah (in de harten verblijvend) wordt met de frase direct gerefereerd aan de Stille Wachter van onze planeetketen, die in één opzicht de geestelijke en mystieke ouder van het hogere deel van de menselijke constitutie is.

Het meervoud in de uitdrukking de zeven hemelse muni’s is de verzamelnaam van de zeven sterren van Ursa Major, de Grote Beer. Hier zien we de reden waarom de maharshi’s van dit sterrenbeeld zo’n belangrijke rol spelen in de oude esoterische leringen van de hindoes en de theosofie — de werkelijk ontwikkelde muni is iemand die een ware mahātma is, iemand die alle zeven delen van zijn constitutie verhoudingsgewijs geheel heeft ontwikkeld.

Het woord muni wordt in hindoegeschriften echter vrij vaak gebruikt in een niet meer dan complimenteuze of respectvolle betekenis, net zoals het woord mahātma, zodat niet ieder individu die muni wordt genoemd of mahātma, dat ook werkelijk is in een theosofische betekenis.

Munin & Hugin

(IJslands) [van muna opletten, zoeken in het geheugen, zich proberen te herinneren]

In de Noorse mythologie is hij een van de twee raven van Odin die dagelijks over het slagveld aarde (Vigridsslätten) vliegen en verslag uitbrengen aan Alvader Odin. De andere heet Hugin (denkvermogen). Beide zijn nodig voor het bewustzijn om te leren en te onthouden wat is geleerd om daarop verder te bouwen. Hetzelfde idee wordt gegeven in de Griekse mythologie waar Mnemosyne (geheugen) de moeder van de muzen is (kunsten en wetenschappen).

Murari

(San­skriet) Murāri [van Mura een asura + ari vijand]

De vijand van Mura. Kṛishṇa bracht Mura om het leven, een grote asura, en ontving daarom deze naam.

Murti

(San­skriet) Mūrti [van de werkwoordstam mūrch vast worden, vorm krijgen]

Een vorm, een manifestatie, belichaming of personificatie. De trimurti, de ‘drie manifestaties’ van goddelijkheid, de triade van het hindoe-pantheon.

Murtimat

(San­skriet) Mūrtimat [van de werkwoordstam mūrch vast worden, vorm krijgen]

Van de soort of aard van murti; vandaar, bijvoorbeeld, het bezitten van een substantiële of verpersoonlijkte vorm.

NWZOAsgardAlfheimMid-gardNiflheim Vana-heimSvart-alfheimHelheimMuspels-heimJotun-heim

Muspellsheim

(IJslands) Ook Muspell, Muspellsheimr

Muspell, de Noorse god van het vuur, is dezelfde als de god Agni van de hindoes. Vanuit Muspellsheim (huis van vuur) vlogen vonken Ginnungagap (de gapende leegte) binnen waardoor Niflheim (huis van de nevels [letterlijk ‘nevelhuis’]) een damp ontwikkelde waaruit Ymir — de reus waaruit de werelden door de scheppende krachten werden gevormd — tevoorschijn kwam. Door de wil van Muspellsheim komen ook de vernietigende krachten naar buiten die het einde van het leven van onze wereld zullen betekenen tijdens de laatste grote slag die Ragnarök wordt genoemd.

Mut

(Egyptisch) Ook Mout — Moeder.

Het tweede lid van de triade van Thebaanse godheden, in het algemeen bekend als de Vrouwe van Thebes. Zij nam met Amen-Ra (Amon-Ra) de voornaamste positie in onder de goden van het Nieuwe Rijk. Hoewel zij de moeder van Khensu (of Khonsu — het derde lid van de triade) was en echtgenote van Amen-Ra, wordt zij vaak toch zijn moeder genoemd. Haar eigenschappen zijn die van de wereldmoeder en de inscripties op de ruïnes van haar tempel te Thebes noemen haar ‘Vrouwe van de Hemel, koningin van de goden, zij die geboren doet worden maar zelf niet was geboren.’ Soms wordt zij afgebeeld met androgyne kenmerken (met het hoofd van een man en een fallus). Ze doet denken aan Isis en Nekhebet maar is vaker gelijk gemaakt aan Nut, godin van de waterige diepte, moeder van de goden en van alles dat bestaat. Mut draagt in veel opzichten ook de kenmerken die werden toegedicht aan Hathor.

Met deze attributen van kosmische vruchtbaarheid werd Mut op kleinere schaal ook geassocieerd met de maan, de moeder van de aarde en schenker van het leven in de materie.

Zie ook Nekhebet

Muziek

[van Grieks mousike (techne) de kunst van de muzen]

De muziek van de Grieken betekende niet alleen de harmonie van geluiden, maar belichaamde eigenlijk het idee van een innerlijke harmonie van de geest, het één worden met de geest van de muzen zodat de ziel kon reageren op het harmonieuze ritme en de maat van de universele harmonie. Muziek omvatte voor de Grieken daarom naast vocale en instrumentale muziek ook reidansen, ritmische bewegingen en verschillende vormen van harmonie die een rol spelen bij een bepaalde activiteit, misschien wel vooral bij een opleiding waarvan we nu zouden zeggen dat die belangrijk zou zijn om harmonieuzer in het leven te staan in combinatie met een goede smaak, in tegenstelling tot de intellectuele en natuurwetenschappelijke takken van studie en ontwikkeling. Het ging in die tijden om de cultivering van de spirituele mens, de ego of ziel, terwijl de andere twee afdelingen alleen maar oog hadden voor de behoeften van het verstand en het lichaam.

Wanneer we muziek beschouwen als iets dat noodzakelijk is voor het herstellen van de harmonie, niet alleen in kosmische zin maar ook in het leven van een mens, heeft die beslist een grote val gemaakt. Het gaat tegenwoordig alleen nog maar om de harmonie van geluiden die beetje bij beetje in vele variaties wordt gecultiveerd: iemand kan een waar kunstenaar zijn in het beoefenen van een instrument terwijl hij toch maar weinig harmonie in zijn ziel voelt.

Harmonie en ritme vormen de basis van de kosmos, zoals we dat herkennen in de uitdrukking ‘de muziek van de sferen’ en getal en verhouding liggen aan de basis van het gehele evolutieproces. Apollo die de eigenschappen van de zon verenigt, houdt in zijn handen een zevensnarige lier. Het heilige getal zeven is kenmerkend voor de verdelingen van het octaaf en we hebben de eerste zes tonen van het harmonische akkoord, waaraan een zevende kan worden toegevoegd.

Muziek zou in al zijn verschillende vormen aan de mens zijn geleerd door goddelijke en goddelijk-menselijke voorouders als Isis-Osiris, Thoth, Edris (in de Koran), enz. Het is een van de vormen van kracht die bekend is als matrikasakti. Muziek werd ook als één van de vier afdelingen van de wiskunde beschouwd, de andere waren rekenkunde, astronomie en geometrie. Muziek roept in ons een kracht op die beheerst moet worden, aangezien die ons naar hoogten kan voeren waarvan we ook diep kunnen vallen. Als zij enkel wordt beschouwd als een sensuele genieting, zelfs al is het een zeer verfijnde, is men zich niet bewust van haar ware invloed. Als we muziek willen gebruiken als hulpmiddel om onze relaties met anderen in harmonie te brengen zien we de spirituele invloed van de muziek van de sferen en komen we in harmonie met de kosmos, want muziek is ...

de meest goddelijke en geestelijke van de kunsten. (ML 188)

Muziek van de sferen

Dit betreft een ontzettend oude lering die uit de mottenballen werd gehaald door Pythagoras en daarom in het Westen wordt geassocieerd met zijn school. Hij onderwees dat de wereld uit Chaos tevoorschijn was geroepen door geluid of harmonie en dat het heelal werd ontwikkeld op basis van harmonische verhoudingen. Hij onderwees ook dat de planeten bepaalde afstanden hebben in relatie tot elkaar en de zon, als een toonladder die zich almaar uitbreidt. Zo werd de afstand van de maan naar de aarde een hele toon genoemd, van de maan naar Mercurius een halve toon, van Mercurius naar Venus een halve toon, van Venus naar de zon anderhalve toon, van de zon naar Mars een toon, van Mars naar Jupiter een halve toon, van Jupiter naar Saturnus een halve toon en van Saturnus naar de dierenriem een hele toon — waarmee de zeven tonen van de toonladder of de diapasonische harmonie werd bereikt, zo ziet het verslag eruit hoe Pythagoras rekende — hoewel de feitelijke uitbreiding met halve en hele tonen niet meer dan 6 1/2 toon omvat. Zoals Censorinus (De die natali 13) het uitdrukte ...

‘intervallen die overeenkomen met die in de muziek, waardoor verschillende geluiden ontstaan, die zo volmaakt harmonieus zijn dat ze de lieflijkste melodie voortbrengen, die voor ons onhoorbaar is, alleen al door de grootsheid van het geluid, dat onze oren niet kunnen opvangen’. (SD 1:433)

De theosofie stelt dat elk lichaam en werkelijk elke monade of levensatoom, voortdurend in beweging is en als die beweegt zendt die een geluid uit, zijn eigen grondtoon, en dit geluid is muzikaal in harmonie met de allesomvattende harmonische symfonieën van de natuur. Bovendien produceert elk deeltje materie, zelfs elk stoffelijk atoom, in zijn onophoudelijke bewegingen een geluid dat werkelijk een gezang is, zodat als we het vermogen van het geestelijke gehoor zouden hebben — ware helderhorendheid — we in staat zouden zijn deze onvoorstelbaar grootse symfonie te horen: we zouden kunnen horen hoe het gras groeit — zoals een oude Welshe mysticus het noemde. Jazeker, alleen al het opengaan van een bloem zou een geweldige uitvoering van het orkest van de natuur zijn.

Myalba

(Tibetaans) dmyal ba (nyal-wa)

Onze wereld in de ogen van de noordelijke boeddhisten. Zij zien deze aarde als een hel voor degene die het karma heeft te dragen erop te moeten incarneren, als plaats van zuivering door lijden en ervaring. Exoterisch gezien is myalba de hel en wordt in het algemeen zo ook vertaald. Gelijk aan het San­skrietwoord naraka of avichi.

Mystagoog

[van Grieks mystes een ingewijde + agogos een leider]

Inwijding in de Mysteriën. Ook de leringen en uitvoeringen van de Mysteriën. De inwijder werd een mystagoog genoemd.

Mysteria Specialia

[van mysteria mysterie + specialia bijzonder, specifiek]

Een bijzonder mysterie. Gebruikt door Europese middeleeuwse alchemisch-mystieke filosofen als Paracelsus. Met mysterium had Paracelsus de kiemstaat van een wezen voor ogen, dat later werd voortgebracht in een gedifferentieerde toestand. Dus het zaad is het mysterium van de toekomstige plant. Specialia houdt in dat elk organisme al bestaat in zijn eigen speciale mysterium. Dus wijst het op een tussenliggende gedifferentieerde toestand, halverwege de toestand van ongedifferentieerde chaos en die van een typisch en ontwikkeld organisme.

Mysteriegoden

Diverse groepen van kosmogonische entiteiten.

Hieronder bevinden zich de bestuurders van de zeven heilige planeten, waarvan de zon exoterisch het hoofd is en esoterisch de tweede logos. En in een beperkt opzicht worden de mysteriegoden gebruikt om twee heilige planeten aan te duiden waarvoor de zon en de maan als vervangers werden gebruikt. Wanneer wordt gesproken over de dubbele aard van de Egyptische goden, zijn het ook de verborgen of esoterische aspecten van hen die worden genoemd als mysteriegoden. De kabiri of kabeiroi worden ook mysteriegoden genoemd.

Mysteriën van Ida

Mysteriën die werden gehouden in verband met de Magna Mater (Grote Moeder), de Romeinse naam van Rhea of Cybelē, waarvan de verering vooral op Kreta en in het Midden-Oosten plaatsvond, in beide gebieden zijn er steden met de naam Ida.

De Frygische verering raakte na verloop van tijd in verval door zedeloze praktijken.

De Mysteriën

[van Grieks mysteria mysteriën, van mystes iemand die is ingewijd in de Mysteriën, van mueo inwijden, van muo de ogen of lippen sluiten]

De Mysteriën werden voornamelijk uitgevoerd in Griekenland, maar vóór de Griekse periode konden ook bepaalde Aziatische culten met een religieus-filosofische aard als zodanig worden beschouwd, waardoor die meer bekendheid kregen onder de Romeinen. Het begrip Mysteriën wordt in De geheime leer gebruikt als verwijzing naar dezelfde soort gebruiken die in elk deel van de wereld konden worden aangetroffen. De beroemdste van Griekenland was die van EleusisDerde muurschildering in de Villa van de Mysteriën, Pompeï, met een bepaalde inwijdingsfase., van Demeter en Persephone, en kende later vele vertakkingen die ook een grote invloed hadden op scholen van een oudere datum. Andere waren die van Samothrake, de or­fi­sche my­ste­riën, en de vie­rin­gen die wa­ren ge­wijd aan Dio­nysos. Scho­len zo­als die van Pytha­go­ras ver­spreid­den hun invloed, zoals ook de Academies van Plato dat deed. De geschiedenis van Griekenland kent opvallende voorbeelden van grote mensen die waren ingewijd in zulke mys­te­riën. De Mysteriën kwamen vanuit India en Egypte naar Griekenland, hun oorsprong ligt echter in Atlantische tijden. In de oude geschiedenis waren het de overblijfselen van methoden waarmee de goddelijke voorouders van de mensheid waarheden doorgaven die met de geheimen van de kosmos en de menselijke natuur te maken hadden, en met de nauwe band tussen het goddelijke en de mens.

In die eeuwen waarin de heilige kennis nog één en onverdeeld was en niet gesplitst in heilig en werelds, werd het menselijk lichaam dat nog niet was ontheiligd, als heilig beschouwd net zoals elk ander proces van de menselijke natuur, zodat de leringen ook geneeskunde, hygiëne, zang, dans en de nuttige kunsten en vaardigheden kenden. De docenten in religie, filosofie, wetenschap en ambachten, de stichters van steden en de grote kunstenaars ontleenden hun vermogens aan deze bron.

De Mysteriën bestonden uit de Grote en Kleine Mysteriën, innerlijke en uiterlijke, esoterische en deels exoterische. Omdat de eerstgenoemde werd beschermd door goed nageleefde geheimhouding, moest men voor algemene informatie bij de laatstgenoemde bronnen zijn. De moeilijker te doorgronden Mysteriën konden, vanwege de aard ervan, niet openbaar worden gemaakt. Zij waren openbaringen die alleen gewaardeerd konden worden door een ontwaakt geestelijk waar­nemings­vermogen en konden niet worden doorgegeven aan mensen die daar nog niet voor openstonden. De grote Mysteriën bestond uit opeenvolgende inwijdingen voor getrainde kandidaten. De kleine bestonden uit symbolische en dramatische vertolkingen voor het publiek, waarin, onder andere, de diepzinnige symboliek van de Griekse mythologie werd gebruikt.

De verheffende en verenigende invloed van deze instituten werd erkend door het Griekse en Romeinse gezag wat duidelijk blijkt wanneer een studie van de Griekse geschiedenis wordt gemaakt. Met het voortglijden van de materialistische cyclus raakten de Mysteriën in verval, in de Romeinse tijd vooral in het Midden-Oosten. De symboliek was verdorven en ontaard geraakt en werd gebruikt om te genieten van onzedelijkheid. Het weinige dat nog was overgebleven om af te schaffen werd dan ook in 529 formeel beëindigd door Justinianus, die de mystieke en half-esoterische neo­pla­toni­sche school van Athene sloot.

Als we een beeld krijgen van de oude Mysteriën krijgen we ook een verklaring voor het fenomeen van het wereldwijd bestaan van gemeenschappen van mensen die in een toestand van verval zijn geraakt, wat dan heel misleidend ‘een primitieve staat van leven’ wordt genoemd, van vreemde rituelen en zwartmagische praktijken. Die gebruiken zijn niet anders dan de vervallen overblijfselen en misvormingen van de oude heilige leringen. Maar zelfs hier kunnen onbevooroordeelde onderzoekers, wanneer zij met sympathie naderen, geheime culten ontdekken die in ieder geval enkele kruimels van de belangrijkste leringen van de oude wijsheid hebben weten te bewaren.

Als een formeel instituut vonden de Mysteriën op zijn vroegst hun ontstaan in Atlantis in het vierde wortelras, na zijn vierde onderras. Werkelijk, de nog primitievere wortels van de Mysteriën behoren zelfs tot een nog veel eerdere periode, waarschijnlijk tijdens het derde onderras van de Atlantiërs, toen het snelle verval van de mensheid door de aanbidding van de stof een absolute behoefte creërde aan scheiding van de edelere en fijnere geesten van de mensen in groepen of scholen waar zij, onder de uiterst strenge gelofte van geheimhouding, verder konden studeren in de grotere geheimen van de natuur en hun eigen één-zijn met het goddelijke. Vanaf dat moment werden de Mysteriën met elk volgend onderras in toenemende mate geheimer en werd de toegang tot die scholen moeilijker en moeilijker. Nadat het vijfde wortelras op het wereldtoneel was verschenen waren er Mysteriën in alle landen van de wereld, en hun rituelen en functies, zowel van de Grote als de Kleine, werden uitgevoerd als een overheidstaak.

Zelfs na de incarnatie van de manasaputra’s in het derde wortelras, was er een onverbroken lijn, een voortdurende stroom of opvolging van verheven geestelijke leraren die de oude goddelijke-wijsheid die zij in archaïsche tijden van de dhyānī’s ontvingen, bewaakten. Zelfs toen ze schitterden op hun hoogtepunt en actief waren in hun meest geheime vormen, waren de Mysteriën niet meer dan de buitenkant of omhulling van deze innerlijke stroom van inspiratie en sublieme leringen.

Het licht heeft de aarde nog niet verlaten en de geestelijke stroom bestaat ook nu nog en doet nog steeds zijn werk in de wereld, hoewel het eeuwenlang geheimer en esoterischer heeft moeten handelen dan ooit. Maar de tijd is gekomen dat de Mysteriën opnieuw zullen worden gevestigd en opnieuw de algemene verering en eerbied van de mensheid zullen ontvangen die zij in eerdere eeuwen wereldwijd genoot.

Zie ook Sinterklaas, het verraad van de Mysteriën

Mysterienamen

Namen van kosmische en wereldse machten die zowel een geheime betekenis hebben, als een occulte macht die afhangt van de gebruikte geluiden of letters.

De betekenis is vaak versluierd door een vervorming van de gebruikte taal. De naam Jaho met zijn varianten Jehovah of Jah is een mysterienaam die bij de Griekse gnostici verscheen als Iao (de j was oorspronkelijk een variatie van de lange i). Veel San­skrietwoorden laten hetzelfde zien. Subba Row gebruikt in zijn artikel over de dierenriem een letterlijke en syllabische sleutel bij het verklaren van de namen van de tekens. Van sommige woorden kan hun betekenis worden gevonden door gebruik te maken van gematria, de numerieke waarde van letters.

Mysteriescholen

Met de Mysteriescholen worden de centra bedoeld die gewijd waren aan de leringen van waarheden rond het kosmische Zijn en die uitsluitend werden overgedragen aan hen die geschikt en klaar waren bevonden voor de ontvangst ervan.

De Mysteriescholen uit de theosofische literatuur zijn gebaseerd op klassieke werken. In deze leringen of instructies en trainingen is de oude wijsheid opgenomen die het erfgoed is van de gehele mensheid, die oorspronkelijk door hemelse leraren aan de mens in zijn kindertijd zijn gegeven.

De mysteries van hemel en aarde, die aan het derde Ras in de dagen van zijn reinheid door zijn hemelse leraren waren geopenbaard, werden een groot brandpunt van licht, waarvan de stralen noodzakelijk werden verzwakt naarmate deze werden verspreid en op een ongeschikte, want te materiële bodem vielen. Bij de massa ontaardden deze mysteries in toverij, die later de vorm aannam van exoterische religies, van afgodendienst vol bijgeloof en van mensen- of heldenverering. (SD 2:281)

Ondanks het bijna wereldwijde verval van de oorspronkelijke wijsheid in dogmatische religieuze of filosofische vormen, is het hart van de leringen altijd op aarde bewaard gebleven en de bewakers van dit hart hebben vanaf dat tijdstip in de verre oudheid die oude wijsheid in tact kunnen laten en vrij van smetten bewaard. Uit dit hart kwamen van tijd tot tijd en over de hele wereld verspreid, esoterische centra voort waar de heilige waarheden door de hiërofanten werd onderricht, om een Griekse uitdrukking te gebruiken.

Slechts een handvol van de oorspronkelijke mensen — in wie de vonk van de goddelijke wijsheid helder brandde en alleen maar in sterkte toenam naarmate zij bij degenen die haar voor slechte doeleinden gebruikten, iedere eeuw zwakker en zwakker werd — bleven de gekozen bewakers van de Mysteriën, die door de goddelijke leraren aan de mensheid werden geopenbaard. Sommigen van hen bleven vanaf het begin in hun kumarische toestand, en de overlevering fluistert wat de geheime leringen bevestigen, namelijk dat deze gekozenen de kiem waren van een hiërarchie die sinds die tijd nooit is uitgestorven. (Ibid.)

Aldus is de Grote Broederschap of Grote Witte Loge tot stand gekomen en is tot op de dag van vandaag op zijn geheime locatie blijven bestaan, die in hindoelegendes Śambhala wordt genoemd en van waaruit van tijd tot tijd afgezanten de wereld in worden gestuurd. Deze boodschappers dragen de heilige leer over aan hen die hebben bewezen dat zij er klaar voor zijn, geschikt en waardig om die te mogen ontvangen. Zulke centra van esoterische training en uitwisseling werden altijd de Mysteriën genoemd, of Mysteriescholen, wanneer en waar het juist was om dat te doen. Elk ras en elke natie heeft zijn leraren gekend en hun esoterische centra. De ene fundamentele leer van het hart werd aan een ieder geleerd, al was het niet op dezelfde wijze, in verschillende talen en door verschillende benaderingen, overeenkomstig de psychologische gereedheid en de behoeften van de mensen naar wie deze afgezanten werden gezonden. Later, toen deze mysteriescholen in een grotere of mindere mate de oorspronkelijke indruk en inspiratie van de eerste boodschap hadden verloren, werden zij priestercolleges genoemd of zelfs tempelcolleges, of in het oude Griekenland de Mysteriën. Zulke esoterische centra waar de oorspronkelijke en oeroude leer werd onderwezen bestaan ook nu nog.

Zie ook Sinterklaas, het verraad van de Mysteriën

Mysterium magnum

(Latijn) Het grote mysterie.

Gebruikt door Parcelsus en andere alchemisten om te wijzen op de ongedifferentieerde oermaterie waaruit alle elementen tevoorschijn sprongen, soms vergeleken met Brahmā, op andere momenten met aether, het kleed van ākāśa.

Mystes

(Grieks) [van muo de mond sluiten]

Meervoud mystai. Een ingewijde van de eerste graad van de Mysteriën. De eerstvolgende hogere rang is die van de epoptes (ziener) en de hoogste functie is die van de hiërofant (leraar of overbrenger). Onder de pythagoreeërs moest de neofiet of mystes het zwijgen bewaren met betrekking tot datgene wat hij had geleerd en mocht alleen spreken en onderwijzen en was pas daartoe geautoriseerd, of had daar alleen toestemming voor, als zijn mond was open gemaakt omdat hij de rang van epoptes had behaald. Deze gewoonte is voor de kardinalen van de rooms-katholieke kerk overgenomen samen met de term mystes:

Een woord of twee kunnen worden besteed aan de unieke praktijk van het sluiten en vervolgens openen van de mond van een nieuw geïnstalleerde kardinaal. Zoals bijna alles dat met dit onderwerp is verbonden, had deze vorm ooit een werkelijke betekenis, maar is nu een lege formaliteit geworden. Oorspronkelijk moest er een redelijke tijd verlopen zijn voordat de bisschop in de consistorie formeel uitsprak dat de mond mocht worden geopend die hij eerder voor gesloten had verklaard in een vorige consistorie. Nu wordt de formule van het openen binnen enkele minuten uitgesproken na de formule van het sluiten. (Encyclopedia Britannica, 9th ed., ‘Cardinal’)

Mysticisme

De leer dat de aard van de werkelijkheid kan worden gekend door direct aanvoelen, door vermogens die de zintuigen overstijgen, door intuïtie.

Mysticisme vereist een vermogen dat de rede overstijgt, waardoor het subject in onmiddellijke en volledige vereniging met het object van zijn verlangen wordt geplaatst — een vereniging waarin het bewustzijn van het zelf is verdwenen en waarmee subject en object één zijn geworden. (Encyclopedia Britannica, 9th ed. ‘Mysticism’)

Dit overlapt in betekenis zulke termen als de neo­pla­toni­sche extase en de theosofie van Iamblichus.

Mystieke dood

De mystieke dood is een ervaring op een bepaald punt van inwijding, waarin de kandidaat de ervaringen van een virtuele dood ondergaat, die daarin van de feitelijke dood verschilt dat wordt voorkomen dat het lichaam van de kandidaat gaat ontbinden, zodat hij het opnieuw kan opnemen als de beproeving voorbij is.

Toen eenmaal de mystieke dood uitsluitend symbolisch werd uitgevoerd in exoterische mysterie-drama’s is die nog later vervallen tot religieuze geloften en is aangepast aan bepaalde formules, zoals in het verhaal of de mythe van de dood en wederopstanding van Jezus. Het Egyptische Dodenboek geeft een beschrijving van enkele van die ervaringen die de kandidaat moet ondergaan.

Mythe

Ook Mythologie [van Grieks mythos een geheim woord, geheime spraak]

Een occult sprookje of mystieke legende. De moderne versie varieert van een allegorisch verhaal tot pure fictie. Mythen zijn uiteindelijk niets anders dan de overblijfselen van een oude geschiedenis en zijn gebouwd op feiten of op een onderlaag van feiten, zoals is bewezen in het geval van Troje en Kreta. Een symbolisch verslag van wereldwijd bestaande oeroude waarheden zoals die van de Ark van Noach, kunnen bijna overal worden aangetroffen en komen niet zozeer in details overeen als wel voor wat betreft opvallende punten onder de meest verspreide en uiteengevallen volkeren. Mythen bevatten de universele sleutels die op alles kunnen worden toegepast en bewaren onsterfelijke en essentiële waarheden, zodat variaties in uiterlijke vorm onbelangrijk zijn. Zulke waarheden die worden bewaard in het geheugen van het ras van mensen kunnen altijd in essentie worden getoetst aan een standaard en voor waar worden gehouden. Dit betekent dus dat dit ‘doorgeven’ zichzelf kan corrigeren.

De eerste rassen van de mensheid ontvingen direct onderricht van hun goddelijke leraren, maar veel later, toen deze methode van onderricht niet langer beschikbaar was, werden de instructies toevertrouwd aan het rasgeheugen in de vermomming van allegorieën en hier vinden we de oorsprong van de wereldmythen. De werken van Hercules, die een parallel hebben in de mythen van enkele andere landen, bewaren een samenvatting van de evolutie van de geschiedenis in twaalf hoofdstukken. De sprookjes van helden die trachten knappe dames te winnen en daarvoor draken moeten verslaan, vertolken het drama van de ziel in zijn zoektocht naar waarheid.