Theosofische Encyclopedische Woordenlijst
© Theosophical University Press 2017

Ongeluksgetallen

Even getallen — en dan vooral de 2.

Zij behoren volgens Pythagoras, de gnostici en anderen, tot de materie. Sindsdien worden even getallen als ongunstig of slecht beschouwd of brengers van ongeluk omdat zij tot de materiezijde van de tweevoudige natuur worden gerekend, wat te herkennen is aan hun bijnamen als een duivels- of ongeluksgetal. De oneven getallen behoren al sinds de prehistorie tot het ontvouwen of het evolueren van de geest en worden als goed en gunstig beschouwd.

Het Ongemanifesteerde

In het algemeen gebruikt voor de eerste logos.

Dit in tegenstelling tot het gemanifesteerde-ongemanifesteerde oftewel de tweede logos, hoewel deze ongemanifesteerde logos heel juist gezegd de eerste manifestatie van het absolute is, of de top of de oorspronkelijke bron van een kosmische hiërarchie, waarvan er ontelbare aantallen in de grenzeloze ruimte zijn. Het ongemanifesteerde komt overeen met de oorspronkelijke eenheid waarbij het geheel van het gemanifesteerde heelal alleen maar ‘uit getallen bestaat.’ Achter het laatste dat kan worden waargenomen moeten we een voorafgaand onbekend iets vooronderstellen, dat dan het ongemanifesteerde kan worden genoemd.

Gebruikt in een beperkte betekenis voor de gemanifesteerde gebieden: zo kunnen de ongemanifesteerde oorzaken van dingen op het stoffelijke gebied gemanifesteerde zaken zijn voor het bewustzijn van de hogere gebieden.

Het Onkenbare

Bij de processen van het menselijke denken komt er altijd een bepaald filosofisch punt waar het denkvermogen niet voorbij kan.

Dit punt is voor die bijzondere lijn van denken het onbekende. Daarom moeten er net zoveel onbekenden zijn als er ‘verder dan’ zijn bij de werkingen van het menselijke denken en dus is het stellig af te raden om het woord onkenbaar terug te brengen tot maar één bijzondere betekenis. Het is gebruikt voor die ene uiteindelijke oorzaak van ons heelal, de wortelloze wortel van alles binnen dit specifieke heelal, omdat dit onkenbare eerlijk gezegd niet een object van kennis kan zijn voor het denkvermogen.

En toch is het door moderne agnostici gebruikt, in het bijzonder door Herbert Spencer, voor objecten die niet onkenbaar zijn maar slechts tot het noumenale zouden behoren die achter het gebied van de fenomenen liggen, wat de kenbare wereld alleen maar beperkt tot dat wat we kunnen begrijpen met onze huidige vermogens en mentale concepten die erop zijn gebaseerd. Het is dan ook niet anders dan een handige manier om alle onderzoeken die in de weg schijnen te staan voor de formulering van een materialistische filosofie onder het kleed te vegen.

Onokoro

(Japans) Ook Onogoro

In de Japanse kosmogonie is het een eilandwereld die is gemaakt door de goddelijke held Isanagi toen hij zijn met juwelen versierde speer in de chaotische oermassa van wolken en water wierp.

Onschuldigen

In het oude Judea werden er zuigelingen of kleintjes mee bedoeld, maar ook neofieten en ingewijden die ‘pas waren geboren,’ wat betekende dat zij opnieuw waren geboren.

We komen hetzelfde gebruik van het woord onschuldigen tegen in het verhaal in het Nieuwe Testament waar Herodes opdracht had gegeven alle (onschuldige) kinderen te doden: oorspronkelijk sloeg het op het doden van chela’s of ingewijden, maar in de christelijke geschriften is die betekenis aangepast en wijst nu alleen op het afslachten van baby’s omdat het ook op het lichaam van Jezus moest slaan.

Onsterfelijkheid

Dat wat niet kan sterven, dat wat geen dood kent.

Het sterven is het uiteenvallen van een samengestelde entiteit, waar de samenstelling zelf ophoudt te bestaan, hoewel zijn elementen niet vergaan. Noch vergaat de bezielende entiteit door het uiteenvallen van het fysieke, astrale of welk ander voertuig ook. Vandaar dat we in een beperkte zin kunnen zeggen dat bepaalde elementen onsterfelijk zijn, relatief ten opzichte van de samenstelling die zij vormen.

De theosofie onderwijst de voortdurende wedergeboorte van de gelijke geestelijke-intellectuele individualiteit gedurende het gehele manvantara en dat — zelfs na vereniging in paranirvāṇa — die individualiteit niet verloren gaat, juist omdat het dan op zijn eigen hogere gebied of sfeer van leven is en opnieuw tevoorschijn zal komen bij een nieuw manvantara om zijn eigen bijzondere cyclus te vervolgen. Deze eeu­wi­ge monade, de geestelijke-intellectuele individualiteit, is de werkelijke en waarlijk onsterfelijke essentie van de persoon, en binnen deze hoogste cyclus van onsterfelijkheid zijn een reeks van minder onsterfelijkheden, elk vertegenwoordigt de levenscyclus van één van zijn belichamingen van de monade. Het stervensproces betekent simpelweg het uiteenvallen van een of andere groep van lagere omhulsels die het individu bij belichaming omhult.

Wanneer we deze vraag vanuit het bewustzijnsaspect bekijken, betekent dood niets anders dan het wisselen van één bewustzijnsvorm voor een andere. We kunnen niet zomaar zeggen dat we ofwel sterfelijk of onsterfelijk zijn, aangezien we verschillende elementen van beide soorten in ons hebben. De essentie van de individualiteit is onvoorwaarlijk onsterfelijk, zijn omhulsels of lichamen zijn sterfelijk in verschillende en relatieve graden.

Onsterfelijkheid is voorwaardelijk voor de menselijke ziel, als het aspireert naar zijn eigen innerlijke God en zich daarmee verbindt, dan wordt de menselijke ziel onsterfelijk omdat die één is geworden met zijn geestelijke ouder, de hogere triade of monade. Maar als de persoonlijke of menselijke ziel weigert zijn geestelijke essentie te (h)erkennen en zich in toenemende mate met de complexe samengesteldheid van de lagere menselijke natuur verbindt, verliest die zijn kans op onsterfelijkheid en wordt slechts de psychologische sterfelijke samenstelling zelf.

De verklaring van de Boeddha dat ...

niets dat is samengesteld eeuwig is, en dat daarom, omdat een mens een samengestelde entiteit is, er zich in hem geen onsterfelijke en onveranderlijke ‘ziel’ bevindt, is de sleutel. De ‘ziel’ van de mens verandert van moment tot moment — ze leert, groeit, breidt zich uit en evolueert — zodat ze geen twee opeenvolgende seconden van tijd of ervaring dezelfde is. Daarom is ze niet onsterfelijk, want onsterfelijkheid betekent voortdurend blijven zoals u bent. Als u evolueert, verandert u, en daarom kunt u niet onsterfelijk zijn in het deel dat evolueert, omdat u tot iets groters uitgroeit. (BvhO 426)

In dit opzicht kunnen delen van een entiteit voor lange perioden blijven bestaan en aldus onsterfelijk worden genoemd, maar zij zijn niet onsterfelijk in de zin van het kunnen voortzetten van een onveranderlijk bestaan, of in een toestand blijven die gelijk is aan wat die nu is.

De Ontbrekende Schakel

De ontbrekende schakel heeft betrekking op de theorie dat de mens zou zijn ontwikkeld uit een mensaap en dat er een soort zou moeten zijn die tussen de aap en de mens in zou moeten staan.

Dit is een misleidend begrip, want dit zou betekenen dat een keten van ontwikkelde soorten tussen dieren en mensen volledig is gevormd met uitzondering van een enkele schakel of soort die, wanneer die is gevonden, de keten volledig zou maken. Het bestaan van zo’n bijna volledige keten is altijd niet meer dan denkbeeldig geweest. De theorie van Darwin vereist dat de mens via elkaar opvolgende stadia van toenemende verfijning moet zijn geëvolueerd uit een onbekende beestachtige voorouder via een primitieve bijna dierlijke wilde tot de mens van tegenwoordig. De talrijke graden van menselijke verfijning die tegenwoordig kunnen worden aangetroffen of waarvan we het bewijs door de vondst van resten hebben gevonden, vertegenwoordigen niet een voortgezette, ononderbroken evolutionaire tijdschaal, maar vormen slechts een gecompliceerde groep van soorten waarvan de wetenschap weet dat die in alle tijden gelijktijdig moeten hebben bestaan, naast deze gedegenereerde overblijfselen. Bovendien zijn de zogenaamde primitieve soorten nu recessief en zijn dat al vele eeuwen, die voor ons niet anders dan de verre afstammelingen zijn van veel vroegere rassen, die ooit een hoge beschaving kenden maar nu worden vertegenwoordigd door gedegenereerde overblijfselen.

De bestaande mensapen zijn in werkelijkheid de enige dieren of half-dieren die het dichtst bij de menselijke stam staan en danken hun bestaan aan de geslachtsgemeenschap van prehistorische mensen zonder een werkend denkvermogen (feitelijk onontwikkelde wilden uit die ver vervlogen tijden) met wat toen redelijk ontwikkelde apen waren. Dus de huidige mensapen zijn door ‘zonde’ voortgekomen uit de gemeenschap van onontwikkelde en wilde Atlantische stammen met de apen van die tijd. Juist omdat de mensapen nog iets van de mens in zich hebben zullen zij in de toekomst menselijke ego’s aantrekken die nu nog in een lage toestand van ontvouwde geestelijke en intellectuele vermogens en capaciteiten verkeren en die dus, als de cyclussen voortrollen, zich uiteindelijk zullen ontwikkelen tot een lage soort denkende en bewuste mens.

Voor theosofen betekent evolutie het ontvouwen van, of de emanerende ontwikkeling van binnenuit naar buiten van geïncarneerde monaden en de lichamen waarin deze monaden incarneren vormen wel het minst belangrijke deel van het geheel. De lichamen volgen langzaam, terwijl zij verbeteren in gevoeligheid en onophoudelijk op weg zijn naar een relatieve volmaaktheid van het zenuwstelsel, inclusief het brein en het ruggenmerg, door de ontvouwende impulsen van binnenin, die deze lichamen aldus leiden naar grotere vormen van volmaaktheid. Als de ego’s of monaden uit zichzelf de slapende vermogens van de geest en het denkvermogen ontvouwen, net zoals de psychologische natuur, zullen de lichamen de innerlijke en dwingende drang en impulsen voelen en erg langzaam door de eeuwen heen geschikte voertuigen ontwikkelen om de innerlijke vuren tot expressie te brengen.

Onuitsprekelijke Naam

Bij de joden staat het voor het woord Jehovah, voor de kabbalisten is het het tetragrammaton (JHVH, YHVH of IHVH). De on­uit­sprekelijke naam is het geheim van geheimen, IHVH (of Jehovah) is slechts een scherm. De kracht van de on­uit­sprekelijke naam is de kracht of het vermogen van de natuurlijke harmonie in de natuur, die de oude Griekse mystieke filosofen muziek noemden of de kosmische harmonie. Er is bij de naam die door de westerse kabbalisten wordt gebruikt eerder sprake van dat die niet màg worden uitgesproken, dan dat die uitgesproken kàn worden, want de ...

‘Onuitsprekelijke naam’ van de ware occultist is helemaal geen naam, nog minder dan dat Jehovah dat is. De laatste betekent, zelfs in zijn kabbalistische esoterische betekenis, een androgyne natuur (YHVH), dus met een mannelijke én een vrouwelijke natuur. Het is simpelweg Adam en Eva, of man en vrouw opgegaan in één, en zoals dat nu wordt geschreven en uitgesproken, is het zelf een plaatsvervanger. Maar de rabbi’s willen niet herinnerd worden aan de bevestiging van de Zohar dat YHVH betekent ‘niet zoals Ik Ben geschreven word Ik ook gelezen’ (Zohar, fol. III., 230a).
 Iemand moet weten hoe het tetragrammaton moet worden opgesplitst, ad infinitum, voordat hij het geluid ontdekt van de ware on­uit­sprekelijke naam van de joodse mysteriegod. (TG 155-6)

Onzelfzuchtigheid

Een eigenschap van het atman, het wezenlijke zelf of zelfheid.

Op de evolutionaire opgaande boog streven wij ernaar ons lagere of persoonlijke zelf los te weken van de gehechtheden aan objecten waar we persoonlijk naar begeren om dat universele gevoel te krijgen dat behoort bij deze goddelijke essentie (atman).

Zonder een altruïstische intuïtie zou geen enkele soort van georganiseerd leven, van dier of mens, kunnen blijven bestaan. Als we zelfloosheid zien als een te verheven en te moeilijk doel om te bereiken door op te klimmen, helpt het misschien als we op een andere manier naar zelfloosheid kijken, bijvoorbeeld als het oorspronkelijke ‘Thuis’ waar we van zijn afgedwaald.

Onzichtbare Werelden

Voor theosofen is het heelal één groot levend organisme dat is opgebouwd uit een oneindig aantal organismen die in een net zo oneindig aantal graden van expressie verschillen, als geest en stof. Deze groepen van organismen of werelden zijn door bewustzijn van elkaar gescheiden in gebieden of sferen, maar niet in ruimtelijke zin. Alle wezens van welk gebied dan ook, hebben een bewustzijn dat behoort bij dat typische gebied en zijn zich gewoonlijk in eerste aanleg daarom onbewust van andere gebieden.

Daarnaast zijn deze gebieden zo verschillend van substantie en dus van trilling, dat de entiteiten die zich daarop bevinden zich vermengen zonder dat zij elkaar storen. De zonnen en planeten van welk gebied dan ook doordringen onze fysieke sfeer en impregneren het, zodat we in ons dagelijks leven feitelijk door die werelden heenlopen. Ja, we zouden werkelijk door het wezen van die entiteiten heen kunnen lopen die in deze voor ons onzichtbare rijken wonen zonder dat het gemerkt wordt. Deze onzichtbare rijken zijn van dezelfde substantie als onze fysieke wereld, maar is van een meer etherische óf grovere aard dan die van ons. We kunnen die niet met onze zintuigen waarnemen vanwege de verschillende trillingssnelheden van de verschillende gebieden.

Hoewel onze zintuigen ons niets vertellen over al deze andere gebieden, zijn de innerlijke en onzichtbare hogere sferen ontzaglijk veel belangrijker omdat zij de oorzakelijke rijken zijn en ons fysieke heelal niet meer is dan het fenomenale eindproduct. Maar terwijl deze hogere gebieden uiteindelijk de oorsprong vormen van alle energieën en stoffen van de gehele fysieke wereld, zijn deze laatsten voor een entiteit die deze innerlijke en onzichtbare werelden bewonen net zo werkelijk en substantieel als onze fysieke wereld dat is voor ons. Net zoals wij in onze stoffelijke wereld vele gradaties of omstandigheden van energie en stof kennen, van de grofste tot de meest etherische, kennen de bewoners van deze andere werelden hun eigen grofste maar ook meest etherische substanties en energieën.

Voor alle duidelijkheid, de theosofische leringen met betrekking tot onzichtbare werelden hebben helemaal niets gemeen met het zogenaamde Zomerland van de spiritisten.

Oog van Horus of Osiris

Een van de namen waaronder het Egyptische symbool van het oog bekend is, vooral vanwege de hiëroglyfe ervan, die in Egypte wordt aangeduid als utchat. Er waren eigenlijk twee ogen: één was het symbool van Thoth (Tehuti) die de volle maan voorstelt, de andere was utchat of Ra (of Osiris), die staat voor de zon op zijn hoogste punt van de dag. Wanneer er wordt verwezen naar de ogen van Horus worden zij aangeduid als de witte en de zwarte: het witte oog staat voor de zon en het zwarte voor de maan.

De zon werd door de Egyptenaren altijd ‘het oog van Osiris’ genoemd, en was zelf de logos, de eerstgeborene, of het aan de wereld gemanifesteerde licht, ‘dat het denkvermogen en het goddelijke intellect van het verborgene is’. (SD 2:25)

Dit symbool verbindt Horus met de kenmerken en werkingen van de gemanifesteerde logos die geestelijk alles overziet, alles leidt en over alles waakt. En aangezien de logos in zichzelf alles bevat dat is, zowel geest en stof wanneer zij zijn gemanifesteerd, zien we de reden voor het gedetailleerd toe­schrij­ven aan zon en maan van deze of gene functie of activiteit van de logos.

Oog van Śiva

Ook wel het derde oog genoemd, de pijnappelklier die, wanneer tot activiteit geroepen, het orgaan wordt van de innerlijke geestelijke visie van een ziener. De pijnappelklier was in vroeger tijden, voordat de twee ogen van de huidige mens waren ontwikkeld, een actief orgaan aan de buitenzijde van het lichaam en was toen hét zintuig zowel voor het normale zien als voor innerlijke verlichting. Maar naarmate de eeuwen voorbijgleden trok dit derde oog of de pijnappelklier zich in de schedel terug en werd uiteindelijk bedekt door een hard bot en de schedel. Dit oog kan worden beschreven als het waarnemingsorgaan voor het gebied van de intuïtie, waardoor op elk moment rechtstreekse en betrouwbare kennis kan worden verkregen, als de ziener dat wil.

Het ‘oog van Śiva’ verschrompelde niet volledig vóór het einde van het vierde Ras. Toen de spiritualiteit en alle goddelijke vermogens en eigenschappen van de deva-mens van het derde Ras tot dienaressen waren gemaakt van de pas ontwaakte fysiologische en psychologische hartstochten van de stoffelijke mens, in plaats van omgekeerd, verloor het oog zijn vermogens. (SD 2:302)

Zie ook Hypofyse, Pijnappelklier

Dag van het Oordeel

Voor theosofen is het de beproeving van de ziel van een kandidaat voor inwijding, zoals in het oordeel van de ziel van Osiris in het Egyptische Dodenboek, of bij de laatste aanpassing aan het einde van een cyclus van manifestatie, wanneer er een involutie of terugkeer naar de oorspronkelijke goddelijke en kosmische eenheid plaatsvindt. Soms wordt erover gesproken als de dag ‘wees-met-ons’ of de dag ‘kom-naar-ons.’ Al het karma van de cyclus van manifestatie zal dan in evenwicht zijn gebracht, alle rekeningen zullen dan zijn vereffend.

In het christendom wordt het idee gekleurd door de Hebreeuwse profetische aanklachten, zoals die van Zephaniah die, na het beschuldigen van Judah en Jeruzalem, een regering van universele vrede belooft onder Jehovah of Jaweh. In Openbaring 14:14-20 wordt er geoordeeld wat duidelijk verband houdt met de verwachte verschijning van een messias. In de kerkelijke geloofsbelijdenissen verklaren de gelovigen hun geloof in Jezus Christus die ‘zal komen om te oordelen over de levenden en de doden.’

Oorspronkelijk Licht

De eerstgeborene van de eeuwig goddelijke en kosmische substantie (chaos) die voortkomt uit hemelse duisternis. In zijn eenheid is het het zevende of hoogste beginsel, dat zich manifesteert als daiviprakriti of oorspronkelijk licht, maar in zijn differentiaties wordt het de ontwikkeling van daiviprakriti, gewoonlijk fohat genoemd, dat zich opnieuw manifesteert als de zeven oerkrachten van de natuur. Het is de Shĕkhīnāh van de Kabbalah. Kosmische vorming is het gevolg van kosmische wil en intelligentie die handelen door de oersubstantie en die er het oorspronkelijke licht en het organiserende leven van het heelal uit tevoorschijn roepen.

Zie ook Licht

Oorspronkelijk Water

Ook Oerwater

Chaos, ‘het grote groene,’ het Egyptische Nu, het water van de ruimte, een aanschouwelijke term van de kosmische ruimte voordat een manvantara begint.

Oorspronkelijke Punt

Ook Eerste punt

Dit betreft een wijdverbreid idee maar dat toch vooral in de Hebreeuwse Kabbalah wordt genoemd. Dat geschrift stelt dat toen de Verborgene van de Verborgenen zichzelf wenste te manifesteren, dat deed door eerst een punt te ontwikkelen, wat de eerste sefira werd, kether, de kroon. Uit dit oorspronkelijke punt kwamen alle onzichtbare en zichtbare hemellichamen naar voren. Dit punt wordt vaak in de oude symboliek voorgesteld door een punt in een cirkel . De cirkel stelt het ontwaken voor van het Monas monadum van die hiërarchie ofwel de monade van monaden gedurende zo’n manvantarische manifestatie, en wordt ook wel de ongemanifesteerde of eerste logos genoemd.

De orfische kosmogonie kende een soortgelijk idee: Phanes (Eerste of ongemanifesteerde logos), Chaos (beschouwd als vrouwelijk omdat die de bevatter is, de gemanifesteerde ongemanifesteerde of tweede logos) en Chronos (de actief scheppende of derde logos) zijn de drie samenwerkende beginselen die echter één in essentie zijn en die emaneren uit het Verborgen Punt, een wiskundig centrum van grenzeloze ruimte (het parabrahman van de hindoes, Hebreeuws eyn soph) en door hun interactiviteit wordt het emanerende werk voortgezet.

In de mythologie van de hindoes wordt de emanerende Brahmā beschreven als een lotus die omhoog groeit uit de navel van Vishṇu, de ondersteuner. De tweevoudige god rust op het water van de ruimte met Ananta-Sesha — de slang van de oneindigheid — wat ook kan worden gelezen als de ongemanifesteerde windingen van de cyclische tijd. Het is ...

de meest aanschouwelijke allegorie die ooit is bedacht: het Heelal, dat zich ontwikkelt uit de centrale zon, het Punt, de altijd verborgen kiem. (SD 1:379)

Blavatsky definieert het woord metafysisch als ...

het eerste punt van manifestatie, de kiem van oerdifferentiatie, of het punt in de oneindige cirkel ‘waarvan het middelpunt overal is en de omtrek nergens.’ Het punt is de logos. (TG 119)

Het Oosten

[van oud-Engels est; vgl. Latijn aurora oosten, morgenstond; Grieks auos ochtendschemering]

Een van de vier delen van de aarde, verschillende delen werden in de oude religieuze filosofie als heilig beschouwd en soms werd erover gezegd dat het de plaats zou zijn waar wijsheid vandaan kwam: zo zijn er de wijzen uit het Oosten, er is de ster in het Oosten en christelijke kerken zouden hun altaar naar het oosten hebben gericht. Het is de plaats van de opkomende zon en het is dat deel van de hemelse evenaar dat de ecliptica snijdt tijdens de lente dag-en-nachtevening. Vandaar dat — voor zover het de Europese symboliek betreft en teruggaat naar een lang vervlogen tijd toen dat dag-en-nachteveningspunt nog in Taurus lag — zijn overeenkomstige figuur onder de vier heilige dieren werd gevonden, de stier.

Openbaring van Johannes

Ook wel de Apocalyps genoemd.

Het laatste boek van het Nieuwe Testament en een waar staaltje van apocalyptische literatuur. Dit boek neemt in het christendom een plekje in onder de joods-christelijke mystieke boeken van onbekende schrijvers, en wordt ondermeer toegeschreven aan Enoch, Ezra en verschillende apostelen. De Apocalyps van Johannes is een deels op het Boek van Enoch gebaseerd werk van een joodse kabbalist die het had aangepast aan het joodse christendom en die een overerfde aversie had tegen de Griekse Mysteriën. Zoals het met apocalyptische literatuur in het algemeen gaat, heeft het de vorm van visioenen van de veronderstelde auteur en zijn last bestaat dan uit de worsteling met rechtvaardigheid en het kwaad, wat eindigt in de omverwerping van het laatste en de vestiging van het koninkrijk van Christus.

Dit boek markeert een stadium in de geleidelijke aanpassing van het originele esoterische christendom aan de eisen van een uitsluitend op geloof gebaseerde wereldse religie. Diverse verschillende sleutels zijn nodig om de Openbaring van Johannes te kunnen interpreteren:

Niet [anders of] minder dan het Boek van Job is de hele Openbaring simpelweg een allegorische vertelling van de Mysteriën en inwijding daarin van een kandidaat, Johannes zelf ... De getallen zeven, twaalf en andere zijn even zoveel lichten die over de duisternis van dit werk worden geworpen. (IU 2:351; vgl. SD 2:93&n, 516)

Ophanim

(Hebreeuws) Ook ’Ophannim’Ōfannīm [meervoud van ’ōfān wiel van ’āfan omwentelen, draaien]

De ‘wielen’ die door Ezechiël en door Johannes in Openbaring zijn gezien en die duiden op sferen of werelden, ook gebruikt in de Sepher Yetsirah (Boek van Schepping). De ’ophanim wijzen op het draaien of rondwentelen van hemellichamen, vooral de planeten, en de massa’s ‘engelen’ die de hemellichamen hun respectievelijke individualiteit geven, hun typische energieën en substanties en die zorgen voor hun verschillende draaiende bewegingen in zowel ruimte als tijd, en die sturen. In dit verband zijn het vier sterrenbeelden van de dierenriem — Taurus (Stier), Leo (Leeuw), Scorpio (Adelaar) en Aquarius (Mens) — die sinds het begin van het christelijke tijdperk waren verbonden met de vier canonieke evangelisten. In de Zohar (ii 43a) vormen de ‘ophanim een van de tien klassen van legers van engelen die de yetsiratische wereld omvatten.

Ophieten

Een van de eerste gnostische sekten van Egypte die een periode van bloei in de tweede eeuw kende en de slang (ophis) als een heilig symbool gebruikte — die de Christos in de mens moest voorstellen.

Hoewel zij vasthielden aan enkele beginselen van Valentinus kenden zij eigen occulte rituelen en symboliek. Een levende slang die het Christos-beginsel (dat wil zeggen de goddelijke reïncarnerende monade, niet Jezus de mens) moest voorstellen werd in hun mysteriën beschreven en vereerd als een symbool van wijsheid (Sophia), het type van de algoede en alwijze. De gnostici vormden geen christelijke sekte in de algemene betekenis van dit woord, aangezien de Christos van het voor-christelijke denken en de gnosis niet de ‘goddelijke mens’ Christus was maar het goddelijke Ego, die één was geworden met buddhi. Hun christos was de ‘eeuwige ingewijde’ de Pelgrim gekenmerkt door honderden soorten ophidische symbolen gedurende een aantal duizenden jaren vóór het zogenaamde ‘christelijke’ tijdperk. (TG 241)

Ophis

(Grieks) Slang

Gebruikt door de gnostische ophieten voor Chnouphis, de agathodaimon (de goede slang). Dit is een embleem van wijsheid en van nooit eindigende cyclussen van tijd, die samen met Ennoia, de logos vormen. Zijn tegengestelde pool is ophiomorphos [slangenvorm van ophis slang + morphe vorm]. De twee worden afgebeeld in de dierenriem als Virgo-Scorpio (Maagd-Schorpioen). De slang was voor zijn val ophis-christos en erna ophiomorphos-chrestos. De rooms-katholieke kerk zag in Michaël het equivalent van ophiomorphos en de gnostici zagen dat in Jehovah.

Oplosmiddel

Het universele oplosmiddel is een alchemistische uitdrukking en gelijk aan de Steen der wijzen en het universele middel van de middeleeuwse alchemisten.

Het staat voor een eenheid waarin verschillende elementen kunnen opgaan of waaruit zij kunnen emaneren of loskomen. Het kent verschillende toepassingen afhankelijk van het bijzondere gebied waarop het wordt toegepast. Dus ...

Alles wat de laya-toestand verlaat, wordt actief leven; het wordt in de maalstroom van de BEWEGING getrokken (het alchimistische oplosmiddel van het leven). (SD 1:258)
Het hoogtepunt van het ‘geheime werk’ is de vereniging van de drie elementen (zwavel, kwik, zout), het occulte oplosmiddel in de ‘wereldziel’, de kosmische ziel of het astrale licht; en op het stoffelijke gebied is het waterstof. (SD 2:113)

Oproeping

[van Latijn evocare oproepen]

Het oproepen van simulacra van de overledene door magische handelingen of het oproepen van de demonen of natuurgeesten van verschillende soorten door de wil, geleid door kennis. Maar de spirituele aspecten van mensen kunnen niet worden opgeroepen, behalve in zeldzame gevallen en dan meteen na het overlijden wat in dit geval gelijkstaat aan zwarte magie. En zelfs dan komen deze ontlichaamde geesten eigenlijk niet zelf, maar zorgen ervoor dat hun simulacrum wordt gevormd, of zij sturen een boodschapper. De poging om op die manier de overledene op te roepen is een zwaar zondige verstoring van de loop van de natuur en erg nadelig voor het welzijn van de vertrokken ego’s. Het is veel gemakkelijker en wordt ook meer gedaan, om schimmen van het kamaloka op te roepen, of wezens uit het lagere astrale licht. En de verschijningen die aldus zijn gevormd, zijn vaak van een samengestelde aard, waaraan het medium en de aanwezigen, of zij er nu bewust van zijn of niet, ongewild bijdragen. Dit is absoluut het geval wanneer er een feitelijke materialisatie plaatsvindt. Zulke praktijken vallen onder de algemene noemer van necromantie of dodenbezwering

Optekenaars of Schrijvers

Leden van een klasse van heilige schrijvers, inwijders en optekenaars van de oeroude leringen, zoals bijvoorbeeld Enoch, Hermes en Thoth. Kosmogonisch zijn de lipika’s vastleggers van karma.

Or

(Hebreeuws) ’Ōr [van ’ōr licht, zijn of worden]

Ook aior, aour en aur.

Licht, met de secundaire betekenissen van ochtendschemering, dageraad, bliksem, het licht van het leven, mystiek licht in de betekenis van onderwijs, kennis, derhalve ook leer. Als metafoor geluk, welvaart, leiding en een leraar.

In een ruimere context wanneer het wordt gebruikt met paneh (gezicht), het gezicht laten schijnen of schitteren, wat wordt gezegd van een kandidaat tijdens inwijding.

Gelijk aan het astrale licht en de bron en synthese van de twee aspecten van het gemanifesteerde astro-etherische licht: de ene is het licht en de leven gevende zijde (’od) en de andere de stofzijde (’ob), de brenger van de dood.

Orakel

Een goddelijke uitspraak of de plaats of het middel waardoor een goddelijke boodschap wordt doorgegeven.

De ziel heeft volgens Plato een aangeboren profetisch vermogen. De mens in wie dit vermogen volledig werkzaam is heeft dan ook geen communicatiemiddel nodig. Bij sommige mensen kan het tijdelijk aanwezig zijn en onder bepaalde omstandigheden functioneren. In de tijd van de Griekse helden spraken de goden direct tot de mens of verschenen aan hem, zoals we kunnen zien in Homerus. Later werden er indirecte communicatiemiddelen gebruikt, die in het algemeen‘Het Orakel’ door Camillo Miola (1880) in het Getty Museum kunnen worden betiteld als orakeltaal. In sommige gevallen was de tussenkomst van een ziener nodig, zoals bij de sibillen van Rome en de pythische zieneres van Delphi. Soms werden de ‘geesten’ van de doden geraadpleegd, zoals in het geval van Saul en de wijze vrouw van Endor en Aeneas en Anchises. De aarde en de goden van de onderwereld speelden een belangrijke rol: als Apollo in Delphi werd geraadpleegd en de priesteres in een trance was gebracht, naar men aanneemt door de werking van bepaalde dampen die opstegen uit de vloer, moest men soms afdalen in onderaardse grotten en dan moest de verlanger naar informatie ervaringen meemaken die overeenkomen met die van iemand die sterft, zoals bij een inwijding. Daarnaast was het vaak de gewoonte dat de vragensteller op een heilige plek moest slapen om in een droom een openbaring te krijgen van de heersende god. Of de boodschap kon worden doorgegeven door een bepaald teken dat de vaardigheid van een waarzegger vroeg om het uit te leggen, maar dit valt onder het hoofdstukje van waarzeggerij en omens. Het doel was het beripsvermogen van de geïncarneerde mens uit te breiden door een beroep te doen op de werkelijk spirituele intelligenties.

Hoewel in de landen aan de Middellandse Zee vaak een soort dodenbezwering of het raadplegen van de doden werd gepraktizeerd werd dat toch altijd met kracht afgeraden en in veel gevallen door de overheid zelfs streng verboden. Zelfs in die gevallen waarin de Griekse en Romeinse literatuur belangrijke personages in mythen laat zien die de doden om raad vragen, betekende dat voor de geschoolden van die tijd dat de astrale schimmen of schaduwen automatisch reageerden op indrukken die achter waren gebleven in de astrale lijken.

De beroemde Griekse orakels (manteia of chresteria) genoten een goede reputatie die hun grote populariteit verklaart, hoewel hun reputatie langer heeft standgehouden dan hun oprechtheid.

Orcus

(Latijn) [van Grieks horcos een eed, het object waarop men de eed aflegt, de getuige van een eed]

Synoniem van Hades, Dis, Pluto. Romeinse naam van de heersende god van de onderwereld, ook van de onderwereld zelf. Horcos was de zoon van Eris (ruzie, strijd) die de meineedpleger straft.

Ook gebruikt in de Codex Nazaraeus voor de bodemloze afgrond: maar die bodemloze afgrond is in werkelijkheid de Tartarus.

Orfisme

Ook Orfische Mysteriën [van Grieks orphikos]

Het orfisme onderwees oorspronkelijk de oorzaakloze oorzaak waarover elke speculatie onmogelijk is, de periodieke verschijning en verdwijning van alle dingen, van atoom tot heelal, wederbelichaming, cyclische wet­matig­heid, de essentiële goddelijkheid van alle wezens en zaken, en de dualiteit van de manifestatie van het heelal. Het postuleerde zelfs zeven emanaties van het grenzeloze: aether (geest) en chaos (stof), waaruit het wereldei voortkomt, van waaruit Phanes wordt geboren, de Eerste logos, dan Uranus (en Gaia) de Tweede logos, met Kronos (en Rhea, moeder van de Olympische goden) en de latere fase van de tweede logos, en Zeus de derde logos of demiurg — die een lagere zevenvoudige hiërarchie van emanaties begint door Zagreus-Dionysos voort te brengen, de god-mens, de goddelijke zoon. Typisch voor de orfische kosmogonie is de belangrijke plaats die is gegeven aan het getal zeven.

De opkomst van de orfische eredienst van Dionysos is het aller­belang­rijk­ste feit in de geschiedenis van de Griekse religie en markeert een groot geestelijk ontwaken. Zijn drie grote ideeën zijn (1) een geloof in de essentiële goddelijkheid van de mens en de volledige onsterfelijkheid of het eeu­wi­ge bestaan van de ziel, zijn eerdere en zijn latere bestaan; (2) de noodzakelijkheid van individuele verantwoordelijkheid en recht­vaardig­heid; en (3) de vernieuwing of verlossing van de lagere natuur van de mens door zijn eigen hogere Zelf. (F. S. Darrow)

De orfische leringen werden in stand gehouden door de Gouden of Hermetische Keten van Opvolging tot aan de tijd van de neoplatonisten waarna (zoals het symbolisch is verteld in het oude verhaal van Eurydice) zij werden gedood — vergeten of verloren, voor zover het het publiek aanging. Hun grondtoon was toewijding aan het mandaat van de god van binnen: volmaakte zuiverheid, volmaakte onpersoonlijke liefde, volmaakt begrip en toewijding aan de belangen van de mensheid.

De drie orfische mysteriegoden waren Zeus, de goddelijke Alvader; Demeter-Kore, de godin van de aarde en zowel moeder als maagd; en Zagreus-Dionysos, de goddelijke zoon. Deze drie-eenheid vindt zijn tegenhanger in Egyptische, Indiase, Chaldeeuwse, christelijke en andere godsdiensten. Men kende twee soorten doop, één die bestond uit zuivering door water, die later door de christenen werd overgenomen, en de andere was een ceremonie waarin het gezicht van de neofiet werd gereinigd door een mengsel van aarde en zemelen, wat het wegwassen van de veront­reinig­ingen van de ziel moest symboliseren.

De ceremonie van de eucharistie werd ook door de christenen overgenomen en aangezien het orfische ritueel het gebruik van alcohol verbood werd dat vervangen door een mede bestaande uit honing en melk. In het ritueel zoals dat was overgenomen door de eenvoudige eerste christenen dronk de neofiet niet alleen wijn maar ook melk en honing. In het orfisme symboliseerde honing niet alleen zuiverheid en gezondheid, ofwel eindeloos leven en geluk, maar ook de geheime kennis die werd verkregen door inwijding.

Bijen, de verzamelaars van honing, vormden een levend symbool van de reïncarnerende ziel, net als de vlinder. En precies zoals bijen de nectar van de bloemen verzamelen en die in honing omzetten, zo verzamelt de ziel tijdens zijn vele omzwervingen mystieke ervaringen en slaat die op in zijn voorraadkamers. Melk symboliseerde kennis die de innerlijke mens als een kind van de eeuwigheid zou voeden, net zoals melk het kind voedt.

Het orfisme bloeide van vóór de 14de tot de 6de eeuw v. Chr. en opnieuw, na zo’n vijf eeuwen van afwezigheid, gedurende de eerste vier eeuwen van de christelijke jaartelling. Plato, Empedocles, de leringen van Pythagoras en enkele van de Griekse dramaturgen en dichters vormen het meeste bronmateriaal van de eerdere periode, naast verschillende overgebleven orfische fragmenten waaronder de orfische tafels of tabletten. Deze tabletten met orfische hymnen bestaan uit acht gouden tafels met inscripties die dateren van rond de 4de eeuw v. Chr. Zij bestaan uit aanwijzingen die aan de ziel worden gegeven voor zijn reis door de werelden na de dood en toestanden die erg doen denken aan het Egyptische Dodenboek. De grondtoon wordt aangeslagen door de ziel wanneer die zegt:

Ik ben een kind van de aarde en van de sterrenhemel, maar mijn geslacht is (alleen) van de Hemel ... Kijk, ik ben uitgedroogd van de dorst ...

Voor de latere periode hebben we de geschriften van de neoplatonisten en hun tegenstanders, de eerste christelijke kerkvaders.

Dat de gehele orfische mythogonie met opzet allegorisch is opgebouwd wil nog niet zeggen dat er geen grote prehistorische religieuze hervormer met de naam Orpheus zou hebben geleefd, zou hebben gewerkt, onderwezen en een religie zou hebben gesticht als het resultaat van een authentieke Mysterieschool.

Örgälmer

(Zweeds, IJslands) Ook Örgelmir [van ör oer, oorspronkelijk + gälmer de luidruchtige]

In de Noorse mythologie is het het eerste harde geluid of grondtoon die, zoals bij de eerste toon van een reeks boventonen, als echo’s door de oneindige ruimte gaan en de bron vormt van de groeiende reeks trillingen van een kosmisch organisme. De ijsreus Ymir — uiterlijk onbeweeglijk en het ‘niets’ — verandert in Örgälmer wanneer die wordt gedood aan het begin van een nieuwe universele levenscyclus door de scheppende goden Odin, Vile en Vi (of Ve), die dan het lichaam van de reus (slapende stof) gebruiken om werelden te vormen. Odin in zijn rol als Ofner (opener) stelt de opzwepende energie voor die de ijsreus (slapende stof) omvormt tot een kosmos. Zoals bij Svafner (sluiter) is Odin gekoppeld aan Bergelmir aan het einde van het kosmische leven. Ook staat het voor de eerste trilling: de big bang* (MvO, 351).

*OV: De big bang is een achterhaalde theorie, of liever gezegd een fantasie van astronomen, die niet zou zijn begonnen met een trilling, maar met een explosie. Maar de schrijfster van de Masks of Odin had goede gronden om in het ontwaken van het heelal een ‘big bang’ te zien.

Organen

De geschiedenis van de natuur laat zien dat wanneer lagere diersoorten opklimmen tot hogere diersoorten de organen van een lichaam elk afzonderlijk belangrijker wordt en in sommige gevallen een groter aandeel van het organisme innemen. G. de Purucker wijst erop dat ...

elk van de organen van het menselijk lichaam de vertegenwoordiger is van een deel van zijn samengestelde innerlijke constitutie ... elk van de monadische centra ... in de mens heeft zijn eigen overeenkomende orgaan in het fysieke lichaam en elk van die organen werkt zoveel mogelijk in overeenstemming met de karakteristieke of typerende activiteit van zijn innerlijke en onzichtbare oorzaak. Het hart, de hersenen, de lever, de milt, enz., is ieder op zichzelf de uitdrukking op het fysieke gebied van een overeenkomstig bewustzijnscentrum in de onzichtbare constitutie van de zevenvoudige mens.(ET 548)

Er zijn manasische en kamische organen. De hersenen en het hart zijn ‘de organen van een hogere macht dan de persoonlijkheid’ (BCW 12:367; of St.in Oc. 89). De lever wordt het orgaan van kama genoemd; de milt is het voertuig van het liṅgaśarīra. Van de ritmische getijde­bewegingen van levenskrachtige lucht in de borstkas wordt gezegd:

De oerstroom van de levensgolf is hetzelfde als die de menselijke vorm aanneemt van inademende en uitademende bewegingen van de longen, en dit is de bron van de evolutie en involutie van het heelal. (vraag uit Nature’s Finer Forces Rama Prasad, BCW 12:356; of Studies in Occultism 76)

De baarmoeder waarin een nieuw leven verschijnt komt, wat het lichaam betreft, overeen met de universele matrix — de kosmische ruimte — de bevruchte cel die het punt in de cirkel is waar differentiatie begint. De ogen, tenminste vanuit één standpunt gezien, zijn van onze zintuigen de meest occulte. De vezels van de grote optische zenuwen zijn onderling verbonden met bijzondere organen van waarneming en prikkelingen — optische thalamus, pijnappelklier en hypofyse enz. — die zich in het centrum van onze hersenen bevinden.

Bovendien ...

heeft elk menselijk orgaan en elke cel daarin een klavier van zichzelf zoals dat van een piano, met dat verschil dat die alleen prikkels registreert en uitzendt in plaats van geluid. Elke toets heeft de potentie goed te zijn of slecht, van het zorgen voor harmonie of disharmonie. (BCW 12:368-9 of St in Oc 91)

... net naar gelang de impuls uit de hogere of uit de lagere natuur komt. Het geheugen heeft in de hersenen geen speciaal orgaan van zichzelf, maar heeft zetels in elk orgaan van het lichaam. Het gehele lichaam is één groot uitgestrekt klankbord waarin elke cel een lang verslag van indrukken met zich meedraagt die verband houden met zijn ouder-orgaan, en het heeft ook een geheugen en een bewustzijn van zijn eigen soort. Deze indrukken zijn, overeenkomstig de aard van het orgaan, fysiek, psychologisch of mentaal en zuiver abstract, of een geestelijk bewustzijn. De fysiologische wisselwerkingen van cellen en organen in het lichaam die automatisch worden geleid door een ‘universeel aanwezig denkvermogen’ dat door dat gehele lichaam heenwerkt en dat nooit met behulp van instrumenten kan worden geanalyseerd. Vanwege deze intellectuele invloeden die door het gehele organisme gaan, is de fysiologie voorbestemd ooit ‘het hulpje van de occulte waarheden te worden’ (BCW 12:139; of St in Oc 105).

Op grotere schaal heeft elk orgaan zijn eigen ritme of trillingsgetal in antwoord op de eeu­wi­ge kosmische beweging. Deze reactie wordt opgewekt door een ...

levensbeginsel, en zonder dit zouden moleculaire verbindingen nooit hebben geresulteerd in een levend organisme, en beslist niet in de zogenaamde ‘anorganische’ stof van ons bewustzijnsgebied. (SD 1:603)

Het verbreken van het normale ritme van een orgaan verstoort het ritme van alle andere organen, wat de vele vaak voorkomende symptomatische reflexen verklaart.

De algemene beginselen van de occulte fysiologie liggen aan de basis van de vele parameters die bij chemisch, microscopisch en biologisch onderzoek een rol spelen en sturen die aan. Het menselijke organisme is een voorbeeld van de moderne wetenschappelijke visie op de elektronische aard van materie. In de mens komen de positieve en negatieve fasen van het ene Leven samen om zich als een eenheid te manifesteren in de functionele stromen van vitaliteit, wat allemaal van belang is voor de medische zorg die zich bezighoudt met orgaantherapie. Het resultaat kan misschien niet als zodanig worden herkend, omdat zij werkt langs innerlijke krachtlijnen. Elk lichaam van mens of dier is een complex organisme waarvan de verschillende delen in harmonie trillen met de synthetische aard van zijn eigen evolutionaire status van levenskrachtige stof en bewuste kracht — zijn zelfheid. Vandaar dat een injectie met de fysiologische essentie van een van de organen van een bepaald wezen in de levensstroom van een ander, om een gunstige reactie te stimuleren of op gang te brengen, niet anders dan een extra doch subtiele verstoring door een vreemd element kan betekenen. Alle dierlijke lichamen zijn opgebouwd uit dezelfde lichaamsstof, zodat menselijke en dierlijke levens­atomen uitwisselbaar zijn, maar zo’n uitwisselbaarheid wordt bestuurd of gereguleerd door extreem occulte oorzakelijke relaties waarvan de handelingen buiten of boven het menselijke gebied van ingrijpen plaatsvinden. Orgaantherapie zoals het tegenwoordig wordt gezien en uitgeoefend, wijkt sterk af van de normale natuurlijke processen, die geen analogie in de natuur kent als een bron van een gezonde geneeskrachtige stof. Bij deze kunstmatige mengsels van zowel fysieke als ultrafysieke krachten spelen belangrijke kwesties een rol die de kennis van onderzoekers in laboratoria te boven gaan. Het eindresultaat van het veroorzaakte gebrek aan evenwicht tussen krachten blijkt uit de toename van kwaadaardige, degeneratieve, mentale en zenuwziekten, met de overduidelijke onevenwichtige werking van vitaliteit en bewustzijn.

Zie ook Fysiek lichaam

Orion

(Grieks)

Een knappe reus en machtige jager van Boeotië die tussen de sterren was geplaatst. Het sterrenbeeld Orion werd altijd al gezien als een reus, niet alleen in Griekenland, maar ook in Syrië, Arabië en Palestina. In Ierland en onder de Maya’s was hij een krijger, in Egypte stond hij bekend als Horus, de jonge zon, in de zonneboot. In Babylonië was hij Merodach of Nimrod de machtige jager.

Örlog

(IJslands) [van ör, ur, oer, oorspronkelijk + log wet]

In de Noorse mythologie staat örlog voor de oorspronkelijke wet of oerwet van al wat bestaat en lijkt erg op karma, de keten van oorzaken en gevolgen die voortdurend iemands lot of bestemming aanpassen als gevolg van zijn handelen, en is zonder begin of einde.

De vertegenwoordigers van Örlog zijn de drie nornen die het verleden (Urd, oorsprong), het heden (Verdandi, worden) en de toekomst (Skuld, schuld) voorstellen. Het is het gevolg van alles dat is geweest waaraan we niet kunnen ontsnappen en dat nu de toekomst maakt, of het nu voor goden is of voor mensen.

Orpheus

(Grieks) Een religieuze leraar en hervormer uit de Griekse oudheid.

Er zijn zoveel legendes om hem heen geweven dat er in de loop van de tijd steeds meer aan zijn historische bestaan werd getwijfeld. Hij heeft echter werkelijk bestaan en is waarschijnlijk rond de 13de eeuw v. Chr. in Thracië geboren.

Orpheus leefde en onderwees in Pimpleia op de Olympus en bracht de oude wijsheidsreligie weer tot leven. Hij hervormde die toen de populaire godsdienst in verval was geraakt ... en werd daarvoor vermoord — althans volgens het verhaal. Hij verzamelde leerlingen of discipelen om zich heen en stichtte een beroemde Mysterieschool van waaruit in de loop van de tijd een enorme stroom literatuur naar voren kwam die later is vergaan, met uitzondering van de Orfische Hymnen, de Lithica (een gedicht over de aard van kostbare stenen), de Argonauten (wat de band van Orpheus met de expeditie van de Argonauten beschrijft) en enkele andere oppervlakkige fragmenten — die in onze tijd als apocrief worden beschouwd of van een veel latere datum zijn dan Orpheus zelf was, hoewel die zeker orfische elementen bevat.

Er schijnt in de oudheid geen twijfel te hebben bestaan over het feitelijk historische leven van een op een god lijkende man die de orfische religie of Mysteriën stichtte en van wie het werk werd voortgezet door anderen in een ononderbroken lijn, waarvan enkelen zijn naam overnamen, want we kennen niet minder dan zes verschillende leraren met de naam Orpheus. Wanneer we het historische verhaal van Orpheus toevoegen aan de magiër-bard, de legenden rond zijn goddelijkheid, zijn huwelijk met Eurydice (esoterische wijsheid), zijn leer, zijn doodsstrijd en passie en uiteindelijk zijn dood als een martelaar — legenden die bijna gelijk zijn aan en die behoren bij wereldverlossers als Kṛishṇa, Boeddha, Jezus en Mithra — wordt het duidelijk dat hij niet zomaar een grote leraar was, maar ook een belangrijke schakel in de hermetische keten van esoterische opvolging.

De legendarische Orpheus was de zoon van Apollo, god van muziek en de zon, en van Calliope, muze van epische dichtkunst. Met zijn zevensnarige lier, het symbool van de kosmische en menselijke constitutie, werd hij de magische musicus: stenen bewogen, bomen bogen, bloemen sprongen tevoorschijn, bergen bogen op zijn lied naar elkaar toe. Hij reisde met de Argonauten op hun queeste naar het gouden vlies. Zijn mystieke vereniging met Eurydice is, net zoals het geval is met de queeste van de Argonauten, duidelijk allegorisch. Orpheus verkreeg zijn mystieke bruid door de macht van zijn muziek en na de mystieke vereniging keerde hij terug naar Pimpleia op de Olympus waar hij in een grot ging leven en onderricht gaf (wat ook bekend is van andere grote leraren).

Toen Eurydice overleed door de beet van een giftige slang ging Orpheus naar haar op zoek in de onderwereld, en zijn afdaling in die onderwereld is een gesluierd verslag van een inwijding. Het was Orpheus toegestaan om Eurydice mee terug te nemen op voorwaarde dat hij niet om zou kijken, wat symbolisch is voor de keiharde voorwaarden voor het met succes volgen van de mystieke weg. Maar Orpheus keek toch om en zijn vereniging met de esoterische leer, verpersoonlijkt door Eurydice, raakte verbroken. Na te hebben gerouwd trok hij zich terug op de berg Rhodope, waar maenaden of bacchanalen hem uit elkaar trokken, ledemaat na ledemaat.

Blavatsky vergelijkt Orpheus met Arjuna, de zoon van Indra en discipel van Kṛishṇa, die de mensheid onderwees, die ook Mysteriën instelde en naar Patala ging (de hel of de Antipoden) en daar de dochter van de naga-koning huwde (TG 242).

Orpheus kan zowel als een metafoor als een werkelijke man en leraar worden gezien. Hoe dan ook, of hij nu kosmisch is of aards, Orpheus komt overeen met de niet-aflatende pogingen van het hogere of geestelijke ego om het lagere ego uit de slavernij van de stof te redden, ongeveer zoals in het gnostische verhaal van de Christos Sophia, die zijn eigen lagere zelf of voertuig tracht op te trekken uit het moeras en het gezwoeg van de lagere werelden. Als de roep van een onpersoonlijk mededogen zo sterk is dat die persoonlijk wordt, met andere woorden als Orpheus omkijkt en wordt aangetrokken tot de lagere gebieden, verliest hij Eurydice. Eurydice betekent ‘ruim oordeel,’ de werking van de ratio in de menselijke constitutie. Orpheus zou hier de intuïtie moeten zijn en Eurydice de ratio: het manas dat in de aardse natuur was gezonken moet tot wijsheid worden opgetild door buddhi.

Wanneer de ideale Orpheus van de neofiet zich bij Eurydice als worstelende ziel voegt, wordt Orpheus de ingewijde die tijdens de beproevingen in de onderwereld zich weet te verzekeren van de veiligheid van het denken (Eurydice) en wordt dan als een zoon van de zon. Mocht Orpheus echter omkijken, dan zou buddhi opnieuw verstrikt raken in het lagere moeras en kan Eurydice niet worden gered. Orpheus wordt dan opnieuw in de boeien geslagen en moet er een nieuwe poging worden gedaan.

Oshadhi-prastha

(San­skriet) Oṣadhi-prastha

Plaats van geneeskrachtige kruiden.

Een raadselachtige stad in de Himalaya die zelfs in de periode van de Veda’s wordt genoemd. De overlevering laat zien dat die ooit was bewoond door wijzen, grote adepten in de geneeskunde, die alleen kruiden en planten gebruikten zoals ook de oude Chaldeeën dat deden. De stad wordt genoemd in de Kumara Sambhava van Kalidasa. (TG 243)

Osiris

(Egyptisch) Ook As-ar en Us-arȦs-ȧr, Us-ȧr

Zondermeer de beroemdste god van het Egyptische pantheon, die overeenkomt met Zagreus-Bacchus van de Eleusinische Mysteriën. In Over Isis en Osiris van Plutarchus wordt Osiris voorgesteld als de zoon van Nut, de ruimte en het oerstof (gelijk aan de Griekse Rhea), en Seb, hemels vuur (Kronos). Hij werd koning van Egypte en leerde het volk de aanbidding van de goden, het houden van vee en stelde wetten op. Zijn jaloerse broer Set zorgde voor zijn vernietiging. Zijn ontroostbare vrouw Isis ging op zoek naar zijn lichaam en kon het uiteindelijk terugvinden. Maar Set had het lichaam in veertien stukken opgedeeld en die over Egypte verspreid. Isis kon echter alle delen terugvinden, op één na.

Na zijn ontmoeting met de dood op aarde stond Osiris weer op en werd toen de heerser over die andere wereld (Khenti-Amentet). Zijn dood en wederopstanding laten het drama van de inwijdingskamer zien, wat maar één interpretatie is van de verheerlijking of het ‘Osiris-worden’ van de overleden mens, wat op mystieke wijze wordt beschreven in Het Egyptische Dodenboek.

Kosmologisch gezien is Osiris de derde logos en bevat in zichzelf alle zaden van alle dingen en wezens in het heelal die nog tevoorschijn moeten komen uit de logos:

De zelfbestaande en zelfscheppende god, de eerste gemanifesteerde God (onze derde logos), gelijk aan Ahura-Mazda en andere ‘Eerste oorzaken.’ Nu Ahura-Mazda één is met of de synthese van de Amshaspends, is Osiris de collectieve eenheid, wanneer gedifferentieerd en verpersoonlijkt wordt hij Typhon, zijn broer, Isis en Nephtys zijn zusters, Horus zijn zoon en zijn andere aspecten ... De vier belangrijkste aspecten van Osiris waren — Osiris-Phtah (Licht), het geestelijke aspect; Osiris-Horus (denkvermogen), het intellectuele manasische; Osiris-Lunus, het ‘lunaire’ of psychische, astrale aspect; Osiris-Typhon, demonisch of lichamelijk, stoffelijk en daarom het hartstochtelijke turbulente aspect. In deze vier aspecten symboliseert hij het tweevoudige ego — het goddelijke en het menselijke, het kosmisch-geestelijke en het aardse. (TG 243)

De plaats van Osiris in de kosmologische mythologie kan worden beschouwd als die van de kosmische schepper, dus op een meer abstracte schaal is Osiris gelijk aan het svabhavat van de boeddhisten. Zoals in andere oude godsdiensten en filosofieën wordt Osiris, als hij wordt gezien als een individuele god, de kosmische bron waaruit alles in hiërarchische reeksen van emanaties tevoorschijn komt, de geleidelijk afdalende groepen van de hiërarchie van licht. En in dit aspect is hij het hoofd van alle ingewijden van het Pad van de rechterhand, die zo het geestelijke spoor en de oorsprong terug kunnen vinden dat rechtstreeks omhoog leidt naar de derde logos zelf.

Oude van de Ouden

[vertaling van het Chaldeeuwse ‘Attīqā’ dĕ‘attīqīn]

Kabbalistische term die verwijst naar het archaïsche of oorspronkelijke aspect van de eerste sefira:

Hij is gevormd en is toch nog niet gevormd. Hij is gevormd om Alles te voeden en is niet gevormd omdat Hij niet kan worden gevonden. Wanneer hij is gevormd komen er negen vlammende lichten uit Hem tevoorschijn en uit deze lichten worden vlammen gezonden en zij verspreiden zichzelf in alle richtingen, zoals een lamp die zijn licht alle kanten opstuurt. (Zohar iii 288a)

De negen vlammende lichten verwijzen naar de negen daaruit volgende emanaties van de sefiroth-boom. De Kabbalah gebruikt hier ‘Hij’ voor een van de meest diepzinnige en mystieke beelden van de kosmogonie — omdat zij zuiver onpersoonlijk zijn, en omdat de eerste sefira Kether de kroon is en dus de eerste van de kosmische stralen die tevoorschijn komen uit de afgrond van de kosmische diepte. Uit deze kroon, genoemd de Oude van de Ouden, stromen alle andere ontwikkelingen van de kosmische levensboom — of kosmische hiërarchie — als in een processie naar buiten.

Oude van Dagen

[Vertaling van het Chaldeeuwse ’Attīq Yōmīn]

Gebruikt door kabbalisten voor de eerste of oorspronkelijke Oude die gelijk is aan Adi-sanat. In één opzicht is het de derde van de kabbalistische drie-eenheid van ’eyn soph, Shekinah en de Ouden van Dagen. Een passage in het Chaldeeuwse Boek van Getallen zegt:

De eerste triade van het lichaam van Adam Kadmon (de drie hoogste gebieden van de zeven*) kan niet worden gezien, vóór de ziel in de tegenwoordigheid van de Oude van Dagen staat. (SD 1:239)

*Voetnoot uit De geheime leer : De vorming van de ‘levende ziel’ of de mens, zou de gedachte duidelijker weergeven. ‘Een levende ziel’ is in de Bijbel een synoniem voor de mens. Dit zijn onze zeven ‘beginselen’.

Ouo

(Gnostisch)

Bij de Peratae, een sekte van de gnostische Naasseni, is Chozzar gelijk aan Poseidon en zijn vijf dienaren zijn Aou, Aoai, Ouo, Ouoae, de naam van het vijfde wezen is verloren* gegaan (SD 2:578); deze zijn gelijk aan de vijf prachetasa’s van Varuna.

*Voetnoot uit De geheime leer : Zo zegt men dat het vijfde hoofd van Brahmā verloren is gegaan, tot as verbrand door het ‘midden-oog’ van Śiva; terwijl Śiva ook panchānana, ‘met vijf gezichten’ is. Zo wordt het getal bewaard en de geheimhouding over de ware esoterische betekenis gehandhaafd.

Ouraios

(Gnostisch) Ook Ourai

Komt overeen met de genius van de planeet Venus. Een van de zes geesten van de sterren, mystiek gezien de duistere geest van manifestatie of het stoffelijk bestaan, gevormd uit Ildabaoth (kind van het kosmische ei). Deze geesten van de manifestatie moeten worden vergeleken met de sterrengeesten van het Licht, geestelijke originelen waarvan de laatste slechts weerkaatsingen zijn in de stof. De Egyptische gnostici stelden drie zevenvouden van geesten voor: Ildabaoth behoorde volgens deze theorie tot de tussenliggende of het tweede zevental.

Blavatsky ziet het nageslacht van Ildabaoth als behorende tot de laagste van de kosmische gemanifesteerde rijken, wat Ildabaoth tot het kind van het kosmische ei maakt dat de vormer van onze stoffelijke aarde was (TG 152-3). Ildabaoth is beter bekend als de duistere zijde van de genius van de planeet Saturnus.

Zie ook Astaphai

Ouranos

(Grieks) Ook (Latijn) Uranus [vgl. San­skriet Varuṇa]

Oorspronkelijk de hemelse ruimten van de diepte van de zee aan sterren, zijn geestelijke, onzichtbare volheid. Hemel of Ouranos wordt soms beschreven als de zoon van de aarde en soms als haar echtgenoot, maar de aarde kan representatief zijn voor Aditi (mula­pra­kriti) of voor prakriti, ongevormde stof, in welk geval Ouranos, als hoogste van de aditya’s of zeven planetaire of zonnegoden, een zoon is; maar later wordt Ouranos met de Griekse Gaia, de ouder van vele titanen. Ouranos heerst over de wereld in het eerste tijdperk maar omdat hij bang is voor zijn kinderen, sluit hij ze op in de Tartarus, waarop Gaia, met hulp van de titaan Kronos, Ouranos van zijn troon stoot en Kronos zijn plaats inneemt. Deze legenden verbergen veel esoterische astronomie en geologie die verband houden met kosmische zaken en op deze aarde met de opvolging van mensenrassen en de veranderingen van de aarde die erbij horen. Want Ouranos, net als de andere Olympiërs, heeft vele betekenissen en stelt één van de noumena van de intelligente krachten van de natuur voor, één van de dhyani-chohans, opnieuw één van de goddelijke koningen, enz. en zijn macht gold voor het tweede wortelras en het continent ervan. De titanen die hem omverwierpen waren van het derde wortelras, die overgingen tot fysieke voortplanting en Ouranos niet langer erkenden en volgden.

Overheden en machten

Een van de orden van engelen van de hemelse hiërarchie van Dionysius de pseudo-Areopagiet. Komt overeen met Bel of Jupiter. In Efeziërs (1:21) is het een vertaling van het Griekse Kyriotes.

Zie ook Engelogie

Overleven van de geschiksten

‘Survival of the Fittest’

Volgens Darwin was natuurlijke selectie de belangrijkste factor voor organische evolutie die werkt met kleine toevallige variaties in het organisme, en dat organisme waarvan de eigenaardigheden zich het beste zouden kunnen aanpassen aan de omgeving had de grootste kans om te overleven, waardoor de superioriteit van dat wezen zich zou voortzetten in het nageslacht. Het uiteindelijke resultaat zou de overleving van de geschiktsten zijn en het verdwijnen van de ongeschikten.

Moderne biologen hechten veel minder belang aan dit beginsel als een evolutiefactor, zij citeren feiten die er niet door kunnen worden verklaard en trekken dan ook in twijfel of verworven eigenschappen wel worden doorgegeven? De algemene tendens is nu om groter belang te hechten aan invloeden door erfelijkheid dan aan het milieu. Hoe het ook zij, het milieu zou geen invloed kunnen hebben behalve in een reactie op de drang vanuit het organisme zelf: het begrip zelf beschrijft een proces en is geen methode. Daarnaast duidt de theorie van het overleven van de geschiktsten absoluut niet op de overleving van de besten of de meest ontwikkelden.

Overschaduwing

In het algemeen gebruikt om te wijzen op de geestelijke invloed die door een hoger wezen wordt uitgeoefend op een lager wezen, zoals in het geval van een ontlichaamde boeddha­, waarvan men zegt dat hij de mensen op aarde overschaduwt en op die manier inspireert.

Overziel

Wanneer het betrekking heeft op de universele ziel, komt de overziel overeen met alaya, het bewustzijnsaspect of de kroon van ākāśa, of kan worden vergeleken met mula­pra­kriti dat in zijn essentie de intelligente bewustzijnsbasis of wortel van alles in het heelal is.

De theosofie onderwijst ...

de fundamentele gelijkheid van alle zielen met de Universele Overziel, die zelf een aspect van de Onbekende Wortel is.(SD 1:17)

Emerson spreekt over ‘die eenheid, die overziel die binnen ieders eigen bijzondere zelf aanwezig is en één is met al het andere.’

Mystiek gezien is de anima mundi de geestelijke essentie die emaneert uit alaya of de overziel die zich verspreidt door de ruimtelijke diepten van een heelal en is het geraamte of frame waaraan en waarop de gemanifesteerde gebieden van een heelal worden gebouwd. Dus wanneer de overziel wordt beschouwd als anima mundi is het alaya of de essentie van ākāśa. Daarnaast is het in zijn hoogste aspect het nirvāṇa en in zijn laagste het astrale licht.

Ozon

In de chemie is het de allotropische vorm van zuurstof en heeft een molecuul met drie zuurstofatomen in plaats van twee en is chemisch actiever door het gemak waarmee de delen van de molecuul los kunnen raken. Blavatsky verklaarde dat een bepaald soort geluid een bijzondere vorm van ozon vormt die niet in een laboratorium kan worden gemaakt en die onder de juiste omstandigheden een persoon weer tot leven kan brengen. Bovendien zegt zij:

Wie de trage zuurstof zou omzetten in haar allotropische toestand van ozon met een bepaalde mate van alchemistische werkzaamheid, door haar terug te brengen tot haar zuivere essentie (daartoe bestaan middelen), zou daardoor een vervanging voor een ‘levenselixer’ ontdekken en dit voor praktisch gebruik gereedmaken.
... Men mag aannemen dat de schrijfster hierover persoonlijk iets weet, omdat zij driemaal door die kracht van de dood werd gered. (SD 1:555, 144n)

Zij vermeldt ook en staat er achter, dat er een theorie is die de oorzaak van griep verklaart door een overdaad aan ozon in de atmosfeer, wat een versneld wegstromen van levenskracht en misschien wel een te veel aan oxidatie en metabolisme in het menselijk lichaam veroorzaakt (BCW 12:109-10). Alles wat hierboven is gezegd geeft aan dat ozon een stoffelijker versie is van een subtieler en krachtiger origineel.