© Theosophical University Press 2017
Theosofische Encyclopedische Woordenlijst

Spook

Een geest, verschijning of kabouter, in de theosofische literatuur gebruikt voor elementalen, elementaren, kamarupische schillen en astrale afbeeldingen.

Door spoken bezochte huizen

De stoffelijk-astrale resten van een overledene hebben de neiging de plaatsen te bezoeken waar het individu tijdens zijn leven is geweest.

In relatief zeldzame gevallen, hoewel in absolute getallen toch vrij veel, kunnen er omstandigheden zijn dat een verbinding kan worden gevormd tussen het lagere astrale en het stoffelijke gebied zodat schimmen kunnen worden gezien, stemmen of voetstappen kunnen worden gehoord en voorwerpen kunnen bewegen. In enkele gevallen kunnen de astrale vormen of reliquiae eeuwenlang blijven bestaan wat ervoor zorgt dat men zegt dat het er spookt. Het is dan een astraal lichaam of restant dat automatisch handelingen of woorden uit het verleden herhaalt. Vaak kunnen dan beenderen worden gevonden onder een huis en het volksgeloof zegt dan dat het gespook stopt als die resten met enig ceremonieel worden begraven. Soms is er een duidelijk verlangen zichtbaar van een deel van het kama-rupa om informatie over het een of ander door te geven bijvoorbeeld over een verborgen document of een begraven schat en dit gebeurt niet omdat het kama-rupa een geest is die deze informatie door wil geven, maar omdat het kama-rupa dit tijdens zijn leven als het ware fotografisch heeft afgedrukt om die schat te bewaken en verborgen te houden en zelfs het verlangen kan hebben gehad om het aan een bepaald individu te onthullen [wat niet is gelukt].

Onder dit kopje moeten trouwens ook de kwajongensstreken van de poltergeist worden begrepen, vanwege de handelingen van een aanwezig blijvend restant van de psycho-astrale natuur van de overledene in combinatie met de elementalen die vaak samenwerken met een levend mediamiek individu.

Spraak

De vocale uitdrukking van gedachten in taal, wat wil zeggen dat er een denkvermogen moet zijn dat zelfbewustzijn op dit gebied heeft bereikt.

Het denkvermogen was in de mensheid niet volledig aanwezig tot aan het vierde wortelras. Het eerste wortelras had geen denkvermogen, het tweede had een geluidentaal op basis van klinkers en zijn spraak bestond grotendeels uit onomatopeeën. Het derde ontwikkelde aan het begin een taal die weinig beter was dan wat wij nu kennen als dierengeluiden, maar naarmate het ras meer op zijn einde liep hadden de eerste volledig ontwikkelde mensen, na het ontwaken van hun denken door de manasaputra’s, een taal gevormd die bestond uit éénlettergrepen. Vóór die tijd bestond communicatie uit wat gedachte-overdracht genoemd zou kunnen worden. Na deze eenlettergrepige spraak kwam de agglutinerende die door de Atlantische rassen werd gesproken en daarna de verbuigende taal van het vijfde wortelras, wat wordt vertegenwoordigd door het San­skriet en zijn afgeleiden, en de nauw daarmee verbonden talen als het Grieks en Latijn.

Het grote aantal en de variatie van talen bewijst de grote oudheid van het mensenras en zijn uitgebreide vertakkingen en onderverdelingen. De ingewikkelde talen van de zogenoemde primitieve stammen, die vaak een zeer gecompliceerde en uitgebreide woordenschat kennen waaraan hun moderne vertegenwoordigers maar weinig hebben, laat zien dat zij de overlevende achterblijvers zijn van zeer hoog ontwikkelde beschavingen uit het verleden.

Dat de priesters van Atlantis hun goden toespraken in de taal van die goden moet mystiek worden geïnterpreteerd: zij spraken de bestuurders van de elementen toe in de geluidentaal die paste bij dat ene bijzondere element. Vach is de mystieke taal waarmee occulte kennis wordt doorgegeven aan de mens.

Zie ook Geluid; Logos; Mantra

Sraddhā

(San­skriet) Śraddhā [van śrad waarheid, getrouw, loyaal + werkwoordstam dhā plaatsen]

Geloof, vertrouwen, vereren, loyaliteit.

Srāddha

(San­skriet) Śrāddha

Een ceremonieel ter ere van en voor het welzijn van overleden familieleden. Dit is een nauwkeurig uitgevoerde dienst die op verschillende vaste tijdstippen plaatsvindt en is soms een moment van vreugde maar meestal van rouw voor de achtergebleven familieleden. Het is geen uitvaartceremonie maar er wordt eerbied en een eerbetoon aan een overleden persoon door familieleden tot uitdrukking gebracht. Dit ceremonieel wordt geacht de overledenen te voorzien van versterkend voedsel na de uitvoering van het voorafgaande begrafenisceremonieel dat hen had voorzien van etherische lichamen.

In het hindoeïsme wordt het overleden familielid geacht een preta (omzwervende geest) te zijn geworden tot de eerste sraddha-ceremonie heeft plaatsgevonden, vanaf welk moment hij of zij een plaatsje verkrijgt onder de spirituele pitri’s in hun gezegende wereld.

Srāddha-deva

(San­skriet) Śrāddha-deva

Elke god die het toezicht heeft over sraddha-rituelen en dan vooral Yama, de god van de dood en koning van de onderwereld.

Srama

(San­skriet) Śrama [van de werkwoordstam śram zwoegen, werken]

Inspanning, arbeid, gezwoeg. Vaak gebruikt voor de verschillende methoden van mentale en fysieke strengheid die moeten worden uitgeoefend volgens enkele van de yoga’s van Hindoestan. Mystiek gezien betekent srama hard werken, grote inspanning en een training die een discipel volgt voor het verwerven van esoterische wijsheid.

Sramana

(San­skriet) Śramaṇa [van de werkwoordstam śram inspanning]

Moeite doen of zich inspannen; gezwoeg, arbeid. Iemand die boete doet of zich overgeeft aan zelfkastijding — een soort asceet. Vooral gebruikt voor boeddhistische monniken of bedelaars, Boeddha, of een jaïn-asceet.

Wanneer een sravaka van theorie overstapt op het werkelijk beoefenen van zelfbeheersing in al zijn betekenissen, wordt hij een sramana, een beoefenaar van de esoterische leringen. Maar ascetisme alleen, zonder een gedisciplineerde geestelijke aspiratie en intellectuele training, is van weinig tot geen waarde en leidt maar al te vaak de aandacht van de leerling af naar de behoeften van zijn lichaam en zijn begeerten. Het verhaal van de Boeddha zelf laat dit zien want er kwam een moment dat hij de ascetische zelfkastijding van het lichaam verwierp en zijn volle aandacht richtte op een veel grootsere en veel moeilijker vol te houden geestelijke discipline en evolutie.

Sramanacharya

(San­skriet) Śramaṇācārya [van śramaṇa asceet + āchārya leraar]

Een ascetische boeddhistische of ascetische jaïn-leraar.

Srastara

(San­skriet) Srastara

Een bank of sofa die ...

bestaat uit een over de vloer uitgelegde mat of het vel van een tijger, bestrooid met darbha, kusa, en andere grassen en wordt gebruikt door asceten — goeroe’s en chela’s. (TG 307)

Sravah

(Avestisch)

In de Vendidad (19:42) zegt Zoroaster wanneer hij Angra-Mainyu bezweert: ‘Ik roep de zeven stralende sravah met hun zonen en hun kuddes aan.’

Oriëntalisten zijn niet in staat gebleken om dit woord te vertalen, maar Blavatsky ziet in hen de Amesha Spenta’s ...

in hun hoogste occulte betekenis. De ‘sravah’ zijn de noumenoi van de waarneembare Amshaspends, de zielen of geesten van die gemanifesteerde machten; en ‘hun zonen en hun kudden’ heeft betrekking op de planetaire engelen en hun siderische kudden van sterren en sterrenbeelden. ‘Amshaspend’ is de exoterische term die alleen in aardse combinaties en voor aardse zaken wordt gebruikt. (SD 2:385)

Sravaka

(San­skriet) Śrāvaka [van de werkwoordstam śrū horen]

Iemand die luistert of esoterische uiteenzettingen aanhoort, een discipel of chela. In het boeddhisme een leerling van de exoterische leringen van Gautama Boeddha en hij die de vier edele waarheden van het boeddhisme naleeft.

Sri

(San­skriet) Śrī [van de werkwoordstam śri eren, toegewijd zijn]

Licht, luister, glans, roem, schoonheid; welvaart, succes, hoge positie. Als een zelfstandig naamwoord is het Lakshmī als godin van welvaart of schoonheid. Ook algemeen gebruikt als een eerbiedwaardige titel, gelijk aan heilig, sacraal, bijv. Sri Śaṅkarāchārya.

Srichakra

(San­skriet) Śrīcakra [van śrī licht, luister + cakra wiel, mystiek centrum of plexus]

Een magische figuur of cirkel die in een exoterische betekenis de cirkel van de aarde voor moet stellen. Wanneer srichakra wordt gebruikt voor de mens is het een astrologisch deel van het lichaam dat betrekking heeft op de uterus of schaamstreek. Subba Row schrijft:

De Sreechakram waarnaar in Isis ontsluierd wordt verwezen is niet de werkelijke esoterische Sreechakram van de oude adepten van Aryavarta, waaraan Blavatsky toevoegt: ‘Heel juist. Maar wie zou worden toegestaan de ‘werkelijke esoterische betekenis’ te geven?’ (5 Years of Theosophy 156-7)

Sridhara

(San­skriet) Śrīdhara

Een beroemde hindoe-schrijver van diverse toelichtingen.

Srimad-bhagavat

(San­skriet) Śrīmad-bhagavat

Dat wat mooi is en waard om geprezen te worden. Een titel van de Bhagavad-Gita.

Sringa-giri

(San­skriet) Śṛṅga-giri [van śṛṅga piek + giri berg]

Een bergtop. Een heuvel en stad op de kam van de Westelijke Ghauts van Mysore, Zuid-India. Ook de belangrijkste matha (klooster) van de Advaita en Smarta brahmanen, ook genoemd Sringeri, gesticht door Śaṅkarāchārya in zijn eigen stad. Omdat het de residentie is van het filosofisch-religieuze hoofd van de Advaita-Vedantisten, waarvan ieder van deze hoofden, of het nu uit beleefdheid is of vanwege zijn geestelijke licht, zelf Śaṅkarāchārya wordt genoemd.

Sripada

(San­skriet) Śrīpāda [van śrī heilige + pāda voet]

De voet van de Heer. De veronderstelde voetafdruk van de Boeddha. Ook de naam van tal van mannen.

Srivatsa

(San­skriet) Śrīvatsa

De geliefde van Sri (heer of godin). Een mystiek merkteken dat op alle afbeeldingen van Śiva is te zien, maar dat ook op verschillende manieren door de jaïns wordt gebruikt als een embleem van de tiende jina. Dit embleem bestaat uit een bijzondere krul haar op de borst van Kṛishṇa of Vishṇu en van andere goddelijke wezens, het zou wit zijn en wordt in de iconografie vaak kruisvormig weergegeven en moet dan een bloem voorstellen.

Srotapanna

(San­skriet) Srotāpanna [van srota rivier, stroom + āpanna binnengegaan]

Hij die de stroom ingaat die naar nirvāṇa leidt. Iemand die de eerste van de vier grote paden is opgegaan die naar nirvāṇa leiden.

Zie ook hieronder Srotapatti

Srotapatti

(San­skriet) Srotāpatti [van srota stroom, rivier + āpatti iets wat gebeurt, plaatsvindt, in een bepaalde staat of toestand geraken, van a-pad binnengaan]

Hij die het eerste pad van begrip van het werkelijke en het onwerkelijke heeft bereikt, de eerste van de vier paden die leiden naar nirvāṇa: het pad van arhatschap.

Als u eenmaal door de poort bent gegaan, srotāpatti*†, ‘hij die in de stroom is gegaan,’ wanneer u eenmaal voet heeft gezet op de bedding van de nirvāṇische stroom in dit of een toekomstig leven, dan heeft u nog maar zeven levens vóór u, u met een diamanten wil. (Stem 46)

Zie ook Arhat

*OV: De Nederlandse uitgave van De stem van de Stilte geeft hier srotāpanna wat afwijkt van de versie van H.P. Blavatsky, hier wordt de oorspronkelijke Amerikaanse versie aangehouden. De voetnoot bij de toelichting gebruikt ook dezelfde term en ook hier wordt de originele versie aangehouden:
Srotāpatti — (letterlijk) ‘hij die in de stroom is gegaan’, die naar de oceaan van nirvāṇa leidt. Deze naam duidt het eerste pad aan. De naam van het tweede is het pad van sakridāgāmin ‘hij die nog (maar) eenmaal geboren zal worden’. Het derde wordt anāgāmin genoemd ‘hij die niet weer zal reïncarneren’, tenzij hij dat wenst om de mensheid te helpen. Het vierde pad staat bekend als dat van een rahat of arhat. Het is het hoogste. Een arhat aanschouwt nirvāṇa gedurende zijn leven. Voor hem is dit geen postmortale toestand maar samādhi waarin hij de volkomen gelukzaligheid van nirvāṇa ervaart.

Srotriya

(San­skriet) Śrotriya [van de werkwoordstam śru horen, luisteren]

Een brahmaan die de vedische rituelen uitvoert en de heilige wetenschap bestudeert en die zich onderscheidt van de vedavid, de brahmaan die alleen aandacht heeft voor de theorie. Een traditionalist is net als een kabbalist met zijn Hebreeuws hoewel hij de theosofische traditionalist onder de joden kan zijn. Het zijn juist zij die de traditie volgen en zich onder de beste en meest succesvolle discipelen van de innerlijke betekenis van de heilige leringen van India bevinden die zich onderscheiden van de gewone boekenliefhebbers, die met eerbied lezen maar zonder een verlangen de leringen en de regels die zij bestuderen ook uit te oefenen en na te volgen.

Boeken kunnen dus worden beschouwd als grote hulpmiddelen als ze worden gebruikt waarvoor religieuze boeken oorspronkelijk werden geschreven, maar kunnen ook duidelijke struikelblokken zijn wanneer zij niet meer zijn dan de dragers van het openbaar gemaakte geloof dat niet kan worden veranderd. De traditionalist zoekt en zal de levende werkelijkheid vinden, of die nu in boeken is te vinden of niet; de boekenliefhebber of boekenwurm is tevreden met wat hij al heeft.

Sruti

(San­skriet) Śruti [van de werkwoordstam śru horen]

Wat is gehoord. Leringen die zijn doorgegeven in geschreven overleveringen en die verschillen van de smriti’s, de ongeschreven leringen die mondeling worden doorgegeven. De sruti’s worden in India geacht van goddelijke oorsprong te zijn en eeuwig te blijven bestaan, want zij zijn de leringen van de goddelijke mondelinge openbaring. Toch kan exact hetzelfde worden gezegd van de smriti’s — de ongeschreven overlevering. De sruti’s bevatten ten eerste en als voornaamste de Veda’s, inclusief de mantra’s, brahmana’s en Upanishads. De sruti’s zijn allemaal min of meer als metaforen geschreven.

Sint Joris

Beschermheilige van Engeland.

Deze universele allegorie van de doder van de draak komt weer tevoorschijn in de christelijke kerk als de aartsengel Michaël die de rode draak doodt en als Sint Joris. Het is een historisch raadsel, zowel hoe deze apocriefe legende werd verbonden aan de naam van Joris van Cappadocië, de kerkdienaar die door Diocletius ter dood was gebracht omdat die zich had verzet tegen de vervolging van de christenen en hoe het kon dat de rooms-katholieke kerk zo’n fanatieke ariaan kan hebben gecanoniseerd?

We zien hier een andere vorm van het verhaal van Bel en de draak, Apollo en Python, Osiris en Typhon, enz., die betrekking hebben op de gevallen engelen of kumara’s die door het intellectuele leven naar de aarde te brengen, daarmee de dood in een werkelijke zin overwinnen.

Magische Staf

De staf van Hermes of de caduceus, de staf van de magiër, de staf van Mozes en Aäron, de scepter van de koning als het teken van het bezitten van wereldse macht en de bisschopsstaf, en zijn prototypen, die allemaal tegenhangers zijn van een universeel beginsel: de rechte lijn, wat de mannelijke, actieve, positieve kracht in de natuur voorstelt.

Van de magiër kan worden gezegd dat hij een toverstaf kan bezitten — een woord dat staat voor de macht die hij kan uitoefenen — maar er kunnen ook diverse fysieke kopieën hiervan zijn die variëren van een echte magische staf waarvan verwacht mag worden dat die volgens geheime formules speciaal is vervaardigd, tot aan de miezerige stok of knuppel (of een ander wapen) waarmee een misdadiger zijn wil aan zijn slachtoffer probeert op te leggen. De woorden stok en staf worden in de Bijbel vaak ook figuurlijk en soms letterlijk gebruikt.

Stanza’s van Dzyan

De Stanza’s van Dzyan zijn oeroude verzen met een filosofische en kosmogonische inhoud uit het Boek van Dzyan, die de basis vormen van De geheime leer.

Zij belichamen de esoterische leringen met betrekking tot het ontstaan van de kosmos en de mens en zijn het oude erfgoed van de mensheid en worden zorgvuldig bewaard door de broederschap van mahātma’s. Ieder ras en volk heeft uit deze bron getapt met hulp van hun ingewijden en geïnspireerde leraren en verlossers. Alleen gedeelten van de originele verzen worden in De geheime leer met het publiek gedeeld en wat Blavatsky ervan publiceert is voor de eerste keer in een moderne Europese taal vertaald. Zij heeft een poging gedaan om de betekenis over te brengen en niet vast te houden aan een letterlijke weergave van de woorden:

Het moet aan de intuïtie en de hogere vermogens van de lezer worden overgelaten om, voor zover hij kan, de betekenis van de gebruikte allegorische uitdrukkingen te begrijpen. Men moet dan ook bedenken dat al deze stanza’s zich eerder richten tot de innerlijke vermogens dan tot het gewone begripsvermogen van het fysieke brein. (SD 1:21)

Dit is vooral het geval wanneer de stanza’s verwijzen naar gebeurtenissen en omstandigheden van kosmisch of menselijk leven waarvan de mensheid tegenwoordig vrijwel alles is vergeten, behalve wat die verspreide fragmenten van oeroude geschriften betreft die tot ons zijn gekomen uit de duisternis van de prehistorie. Alleen diepe meditatie en contemplatie ten aanzien van de mystieke symbolen die zijn gebruikt zullen het vermogen om hen te begrijpen wakker roepen:

De geschiedenis van de evolutie van de kosmos, zoals die in de stanza’s wordt geschetst, vormt als het ware de abstracte algebraïsche formule van die evolutie ...
De stanza’s geven daarom een abstracte formule, die mutatis mutandis op alle evolutie kan worden toegepast: op die van onze kleine aarde, op die van de keten van planeten waarvan die aarde er één is, op het zonne-heelal waartoe die keten behoort, enzovoort, in een opklimmende reeks, tot het verstand duizelt en uitgeput raakt door de inspanning.
 De zeven stanza’s die in dit deel worden gegeven, vormen de zeven termen van deze abstracte formule. Zij hebben betrekking op en beschrijven de zeven grote stadia van het evolutieproces, waarover in de Purana’s wordt gesproken als de ‘zeven scheppingen’ en in de Bijbel als de ‘dagen’ van de schepping. (SD 1:20-1)

Deze oeroude stanza’s zijn in de taal van de symboliek geschreven om er een zevenvoudige betekenis aan te kunnen geven ...

omdat er op elk symbool en elke allegorie zeven sleutels van interpretatie passen, zal dat wat misschien geen passende betekenis heeft, zeg vanuit psychologisch of sterrenkundig gezichtspunt, volkomen juist blijken te zijn vanuit fysisch of metafysisch gezichtspunt. (SD 2:22n)

Zie ook Boek van Dzyan

Stauros

(Grieks) Een kruis.

Vooral gebruikt in het Nieuwe Testament als instrument dat de Romeinen gebruikten voor de kruisiging. Het stelde oorspronkelijk de Griekse letter T voor.

Stenen

Bezielde stenen, sprekende stenen enz.

Er is een schat aan getuigenverklaringen ten aanzien van bezielde stenen, sprekende stenen enz. Zo is er de Christus-steen die de Israëlieten volgde; er is de Jupiter Lapis die werd verslonden door Saturnus; er is de verklaring van Pausanias met betrekking tot de Griekse aanbidding van stenen; er zijn de ofieten en siderieten, slangenstenen en sterrenstenen, de eerstgenoemden zouden de gave van het spreken hebben. Er zijn de baituloi of de bezielde stenen die worden genoemd door Sanchoniathon en Philo van Byblos (Byblius); de liafail of sprekende steen van Westminster en er waren de stenen van Plinius die wegrenden als er een hand naar werd uitgestrekt. En ten slotte is er ook nog het belang dat wordt gehecht aan stenen monumenten en schommelende stenen, enz. (SD 2:341 et seq). Ook bestaat er een enorm groot scala aan talismans en juwelen met krachtige eigenschappen.

  Een steen is een organisme

Een steen is een organisme met een goddelijke vonk of monade in zijn heiligdom. Het verschil tussen de steen en de mens bestaat hoofdzakelijk uit het feit dat wat de mens tot expressie brengt slechts latent aanwezig is in de steen. Waarom zouden de hiërofanten van de ware magie of occulte wetenschappen in staat zijn geweest van de steen zijn slapende mogelijkheden aan te roepen? Waarom zouden bijzondere stenen, net zoals bijzondere planten, dieren of mensen geen bijzondere deugden kunnen bezitten?

Tenzij de moderne wetenschap bereid is om aan het stoffelijke atoom een oorspronkelijk bestaan toe te kennen moet zij de oorsprong ervan elders zoeken. Fysieke stof is een concretisering van universeel licht of straling, maar het vraagt het oog van de ziener om te kunnen zien welke sterrenkracht er ligt te slapen in het juweel of de talisman, het vraagt het vakmanschap van de magiër om te kunnen weten wat er kan worden gedaan door stenen in een bijzondere opstelling te plaatsen, misschien met bepaalde ceremonieën, enz.

Het woord kent symbolische toepassingen zoals in de witte steen met een nieuwe naam erin gegraveerd die in het bijbelboek Openbaring aan hem wordt gegeven die overwint; de steen die de bouwers afwezen; stenen in de Beschermmuur, enz.

Steen der Wijzen

[van Latijn Lapis philosophorum]

De steen of stof die onedele metalen kan omzetten in goud. Het universele middel of grote oplosmiddel, het mystieke hoogtepunt dat volgt uit het werk waarmee een spiritueel volmaakt mens wordt gemaakt. De onedele metalen zijn in deze mystieke interpretatie de hartstochten en lagere elementen van de menselijke constitutie die door de steen der wijzen worden omgezet in het zuivere innerlijke goud van zijn geestelijke natuur. Geestelijke processen kennen hun analogieën in chemische processen, de laatstgenoemden vormen het enige doel van bijna alle latere alchemisten.

Stem

De hoorbare uitdrukking van een abstracte gedachte, een scheppend vermogen dat kwaliteiten heeft naast energie. Het wordt voorgesteld als zijnde een zevenvoud van logoï die worden vertegenwoordigd door zeven mysterieuze klinkers die vocaal worden geuit, zoals in de gnostische Pistis Sophia en de christelijke Openbaring.

De abstracte gedachte en de hoorbare stem vormen samen het Woord (SD 1:99). De kabbalistische Sepher Yetsirah zegt dat de Heilige Geest ‘Stem-Geest-Woord’ is. De gandharva’s van India zijn (fysiek) de noumenale oorzaken van geluid en de stemmen van de natuur (SD 1:523), dat wil zeggen de zeven tonen van Pythagoras en zijn muziek van de sferen. In de leringen van Simon Magus worden de zes radicalen gegeven als denkvermogen, begripsvermogen, stem, naam, reden en gedachte — die emaneren uit het zevende of hoogste vuur. In India wordt de stem Vach genoemd en in China Kwan-yin.

Tijdens een bepaalde fase van inwijding spreekt een stem hoorbaar tegen een kandidaat, zoals wordt besproken in De stem van de stilte. De Bath Qol (dochter van de stem) van de Kabbalah is een geestelijke boodschap van bijna hetzelfde slag en de godheid communiceert met een stem in het Oude Testament. De stem is een wijze waarop de goddelijke tegenwoordigheid zichzelf aan het denken manifesteert, zoals wanneer volgens de Bijbel, de Heer voor Elijah verschijnt met een rustige zachte stem.

Het Leger van de Stem van De geheime leer is het oervoorbeeld van de Menigte van de Logos of de logoï, de zevenvoudige uitdrukking van het goddelijke denken.

Zie ook Logos; Vach; Verbum

Stenentijdperk

Volgens de huidige evolutietheorieën zou het om een relatief recente periode gaan waarin de mens alleen maar had ontdekt hoe hij stenen gereedschappen kon maken, nog niet hoe hij metalen moest gebruiken. Het stenentijdperk wordt door een wetenschappelijke theorie in een paleolitisch en een neolitisch (het oude en het nieuwe stenentijdperk) verdeeld. Hoewel mensen in alle tijden en overal ter wereld zulke gereedschappen hebben gebruikt en op bepaalde plekken nog doen — welk feit ons toch niet allemaal vandaag in het stenentijdperk plaatst(?) — is het duidelijk dat het gebruik van stenen werktuigen door primitieven op geen enkele wijze aan de vorming van een theorie over de menselijke evolutie bijdraagt. Rassen vertakken zich als de takken aan een boom, zodat verschillende takken tegelijkertijd en naast elkaar verschillende stadia van een etnische evolutie kunnen doormaken. Ook een ras dat degenereert kan weer terugvallen tot het stadium van gebruikers van stenen gereedschappen.

Zie ook Grot- en Holbewoners

Sterren

Populair gezegd zijn het alle lichtpunten aan de hemel. Maar nauwkeuriger gezegd verstaan wij er de zogenaamde vaste sterren of zonnen onder die duidelijk anders zijn dan planeten. Ook de figuur van een ster, zoals de vijfpuntige ster; of een symbool.

Adepten van de oeroude en oorspronkelijke astrologie kennen de bijzondere kwaliteiten van de verschillende sterren en de invloeden die rondom hen uitstralen en die dus ook de aarde en de mens raken. De rafelige resten van deze kennis zijn nu het bezit van de moderne astrologen. Eén tak daarvan betreft de aanbidding van de genii van de sterren, de sterrenengelen of -rishi’s — vanwege een bepaald occult mysterie — van de zeven sterren van de Grote Beer. Alle entiteiten, of het nu om werelden of mensen gaat, hebben hun eigen ouderster of mahadhyani-buddha, maar dit heeft niets te maken met de heersende ster van de gewone geboorte-astrologie.

Er bestaat een analogie en een nauwe band tussen de hemelse hiërarchieën van de hemellichamen en de hiërarchieën van menselijke beginselen, want elke ster die we zien is slechts één bol van een keten van zeven of twaalf sterrenbollen, net zoals onze aarde één bol is van een planeetketen. Daarom is onze zon de zichtbare vertegenwoordiger van een solaire of sterrenketen, waarvan die alleen maar de meest verstoffelijkte, geconcretiseerde bol is die voor ons zichtbaar is als onze dagster. Elke ster of zon is de belichaming van een bewust levend wezen dat zijn eigen pad van het lot volgt en die niet alleen maar nauw is verbonden met zijn eigen planetaire familie maar met alle andere sterren en zonnen in de Melkweg waartoe die behoort. Dit feit vormde de werkelijke basis van het zo algemene bestaan van wat in populaire zin ‘zonaanbidding’ wordt genoemd.

Steriliteit

De anders niet te verklaren onvruchtbaarheid die etnologen constateren onder bepaalde primitieve stammen is een fysiologische vooruitblik van hoe de karmische wet versneld het doek laat vallen voor de laatsten van de cyclus van een ras.

Amerikaanse indianen, Eskimo’s, Papoea’s, de Aboriginals van Australië, het grootste deel van de Polynesiërs, enz., allemaal volken die uitsterven doordat de getijdegolf van incarnerende ego’s hen voorbij rolt om zo ervaringen op te doen in minder kinderlijke rassen. Het is een fysiek bewijs van karma ...

dat de laagste mensenrassen nu snel uitsterven; een verschijnsel dat grotendeels is toe te schrijven aan een buitengewone onvruchtbaarheid van de vrouwen, vanaf de tijd dat zij met Europeanen in aanraking kwamen. Er heeft over de hele aarde een decimeringsproces plaats bij die rassen voor wie ‘de tijd voorbij is’ — en wel juist onder die rassen die door de esoterische filosofie worden beschouwd als de afgeleefde vertegenwoordigers van verloren archaïsche volkeren. (SD 2:779-80)

Zij voegt daaraan toe dat hoewel de wreedheden en het misbruik van kolonisten, maar ook veranderingen in voeding enz. veel hebben bijgedragen om het aantal van deze mensen terug te brengen ...

de volkeren die het meest werden gespaard ... bewoners van Hawaii of Maori’s, even sterk zijn gedecimeerd als de stammen die door Europese indringers werden uitgemoord of besmet.’ (Philosophy, blz. 508.). (ibid.)

Een theosofische studie naar onvruchtbaarheid werpt ook een fel licht op de oorsprong van de mensapen. Dit gaat ver terug in het verleden naar de hybriden die waren ontstaan uit de geslachtsgemeenschap van bepaalde onvolmaakt ontwikkelde groepen van Atlantiërs met de vrouwtjes van een halfmenselijk, zoniet geheel dierlijk ras, dat zelf het nageslacht was van de ‘zonde van de zonder een denkvermogen zijnde Lemuriërs’. Dit vond plaats in de periode van de grootste verstoffelijking van de fysieke mens, toen de onnatuurlijke vereniging nog vrucht af kon werpen ...

omdat de toen bestaande zoogdiertypen niet ver genoeg van hun worteltype* — de oorspronkelijke astrale mens — waren verwijderd om de noodzakelijke barrière te vormen. (SD 2:688-9; vgl. 195-6)

Vanaf dat moment heeft de natuur zijn bedding verlegd en een algemene regel zegt dat een misdaad van menselijke bestialiteit wordt gestraft met steriliteit.

*‘Laten we in dit verband aan de esoterische leer denken, die ons zegt dat de mens in de derde Ronde een reusachtige aapachtige vorm had op het astrale gebied. En er geldt iets soortgelijks voor het einde van het derde Ras in deze Ronde. Dit verklaart de menselijke trekken van de apen, vooral van de latere antropoïden — afgezien nog van het feit dat deze laatste door erfelijkheid een gelijkenis bewaren met hun Atlantisch-Lemurische voorouders’ (SD 2:688).

Sthana

(San­skriet) Sthāna

Een toestand of staat; elke plaats, woning of verblijf.

Wanneer zo’n verblijfplaats of locatie wordt gezien als het centrum van een goddelijke invloed of kracht wordt ook wel ayana (gaan, met de betekenis van circulatie of een bewegende kracht) gebruikt.

Sthavara

(San­skriet) Sthāvara [van de werkwoordstam sthā staan]

Een vast iets, als een bijvoeglijk naamwoord, stilstaand of vastgemaakt aan iets. Gebruikt voor entiteiten die levend zijn maar zich niet bewegen, dus mineralen en planten. Gebruikt om het verschil te laten zien met jangama (de bewegers) de natuurrijken van dieren en mensen.

Sthavira

(San­skriet) Ook SthavirakayaSthāvira, Sthāvirakāya [van sthāvira oud; een oude en eerbiedwaardige bhikṣu]

De school van de ouder, president of chohan. Een van de eerste filosofisch-contemplatieve scholen, opgericht in 300 v.Chr. en duidelijk boeddhistisch van aard. In 247 v.Chr. splitste die zich in drie afdelingen: de mahavihara (bewoner van de grote kloosters); jetavaniyah en abhaya-giri-vasinah. Het is een van de vier takken van de vaibhashika-school die is opgericht door Katyayana, een van de discipelen van Gautama Boeddha en schrijver van de Abhidharma-Jnana-Prasthana-Sastra.

Al deze scholen zijn zeer mystiek hoewel wordt gezegd dat zij materialistisch zouden zijn, wat waar is voor wat betreft hun laatste jaren toen zij in verval raakten en een letterlijke uitleg van de leringen de plaats innam van de oorspronkelijke mystieke betekenis en motief.

Zie ook Abhayagiri

Sthiratman

(San­skriet) Sthirātman [van sthira ferm, constant + ātman zelf]

Constant, eeuwig. Toegepast op het geestelijke zelf van het heelal, waarvan de ziel van het heelal het voertuig is.

Sthiti

(San­skriet) Sthiti [van de werkwoordstam sthā staan]

Het kenmerk van conservering, stabiliteit, duurzaamheid.

Sthula

(San­skriet) Sthūla [van de werkwoordstam sthūl lijvig worden, toenemen in omvang of volume]

Groot, dik, lijvig, massief. Lijkt op sthura. In de filosofie staat het voor grof, stoffelijk, tastbaar in tegenstelling tot sukshma (subtiel, onaanraakbaar, nietig). Vooral gebruikt in de samenstelling sthūla-śarīra (stoffelijk lichaam), de laagste en meest vergankelijke van de zeven menselijke beginselen.

Sthula-maya

(San­skriet) Sthūla-maya [van sthūla grof, lijvig + maya gemaakt van]

Bestaande uit grove elementen. Stoffelijk, gedifferentieerd en aan voorwaarden onderhevig. Het is ook een hindoeïstische filosofische term die op de vier beginselen van het taraka rajayoga-stelsel kan slaan, namelijk sthulopadhi dat overeenkomt met de drie lagere beginselen van de theosofische zevenvoudige classificatie: prana, liṅgaśarīra en sthūla-śarīra.

Sthula-sarira

(San­skriet) Sthūla-śarīra [van sthūla ruw, grof, niet verfijnd, zwaar, lijvig, dik in de betekenis van groot zijn, voorwaardelijke en gedifferentieerde stof + śarīra in model brengen, wegebben]

Een grofstoffelijk lichaam, vergankelijk vanwege zijn compleet uit delen bestaande natuur. Het fysieke lichaam wordt algemeen beschouwd als het laagste substantie-beginsel van de zevenvoudige menselijke constitutie. Deze menselijke vorm is het resultaat van de harmonieuze samenwerking op het fysieke gebied van krachten en vermogens die door het astrale voertuig of liṅgaśarīra stromen, het patroon of de mal van het stoffelijk lichaam. Het sthūla-śarīra kan worden beschouwd als de geconcretiseerde uitwaseming, neerslag of droesem van het liṅgaśarīra. Vandaar dat het sthūla-śarīra het voertuig of de drager op dit gebied is van alle andere menselijke beginselen. Het stoffelijk lichaam is opgebouwd uit kosmische elementen van alle delen van het heelal. De miljoenen nietige leventjes die ons lichaam vormen zijn dan ook veel duurzamer dan het lichaam zelf als een eenheid. Deze kleine leventjes zijn voortdurend onderhevig aan geboorte en dood omdat zij voortdurend veranderen of zich ontwikkelen net zoals het menselijk lichaam dat doet, dat ook verandert naarmate de jaren verstrijken. Het stoffelijk lichaam is de uiterste en daarmee zwakste expressie van die wonderlijke kwaliteiten en krachten die door de mens heen werken.

Het menselijk lichaam was ooit in een ver verleden een bol van licht en zal opnieuw etherisch worden en stralend zijn als de mens in zijn evolutionaire ontwikkeling omhoog gaat langs de klimmende boog. Naarmate de innerlijke mens zichzelf ontvouwt zullen zijn lichamen op alle gebieden van zijn constitutie meer verfijnd, etherisch en volmaakt zijn geworden in hun gecoördineerde activiteiten.

Strikt genomen is het fysieke lichaam helemaal geen ‘beginsel.’ Het is niet meer dan een huis, in een andere betekenis is het de ‘drager’ van de mens en is absoluut geen wezenlijk deel van hem (behalve dat hij het heeft uitgescheiden, uitgeworpen van zichzelf) net zomin als de kleren waarmee hij zijn lichaam kleedt. De mens is werkelijk een compleet menselijk wezen zonder het sthūla-śarīra en toch moet deze verklaring, hoewel heel nauwkeurig, niet te letterlijk worden genomen omdat zelfs het fysieke lichaam de uitdrukking is van de menselijke constitutie op het fysieke gebied. Wat betekent dat de menselijke constitutie een volledige menselijke entiteit kan worden, zelfs op het fysieke gebied, wanneer het stoffelijk lichaam wordt neergelegd maar het sthūla-śarīra is nodig voor de evolutie en het actieve werk op dit ondergebied van de solaire kosmos. (OG 164-5)

Sthulopadhi

(San­skriet) Sthūlopādhi [van sthūla grof + upādhi basis, voertuig]

De grove basis of het voertuig van de menselijke constitutie die bestaat uit het fysieke lichaam (sthulaśarīra), het astrale modellichaam (liṅgaśarīra) en de vitale functies (prana). Volgens de taraka rajayoga-school zijn er drie upadhi’s (bases) in de menselijke constitutie: karanopadhi, sukshmopadhi en sthulopadhi. Het sthulopadhi komt overeen met de combinatie van het annamayakosa en pranamayakosa van de indeling van de Veda.

Stier

Ook Stierverering

De stier werd altijd aanbeden als een symbool van scheppende creativiteit in zijn hemelse of kosmische aspect — wat anders is dan het aardse en menselijke aspect dat wordt gesymboliseerd door de ram en soms het lam. In het algemeen werd in kosmogonisch opzicht de stier of een koe gebruikt als een symbool van de maan, hoewel ook een enkele keer geassocieerd met de goden van de zon. Soms werd een witte stier afgebeeld zoals de Egyptische Apis, die in die ‘geïncarneerde’ vorm de legendarische Osiris is; bij de hindoes werd de witte stier Nandi geassocieerd met Śiva. Maar de betekenis van de ram is aards, gewoonlijk fallisch en van de maan, met een voortbrengende betekenis. Dus de stier stelt de kosmische evolutionaire kracht voor, terwijl de ram de aardse voortbrengende krachten voorstelt. De heilige stieren stelden niet noodzakelijkerwijs mannelijke dieren voor maar werden in mystiek opzicht geacht hermafrodiet of zelfs geslachtloos te zijn, wat hun kosmische rol liet zien. De stier zou soms een van de vier heilige dieren zijn geweest die overeenkomen met de vier streken van het kompas en andere viertallen, zoals de vier Maharaja’s.

In de oude beeldende kunst van het Midden-Oosten zien we vaak een koning die een stier bij de horens grijpt en die in de hals of buik steekt, wat wil zeggen dat de ratio heerst over impulsiviteit, het denken over de voortbrengende kracht of de solaire boven de maanelementen in mens en natuur. Vaak werd de stier uitgesneden met vleugels, wat de scheppende of voortbrengende aard van de kosmogonische geest en zijn allesdoordringende kracht door de gehele natuur heen moest onderstrepen. Deze gehele reeks van ideeën was verwant aan het thema dat doet denken aan de Mysteriën van Mithras, waar in een bepaalde scene de stier een prominente rol speelde. De grote aantallen stiersymbolen in het oude Assyrië en de andere beelden die waren verbonden met een periode toen het teken Taurus van de dierenriem tengevolge van de precessie van de equinoxen op de ascendant stond: dit zou bij benadering duiden op drie precessionele cycli terug in de tijd (meer dan 75.000 jaar geleden). Het is dan vanzelfsprekend dat de stier een geliefd embleem is geweest en voor een belangrijk deel doet denken aan de iconografische elementen van een exoterische godsdienst.

Stigmata

(Latijn) [meervoudsvorm van Latijn, Grieks stigma een afgedrukt merk, brandmerk]

Het merkteken dat verschijnt op de huid van extatici. In het geval van christelijke extatici gaat het vaak om de wonden van Christus die dan verschijnen. Extatici kunnen ook andere merktekens op hun huid of lichaam laten verschijnen als zij maar onder genoeg intense psychomentale spanning staan die de stigmata op het lichaam door een automatische reactie veroorzaken. Elk beeld dat in gedachte wordt genomen dat voldoende helder en scherp omlijnd is en als dat bovendien met groot intens voelen en denken wordt vastgehouden, kan worden overgebracht naar het modellichaam (liṅgaśarīra) en zo worden afgedrukt op het fysieke lichaam, waar dat zichtbaar wordt door het samengekomen bloed of de pigmenten van de huid. Het komt veel voor dat in deze gevallen bloeduitstortingen of het uitlopen van serum plaatsvindt, die de bloedende wonden veroorzaken die worden teweeggebracht door emoties en gedachtekracht. Zulke gevallen waarbij het lichaam aldus reageert op de innerlijke psychomentale spanningen zijn in alle landen en tijden waargenomen en hebben niets te maken met een abstracte religieuze of filosofische waarheid.

Als het Westen ware psychologie zou beoefenen zou er niet met ontzag naar stigmata worden gekeken alsof het wonderen zouden zijn of als onverklaarbare fenomenen worden beschouwd. Zij kunnen door de adept, als hij dat wil, op zijn eigen lichaam zichtbaar worden gemaakt. Maar waarom zou hij zo’n zinloos iets doen, wat een onnatuurlijke toestand van zijn constitutie vraagt en zelfs het lichaam zelf laat lijden? De kwestie van stigmata bij mensen is niet veel anders dan een intensivering van erg ongewone omstandigheden, de biologische wetenschap weet hoe die heel natuurlijk en automatisch kunnen ontstaan in de lichamen van lagere dieren, die niet alleen van kleur kunnen veranderen maar ook wonderlijke veranderingen kunnen ondergaan als zij angstig of kwaad zijn enz.

Daarnaast zijn de merkwaardige geboortevlekken die zo nu en dan voorkomen vaak te herleiden tot een of andere visuele indruk van de zwangere moeder en bijbehorende emoties.

Stikstof

Het is het bekende aardse element en ook zijn noumenon, waarvan het een aardse manifestatie is. Wanneer dan de lucht de plaats van stikstof in zou nemen in de opsomming van de vier elementen en wanneer dat wat op aarde stikstof is de Zoon wordt genoemd, in de drie-eenheid Vader-Moeder-Zoon, is het duidelijk dat daarmee het noumenon wordt bedoeld (SD 1:253, 623). Stikstof beïnvloedt ook het liṅgaśarīra, dat deel uitmaakt van de vier lagere beginselen.

Stikstof speelt de rol van een voertuig, voor zover het gaat om het zuurstof van de atmosfeer maar speelt een zeer belangrijke rol in het leven van planten. De elementen op aarde zijn samengesteld en staan een aantal generaties lager dan hun oorspronkelijke ouders en de grovere elementen bevatten allemaal de subtiele elementen, maar verschillen daarin van elkaar dat elk één van de subtiele elementen in een overheersende verhouding bevat. Het is vaak het subtiele element dat wordt bedoeld wanneer in De geheime leer het woord stikstof wordt gebruikt.