© Theosophical University Press 2017
Theosofische Encyclopedische Woordenlijst

Teba‘

(Hebreeuws) Ook TebahṬeba‘ [van de Hebreeuwse werkwoordstam ṭāba‘ en de Chaldeeuwse werkwoordstam ṭĕba‘ een vorm aannemen, rond of bolvormig worden]

In het Chaldeeuws staat het voor dat wat gevormd moet gaan worden of een vorm moet gaan krijgen — vandaar de oorspronkelijke substantie van de wereld, het kosmische element — en ook de natuur die in laat-Hebreeuws ...

mystiek en esoterisch hetzelfde is als de verpersoonlijkte Elohim. (TG 325)

Tebel

(Hebreeuws) Ook Theivhel en TheiohelTēbēl [van de werkwoordstam yābal vloeien (als van water), glijden, voorwaarts gaan als in een plechtige processie; of van de werkwoordstam tābal vruchtbaar zijn, productief, verbonden met vocht en warmte]

De aarde, bol, wereld, vooral de bewoonde aarde. Het drukt het idee uit dat de aarde niet alleen een bewegende bol is maar voortstroomt alsof het de vrucht of het resultaat is van eerdere manifestaties.

Tefnut

(Egyptisch) [van tef vochtig zijn]

Egyptische godin die onlosmakelijk is verbonden met haar tweelingbroer Shu en die wordt voortgebracht door de zonnegod Tem (later bekend als Ra). Tefnut was de godin van de vochtigheid, van de zachte regen en het zachte briesje. Zij wordt voorgesteld als een vrouw die op haar hoofd de zonneschijf draagt, of vaker met het hoofd van een leeuwin. Dus Tefnut is de kleding of het gewaad van Shu zoals pra­dhana dat is voor Brahman, of mula­pra­kriti voor parabrahman.

Telchinen

(Grieks) [van thelgo betoveren]

Een ras van etherische of half-etherische wezens of genii die volgens een legende nakomelingen zouden zijn geweest van Poseidon, god van de zee — en die op Kreta, Cyprus en Rhodos zouden hebben geleefd. Zij worden voorgesteld als de bewerkers van de bodem en als bedienden van de goden, als tovenaars en jaloerse demonen, maar ook als leraren in de metaalkunde en andere nuttige kunsten voor de mensheid. Zij zijn in één aspect de kabeiroi en titanen en in een ander aspect de Atlantiërs. Er is altijd een mystieke band geweest met de telchinen vanwege soortgelijke eigenschappen van de Romeinse Vulcanus en zelfs van de Hebreeuwse Tubal-Kaïn.

Telepathie

[van Grieks tele ver weg, op een afstand + pathos voelen]

Telepathie staat voor de overbrenging van een gedachte of gevoelens van het ene denken naar een ander denken, onafhankelijk van gewone communicatiemiddelen. Dit fascinerende en algemeen voorkomende fenomeen vindt niet alleen onder mensen plaats, maar ook tussen mensen en dieren, en zeker ook onder dieren en insecten en het plantenrijk.

Het is altijd al bekend geweest dat mensen met elkaar spreken via de atmosfeer of via de trillingen erdoorheen, dat deze het oor aanraken en dat deze trillingen via zenuwen worden doorgegeven aan de hersenen. Maar het idee van het overbrengen van een gedachte van het ene denken naar het andere over een bepaalde afstand is [binnen deze context] een te natuurkundige/mechanische voorstelling van zaken. Het denkvermogen kan nauwelijks worden beschouwd als iets stoffelijks en hoewel onze hersenen wel stoffelijk zijn en meerdere hersenen van elkaar gescheiden zijn door fysieke afstanden is het ‘denkvermogen’ niet een synoniem van ‘hersenen,’ want als dat zo was zou telepathie onmogelijk zijn. Het zou onmogelijk zijn omdat het brein niet een ander brein kan aanraken voor het overbrengen van gedachten, daarom zijn het niet de hersenen die zenden en ontvangen (behalve dan als instrumenten) maar het zijn de denkvermogens [die onafhankelijk van de hersenen bestaan] die elkaar aanraken of elkaar doordringen over en door de innerlijke gebieden.

Wij leven in een met elkaar gedeelde mentale atmosfeer en nemen gedachtes en gevoelens op en zenden die uit. Gedachtes en gevoelens die van denkvermogen naar denkvermogen gaan, hoewel we ons daar niet van bewust hoeven te zijn. Het feit dat onze denkvermogens gescheiden zijn betekent niet dat zij gesloten systemen zijn en niet wederzijds doordringbaar zouden zijn. De experimenten die worden gedaan om gedachteoverdracht te kunnen bewijzen zijn voor een belangrijk deel mislukkingen omdat het denkvermogen van de zendende persoon zich niet voldoende concentreert op het idee dat verzonden moet worden, of omdat hij zich meer bezighoudt met het idee dat hij moet proberen iets over te brengen. Maar de duidelijkste bewijzen zijn vreemd genoeg ook triviale bewijzen, de spontane, niet-geplande ervaringen en komen eigenlijk dagelijks voor.

Een gedachte waarmee een bepaalde persoon speelt kan naar innerlijke bewustzijnsgebieden gaan totdat die een punt bereikt waar de denkvermogens van verschillende mensen niet langer van elkaar gescheiden zijn en van daar naar het brein van een ander gaan. Maar wat is de reden dat gedachten zo zelden worden overgebracht? Waarom zijn onze denkvermogens zo gescheiden? De verklaring hiervoor is te vinden in het feit dat wij allen ons alledaagse bewustzijn op zaken concentreren die alleen onszelf betreffen. Zij bekleden elk individu met een mentale laag van belangen en daaromheen en daarlangs stromen de stralende invloeden die uitgaan van de andere denker.

Universele sympathie is daarom de sleutel voor een succesvolle telepathische communicatie.

Telesphoros

(Grieks) [van telos einde + phero brengen]

Tot een einde brengen, voltooien, wat de pythagoreeërs over het getal 7 zeiden.

Tellurisch

[van Latijn tellus aarde]

Aards, behorende tot de aarde.

Telugu

Een taal die in Zuid-India wordt gesproken en volgens wetenschappers deel uitmaakt van de Dravidische taalgroep — de voornaamste taal van deze groep is het Tamil. De Dravidiërs waren een voor-Arisch ras.

Tempel

[van Latijn templum, tempulum een klein deel, van Grieks, Latijn tem afsnijden, markeren]

Een templum was oorspronkelijk een door de ziener en zijn medewerkers afgebakende plek voor een heilig doel. Die plek zou op de grond kunnen zijn of in de lucht, een gebied dat was aangewezen voor de observatie van voortekenen. Dit houdt verband met het idee van hemelse woningen zoals de huizen of tekens van de dierenriem. Van niet meer dan slechts een gemarkeerde plek ontwikkelde de tempel zich geleidelijk in fijn uitgevoerde bouwwerken, want hij diende ook een doel in figuurlijk opzicht zoals wanneer het lichaam de tempel van God wordt genoemd of wanneer de aarde wordt beschreven als een tempel.

Wanneer in de oudheid een tempel voor een specifiek doel door adepten werd gebouwd werd het een centrum of ontvanger van geestelijke energieën die daar naartoe werden getrokken en daar samen kwamen en hieruit groeiden de niet meer dan exoterische ideeën die in eerste aanleg misschien juist waren maar tegenwoordig gewoon belachelijk zijn, namelijk dat een gewijd deel van een tempel of kerk het ‘heilige der heiligen’ of de ‘zetel van God,’ enz. zou zijn. De tempel zou dan het heiligdom van de goddelijke aanwezigheid zijn en als zodanig speelt die een overheersende rol in alle culten en is dan het zogenaamde ‘heilige der heiligen,’ een altaar enz. met veel versieringen en opsmuk, zoals speciale kamers, afbeeldingen, heilige schalen enz..

Het woord tempel kan een equivalent zijn voor al die dingen die duiden op de ontvangende kant van de natuur, zoals een maan, ark en baarmoeder. We kunnen ons dan gemakkelijk voorstellen dat een bouwwerk wordt opgetrokken dat gewijd zou zijn aan goddelijke verering en speciaal zou zijn ontworpen om goddelijke verschijningen naar beneden te trekken, alleen maar om het innerlijke begrijpen en een innerlijke visie werkelijker te maken voor de gewone man, maar dat kan ofwel een hulp zijn of een tegenwerkende kracht, afhankelijk van hoe materialistisch de geest van de aanbidder is.

Er is een suggestieve connectie tussen tempel en tempus (Latijn ‘tijd’ van dezelfde wortel) zoals een deel van de tijd dat tegengesteld is aan de eeu­wi­ge ‘duur’ of de onverdeelde tijd.

Tempel van Salomo

Het initiatief om de tempel te bouwen moet volgens de Bijbel zijn genomen door koning David maar van de Heer mocht hij het werk niet uitvoeren omdat hij ‘teveel bloed aan zijn handen had.’ David verzamelde echter wel de materialen en de arbeiders. Om hem te helpen bij de bouw van de Tempel deed zijn zoon Salomo een beroep op koning Hiram of Huram van Tyrus en vroeg hem goede handwerkslieden te sturen en koning Hiram stuurde Hiram Abif naar Salomo, maar ook arbeiders en extra voorraden hout.

Volgens het bijbelse verhaal was de Tempel geheel afgebouwd, maar de overleveringen van de vrijmetselaars vertellen een ander verhaal, namelijk dat die door de dood van Hiram Abif nooit is afgemaakt. De (bijbelse) tempel verwierf na zijn voltooiing een zekere grandeur maar zou die maar 33 jaar houden tot de Egyptische koning Shishak een oorlog ging voeren tegen Rehoboam, de zoon van Salomo, en Jeruzalem in bezit nam en alle schatten van de tempel en van het huis van de koning had leeggeroofd. De geschiedenis van de tempel van Salomo is er één van herhaalde heiligschennis en van wisselende plunderingen en herstelwerkzaamheden, totdat uiteindelijk in 588 v. Chr., tijdens het bewind van Sedekia, de tempel door Nebukadnezar volledig wordt vernietigd. Toch bezocht Herodotus zo’n 150 jaar later Tyrus en beschreef de tempel van Melkart en Astartē, maar maakte absoluut geen melding van een Tempel van Salomo, wat het idee ondersteunt dat er nooit een bouwwerk met die naam is geweest.

Wanneer we het idee aanvaarden dat er een historische achtergrond voor het bijbelse verhaal kan bestaan, moet het wel totaal allegorisch zijn. Blavatsky vergelijkt de afmetingen die in de Bijbel worden gegeven met die van de Grote Piramide en het Tabernakel van Mozes en alle zijn gebouwd op basis van dezelfde abstracte formules die worden afgeleid van het aantal jaren in een precessionele cyclus en ook op basis van de integrale waarden van pi, de verhouding tussen de omtrek van een cirkel en zijn diameter. Mozes symboliseerde die ...

formule in de vorm en in de afmetingen van het tabernakel, dat hij in de woestijn zou hebben gebouwd. Op basis van deze gegevens kwamen de latere joodse hogepriesters tot de allegorie van de Tempel van Salomo – een gebouw dat nooit werkelijk heeft bestaan, evenmin als koning Salomo zelf, die eenvoudig een zonnemythe is, evenals de nog latere Hiram Abif van de vrijmetselaars, zoals Ragon duidelijk heeft aangetoond. Als dus de afmetingen van deze allegorische tempel, het symbool van de cyclus van inwijding, overeenstemmen met die van de Grote Piramide, komt dit doordat de eerstgenoemde werden ontleend aan de laatste, door middel van het tabernakel van Mozes. (SD 1:314-5)

En Blavatsky verwijst dan naar de ...

onweerlegbare, duidelijke en wiskundige bewijzen, dat de esoterische grondslagen, of het stelsel dat werd gebruikt bij de bouw van de grote piramide en de bouwkundige maten van de tempel van Salomo (of deze nu mythisch is of werkelijk), de ark van Noach en de ark van het verbond, dezelfde zijn. (SD 2:465)

De sleutel tot de betekenis van de Tempel van Salomo wordt gegeven door W.Q. Judge: deze tempel ...

stelt de mens voor, van wie het lichaam wordt gebouwd, voltooid en bekleed zonder het minste geluid, maar de bouwmaterialen moesten worden gevonden, verzameld en vormgegeven op andere en verafgelegen plaatsen. ... De mens kon niet in de tempel van zijn lichaam wonen voordat alle materie in en rond zijn wereld door de meester, de innerlijke mens, was gevonden, waarna de plannen om deze te bewerken tot in het kleinste onderdeel moesten worden uitgewerkt. Deze moesten vervolgens in elk detail worden uitgevoerd, totdat alle delen volmaakt en gereed waren, en geschikt om in het uiteindelijke bouwwerk te worden aangebracht. In het onmetelijke tijdsverloop dat begon nadat de eerste bijna ontastbare stof was verzameld en vormgegeven, voerden het mineralen- en plantenrijk hier de alleenheerschappij samen met de meester — de mens — die, aan het gezicht onttrokken, bezig was de plannen voor de fundering van de menselijke tempel uit te werken. Dit alles vergt vele, vele eeuwen, want we weten dat de natuur nooit sprongen maakt. En toen het ruwe werk was voltooid, en de menselijke tempel was opgericht, hadden alle dienaren, priesters en raadslieden nog vele eeuwen nodig om hun rol goed te leren, opdat de mens, de meester, de tempel tot zijn beste en hoogste doel zou kunnen gebruiken. (Oceaan 23)

Dus David, die de materialen voor het gebouw verzamelde en het niet werd toegestaan de tempel te bouwen, vertegenwoordigt het evolutionaire en voorbereidende werk van eerdere ronden en van de eerdere wortelrassen die voorafgaan aan het midden van het derde wortelras van deze ronde, het moment waarop de mensheid op het toneel verscheen — Salomo, de zoon van David — neemt dan de taak van het feitelijke bouwen van de menselijke tempel op zich. David kan dus een mystiek symbool zijn voor de maan- of barhishad-pitri’s en Salomo voor de zonne- of agni­shvatta-pitri’s.

Volgens het Oude Testament werd de tempel volledig gebouwd maar zou slechts korte tijd voor zijn grootse doeleinden zijn gebruikt. Allegorisch stelt dit de Gouden Eeuw voor, de kindertijd van de mensheid — het gebouw werd dan ook alleen gebruikt in de ‘kindertijd’ toen de goden nog onder de mensen verkeerden en zijn goddelijke leraren waren. Maar de mensheid was nog niet werkelijk mens, want manas (denkvermogen) was nog niet wakker geroepen door de manasaputra’s waarvan Hiram Abif er een was. Hier is het waar de overleveringen van de vrijmetselaars met het bijbelse verslag ernaast bestudeerd zouden moeten worden. Toen het manas was ontwaakt en er van de Boom van Kennis werd gegeten en daarmee het vermogen werd verkregen om te kiezen tussen goed en kwaad — met andere woorden, helemaal aan het begin van een zelfgeleide evolutie, werd de tempel keer op keer ontheiligd.

Het bouwen van de tempel van Salomo is de symbolische weergave van het geleidelijk verkrijgen van de geheime wijsheid of magie, het verheffen en ontwikkelen van het spirituele uit het aardse, de manifestatie van de macht en luister van de geest in de fysieke wereld door de wijsheid en het genie van de bouwer. Laatstgenoemde is, wanneer hij adept is geworden, een machtiger koning dan Salomo zelf, het symbool van de zon of het Licht zelf — het licht van de werkelijke, subjectieve wereld, dat schijnt in de duisternis van het objectieve heelal. Dit is de ‘tempel’, die kan worden opgericht zonder dat ‘tijdens het bouwen’ in het huis het geluid van de hamer of enig ijzeren stuk gereedschap wordt gehoord. (IU 2:391)

Nogmaals, het bouwen van een tempel, heiligdom, Heilige der Heiligen enz. betekende in de oude occulte taal het oprichten van een centrum en de verspreiding in de wereld — of van een deel daarvan — van de geheime leer van de natuur. In een meer beperkte zin verwees de bouw van de tempel naar de feitelijke vestiging van een inwijdingscentrum, waar niet alleen voor dat bepaalde gebied de oude wijsheid en zijn goddelijke betekenissen werden onderwezen, maar waar discipelen ook werden getraind en naar een ‘nieuwe’ of ‘tweede’ geboorte werden geleid en vanaf dat moment adepten of ingewijden werden. Volgens dit beeld was het bouwen van de Tempel van Salomo de inauguratie en vestiging van een centrum voor het onderwijs in de occulte wijsheid van de natuur in Judea en de direct omliggende gebieden.

Orde van Tempeliers

De Orde van Tempeliers was een religieus-militaire beweging, een orde van wapenbroeders, opgericht in de 12de eeuw door Hugh de Payens en Godfried van Sint-Omaars (Godfrey de St. Aldemar, ook wel Geoffrey de St. Omer) en zeven andere ridders, om het Heilige Graf van de christenen te beschermen. De orde ontleende zijn naam aan het paleis van de Romeinse koningen in Jeruzalem, dat de Tempel van Salomo werd genoemd. De orde was gedeeltelijk monastisch. De ridders legden de gebruikelijke geloften van armoede, kuisheid en gehoorzaamheid af. De tempeliers verspreidden zich snel over Europa en het Nabije Oosten en stonden onder het bestuur van een gekozen grootmeester, de eerste was Hugh de Payens die in 1118 werd gekozen en de laatste was de 22ste, Jacques de Molay, die in 1297 werd gekozen.

De Tempel was de laatste Europese geheime organisatie die als groep enkele mysteries van het Oosten in haar bezit had. (IU 2:380)

De Orde van Tempeliers was verbonden met de eerdere essenen en gnostici, met de ware rozenkruisers van de middeleeuwen en met de vrijmetselarij in zijn hoogste en oudste graden, in het bijzonder met de derde of de meester vrijmetselaarsgraad. Het verheven oogmerk van deze orde raakte echter geleidelijk uit het zicht nadat bepaalde zuiver kerkelijke rituelen en ceremonieën werden ingesteld. In de eerste jaren van de 14de eeuw werd de orde — die veel had bereikt wat macht en rijkdom betreft, vooral in Frankrijk — onderdrukt door Filips IV die handelde met instemming van paus Clemens V . In 1310 werden 54 ridders in het openbaar verbrand en in 1313 onderging Jacques de Molay, de laatste grootmeester van de orde, hetzelfde lot. De Tempeliersgraad van de moderne vrijmetselarij zou afstammen van de oorspronkelijke orde.

Temurah

(Hebreeuws) Tĕmūrāh

Veranderen, uitwisselen, vermengen. Een anagrammatische methode die door kabbalisten werd gebruikt voor het bestuderen van de letterlijke Kabbalah, waarbij een van de letters van een gekozen woord uit de tekst werd verwisseld met een andere letter van het alfabet. De verandering leverde dan een woord op met een geheel andere betekenis.

Hoe het in zijn werk gaat: de letters van het Hebreeuwse alfabet worden over twee regels verdeeld (11 in elke regel op alfabetische volgorde), de een onder de ander; de bovenste regel leest van rechts naar links, die daaronder van links naar rechts. De letter die wordt gekozen (elk van de 22 is mogelijk) om verwisseld te gaan worden, wordt onder de eerste letter van het alfabet geplaatst. Er wordt dan een woord uitgekozen voor het opnieuw lezen: de letter die in de andere regel verschijnt ten opzichte van de aangewezen letter wordt dan gebruikt — hierdoor ontstaat een nieuw woord. Aldus kan er uit het woord temurah een tabel met 22 omzettingen worden gehaald en deze reeks wordt een tsiruf genoemd [van de werkwoordstam tsaraf verfijnen, bestuderen, bewijzen, interpreteren].

Ten-brel Chug-nyi

(Tibetaans) rTen-hBrel hchu-gnis

In de Ti­be­taanse filosofie zijn er twaalf wederzijds afhankelijke meewerkende factoren voor het ontstaan van alle fenomenen, deze term is dan ook een equivalent van het San­skrietwoord nidana’s. Aangezien ieder van de twaalf oorsprongen of oorzaken afhankelijk is van zijn voorloper, waar die als gevolg van een reactieproces door wordt geëmaneerd, is de voorloper ook karmisch afhankelijk van zijn opvolger voor zijn manifestatie en dus komen de twaalf niet gelijktijdig naar voren maar in een bepaalde regelmatige volgorde. Vanwege deze onlosmakelijk verbonden of gekoppelde wederzijdse afhankelijkheid moeten zij noodzakelijkerwijs samenwerken. Zij worden in de Pratitya-samutpada gegeven als:

 1) ma-rig-pa (San­skriet avidya) onwetendheid;
 2) hDu-bYed (San­skriet samskara) samengestelde krachten;
 3) rNam-Ches (San­skriet vijnana) wil, bewustzijn;
 4) rMin-gZugs (San­skriet nama-rupa) naamvorm;
 5) Skye-mched (San­skriet shadayatana) de zes zintuigen;
 6) sparsa (San­skriet sparsa) aanraking (v.w.b. het denken of waarnemen);
 7) tShor-ba (San­skriet vedana) gevoel;
 8) sRed-pa (San­skriet trishna) verlangen, begeerte;
 9) len-pa (San­skriet upadana) sensuele betovering;
10) sird-pa (San­skriet bhava) zijn;
11) che-ba (San­skriet jati) geboorte
12) rGa (San­skriet jaramarana) ouderdom en dood.

Ten-brel chug-nyi is de Ti­be­taanse uitdrukking voor oorzakelijke verbanden die inherent zijn aan de omzwervende monaden en die ook beïnvloeden én die zorgen voor de manifestatie van elkaar opvolgende belichamingen. Deze boeddhistische leer toont een wat uitgewerkter filosofische ontwikkeling van de Ti­be­taanse leer dan we elders aantreffen. Bevrijding van de gevangennemende relaties ten aanzien van het bewustzijn kan worden gevonden in het oprecht en trouw navolgen van de Vier Edele Waarheden die leiden naar het Edele Achtvoudige Pad. Toch is de essentie van de religie van de boeddha­’s in de woorden van Gautama Boeddha:

Het stoppen van het doen van al het kwade of slechte, in de ban te raken van deugdzaamheid en het zuiveren van ons eigen hart of aard — dat is de ware godsdienst van de boeddha­’s.

Zie ook Nidana

Tenshoko Daijin

(Japans) Ook Ten Sho Dai Jiu

De zonnegodin van de shinto, de eerste van de vijf generaties van zogenaamde aardse goden — waarvan twee generaties nog ontwikkeld moeten worden — deze zeven volgen op hun beurt de zeven eerdere generaties van hemelse goden.

Terafim

(Hebreeuws) Ook TeraphimTĕrāfīm

De afgodsbeelden of goden van het gezin, de familie of het huishouden van de joden, die door het joodse volk werden geraadpleegd als orakels. In veel opzichten lijken zij veel op de lares en penates van de oude Romeinen. Blavatsky citeert Maimonides:

De aanbidders van de terafim (de joodse orakels) ‘sneden beelden en beweerden dat, als het licht van de voornaamste sterren (planeten) deze volkomen doordrong, de engelen genaamd ‘de MACHTEN’ (of de bestuurders van de sterren en planeten) met hen spraken en hun veel bijzonder nuttige zaken en bekwaamheden leerden’. En Seldenus legt uit dat de terafim waren gebouwd en samengesteld volgens de stand van bepaalde planeten, ... (SD 1:394)

De verslagen van de Hebreeën verklaren dat de oeroude Hebreeën zich net zo vaak bezighielden met het raadplegen van orakels of afgodsbeelden, afbeeldingen etc., als de heidenen. De terafim waren simpelweg net zulke orakelbeelden.

Terah

(Hebreeuws) Teraḥ

Een van de rustplaatsen van de Israëlieten in de woestijn zoals wordt verteld in Numeri 33:27. Ook een van de nakomelingen van Shem, de zoon van Nahor en vader van Abram die in het land van Ur van de Chaldeeën woonde. Hij zou 205 jaar hebben geleefd en was een van de drie ingewijden, de andere twee waren Zoroaster en Abraham (IU 2:38). Terah zou de kaeiroi of kabiri hebben aanbeden, in het Hebreeuws werden die terafim genoemd (TG).

Teratologie

[van Grieks teratologia een vertelling van monsterlijke verhalen van teras, monster + logia, verhandeling]

Ruim genomen de wetenschappelijke term voor de abnormale ontwikkelingen op het gebied van dier- en plantkunde. Op een kleinere schaal de abnormale groei van dierlijke embryo’s. Technisch gezien wordt de oude term ‘monster’ gereserveerd voor de misvormingen [van de ongeboren vrucht] met de meest opvallende afwijkingen, waarvan er veel werkelijk afschuwelijk uitzien en niet levensvatbaar zijn.

Al die monsters of misvormingen bij mensen zijn het gevolg van de activiteiten of natuurkrachten die als zij in het juiste milieu werkzaam zijn deze misvormingen naar buiten brengen omdat de moeder gedurende een bepaalde tijd onder invloed heeft gestaan van een of andere stroming in het astrale licht. Deze geboortes zijn min of meer volmaakte of onvolmaakte reproducties van kiemgroei waarbij patronen worden gevolgd van nu afgestoten evolutionaire groeivormen uit een ver, heel ver verleden. Die kiemen proberen voort te brengen wat ooit, maar dan heel erg lang geleden, vrij normale geboortes waren.

Termini

(Latijn) Grensstenen

De grensstenen die op bevel van Numa door elke grondbezitter of pachter zouden moeten worden neergezet om zijn land te markeren. Jaarlijks werden er bij deze stenen ceremonieën uitgevoerd die terminalia werden genoemd. Terminus was de Romeinse god die heerste over grenzen. De stenen waren gewijd aan Hermes-Mercurius en zouden volgens Montfaucon kruisvormig zijn geweest. Het weghalen ervan werd als heiligschennis beschouwd — wat enige gelijkenis vertoont met de bijbelse vloeken die zouden gaan rusten op hen die de merkstenen van zijn buren zou weghalen.

Terra

(Latijn) Ook Tellus

Equivalent van het Griekse Gaia of Ge, aarde. Moeder van de titanen van Coelus (Caelus) — Ouranos of de hemel. Terra wordt vaak gebruikt voor de planeet aarde of zijn planeetketen.

Zie ook Gaia

Terugslag van fantoom

In de theosofische literatuur wordt deze term gebruikt voor het fenomeen waarbij een klap of stoot tegen het fantoom van een levend mens een effect op die mens zelf heeft, alsof die klap terugkeert. Dit kan ook gebeuren bij spiritistische seances, wanneer een door een medium gematerialiseerde vorm wordt geraakt en een effect heeft op het lichaam van het medium zelf. Het is een van de geheimen van de zwarte magie, zoals dat door het prikken in een wassen model van een bepaald persoon dezelfde soort verwonding bij dat individu wordt veroorzaakt die de dader voor ogen had. Een soortgelijk effect kan worden toegebracht aan een ongeboren kind wanneer iets gebeurt met de moeder.

Een mentaal beeld, de astrale vorm en de fysieke vorm zijn drie met elkaar verbonden stadia in een reeks; wat verklaart hoe een magiër zijn verbeelding kan gebruiken voor zijn kwade bedoelingen en hoe de verbeelding van een moeder het lichaam van het ongeboren kind kan raken.

Teth ט

(Hebreeuws) Ṭēith

De negende letter van het Hebreeuwse alfabet, ook gelijk aan het getal 9. In de Kabbalah gebruikt als een symbool voor de intelligente elektrische kosmische kracht die in de theosofie fohat wordt genoemd ...

waarvan het symbool de slang is, die zo’n belangrijke rol speelde in de Mysteriën. Haar algemene getalswaarde is negen ... en is de negende deur van de vijftig poorten die leiden naar de verborgen mysteries van het zijn. (SD 1:76)

Tethys

(Grieks) De vrouw van Oceanus en moeder van een massa watergoden.

De theogonie van Hesiodus ziet zowel in Oceanus als Tethys titanen die de kinderen zijn van Uranus en Gaia (hemel en aarde) of de ruimtelijke diepten van kosmische intelligentie en de ruimtelijke voertuiglijke aspecten van de kosmos, hier de aarde genoemd. Soms wordt Tethys vereenzelvigd met Gaia en dus met de aarde, maar de aarde waarop wordt gedoeld is niet onze aarde maar de oerstof die zich aan het vormen is.

Tetrade

[van Grieks tetras vier]

Het getal vier, een verzameling van vier.

Het viertal wordt zowel in de Kabbala als door Pythagoras als het volmaaktste of liever als het heilige getal opgevat, omdat het voortkwam uit de een, de eerste gemanifesteerde eenheid, of liever de drie in één. (SD 2:599)

In de scheikunde is de tetrade een atoom, radicaal of element dat een combinerende kracht van vier heeft.

Zie ook Tetraktis; Tetragrammaton; Viertal

Tetragrammaton

[van Grieks tetra vier + gramma letter]

Door kabbalisten gebruikt voor de vier Hebreeuwse tekens, die in Romeinse letters verschillend worden weergegeven (YHVH, IHVH, JHVH, enz.) en het woord Jehovah (Yehovah) vormen. Moderne wetenschappers zijn het niet eens met deze vertaling van de vier letters en sommigen stellen dat de juiste vertaling Yahveh of Yahweh zou moeten zijn — afhankelijk van de manier waarop de massoretische punten op de medeklinkers worden toegepast. De joden zelf spraken de naam bij het lezen van hun heilige geschriften nooit uit maar mompelden in plaats daarvan ’Adonai (de Heer). Hoe dan ook, de kabbalisten (in het bijzonder de middeleeuwse en moderne schrijvers) hebben dit vierletterige woord altijd heel bijzonder gevonden en daar veel betekenis aan gehecht, het was het Hebreeuwse equivalent van de Tetragrammaton, Shem-ham-Mephorash, soms de wonderbaarlijke naam genoemd.

De vier letters zelf hebben geen speciale occulte betekenis, noch hun volgorde of hun numerieke waarde (10, 5, 6, 5, in totaal 26) en het maakt ook geen verschil op welke van de tien sefiroth zij worden toegepast.

De naam [Jehovah] is inderdaad een uitvoerige omschrijving, een overladen figuur van joodse retoriek, en is door de occultisten altijd veroordeeld. Voor de joodse kabbalisten en zelfs voor de christelijke alchemisten en rozenkruisers was Jehovah een geschikt scherm, verenigd door het samenvouwen van zijn vele panelen en gebruikt als substituut: want voor degenen die het geheim kenden, was de ene naam van een individuele sefiroth evengoed als iedere andere. Het Tetragrammaton, het on­uit­sprekelijke, het siderische ‘totaal’, werd voor geen ander doel uitgevonden dan om de niet-ingewijden te misleiden en om het leven en de voortplanting te symboliseren. De ware geheime en on­uit­sprekelijke naam — ‘het woord dat geen woord is’ — moet worden gezocht in de zeven namen van de eerste zeven uitstralingen, of de ‘zonen van het vuur’, in de geheime geschriften van alle grote volkeren, en zelfs in de Zohar, ... Dit woord, dat in iedere taal uit zeven letters is samengesteld, vindt men in de architectonische overblijfselen van elk groots bouwwerk in de wereld ... (SD 1:438-9)

 Enkele onderzoekers hebben, gezien de heiligheid van de tetraktis en het Tetragrammaton, een onjuiste opvatting over de mystieke betekenis van het viertal. Het laatstgenoemde was bij de Ouden als het ware slechts een secundaire ‘vervolmaking’, omdat het alleen verband hield met de gemanifesteerde gebieden. Daarentegen was de driehoek, de Griekse deltaΔ, het ‘voertuig van de onbekende godheid’. (SD 2:582)

De volken die de joden omringden, waaronder de Syriërs, kenden dezelfde god maar met een andere naam en in andere vormen. Enkele sekten aanbaden hun Iao, die soms ook als Iaho of Yaho werd geschreven. Iao was een van de heiligste goden van de Feniciërs en werd beschouwd als het geestelijke licht dat alleen maar door het hoogste menselijke intellectuele vermogen begrepen kon worden, het is het idee van het spirituele licht van de geestelijke zon. Ook de gnostici kenden zo’n mysteriegod met dezelfde naam en dezelfde variaties in schrijfwijze, en met dezelfde betekenis als die van de Feniciërs, het was de god van de intellectuele kracht, ofwel de macht van het zonnestelsel.

Tetraktis


De tetraktis van
Pythagoras
(Grieks) Het getal vier of een groep van vier, een viertal of viertallig. De tetraktis van Pythagoras bestaat als een symbool uit een driehoek die wordt gevormd door tien punten waarvan hij zegt:

Waar jij er vier ziet zijn er tien; aldus zijn een gelijkzijdige driehoek en de tetraktis [vier] samen zeven.

En Proclus zegt:

De vader van de gouden verzen [Pythagoras] roemt de tetraktis als de bron van de eeu­wi­ge natuur. (On the Timaeus, 3)

Sommige kabbalisten ontwikkelden hun tetraktis op basis van de Tetragrammaton op de volgende manier:

 Pythagoras  |  kabbalistisch
1234101015212672

Dit stelt de vier stadia van evolutie voor: een monade, een dubbele scheppende kracht of het tweetal, de wereld van vormen en de wereld van voltooide en geconcretiseerde manifestatie. Door de plaatsing van de stippen zijn we in staat elk getal van 1 tot 10 af te leiden. Dit systeem stond onder de pythagoreeërs in zo’n hoog aanzien dat hun plechtigste eed op de tetraktis werd afgelegd.

De tetraktis heeft een zeer mystieke en wisselende betekenis ... Op de eerste plaats stelt die de eenheid voor, of de ‘een’ met vier verschillende aspecten; daarnaast is er het fundamentele getal vier, het viertal dat de decade omvat of de tien, het getal van volmaaktheid; ten slotte wijst het op de oorspronkelijke triade (of driehoek) die is opgegaan in de goddelijke monade. ... Het mystieke tiental, het totaal van de tetraktis, of de 1 + 2 + 3 + 4 = 10, is een manier om dit idee tot uitdrukking te brengen. De een is het onpersoonlijke beginsel ‘God’; de twee, materie; de drie, combineert de monade en de duade en heeft de aard van beide, het is de wereld van de fenomenen; het viertal ofwel de vorm van volmaaktheid, brengt de leegte van alles tot uitdrukking; en het tiental, of het totaal van alles, heeft betrekking op de kosmos. (TG 326)

Tetratomisch

Een tetratomische molecule is een molecuul van een element dat bestaat uit vier atomen van dat element.

Teufel

(Duits) [van Grieks diabolos beschuldiger]

De Duivel.

Teulu

(Welsh)

De beschermers van een koning bestaande uit 120 edele jeugdigen die de taak hadden in de strijd te sterven voordat de koning dat deed.

Optische Thalamus

[van Grieks optikos zichtbaar van op zien + thalamos kamer]

De optische thalami zijn de twee grote achterliggende ganglia aan de basis van de hersenen die deel uitmaken van de wand van de derde ventrikel (holte). Zij vormen het bed van waaruit de optische zenuwen naar voren komen maar zijn ook een speciaal centrum voor de afstemming en doorgifte van sensorische, motorische en ideële indrukken die bewust en onderbewust, in wisselwerking staan met het lichaam en de hersenen. De thalami vormen een centraal station voor de ontvangst, condensatie en doorgifte van alle onderlinge contactlijnen tussen de bewuste, denkende mens en de buitenwereld.

De embryologie laat zien dat de optische thalami al vroeg [in de voor-prehistorische mens] een leidende rol speelden voor de vorming van de pijnappelklier die zich toen nog bovenin het zich ontwikkelende hoofd bevond, wat een biologische herhaling was van vroege omstandigheden van het ras van mensen toen de pijnappelklier dienst deed als het enige ziende oog. In dat evolutiestadium was de mens net zo onzelfbewust van zijn persoonlijkheid en geleiachtig wat lichaamsbouw betreft als het embryo dat nu in zijn beginstadium is. En toch was hij een geestelijk wezen zoals hij ook nu is, als de reïncarnerende ego die de evolutie van zijn wonderbaarlijke lichaam leidt vanuit de eenheid van een bevruchte eicel. Het embryo herhaalt de geleidelijke groei en de overheersende plaats van de hersenhelften die in de tijd van het derde wortelras zorgden voor de intellectuele vermogens die groeiden ten koste van geestelijke visie. Toen was het pijnappel-‘oog’ niet langer werkzaam en trok zich terug in de holte van het brein waar de optische thalami zich gingen bezighouden met de ontwikkeling van de twee ogen voor het normale zien.

Het is merkwaardig dat vooral bij mensen de hersenhelften en de laterale ventrikels zijn ontwikkeld en dat de optische thalami, corpora quadrigemina en corpora striata de belangrijkste delen zijn die in de hersenen van zoogdieren zijn ontwikkeld. (SD 2:301)

Thalassa

(Grieks) Ook (Chaldeeuws) Thalatth en Thallath

Zee, oceaan. Mystiek gezien het grote voortbrengende beginsel van de ruimtelijke diepten. Thallath was de zee, vermenselijkt als een godin in de kosmogonie van Berosus. Gebruikt als een van de namen van de grote diepte of afgrond, Tiamat, of Chaos. Het kon alleen maar monsters maken en werd vernietigd door Belus en daarna schiepen de goden hemel en aarde. Er wordt hier verwezen naar de mystieke wateren van de ruimte of het meer concrete aspect van de ruimte zelf, als de grote bron of moederschoot van de kosmische manifestatie waaruit alle dingen tevoorschijn komen en waarin zij aan het einde van het kosmische manvantara weer worden opgenomen. De maan is in zijn kosmogonische werking verbonden met de wateren van de ruimte.

Wordt ook Omoroka genoemd, wat een weerkaatsing van goddelijke wijsheid in Tamti (materie) is.

Tharana

[waarschijnlijk Hindi; vgl. Pali tharana uitstrooien, verspreiden; San­skriet starana van de werkwoordstam stri strooien, verspreiden]

Zelfopgewekte trance of zelfhypnose.

In India is het een activiteit die vanwege zijn magische aard een soort exorcisme is. Letterlijk ‘wegpoetsen of wegvegen’ (boosaardige invloeden, tharhn betekent een bezem, en tharnhan, een stoffer); het is het verdrijven van de kwaadaardige bhuts (slechte aura en slechte geesten) door de weldadige wil van de mesmeriseerder. (TG 327)

Thaumaturgie

[van Grieks thaumatourgia wonderdoener van thauma wonder + ergon werk]

Is vaak niet meer dan goochelarij, maar in de oudheid werd het in Griekenland gebruikt voor een van de takken van authentieke praktische magie, het teweegbrengen van occulte fenomenen door een adept met de hulp van elementalen en diverse andere wezens van de onzichtbare sferen.

Theantropisme

[van Grieks theos God + anthropos mens]

Een toestand van zijn die zowel goddelijk als menselijk is, zoals de boeddha­’s en de hogere bo­dhi­satt­va’s. Minder juist: het toe­schrij­ven van menselijke eigenschappen aan een god, ofwel antropomorfisme. Het gewone geloof in een goddelijke incarnatie of avatara.

Theïst

[van Grieks theos God]

Sinds de middeleeuwen gebruikt voor iemand die gelooft in één enkele kosmische God. In De geheime leer gebruikt om die mensen aan te duiden die geloven in een antropomorfe God, voornamelijk christenen, in tegenstelling tot hen die geloven in een onpersoonlijke spirituele god die achter alle fenomenen van wat voor soort ook zit. Minder vaak wordt het woord gebruikt voor het tegengestelde van atheïsme, in welk geval het zowel polytheïsme als pantheïsme omvat.

Theli

(Aramees) Ook TaliTālī

De grote draak die symbolisch het heelal omhult. De wereldse slang, mystiek gezien de slang van wijsheid of fysiek als de psycho­elektrische stroom of [slingerend] pad door de lagere gebieden van het astrale licht.

Tali (Draak) in het heelal (‘olam) is als een koning op zijn troon (met gezag); een cyclus van het jaar is als een koning in zijn rijk; het hart van de levende man (nephesh) is als een koning met gezag (tijdens oorlog). (Sepher Yetsirah 6:4)

Soortgelijke ideeën waren gangbaar onder veel oude volken maar werden benadrukt door de Scandinaviërs.

Zie ook Nidhogg

Themis

(Grieks)

Godin van gerechtigheid die de harmonie bewaart, die het gevolg aan de oorzaak aanpast. Ook beschouwd als de verpersoonlijking van karma wanneer zij samenwerkt met Nemesis en Adrasteia.

Theocrasie

[van Grieks theokrasia van theos God + krasia vermenging]

Gebruikt door Iamblichus en andere Griekse filosofen voor een toestand van goddelijke vermenging in een heelal wat erop zou duiden dat alles compleet is vermengd en onlosmakelijk is verbonden met de rest van het geheel.

Ook gebruikt voor mensen die een allegaartje aan goden aanbidden, zoals de Israëlieten die de aanbidding van Jehovah vermengden met dat van stammen die vreemd aan henzelf waren.

Theodice

Ook Theodicie [van het Griekse theos God + dike gerechtigheid]

Een bewijs van goddelijke gerechtigheid. Een stelsel of methode van intellectueel theoretiseren over de aard van de zogeheten goddelijke gerechtigheid met het oog op de gerechtigheid en heiligheid van God in verband met het kwaad. De filosofen van de oudheid onderwezen stuk voor stuk dat in de kern van alles een goddelijke harmonie lag en dat wat voor kwaad, misvormingen en afwijkingen er in de wereld ook mochten zijn die in laatste instantie terug zouden zijn te voeren tot de onvolmaakte intelligentie van ontwikkelende wezens, die door hun vele botsingen in denken en willen disharmonie, relatieve verwarring en uiteindelijk het kwaad in de wereld brengen. Dit standpunt werd in christelijke tijden vervangen door de poging van vele schrijvers om de reputatie van de christelijke God te redden, die aan de ene kant de schepper van alles zou zijn en tegelijkertijd de bron van liefde, genade, harmonie en goedheid is. Met het oog op de slechte dingen en het lijden in de wereld blijken zulke christelijke pogingen telkens weer te stranden, want het is duidelijk dat als God de schepper van alles is hij ook direct of indirect de schepper van disharmonie, slechtheid en ellende in de wereld moet zijn, wat ook door vele joodse rabbi’s zo werd uitgelegd, die de verklaringen van de Hebreeuwse geschriften volgden. Maar deze gedachte is altijd door christenen ontkend omdat zij weigeren te accepteren dat hun God van liefde en rechtvaardigheid ook de schepper van het kwade is, en dus namen zij hun toevlucht tot de Duivel die zou zijn geschapen door hun alwetende God.

Theodidaktos

(Grieks) [van theos God + didaktos onderwezen]

Door God onderwezen. Gebruikt in christelijke geschriften, bijvoorbeeld ‘Heeft God u niet geleerd om elkaar lief te hebben?’ (1 Thessal 4:9); ook van toepassing op Ammonius Saccas, in de vierde eeuw de stichter van de neo­pla­toni­sche Eclectische school in Alexandrië, omdat hij werd onderwezen door goddelijke wijsheid.

Elke ingewijde is een theodidaktos in grotere of kleinere mate, afhankelijk van zijn niveau van begrijpen van de leringen die hij heeft ontvangen en ook voor wat betreft zijn innerlijke ontplooiing. Iedere ingewijde is als zodanig van binnenuit onderwezen door zijn eigen innerlijke God precies in die mate waarin zijn persoonlijkheid zich heeft verbonden met zijn geestelijke zelf.

Theofanie

[van Grieks theophaneia van theos God + phainesthai verschijnen]

De verschijning van een God. Een stadium in de oude Mysteriën waarin de kandidaat werd verlicht door zijn eigen innerlijke God en verschilt daarin met epifanie dat die langer aanhoudt. In de christelijke kerk wordt de term gebruikt voor de incarnatie van de Christos. In de Openbare of Kleine Mysteriën stond het voor het tonen van afbeeldingen van de goden aan de mensen — zoals tijdens de vieringen van Delphi.

Zie ook Theopathie; Theopneustie

Theogonie

[van Grieks theogonia van theos God + gon voortbrenging]

Een genealogie van goden of goddelijke wezens, of een verhandeling hierover zoals die van Hesiodus. Meer algemeen: de filosofische wetenschap die het tot ontstaan komen van wat voor hiërarchisch heelal dan ook volgt, via de opvolgende menigten van goden die zichzelf op verschillende gebieden manifesteren en het samengestelde heelal tot stand brengen. Een heelal is in zijn oorsprong en essentie goddelijk, gebouwd door en van de essentie van de hiërarchieën van goden. Het is het geestelijke aspect van kosmogonie of de bouw van werelden.

Theomachie

[van Grieks theomachia]

Vechten tegen de goden zoals de titanen dat deden of een oorlog onder de goden, zoals bij Homerus.

Theomantie

[van Grieks theos God + manteia waarzeggen]

Waarzeggerij door goddelijke inspiratie. Meer algemeen het waarzeggen door middel van orakels zoals te Delphi in het oude Griekenland.

Theopathie

[van Grieks theos God + pathos ervaring, voelen]

Het zevende inwijdingsstadium van de Mysteriën, waarin de kandidaat een zelfloos kanaal wordt voor de vereniging met zijn eigen innerlijke God. Het derde en laatste stadium van geestelijke ontwikkeling — de eerste is theofanie en de tweede is theopneustie.

De betekenis van theopathie zoals dat oorspronkelijk werd gebruikt in de Griekse Mysteriën, was dat de adept de volle invloed ‘onderging’ van de God in hem waardoor hij een zelfloos, instemmend kanaal werd voor de goddelijke kracht die door hem heen stroomde terwijl zijn persoonlijke zelf totaal werd genegeerd. Vanwege de geweldige persoonlijke verzaking die hierbij een rol speelde, zei men dat zo’n adept enorm moest lijden — wat wil zeggen dat die de innerlijke God moest dragen of verdragen. De tweede van deze drie inwijdingsgraden — theopneustie — was hetzelfde als de derde, maar minder volledig en betekende dat de ingewijde inspiratie van boven of van binnen kreeg en als het ware van boven werd ingeademd, maar die droeg niet de volle last van het geestelijke vuur of van de inspirerende stroom. Het eerste stadium — theofanie — was een relatief kortdurende gebeurtenis en betekende de verschijning van de eigen god van de ingewijde aan zijn eigen zelfbewuste waarneming; de neofiet zou zijn eigen innerlijke God van aangezicht tot aangezicht ontmoeten en de verschijning of theofanie duurde langer of korter afhankelijk van verschillende omstandigheden.

In de oude Mysteriën werden zulke uitdrukkingen geheim gehouden, hoewel de woorden zelf, naarmate de tijd verstreek, geleidelijk naar buiten kwamen en vaak verkeerd werden begrepen, zoals door christelijke theologen.

Theofilantropisten

Theofilantropie: Liefde van God en mens, of van God voor de mens.

De theofilantropisten vormden een sekte onder leiding van Revelliere-Lepeaux, een lid van de Franse Directoire (1795-99) en vurig tegenstander van de kerkelijke godsdienst (vooral het rooms-katholicisme) en die heel opportuun gebruik maakte van een kort moment van aandacht toen revolutionaire ideeën een grote opgang maakten, om zijn eigen nieuwe godsdienst naar voren te schuiven en de kerken in theofilantropische tempels om te vormen. Het was een soort deïsme, een geloof in God maar niet met een speciale openbaring of een van de bekende kerkelijke doctrines en schijnt een of andere vage quasi-godsdienstige vorm te zijn geweest. Quasi-filosofische ideeën waren talrijk in het laatste deel van het 18de eeuwse Frankrijk en gingen als een lopend vuurtje door het gehele land.

Theopneustie

[van Grieks theos God + pneo adem]

Goddelijke inspiratie of inademing. Het was in de oude Griekse Mysteriën een inwijdingsstadium dat tussen theofanie en theopathie in viel, waarbij de kandidaat de inspiratie van zijn eigen innerlijke God ontving, al droeg deze niet de volle lading van de stroom aan inspiratie zoals die van theopathie.

Theopoea

[van Grieks theopoeia van theos God + poiein maken]

Het maken van afgodenbeeldjes of standbeelden van goden en de magische praktijk van het begiftigen van onbezielde beelden van goden met leven of iets wat daar op leek, met behulp van ākāśische of astrale krachten. Het herinnert aan het Griekse verhaal van Pygmalion die een ivoren beeld van zijn mooie maagd had gemaakt en waar hij zo hartstochtelijk verliefd op werd dat hij Aphroditē, godin van de liefde, smeekte om er leven in te blazen. De godin zou deze smeekbede hebben verhoord.

Zie ook Theürgie

Theos

(Grieks) Ook Theoi [van theein rennen, wanneer wordt verwezen naar de goden van planeten die hun vormende werk voor de kosmische evolutie verrichten; of vgl. San­skriet deva, Latijn deus (verbonden met Zeus of Dios) de heldere of schijnende]

God, goden, bouwers of kosmocratoren. De twee afleidingen zijn niet in tegenspraak met elkaar omdat de planeten, sterren en zonnen de heldere en schijnenden zijn. Gebruikt in de triade van chaos, theos, kosmos — drie hypostasen van de kant van de materie van de kosmische evolutie — met de respectievelijke betekenis van opslagplaats van kosmische zaden, de bouwers en het heelal dat daarmee wordt gebouwd.

Theosebeia

(Grieks) Eerbied of ontzag voor de godheid.

Gebruikt door Plato en anderen met het bijvoeglijk gebruikte theosebes (meervoud theosebeis) ‘zij die weten.’ Het staat voor het beginsel van occulte training dat eerbied of ontzag voor geestelijke zaken opwekt en is gebaseerd op intuïtie. En daarom zijn zij die intuïtief of eerbiedig in hun houding zijn ten aanzien van de waarheid, zij die weten. Scepticisme zelf sluit de deur voor het verwerven van meer kennis: er is niemand zo blind als zij die weigeren te weten.

Theosofie

[van het Grieks theosophia van theos god, god + sophia wijsheid]

Goddelijke wijsheid, kennis omtrent goddelijke zaken. Vaak beschreven als dat wat verkregen kan worden door directe ervaring, door bewust te worden van het essentiële, goddelijke deel van onze natuur, het kennen van onszelf en onze eigen God, wat leidt tot een eenwording met andere soortgelijke goddelijke wezens. Theosofie is feitelijk ...

het fundament en de basis van alle wereldreligies en filosofieën, onderwezen en in praktijk gebracht door een paar uitverkorenen vanaf het moment dat de mens een denkend wezen werd. (TG 328)

Ook wel de geheime leer en de esoterische traditie genoemd, waarvan de leringen bewaard zijn gebleven en die zijn geverifieerd en opnieuw geverifieerd door elke nieuwe generatie van zijn beschermers en adepten.

Voor de Grieken was het woord theosofie in de derde eeuw geen vreemd begrip, dit was te danken aan Ammonius Saccas en de Alexandrijnse neoplatonisten of theürgen die onderricht gaven in goddelijke emanaties, waarbij werd onderwezen dat het hele heelal, de mensheid en alle andere wezens de nakomelingen van de hoogste goden zijn. Het woord theosofen wordt ook gebruikt voor mystici van latere tijden als Eckhart, Böhme en Paracelsus.

Het woord theosofie werd in 1875 door H.P. Blavatsky en anderen die zich bij haar aansloten, overgenomen bij de oprichting van de Theosophical Society als de naam voor de moderne vorm van de oeroude wijsheid-religie die zij zou gaan verspreiden. Deze wijsheid-religie ...

was altijd één, en daar zij het laatste woord vormt van kennis die voor de mens mogelijk is, werd ze zorgvuldig bewaard. Ze is vele eeuwen ouder dan de Alexandrijnse theosofen, bereikte die van deze tijd en zal iedere andere religie en filosofie overleven. (Sleutel 7)

 De Geheime Leer is de verzamelde wijsheid van de eeuwen en alleen al haar kosmogonie vormt het meest verbazingwekkende en uitgebreide stelsel, bijvoorbeeld zelfs in de exoteriek van de Purana’s. Maar de geheimzinnige kracht van de occulte symboliek is zo groot, dat de feiten over de verbijsterende opeenvolging in de evolutionaire vooruitgang, waarvan het ordenen, opschrijven en verklaren talloze generaties van ingewijde zieners en profeten heeft beziggehouden, alle op een paar bladzijden met geometrische tekens en figuren staan vermeld. De snelle en doordringende blik van die zieners reikte tot de kern van de materie zelf en nam daar de ziel van de dingen waar, terwijl een gewone oningewijde, hoe geleerd ook, slechts de uiterlijke vorm zou hebben waargenomen. Maar de moderne wetenschap gelooft niet in de ‘ziel van de dingen’ en zij zal daarom het hele stelsel van de oude kosmogonie verwerpen. Het is nutteloos te zeggen dat het bedoelde stelsel geen fantasie is van één of meer afzonderlijke individuen. Het heeft geen zin te zeggen dat het het ononderbroken verslag is, dat het werk is van duizenden generaties van zieners, die allen hun eigen ervaringen gebruikten bij het toetsen en controleren van de tradities over de leringen van hogere en verheven wezens, die over de opgroeiende mensheid waakten. Deze tradities werden mondeling overgeleverd van het ene vroege ras aan het andere. Ook is het nutteloos op te merken dat eeuwenlang de ‘wijzen’ van het vijfde Ras, van het geslacht dat werd gered en gespaard bij de laatste wereldramp en het verschuiven van continenten, hun levens hadden doorgebracht met leren, niet met onderwijzen. Hoe deden zij dat? Het antwoord luidt: door op elk gebied van de natuur de oude tradities te toetsen, te onderzoeken en te controleren op basis van de onafhankelijke visioenen van grote adepten, dat wil zeggen mensen die hun fysieke, mentale, psychologische en geestelijke gestel tot de hoogst mogelijke graad hebben ontwikkeld en vervolmaakt. Van geen adept werd het visioen aanvaard, voordat het was gecontroleerd en bevestigd door de visioenen van andere adepten – zó verkregen dat zij als opzichzelfstaande bewijzen konden dienen – en door eeuwen van ondervinding. (SD 1:272-3)

Een van de mahātma’s die verwijst naar het voogdijschap van de goddelijke wijsheid, schrijft:

Ontelbare generaties lang heeft de adept een tempel gebouwd van onvergankelijke stenen, een Reuzentoren van ONEINDIG DENKEN, waarin de Titan woonde en, als het nodig is, alleen zal blijven wonen, om er slechts uit tevoorschijn te treden aan het eind van iedere cyclus om de uitverkorenen van de mensheid te vragen met hem samen te werken en op hun beurt te helpen de bijgelovige mens te verlichten. En wij zullen dat periodieke werk van ons voortzetten; we zullen ons van onze filantropische pogingen niet laten afbrengen, tot op die dag dat de grondslagen voor een nieuw continent van denken zo stevig zijn gelegd dat geen enkele tegenstand en domme kwaadwilligheid, geleid door de Broeders van de Schaduw, de zege zal kunnen behalen. (MB 57-8)

Zie ook hieronder Het Theosofisch Genootschap

Het Theosofisch Genootschap

Opgericht in New York City op 17 november 1875 door H.P. Blavatsky, kolonel H.S. Olcott, William Q. Judge en een aantal anderen.

De originele ‘inleiding en het huishoudelijk reglement’ had als enige doelstelling: ‘Het verzamelen en verspreiden van kennis van de wetten die het heelal besturen.’ In de loop van de tijd is die doelstelling uitgebreid met:

1) het verspreiden van kennis over de wetten die inherent zijn aan het heelal;

2) het bekendmaken van de kennis van de essentiële eenheid van alles dat is, en te laten zien dat deze eenheid fundamenteel is in de natuur;

3) het vormen van een actieve broederschap van de mensheid, zonder onderscheid van ras, geloof, geslacht, kaste of huidskleur;

4) het bestuderen van de oude en moderne godsdiensten, wetenschap en filosofie; en

5) het onderzoeken van de innerlijk aanwezige menselijke vermogens.

De afdelingen van Het Theosofisch Genootschap die tegenwoordig wereldwijd actief zijn, maken deel uit van een spirituele en intellectuele beweging die, bekend of onbekend, in alle tijden actief is geweest. Werkelijk, deze beweging begon zich te ontwikkelen in de allervroegste vormen van een zelfbewuste mensheid. Er zijn tijden geweest dat deze beweging uit het zicht verdween, gedurende ‘perioden van geestelijke onvruchtbaarheid’ zoals Plato het tot uitdrukking bracht en toch werd er altijd doorgewerkt, hoewel dat niet altijd wordt herkend of bekend is. De doelstellingen en redenen van bestaan van het Genootschap zijn godsdienstig, filosofisch en wetenschappelijk van aard, en zijn duidelijk humanitair of filantropisch: het richt zich tot de mensheid voor het herstel van het erfgoed van wijsheid — op de kennis van de waarheden omtrent het zijn — en om de hart en het denken van mensen te doordringen van de grote waarde en wezenlijke schoonheid van zijn verheven ethische gedrag. Het Theosofisch Genootschap is a-politiek en niet-sektarisch. Het heeft leden die tot verschillende rassen behoren en die al of niet ook leden van andere religieuze of filosofische organisaties kunnen zijn. Het kent geen geloof of dogma’s in de moderne betekenis van het woord, zijn leden zijn zij die van de waarheid houden en in essentie zijn zij zoekers.

Blavatsky maakte bijna vanaf het eerste begin van haar publieke werk bekend dat zij van de mahatma’s M and KH de opdracht had gekregen een kern van een universele broederschap van de mensheid te vormen en de formatie van Het Theosofisch Genootschap was het eerste resultaat van haar arbeid voor dit doel. De verspreiding van de leringen van de wijsheidreligie die nu theosofie wordt genoemd was het belangrijkste doel van het Genootschap. KH schreef in zijn brief aan A.P. Sinnett:

het hoofddoel van het T.G. is niet zozeer gelegen in het bevredigen van individuele aspiraties dan wel in het dienen van onze medemensen. (MB 8)

... en M schreef:

De zon van de theosofie moet voor allen schijnen, niet voor een deel. Er zit meer in deze beweging dan u tot dusver hebt vermoed en het werk van het T.G. is verbonden met soortgelijk werk dat in alle delen van de wereld in het verborgen gaande is. (MB 300)

Thera

(Pali) Thera

Een boeddhistische priester, in het bijzonder een bhikkhu uit de kring van Gautama Boeddha, of zijn gemeenschap, meer specifiek een ouder lid. Er waren drie graden: thera bhikkhu (een oud lid); majjhima bhikkhu (een gemiddelde of lagere discipel) en nava bhikkhu (een noviet).

Er worden vier kenmerken genoemd die van iemand een thera maken: een edel karakter, iemand die de belangrijkste leringen uit zijn hoofd kent, die de vier jhana’s (meditatiestadia) beoefent en die zich ervan bewust is dat hij op zijn minst een relatieve vrijheid heeft breikt door de vernietiging van de mentale vergiffen.

Een ouder vrouwelijk lid werd een theri of therika genoemd.

Therapeutae

[van Grieks therapeutes bediende, vooral van de goden, genezer]

Door Philo Judaeus beschreven in ‘Over het contemplatieve leven’ als een geestelijke orde onder de joden en dan vooral in Egypte waar hun grote centrum lag aan het Mareotis-meer. Zij hadden zich aangesloten bij de essenen en Philo vond hen verschillend omdat zij tamelijk contemplatief waren, terwijl hij zag dat de essenen niet zozeer contemplatief waren als wel pragmatisch. Zij waren bedienden van God en tegelijkertijd genezers, want anders dan een sekte was het meer een esoterische groepering binnen het Alexandrijnse judaïsme, wat overeen zou komen met de Europese mystici of illuminati.

Thermodynamica

De tak van wetenschap die zich bezighoudt met de relaties tussen warmte en mechanische energie.

De eerste wet van de thermodynamica verklaart dat wanneer warmte wordt omgezet in mechanische energie of omgekeerd, de hoeveelheden van elk gelijk blijven; het is een verklaring van de wet van behoud van energie voor zover het gaat om warmte en mechanische energie. De tweede wet zegt dat warmte niet uit zichzelf van een koud naar een warmer lichaam kan gaan of dat het onmogelijk is door middel van onbezielde stoffelijke middelaars een mechanisch effect te verkrijgen uit enig deel van de stof door die verder af te koelen onder de temperatuur van de koudste objecten eromheen.

Op basis van deze wet dacht men af te kunnen leiden dat het stoffelijke heelal zijn energie verliest en zijn energie overgaat in niet-beschikbare vormen, zoals water dat omlaag loopt naar een denkbeeldig onbereikbaar laag niveau en dat er uiteindelijk niets anders overblijft dan een massa koude stof waaruit geen energie meer gehaald zou kunnen worden.

Hoe het ook zij, deze tweede wet is niet experimenteel vastgesteld maar alleen een veronderstelling die onderhevig is aan tegenstellingen door welk feit dan ook dat als tegendeel zou kunnen worden ontdekt. Bovendien beperken deze wetten zich tot wat een geïsoleerd systeem wordt genoemd en zijn toch onderworpen aan aanpassingen door invloeden buiten het systeem zoals te zien is aan de kwalificerende bepalingen in de omschrijvingen.

Thesmophoria

(Grieks) [van thesmophoros wetgevend]

Een mysteriefeest dat in Athene, Abdera en waarschijnlijk ook in Sparta werd gevierd ter ere van Demeter-Thesmophoros, als godin van gerechtigheid, wet en orde. Gedurende de festiviteiten werden gevangenen vrijgelaten, de rechtbanken van de stadstaat werden gesloten en de senaat kwam niet bijeen. De drie dagen durende thesmophoria werd alleen door vrouwen gevierd. Het feest begon op de 11de dag van Pyanepsion — 24-26 oktober. De eerste dag werd anodos (de weg omhoog) genoemd maar ook kathodos (de weg omlaag, de afdaling). Met een grote optocht vierde men de terugkeer van Demeter met haar dochter Persephone uit de onderwereld en als kathodos haar afdaling ernaartoe. De tweede dag werd kalligeneia (moeder van schoonheid) genoemd en de derde dag nesteia (het vasten), die door de vrouwen in stilte en met vasten werd doorgebracht, zittend op de grond herdachten zij het leed van Demeter.

Er is geen informatie over de rituelen van de tweede dag en er is eigenlijk helemaal niets bekend van de rituelen in de privé-sfeer van elk van de drie dagen.

Theürgie

(Grieks) theurgia [van theos god + ergon werk]

Een begrip uit de Mysteriën dat door Iamblichus werd gepopulariseerd en dat inhield dat er individueel contact met de goden werd gemaakt, of het omlaag brengen van de goden naar de aarde. Theürgie bestond uit het zuiveren van de psycho-astrale banden tussen het denkvermogen en zijn goddelijke tegenhanger, waardoor de theürg niet alleen in bewust contact werd gebracht met zijn eigen hogere zelf maar ook met andere goddelijke entiteiten. De eerste school in de christelijke periode

was opgericht door Iamblichus met een aantal Alexandrijnse platonisten. Maar de priesters die waren verbonden met de tempels van Egypte, Assyrië, Babylonië en Griekenland en die als taak hadden de goden op te roepen tijdens de viering van de Mysteriën, waren al sinds de grijze oudheid bekend onder deze naam, of het equivalent ervan in andere talen. Geesten (niet die van de doden want die aanroeping werd necromantie genoemd) verschenen voor de ogen van stervelingen. Dus een theürg moest een priester én een deskundige in de esoterische kennis van de Heiligdommen van alle grote landen zijn. De neoplatonisten van de school van Iamblichus werden theürgen genoemd omdat zij de ‘ceremoniële magie’ praktiseerden en de simulacra of afbeeldingen van de oude helden aanriepen: ‘goden’ en daimonia (goddelijke, geestelijke entiteiten). In zeldzame gevallen wanneer de aanwezigheid van een tastbare en zichtbare ‘geest’ werd verlangd, moest de theürg de vreemde verschijning een deel van zijn eigen vlees en bloed geven — hij moest de theopaea in praktijk brengen, of de ‘schepping van goden’ door een mysterieus proces dat goed bekend was onder de Ouden en misschien zelfs bij enkele moderne tantrika’s en ingewijde brahmanen van India. (TG 329-30)

De verschillende versies van verschillende schrijvers laten zien dat het woord theürgie op een groot terrein van praktijken van toepassing is.

Het huidige populaire idee is dat de theürgen maar ook de magiërs, wonderen verrichtten zoals het aanroepen van de zielen of schaduwen van helden en goden en andere wonderlijke zaken door gebruik te maken van bovennatuurlijke vermogens. Maar hier was nooit sprake van. Zij deden het eenvoudig door zich te bevrijden van hun eigen astrale lichaam, dat dan de vorm aannam van een god of held en diende als een medium of voertuig waardoor de speciale stroom met heersende ideeën en kennis van die bepaalde held of god, die zich dan manifesteerde, kon worden bereikt. (TG 330)

Plotinus had zich tegen theürgie verzet en Porphyrius zegt dat het zeker mogelijk is als het lagere of het psychologische deel wordt gezuiverd en het ontvankelijk wordt gemaakt voor het waarnemen van lagere wezens, zoals geesten, engelen en goden. Theürgie heeft niet de kracht om de noëtische (geestelijke) of manasische (intellectuele) beginselen te zuiveren. Maar Porphyrius was door zijn meester Iamblichus zover overtuigd dat hij moest toegeven dat er tot op een bepaalde hoogte iets van waarde zat in theürgie. De meningen van Porphyrius onderstrepen het verschil tussen raja yoga en hatha yoga. Door Iamblichus konden zulke praktijken redelijk veilig worden uitgeoefend maar zij zullen niets anders dan ellende brengen als iemand anders dat zou doen zonder de hulp van zo’n leraar. Als eenmaal de belemmeringen zijn verwijderd en de weg is geopend voor contact met de vele soorten van ongewenste entiteiten, waar de experimenteerder zich niet tegen kan beschermen omdat hij niet weet hoe, gaat hij te gronde.

Bij de oude Mysteriën werd theürgie verdeeld in verschillende graden. Zo werd in een van de hoogste inwijdingsgraden de ingewijde van aangezicht tot aangezicht gebracht met de god in zichzelf en om dit te bereiken moest de ingewijde van zijn eigen geestelijke en intellectuele substantie en vitaliteit geven, zodat zijn innerlijke God zich zou kunnen belichamen op innerlijke en onzichtbare gebieden, het ritueel voorzag dan in een tijdelijke en illusoire scheiding die in werkelijkheid een essentiële vereniging van het goddelijke in de mens met het geestelijke-intellectuele betekende — de laatstgenoemde zag voor een bepaalde tijd zijn eigen goddelijke origineel en versmold ermee.

Het is een minder volmaakte vorm van zo’n theürgisch ritueel en een lagere graad van de Mysteriën wanneer de ingewijde van zijn eigen astrale en fysieke substantie gaf, de uitstromingen van zijn astrale lichaam en van zijn vlees en bloed, om een voertuig te leveren waardoor een geestelijke entiteit een tastbare, hoewel erg tijdelijke, belichaming zou krijgen. En tijdens dat korte moment was de ingewijde in staat een wezen van de innerlijke werelden te zien, te voelen en te spreken die anders nooit onze stoffelijke wereld kon binnengaan, behalve dan door de geestelijke-ākāśische stromingen of krachten die mensen herkennen als . . . inspiratie.

Thevetat

Ook Thevetata

De koning van een van de delen van het oude Atlantis, het later onder water gezonken continent van het vierde wortelras (SD 2:222). Hij was een opmerkelijk figuur, een geboren adept-magiër die noch had gestudeerd noch op een andere manier kennis had verworven, maar toch alles wist zonder te zijn ingewijd.

Onder de kwade aansporingen van hun demon, Thevetat, werd het Atlantische ras dus een volk van boosaardige tovenaars.* (IU 1:593)

*OV Beleven we nu een herhaling van de geschiedenis?