Trikephalos
(Grieks) Driekoppig.
Met het Latijnse triplex (drievoudig) gebruikt voor Hermes of Mercurius wanneer hij één is met de zon en Venus (SD 2:542).
Trikuta
(Sanskriet)
De drie toppen.
Een berg waarop Lanka (tegenwoordig Sri Lanka) en zijn stad werden gebouwd. Het zou in allegorische zin een bergketen voor moeten stellen die vanaf Meru naar het zuiden loopt. Er wordt niet aan getwijfeld dat voordat Lanka onder de golven van de zee verdween het zo moet zijn geweest, terwijl nu niet meer dan de hoogste toppen van die bergketen boven de zeespiegel uitsteken. Onderzeese topografie en geologische formaties moeten sinds het mioceen enorm zijn veranderd. Er bestaat een legende die zegt dat Vayu, de god van de wind, de top van Meru afbrak en in zee wierp en Lanka werd. (TG 339-40)
Trimorphos
(Grieks)
Drievoudig gevormd, met drie vormen. In de oude iconologie gebruikt voor een drievoudige verpersoonlijking van de maan als een godin met drie hoofden, wat bij de oude Romeinen
In de mystiek van toepassing op elke entiteit of ding dat op drie manieren kan worden begrepen. Dus zelfs de tijd kan als drievoudig worden beschouwd omdat het voor ons voorstellingsvermogen deelbaar is in verleden, heden en toekomst, enz.
trimurti
(Sanskriet)
De trimurti is de hindoe-triade die bestaat uit Brahmā, de voortbrenger of schepper; Vishṇu, de voeder of behouder; en Śiva, de weldoener, de vernietiger en vernieuwer. Deze drie entiteiten vormen als geïndividualiseerde godheden de top of kroon van de geest van het zonnestelsel. In de mens stellen Brahmā, Vishṇu en Śiva de drie goddelijk-geestelijke delen van de zeven beginselen voor — die direct voortkomen uit de zeer ondoorgrondelijke bovengeestelijke driehoek die, met de zeven beginselen, de tien menselijke beginselen compleet maken.
In de wereld van de stof worden Brahmā, Vishṇu en Śiva elk verpersoonlijkt door aarde, water en vuur, dat wil zeggen elk van deze godheden hebben in zichzelf deze drie elementen terwijl één ervan overheerst wanneer de godheid in een van zijn drie fundamentele guna’s verschijnt.
In de Indiase Purāṇa’s worden Vishṇu, de eerste, en Brahmā, de tweede logos, of de ideële en de praktische schepper, respectievelijk voorgesteld als degene die de lotus manifesteert en degene die eruit tevoorschijn komt. (SD 1:381n)
Maar Brahmā zou, vanwege de betekenis van uitbreiding [of uitzetting, groter worden] die in de naam besloten ligt, net zo goed kunnen worden beschouwd als de bron van Vishṇu, die verschijnt als de kosmische wateren of de tweede logos. Dit is misschien de reden waarom in deze trimurti Brahmā de voortbrenger of schepper wordt genoemd en Vishṇu de voeder of behouder.
Deze drie personages of aspecten van de triade zijn in werkelijkheid drie kanten van dezelfde kosmische werkelijkheid. En als we een nauwkeurig begrip van hun respectievelijke werkingen willen krijgen zouden we in gedachte moeten houden dat elk van de drie op enig gegeven moment, als de stof wordt gezien vanuit een ander standpunt, de werkende elementen van de andere twee naast die van zichzelf bevat.
Brahmā, Vishṇu en Śiva zijn een drie-eenheid in een eenheid, en zijn evenals de christelijke drie-eenheid onderling verwisselbaar. In de esoterische leer zijn ze één en dezelfde manifestatie van hem
In de Veda’s, waar noch Brahmā noch Śiva onder deze namen bekend is, bestaat de drie-eenheid gewoonlijk uit Agni (vuur), Vayu (lucht) en Surya (zon), respectievelijk de voortbrengers van het aardse, atmosferische en hemelse vuur. Het
De drie figuren van de trimurti zijn de drie kwalificerende guna’s of eigenschappen van het heelal van gedifferentieerde geest-stof: zelfvormend, zelfverzorgend en zelfvernietigend om te vernieuwen en om volmaaktheid te bereiken. Omdat Brahmā wordt beschouwd als de vormende of emanerende kracht wordt er gezegd dat hij de verpersoonlijkte belichaming is van rajas, de kwaliteit van activiteit, van het begeren naar schepping — dat verlangen waardoor het heelal en alles erin tot bestaan wordt geroepen. Vishṇu zou vanwege zijn behoudende en verzorgende werking de belichaming van sattva moeten zijn, wat de tussenliggende tijd kenmerkt tussen volledig uitgegroeid zijn en de aanvang van het verval; en Śiva zou, in een van zijn werkingen, de belichaming van tamas moeten zijn met de eigenschap van stagnatie en uiteindelijke aftakeling, die zo de vernietiger wordt.
De joodse kabbalistische triade — Sefira, Hokhmah en Binah — is in bepaalde filosofische aspecten gelijk aan de hindoe-trimurti.
Tripada
(Sanskriet)
Drievoetig. Bijvoorbeeld, men zegt in India dat koorts drie voeten heeft, omdat het drie ontwikkelingsstadia kent: koud, warm en zweet.
Tripitaka
(Sanskriet)
De drie manden. Pitaka is de naam waaronder een van de verzamelingen van boeddhistische heilige geschriften bekend is. Deze drievoudige verzameling bestaat uit de
Er is een vierde deel — de
Tripurantaka
(Sanskriet)
Een naam van Śiva die Tripurasura (zie hieronder) zou hebben vernietigd.
Tripurasura
(Sanskriet)
De drie steden van de asura’s. De hindoelegende zegt dat Maya of Asuramaya voor de asura’s in de hemel, de lucht en op de aarde een drievoudige stad van respectievelijk goud, zilver en ijzer, zou hebben gebouwd. Śiva vernietigde deze stad met een drievoudige vlam.
Trisarana
(Sanskriet)
De drie schuilplaatsen of vormen van bescherming, ook wel triratna of ratnatraya (drie juwelen) genoemd; het is de boeddhistische mantra ‘Boeddha, dharma, sangha of samgha’. Oorspronkelijk bodhi, dharma en sangha (wijsheid, zijn wetten en zijn priesters of geestelijke exponenten).
Een filosoof van een yoga-charya school zou — zo goed hij kan — zeggen: ‘Dharma is niet een persoon maar een onvoorwaardelijke en onafgeleide entiteit, die in zichzelf de geestelijke en stoffelijke beginselen van het heelal combineert, terwijl uit dharma de Boeddha was voortgekomen door emanatie [eigenlijk ’weerspiegeld’ dus eerder Bodhi] als de scheppende energie die samen met Dharma de derde factor van de drie-eenheid vormde, dat wil zeggen ‘Samgha’ dat de meest omvattende totaalsom van al het werkelijke leven is.’ Samgha dan, is niet en kan niet dat zijn wat er nu onder wordt verstaan, namelijk, de eigenlijke ‘priesterstaat’; want voor laatstgenoemde is de totaalsom van alles niet dat van het
Bovendien is de bedoelde boeddha niet een bepaalde boeddha maar Adi-Bodhi of de eerste logos
waarvan de oorspronkelijke straal mahabuddhi is, het universele zegel,
Trishna
(Sanskriet)
Dorst, verlangen. Equivalent van het Pali-woord
Nadat de tussenliggende natuur na het sterven is losgelaten en gedurende lange eeuwen veel tijd heeft gebruikt voor een periode van gelukzaligheid, rust en psychologisch herstel — ongeveer wat een kalme en goede nacht slapen op kleinere schaal voor het vermoeide lichaam zou doen — daarna, net zoals een mens langzaam wakker wordt, ontwaakt deze tussenliggende natuur of menselijke ego heel geleidelijk uit zijn toestand van rust en gelukzaligheid die devachan wordt genoemd. En de zaden van de gedachten, de zaden van handelingen die het in eerdere levens heeft gezaaid, liggen nu in het weefsel van zichzelf — zaden waarvan de natuurlijke energie nog steeds bewaard is gebleven en niet is uitgeput — en die behoren bij dat innerlijke psychologische weefsel, want die kunnen nergens anders terecht, aangezien de mens die daar heeft gemaakt en een deel van hem zijn. Deze zaden van eerdere gedachten en handelingen, van eerdere emoties, begeertes, liefdes, haat, verlangens en aspiraties, elk van die laat zichzelf voelen als een drang naar de aarde, naar de sferen en gebieden waarin zij thuishoren, en waar zij op natuurlijke wijze groeien, zich uitbreiden en ontwikkelen. (OG 175-6)
Trishna is ook de vijfde van de twaalf nidana’s, omdat elk menselijk vermogen zijn edele aspect heeft, kan trishna ook liefde betekenen, bijvoorbeeld als zuivere toewijding. De pure liefde en begeerte die een bodhisattva tot uitdrukking brengt wanneer hij een nirmāṇakāya wordt, is het geestelijke aspect van trishna.
Trismegistus
(Grieks) Driemaal de grootste.
Trismegistus is de naam van een mysterieuze figuur naar wie de hermetische filosofie is vernoemd. In Egypte is hij gelijk aan de god Thoth maar de naam werd ook gewoon gebruikt door veel oude Griekse schrijvers over filosofie en alchemie. Deze naam is ook gegeven aan de allerhoogste inwijder van het oude Mysterie-stelsel en komt daarom rechtstreeks overeen, zowel wat betreft zijn werking als positie, met wat in de theosofische filosofie de maha-chohan wordt genoemd. De naam slaat daarom zowel op de godheid als op de menselijke afvaardigingen ervan.
Trisuparna
(Sanskriet)
Een brahmaan die doorkneed is in bepaalde delen van de Veda’s, die naar men aanneemt, drie in getal zijn.
Triton
(Grieks) Een god van de zee.
Kind van Poseidon en Amphitrite die wordt voorgesteld alsof hij met zijn ouders in de zee woont. Zijn bovenlichaam is dat van een mens en het onderlichaam is dat van een dolfijn, en volgens de mythologie zweept hij de golven op of kalmeert hij ze met behulp van zijn hoorn. De dolfijn was door Poseidon als een van de tekens van de dierenriem opgenomen en werd bij de Grieken
Triton behoort esoterisch tot de groep van vissymbolen — zoals
Poseidon, Amphitrite en Triton kunnen ofwel worden gezien als kosmische krachten of entiteiten of als hun microkosmische weerspiegelingen als de krachten van de zeeën van de aarde. Deze verschuiving van betekenissen die niettemin allemaal een fundamentele of essentiële herkenbaarheid hebben, is typisch voor het oude mystieke denken van alle landen.
Trividha
(Sanskriet)
De drievoudige toegangspoort bestaat uit
lichaam, mond en denken; zuiverheid van lichaam, zuiverheid van spraak, zuiverheid van denken — de drie deugden die nodig zijn om een boeddha te kunnen worden. (TG 344)
Trividya
(Sanskriet)
De drie soorten weten of wetenschappen; de drie fundamentale axioma’s van het mysticisme:
(
Trivikrama
(Sanskriet)
De drie stappen van Vishṇu. Ook van toepassing op deze godheid in de
De eerste stap nam hij op de aarde in de vorm van Agni [god van vuur]; de tweede in de atmosfeer, in de hoedanigheid van Vayu, god van de lucht; en de derde aan het hemelgewelf, in de vorm van Surya, de zon. (TG 344)
Triyana
(Sanskriet)
De drie voertuigen, wegen, voorwaarden of graden waarin de neofiet en later de adept, de oceaan van geboortes, sterven en wedergeboorte ofwel samsara overbrugt. De drie voertuigen zijn ook de drie graden van yoga die bekend zijn als sravaka, pratyeka-boeddha en bodhisattva.
De term triyana wordt ook gebruikt om te wijzen naar de drie scholen van de mystiek [in India] — de mahayana, de madhyimayana en de hinayana scholen; waarvan de eerste het ‘grotere’ voertuig is, de tweede het ‘middelste’ en de laatste het ‘kleinere’. Elk stelsel tussen de grotere en de kleinere voertuigen in worden als zinloos gezien. Daarom ziet men de pratyekaboeddha als overeenkomend met de madhyimayana. Want zoals is uitgelegd
Triyuga
(Sanskriet)
De drie tijdperken — het satyayuga, het tetrāyuga en het dvāparayuga — die voorafgingen aan ons huidige tijdperk, het kaliyuga.
Trizna
(Bulgaars) [van Slavisch
Een feest op 7 mei voor de overleden held in Bulgarije, Moldavië en Wallachië. Op het belangrijkste moment van de viering wordt er een kaarslicht op elk graf geplaatst, het graf met wijn doordrenkt en worden op de graven grote hoeveelheden kruiden of wierook gebrand. Soms vindt er een aanroep van een overledene plaats door middel van enkele druppels bloed van het oudste familielid van de overledene na te zijn geprikt. De Bulgaren geloven dat de zeven weken vanaf de avond van paaszondag tot aan drievuldigheidsdag een periode is dat de zielen van de overledenen afdalen naar de aarde om in contact te kunnen komen met hun geliefden of om vergeving te vragen aan hen die zij kwaad hebben gedaan.
Troje | Trojanen
Vanaf het moment dat Schliemann in Hissarlik de diverse bovenop elkaar liggende plaatsen van het oude Troje herontdekte, zag men in de wetenschappelijke wereld een groeiend vertrouwen opkomen in het waarheidsgehalte van de oude geschiedenis, die men voorheen uitsluitend beschouwde als sprookjes. Van de Trojaanse oorlog bijvoorbeeld weet men nu dat dat een historisch feit is, hoewel die volgens
Ragon herinnert zich in zijn verdediging van de oudheid van de vrijmetselarij de verklaringen van klassieke schrijvers dat Neptunus en Apollo zichzelf aan Laomedon aanboden als bouwers ‘om de stad (Troje) te bouwen,’ een bekende uitdrukking die symbolisch geïnterpreteerd betekent dat er een religieuze groepering of Mysterieschool wordt gevestigd. Troje lag strategisch heel gunstig ten aanzien van de handelroutes van de oude wereld en de overblijfselen in verre landen tonen aan dat Troje inderdaad een actief kruispunt van handelroutes was geweest. Zelfs de eerste stad die was gebouwd in wat archeologen het neolithicum of jonge steentijd noemen, was een krachtig en dominerend centrum. Opgravingen op het laagste niveau onthulden een grote versterkte muur met twee torens en een menselijk gezicht in steen, dat door sommigen wordt geschat op 18 eeuwen vóór het Troje waarover Homerus zong en dat, naar boven tellend, de zevende stad van de negen was die successievelijk op dezelfde plaats hadden gelegen.
Trol
(Scandinavisch)
In het algemeen een boosaardige dwerg of geest die in verhalen wordt beschreven als een afzichtelijke en gevaarlijke kabouter. Als voorvoegsel wordt trol in de Scandinavische talen gebruikt om te duiden op magische of bovenzintuiglijke middelen (bijv.
Tronen
Een groep engelen van de christelijke hemelse hiërarchie van pseudo-Dionysius de Areopagiet. De tronen nemen in het negenvoudige stelsel de derde rang in en worden voorafgegaan door de serafijnen en cherubijnen; de tweede en tussenliggende triade wordt gevormd door heerschappijen, krachten en machten; terwijl de derde wordt gevormd door vorsten, aartsengelen en engelen. Dit stelsel was afgeleid van de Hebreeuwse angelologie dat afstamt van de Chaldeeuwse; hoewel dit christelijke stelsel van engelen filosofisch krachtig werd beïnvloed door het neoplatonische en neo-pythagorese denken.
Zij die in de theologie ‘de Tronen’ worden genoemd en de ‘zetel van God’ zijn, moeten de eerste geïncarneerde mensen op aarde zijn. (SD 2:80)
De
Pseudo-Dionysius was een christelijke schrijver van een onbekend jaar. De eerste betrouwbare vermelding van zijn geschriften in de bestaande christelijke literatuur kan worden gevonden in de verslagen van het Concilie van Constantinopel in 532 onder keizer Justinianus.
Tsaba’
(Hebreeuws)
Een menigte, leger; tseba’ hash-Shamay (het hemelse leger) verwijst ofwel naar de menigte kosmische geesten of engelen of naar de gemanifesteerde verblijfplaatsen van de lagere hiërarchieën ervan, de sterren.
Tsadiq
(Hebreeuws)
Hij die een rechtvaardige zaak heeft; onschuldig, billijk, rechtvaardig; een naam van Melchizedek (koning van rechtvaardigheid), ook van toepassing op Noach (Genesis 6:9). Sommigen menen dat Sadic (Tsaddiq) de patriarch Noach was (net zoals Melchizedek) en
toen bijvoorbeeld de identiteit van Noach en Melchizedek was vastgesteld, was eveneens de identiteit van Melchizedek, of vader Sadik, met Kronos-Saturnus bewezen. (SD 2:391)
Blavatsky noemt Noach ook een kabir, de kabiri waren zonen van Sydic of Zedek en laat zien dat Sadik een bestuurder van de achtste planeet, Terra, was (SD 2:391).
Tsang
(Tibetaans)
Kracht, macht; vooral gebruikt als een equivalent voor
Tseba’oth
(Hebreeuws)
Meervoud van
In de oudheid werd de naam vaak verbonden met Sabazius en is op diverse plaatsen te zien bij Dionysos en Plutarchus (vgl. Symp 4:6) waarbij een hint wordt gegeven dat de joden voor hun aanbidding op een bepaalde manier waren verbonden met Sabazius of Dionysos. Blavatsky zegt dat de joden zijn verbonden met Saturnus, zowel met de god ervan als de planeet zelf, die de ‘patroon en beschermengel van Israël was’ (SD 1:459).
Tsela‘
(Hebreeuws)
Een rib, zijde; een deel van de hemelen; een deel of onderdeel. Gebruikt in de bijbelse allegorie waarbij Eva of de vrouw wordt gevormd uit een rib, heup, of deel van Adam (Genesis 2:21-3), die alleen de eerste man was in de betekenis van eerste mensheid. Het bijbelse verhaal verwijst naar de lering dat het derde wortelras androgyn of hermafrodiet was — dat de individuen van de mensheid dubbel-geslachtelijk waren. Maar het biologische en historisch fysiologische moment waarop de geslachten zich scheidden in een duidelijke man en vrouw, zoals de tegenwoordige mens, beschreven de joodse schrijvers als een gebeurtenis waarbij de vrouw werd afgescheiden uit de man. We zouden echter net zo goed kunnen zeggen dat de man zich afscheidde uit de vrouw, of dat de man was gemaakt uit een rib of heup van een vrouw! De belachelijke veronderstelling dat het vrouwelijke deel van de mensheid was ontstaan uit de mannelijke helft van de mensheid omdat de eerste vrouw zich afscheidde van de eerste man doordat de Heeere God een van de ribben van laatstgenoemde nam en de vrouw daaruit ontwikkelde, kwam door een verkeerde interpretatie van het Hebreeuwse woord Adam dat dus niet voor een enkele individuele mens van het mannelijke geslacht staat.
Tselem
(Hebreeuws)
Een vorm, beeld, gelijkenis. Een schaduwachtig beeld, een schaduw. Vandaar ook de astrale ‘schaduw’ van het menselijke fysieke lichaam — het modellichaam of liṅgaśarīra. Tselem komt overeen met het Sanskrietwoord chhaya’s : van de tselem van ’elohim werd ’Adam gemaakt (Zohar iii, 76, Crem ed.), dat wil zeggen naar het beeld van de pitri’s werd de mensheid gemodelleerd (Genesis 1:27); maar niet alleen ‘naar het beeld’ maar ook uit de essentie van de schaduw zelf was de mensheid ontwikkeld; met andere woorden, de pitri’s projecteerden hun astrale schaduwen die de lagere beginselen van de individuen van het ras van mensen werden.
Tsi
(Chinees) De zelfbestaande, dat wat de onbekende duisternis is, de wortel van wu-liang-shih (het eindeloze tijdperk).
Tsimtsum
(Aramees)
Samentrekking. Een kabbalistische term die het filosofische idee van een eerdere uitbreiding bevat — anders kon er niet een daaropvolgende samentrekking volgen. Vandaar dat tsimtsum wordt gebruikt om te wijzen naar de centrifugale en middelpuntzoekende beweging, uitbreiding en samentrekking, die onder leiding van de hoogste van de sefiroth het universum tevoorschijn brengt en in leven houdt.
Het Onbekende Absolute, boven alles een getal, toonde Zichzelf door een emanatie waarin het immanent was en ten opzichte daarvan toch ook transcendent was. Het trok eerst Zichzelf in Zichzelf, om de onbegrensde Ruimte, de Afgrond te vormen; dat Het vulde met een aangepast en geleidelijk afnemend Licht of Levenskracht, dat het eerst verscheen in de Afgrond, als het centrum van een wiskundig middelpunt waarna geleidelijk Zijn Levengevende energie of kracht zich door de gehele Ruimte verspreidde. Deze concentratie of samentrekking en zijn expansie zijn de middelpuntzoekende en middelpuntvliedende krachten van schepping en bestaan, die de kabbalisten
Dit idee is analoog met het in- en uitademen van Brahmā.
Van Tsimtsum wordt gezegd dat die vooral actief is in de derde ‘olam of laagste triade van de sefiroth-boom of kosmische boom — elke sefiroth-boom is verdeeld in een bundel van drie triaden, die respectievelijk 1) de begrijpelijke of intellectuele wereld; 2) de vormende of paradigmatische wereld; en 3) de natuurlijke wereld, worden genoemd. Het is in deze laatste triade van sefiroth die ‘olam ham-Muteba‘ wordt genoemd, waarin tsimtsum specifiek werkzaam is.
Tso
(Chinees)
Zitten voor beoefening van dhyana of contemplatie, het beoefenen van dhyana. Gelijk aan
het ontspannen van de ledematen en het lichaam, het doven van de zintuigen van horen en zien, het losmaken van uiterlijke vormen, het laten gaan van wat we weten en het opgenomen laten worden in Dat wat Alles Doordringt. (Chuang Tzu 6:10)
Bij de meditatie werd door bepaalde individuen ook een vorm van adembeheersing beoefend, zoals tot uitdrukking gebracht door Chuang Tzu: het ademen van de wijze is niet als dat van gewone mensen
hij ademt met elk deel van hem, helemaal tot in de punten van zijn tenen. (6:2)
Maar deze schrijver keurde lichaamsoefeningen zoals die van de yoga asana’s (houdingen) af.
Tsong-kha-pa
(Tibetaans)
‘De man van Tsong-kha,’ een provincie in Amdo — zijn familienaam was Blo bzang grags pa (Lo-zang Dag-pa). Een groot leraar en hervormer van het Tibetaanse boeddhisme (1357-1419), stichter van de Gelukpa-school.
Tsulma’
(Aramees)
Een schaduw, afbeelding; gebruikt in de Kabbalah in verband met de
Tsurah
(Hebreeuws)
De prototypische vorm; in de Kabbalah het goddelijke prototype dat wordt beschouwd als het hoogste beginsel ‘dat boven blijft.’
In het occultisme omvat het atma-buddhi-manas, de hoogste triade, het eeuwig goddelijk
De Kabbalah verklaart ook dat de tsurah de neshamah als zijn weerspiegeling maakt en dat laatstgenoemde is verbonden met zijn goddelijke prototype door een levenskrachtige draad bestaande uit een geestelijke straling, waarlangs zelfs de neshamah omhoog streeft om volmaakte eenwording met zijn prototype te bewerkstelligen. De tsurah is de spirituele monade, omdat het de drie hoogste beginselen bevat en omdat deze monade een geëmaneerd product is van de allesomvattende kosmische godheid is het de goddelijke prototypische vorm of entiteit; verder is het hoogste deel van de tsurah of monade de neshama of geest die zichzelf kleedt in ruah of buddhi-manas; dat zich weer kleedt in de astrale monade die wordt voorgesteld door nephesh; dat op zijn beurt incarneert in guph, ofwel het stoffelijk lichaam. De Hebreeuwse Kabbalah streeft er vaak naar om zijn gedachte af te schermen voor het gewone volk door gedetailleerde — maar vaak ook juiste — bewerkingen van essentiële ideeën te maken, zodat zijn werkelijk belangrijke leringen niet altijd meteen duidelijk zijn.
Tuat
(Egyptisch) Ook
Het gebied van de onderwereld of van de doden, hoewel die niet onder de aarde ligt of beantwoordt aan een bepaald beeld zoals een christelijke hel, zelfs terwijl de Tuat toch vaak wordt beschreven als een plaats van vergelding. Een van de post-mortem toestanden die wordt beschreven in het
In de populaire mythologie staat de Tuat los van de wereld en is daarvan gescheiden door een bergketen. De Tuat was een grote vallei, ingesloten door de bergen, waardoorheen een rivier liep (de tegenhanger van de Nijl, wat doet denken aan de Jordaan van de joden en christenen) op de oevers ervan verbleven de boze geesten en monsterachtige beesten. Er staat geschreven dat wanneer de zon door de Tuat ging grote aantallen zielen op weg gingen naar de boot van de zon en zij die erin slaagden zich aan de boot vast te klampen, een nieuw leven zouden krijgen als de zon aan het oostelijke einde van de vallei opkwam om een nieuwe dag in te luiden. De Tuat werd ook voorgesteld als het gebied waar de ziel gedurende de nacht naartoe ging en later terugkeerde om zich overdag bij de levenden op aarde te voegen.
Oorspronkelijk werd de Tuat beschreven als de verblijfplaats van de nachtelijke zon, waardoorheen de zonnegod Ra ’s nachts passeerde, slechts om in de ochtend vernieuwd tevoorschijn te komen.
Wat is het
De Tuat werd verdeeld in twaalf gebieden die velden (sekhets) werden genoemd en die overeenkwamen met het aantal uren van de nacht, maar die ook wel werd beschreven als bestaande uit zeven cirkels (arrets), elk onder het toeziend oog van een wachter. Het rijk van Osiris werd voorgesteld als Sekhet-Aarru of -Aanre (de velden van Aanroo) dat in 15 Aats (huizen) was opgedeeld en dat 21 zuilen telde. Een van de gebieden van de Tuat stond bekend als Amenti (Egyptisch Amentet, ‘de verborgen plaats’), een term die vaak betrekking had op het gehele gebied van de doden.
Tubal
(Hebreeuws)
Volgens het bijbelse verhaal de zoon van Lamech en Zillah, ‘een leermeester van allen die werken met koper en ijzer’ (Genesis 4:22). Blavatsky noemt hem een kabir, gelijk aan Hephaestos of Vulcanus, en zegt ook dat het
een woord is dat werd gebruikt voor de meester-vrijmetselaarsgraad bij het rituaal en ceremonieel van de vrijmetselaars. (TG 345)
Tula g
(Sanskriet)
Weegschaal. Het zevende teken van de dierenriem, Libra, wat de zevenvoudige mens oftewel
Tulku
(Tibetaans)
Gebruikt voor een hoge lama, vaak het hoofd van een klooster; vooral die lama’s die hebben aangetoond dat zij hun functie en rang van een vorige incarnatie kunnen herinneren, dat wil zeggen door bepaalde voorwerpen uit te kiezen die eerder hun eigendom waren geweest en door details uit een vorig leven te geven, de omgeving te beschrijven enz. De twee belangrijkste tulku’s van de Tibetaanse boeddhistische hiërarchie zijn de Tashi en Dalai Lama’s. Er wordt vaak naar een tulku verwezen als zijnde een incarnatie, maar buiten de vele verschillen van een incarnerende of belichamende macht of energie, is incarnatie in het gewone gebruik de rechtstreekse voortzetting van een eerdere belichaming. Deze zogenaamde levende boeddha’s van Tibet vormen een bepaald type tulku — wanneer een boeddha-lama van een Tibetaans klooster sterft geeft hij zijn geestelijke kracht of energie door aan een kind of een volwassen opvolger. Als het doorgeven met succes plaatsvindt spreken we van een tulku.
Er zijn vele verschillende soorten tulku’s en dan zien we parallellen met de avatara-leer van de hindoes. Wanneer we Jezus als voorbeeld nemen zien we een levenslange tulku, een straal van een godheid, voor zo ver als die straal gaat, een goddelijke manifestatie en daarom een ware avatara in de brahmaanse betekenis. Ook Gautama Boeddha was een tulku van zijn eigen innerlijke boeddha of innerlijke god. Maar de gemiddelde mens wordt slechts van tijd tot tijd overschaduwd — als hij werkelijk streeft — door de aanraking van de goddelijke vlam vanuit de hogere delen van zijn eigen constitutie en toch is zelfs zo’n mens dan voor een vluchtig moment een tulku. Maar toen Gautama het boeddhaschap bereikte was hij deels geïnspireerd door zijn eigen innerlijke boeddha en was daarom de menselijke tulku van die God. Voor Siddhartha de mens was dat nirvāṇa; hij ging de staat van dharmakaya in en dat deel van hem was toen niet meer onder de mensen, dat deel van hem was een goddelijk geworden mens.
Een ander soort tulku ontstaat wanneer een menselijke mahātma een straal van zichzelf uitstuurt, of een deel van zichzelf, om zich te belichamen, misschien alleen tijdelijk maar misschien ook voor bijna een heel leven, in een neofiet-boodschapper die deze mahātma de wereld instuurt om te onderwijzen. De boodschapper handelt in dit geval als een doorgever van de geestelijke en goddelijke krachten van de mahātma. Blavatsky was zo’n tulku en belichaamde vaak het feitelijke leven van haar eigen leraar en werd daar dan ook door geleid. Zolang de incarnatie van deze hogere essentie van de leraar duurde was zij een tulku. Als om een of andere reden de invloed of straal voor langere of kortere duur werd teruggetrokken hield de toestand van tulku op dat moment op te bestaan.
Nog een ander aspect van de tulku-leer wordt geïllustreerd door het geval van Blavatsky. Waar is zij nu? Blavatsky is nog niet gereïncarneerd — zij is nog niet geboren als een kind — maar zij heeft op bepaalde momenten en in ieder geval voor één bepaald individu en met de instemming van dat individu als het ware een tulku voor dat individu gemaakt. Voor die bepaalde periode kunnen we dan zeggen dat Blavatsky zich deels had belichaamd in dat gekozen individu, speciaal voor het doorgeven. In alle gevallen van tulku zijn het incarnaties of verschijningen. Als Blavatsky bijvoorbeeld een tulku voor een persoon voor de tijd van een maand of een jaar zou ontwikkelen, zou die persoon voor die bepaalde tijd een tulku zijn, maar wanneer dat bijzondere werk gedaan zou zijn, zou de invloed worden teruggetrokken en zou de tulku niet meer bestaan.
Er is nog een andere soort van avatarische incarnatie of tulku, een tijdelijke verschijning van een adept in zijn mayavi-rupa. Van bepaalde Tibetaanse lama’s is bekend dat zij in staat zijn dit te doen en daarom worden zij ook heel terecht tulku’s genoemd, dat de soort tulku is die bepaalde oriëntalisten een ‘verschijning’ noemen.
Een andere soort tulku met een tegengesteld en in essentie kwaadaardig karakter is die die wordt ontwikkeld door een hypnotiseur die tijdelijk de psychologische natuur van zijn in trance gebrachte slachtoffer verplaatst door het psychologiseren, of door hypnotiseren en mesmeriseren. Dit is echter meer dan eens een handeling van zwarte magie en vol ernstige gevaren, zowel voor de hypnotiseur als degene die in trance is gebracht. Elke slimme hypnotiseur maakt feitelijk van zijn slachtoffer een tulku in een zwart-magische betekenis. Wanneer hij een idee in het brein van zijn slachtoffer plaatst, dat hij over een week om drie uur ’s middags iets dwaas of onbehoorlijks moet gaan doen, bewerkt de hypnotiseur als een zwart-magische tulku gedurende die periode zijn slachtoffer en elke psycholoog en hypnotiseur kent de mogelijkheid van dit gegeven, hoewel de wetenschappelijke verklaring van het woord hem vreemd zal voorkomen. Een opvallend voorbeeld van zwart-magische tulku was wat middeleeuwse Europeanen de
Tum
[waarschijnlijk Sanskriet
Een oude broederschap die vroeger in het noorden van India bestond en goed bekend was in de dagen van de vervolging van de boeddhisten aldaar. Tum
heeft een dubbele betekenis, de eerste is die van duisternis (absolute duisternis) dat als absoluut zijnde hoger is dan het hoogste en zuiverste van alle lichten, en een tweede betekenis die berust op de mystieke groet onder ingewijden: ‘Gij zijt gij, uzelf,’ wat gelijk is aan het gezegde ‘U bent één met het Oneindige en het Al’.
Het ‘Tum B’hai’ wordt nu gespeld als ‘Aum B’hai,’ maar hoewel ze tegenwoordig anders zijn want beide scholen zijn opgegaan in één school. De eerste bestond uit kshatriya’s, de tweede uit brahmanen. (TG 345)
In Slavische talen wordt
Turaans
Een vaag woord dat als een alternatief wordt gebruikt voor het Mongolisch in een of ander overzicht dat de mensheid in grote lijnen verdeelt in drie groepen van: 1) zwarten, Ethiopiërs of negers; 2) gelen, Mongoliërs of Turaniërs en 3) blanken, Kaukasische rassen. Het sluit Indo-Europeanen, Semieten en Hamieten dus uit, die onderafdelingen van de Kaukasische stam zijn. Het noemt ook de Ethiopiërs ten onrechte als een synoniem voor negers.
De naam komt van Tur, een van de drie broers uit een Perzische legende die de voorouders waren van de drie groepen van het mensenras. Doordat de etnografie tegenwoordig wordt gebaseerd op linguïstiek wordt het Turaans nu vervangen door het woord Oeral-Altaïsch, wat wijst op een groep van volken en hun talen in Noord en Centraal-Azië, Oost-Russisch, Turks, Magyaars, Fins, Basks en de Lappen van Europa. Deze talen zijn allemaal agglutinerend.
Turiya
(Sanskriet)
Een bewustzijnstoestand die de boeddha’s en christussen — en soms grote maar minder ver ontwikkelde mensen — in hun momenten van geestelijke extase weten te bereiken, een hoge vorm van samadhi. Het is de vierde toestand van het beroemde taraka rajayoga-stelsel van India, dat gelijkstaat aan een zich verheffen en tijdelijk éénworden van het menselijke bewustzijn met het atman, ook wel nirvāṇa genoemd. In deze turiyatoestand wordt het goddelijke zelf gezien door het individuele zelf van de entiteit als zijn ouder en het atman dat aldus is bereikt is in zijn essentie vrij van enig mayavisch verschil van zijn universele goddelijke bron. Turiya, de hoogste van alle toestanden waarin het bewustzijn zichzelf kan gieten of gegoten kan worden
wat praktisch een vernietiging betekent van het gewone menselijke bewustzijn is het verwezenlijken van éénwording met het atma-buddhi dat het hoger manas overschaduwt of erdoorheen werkt. Het is daarom feitelijk het één worden met de monadische essentie. (OG 72)
Turiya is een staat of toestand van bewustzijn waarin het (geestelijke) oog van de waarnemer het verst verwijderd lijkt van de dingen van de stoffelijke wereld — die toestand die voor de meeste mensen eruit zou zien als een volledige of volmaakte trancetoestand, fysiek gesproken. Het hogere bewustzijn van de mens dat vaak onbewust is voor het bewustzijn van het hersenverstand, gaat turiya in en brengt de lichamelijke mens in een toestand van volmaakte droomloze slaap; maar het is een toestand van de hoogste of meest verheven geestelijke en intellectuele activiteit.
In het pralaya of de periode tussen twee manvantara’s in verliest zij haar naam, evenals zij deze verliest als het werkelijke ENE zelf van de mens opgaat in
Turvasa
(Sanskriet)
Een legendarische held en voorouder van het Indo-Europese ras. Subba Row zegt dat hij een maharshi was die een jivanmukta werd.
Tushita’s
(Sanskriet)
Een naam van de aditya’s van de hindoes, planetaire bestuurders vanwege hun nauwe band met de zon, de zoon van Aditi, Marttanda genaamd. Dus zijn de tushita’s in het esoterische noordelijke boeddhisme een klasse van godheden met een grote zuiverheid die een deva-loka (hemels gebied) voor zichzelf hebben, maar alleen in de hogere delen van het stoffelijke gebied waarin alle bodhisattva’s worden herboren, voordat zij afdalen naar deze aarde als toekomstige boeddha’s.
Tussenliggende
Bij een drievoudige verdeling van de menselijke constitutie — zoals de christenen de mens zien, opgebouwd uit geest, ziel en lichaam — zou de tussenliggende natuur overeenkomen met de ziel en zou het tussenliggende tweetal (of duade) manas en kama voorstellen. De hogere duade (atman, buddhi) zou overeenkomen met geest en de lagere triade (prana, liṅgaśarīra en sthūla-śarīra) met het lichaam. Het is de tussenliggende natuur, ons menselijke deel, dat reïncarneert: het is een straal van het geestelijke deel of de hogere duade en door herhaalde incarnaties, door het ontvouwen van de latente spiritualiteit in onszelf, zal het uiteindelijk ‘opstijgen’ om de status van zijn ouder, de hogere duade te bereiken. Vandaar dat de tussenliggende natuur vaak de menselijke ziel wordt genoemd.
Tvashtri
(Sanskriet)
De goddelijke kunstenaar en timmerman van de goden, vader van de goden en van het heilige scheppende vuur en daarom gelijk aan de Griekse kosmische demiurg. Als maker van goddelijke wapens, als de bliksemschicht van Indra en als leraar van de ribhu’s of aditya’s, werd hij beschouwd als de grote beschermheilige van ingewijden. De Tvashtri van de Veda’s is dezelfde als Visvakarman van de Purāṇa’s. Veel werken die in de legende van de hindoes worden toegeschreven aan Tvashtri herinneren aan soortgelijke wapenfeiten van de Griekse Hephaestos of Vulcanus van de Romeinen.
Twaalf
Het getal 12 is misschien wel het meest esoterische getal van alle getallen.
De eerbied die de Ouden voor dit getal hadden ging zo ver dat de verslagen die er over gaan bijna ontelbaar zijn en in bijna alle vertakkingen van het menselijke denken en activiteiten zijn terug te vinden. Zo vinden we de twaalf terug in de twaalf uren van de dag en de nacht, de twaalf maanden van het jaar, de twaalf grote goden van de oude pantheons, de twaalf apostelen van het Nieuwe Testament en de twaalf stammen van het Oude Testament, de twaalf nidana’s van het boeddhisme, én het wijst rechtstreeks naar kosmische zaken door middel van de twaalf tekens van de dierenriem.
Zoals Plato het in de
en het is om dat teken te eren dat Mozes zijn volk verdeelde in twaalf stammen en daarvoor de twaalf koeken (Levit. xxiv, 5) van het
In de Kabbalah wordt gezegd dat de schepping was volbracht tijdens de twaalf uren van een dag:
De ‘twaalf uren van de dag’ zijn weer de verkleinde kopie, de zwakke maar getrouwe echo van de oorspronkelijke wijsheid. Zij vormen, evenals de 12.000 gewijde jaren van de goden, een versluiering van de cyclussen. Elke ‘dag van Brahmā’ heeft 14 Manu’s die de Hebreeuwse kabbalisten echter, in navolging van de Chaldeeën, voorstelden als 12 ‘uren.’ De
In theosofische geschriften wordt voor het aantal bollen van een planeetketen het getal 12 gegeven: vijf bollen zijn ongemanifesteerd en zeven gemanifesteerd.
Het getal 12 of een groep van 12. Het belangrijkste getal van de kosmische symbolen, zoals de 12 tekens van de dierenriem, de 12 apostelen, de 12 grote goden van de Olympus en van andere theogonieën, de 12 zonen van Jakob en de 12 maanden van het jaar. De goden van de Olympus bestaan uit zes mannen en zes vrouwen waarmee zij de dubbele aspecten van elk van de zes stralen van de logos laten zien (niet met inbegrip van de synthetiserende zevende); en de tekens van de dieremriem worden op gelijke wijze verdeeld in mannelijk en vrouwelijk. In de boeddhistische kosmogonie zijn er 12 nidana’s — de belangrijkste oorzaken van het gemanifesteerde bestaan, gevolgen die worden voortgebracht door een keten van oorzaken die eindigt op dit gebied, ons stoffelijke gebied. In de theosofie zijn er de 12 bollen, beginselen enz. en die zijn verdeeld over zeven gebieden, vijf over de drie arupa-gebieden en zeven op de vier rupa-gebieden, zie diagram.
Twee
De oorspronkelijke religieuze en mystieke betekenis van de twee staat, als het om de wetenschap van getallen gaat, voor de eindige vervolmaking, die dan ook een grote tegenstelling vormt met het onbepaalde dat doet denken aan het niet-eindige of kosmische. Dit moet de reden zijn geweest waarom Pythagoras en zijn school naar het getal twee keken als het begin van een serie van even getallen, waarvan elk de vervolmaking of een balans betekende en het idee gaf dat de stoffelijke werelden het tegenovergestelde zijn van de geestelijke. Het tweetal werd gezien als
de oorsprong van differentiatie, en dus van tegenstellingen, onenigheid of stof, het begin van het kwaad
Het getal werd geometrisch beschreven als een lijn, omdat de twee wordt gevormd door de eerste beweging vanuit een ondeelbare spirituele natuur: de lijn vormt ook de band of vereniging van twee punten.
De twee is het belangrijke eerste getal van elke manifestatie, van de beroemde paren van tegengestelden. De zuivere ongemanifesteerde geest is voor het menselijke begrip een eenheid en niet opgebroken in gemanifesteerde en daarom tegengestelde kleinere punten of eenheden. En om deze reden heeft het enkele eigenschappen van niet-eindigheid, wat door manifestatie eindige punten worden — voortgebracht door de dualiteit die emaneert bij de start van de manifestatie, welke dualiteit wiskundig tot uitdrukking kan worden gebracht door de duade en het getal twee:
de duade, hoewel de oorsprong van het kwaad of van de stof — en daardoor volgens de filosofie
Tweede
Wanneer de zeven menselijke beginselen van boven naar beneden worden geteld staat het tweede beginsel voor buddhi; wanneer andersom wordt gerekend staat het voor het liṅgaśarīra.
Tweede
Gebruikt in
De eeuwig bloeiende landen van het tweede continent (Groenland, onder andere) werden successievelijk veranderd van Edens met hun eeuwige lente, tot een Hades van de Hyperboreeërs. Deze transformatie was een gevolg van de verplaatsing van de grote wateren van de aardbol, en van oceanen die hun beddingen verlegden; en het grootste deel van het tweede Ras kwam om bij deze eerste grote stuiptrekking van de evolutie en consolidatie van de aardbol tijdens het menselijke tijdperk. (SD 2:138)
Ook het hyperborese continent genoemd.
Tweede
Overgenomen van het gebruik van de Ouden, zoals de Grieken en Romeinen, die schreven over de tweede dood en dat ook onderwezen, zelfs openlijk (Sleutel 133-4).
Wanneer een mens sterft worden de laagste drie van zijn zeven beginselen (sthula-sarira, liṅgaśarīra en prana) meteen losgelaten en de vier hogere beginselen (kama, manas, buddhi en atman) gaan kamaloka in om daar te wachten op de tweede dood. Hoe lang deze viervoudige entiteit in kamaloka moet blijven hangt af van de algemene kenmerken van het leven dat juist op aarde is geëindigd: als er tijdens het leven maar een kleine gehechtheid van de tussenliggende natuur (kama-manas) aan aardse zaken was, zal er zeker weinig of niets zijn om die entiteit in kamaloka te houden, dat het dan relatief snel zal oversteken en de voorbereiding voor het binnengaan van de volgende bewustzijnstoestand ofwel devachan zal normaal en geruisloos verlopen.
Het verblijf in kamaloka zal langer duren als de overledene sterke en actieve nog aan de aarde gebonden aantrekkingen heeft, want in zulke gevallen zal de overledene aan de aarde gebonden blijven. En het moment waarop de tweede dood plaatsvindt — waarna het binnengaan in devachan volgt — hangt in alle gevallen af van de mate waarin er nog een aantrekkingskracht van de aarde en aardse zaken bestaat.
De tweede dood vindt plaats als de twee hoogste menselijke beginselen, atman en buddhi, zichzelf bevrijden van de viervoudige entiteit, maar zo’n scheiding van de monade vindt alleen plaats nadat het al de hogere intellectuele en werkelijk geestelijke eigenschappen die het manas-beginsel gedurende het laatste leven op aarde heeft opgeslagen, heeft geassimileerd. De ego wordt dan bevrijd van alle lagere aantrekkingen en gaat de gelukkige toestand van devachan in voor een duur die afhangt van zijn rijkdom aan menselijk-geestelijke kwaliteiten. Nadat de monade bij de tweede dood het lagere deel van manas dat was verbonden met kama heeft losgelaten blijft er een schil of schim (kama-rupa) achter dat onder normale omstandigheden onmiddellijk in kamaloka begint uiteen te vallen. Dus na de tweede dood is de onsterfelijke triade — atman, buddhi en het gehele geestelijke en intellectuele aroma van het manas — bevrijd en het wederbelichamende ego of hogere manas gaat de toestand van devachan in en slaapt daar heel gelukkig totdat zijn nieuwe cyclus begint en het ego afdaalt om te reïncarneren.
Tweede
Volgens het Nieuwe Testament zou de mens eerst zijn geboren uit het vlees en pas later uit de geest.
In de christelijke theologie wordt een enkele keer gebruikgemaakt van ‘regeneratie’ — wanneer men wordt toegelaten tot het Koninkrijk Gods, of door bekering tot het christendom. Dit is een echo uit de Mysteriescholen waar de succesvolle kandidaat opnieuw wordt geboren, net zoals in India de ingewijde een dvija (tweemaal geborene) wordt genoemd, iemand die de tweede geboorte of de geboorte van de innerlijke mens in en uit de lagere uiterlijke of persoonlijke mens heeft ondergaan. De tweede geboorte is niet slechts een metafoor maar een werkelijke gebeurtenis voor het innerlijke leven van de kandidaat, die analoog verloopt met de lichamelijke geboorte, wat resulteert in het tot leven brengen van de innerlijke geestelijke natuur, die daarna door stadia van groei gaat van dat van de pasgeboren ingewijde of ‘kind’ omhoog en verder. Een Egyptische papyrus toont het symbool van een ei dat boven een mummie zweeft dat typisch is voor de tweede geboorte van de geosirifieerde overledene (SD 1:365).
Tweede
Een logos is het enkelvoudige of monadische hoofd van een kosmische hiërarchie, zoals een heelal waaruit de verschillende stralen of lagere leden van de hiërarchie emaneren.
Volgend op de kosmische evolutie van het Absolute van een heelal komt de eerste of ongemanifesteerde logos, de ouder-voorloper van de gemanifesteerde-ongemanifesteerde logos, de tweede logos, voorzien van vrouwelijke eigenschappen, en daarom vaak geest-stof, leven, de geest van het heelal, het gecombineerde Brahman-pradhana genoemd. Er wordt ook over gesproken als de Vader-Moeder of meer algemeen als de kosmische Moeder. De eerste logos schept niet maar emaneert de tweede logos, die op zijn beurt de derde logos of Brahma-prakriti of purusha-prakriti, geboren laat worden, dat vanwege zijn voortbrengende en scheppende werkingen in de kosmogonie vaak de scheppende logos wordt genoemd. Elke hogere logos emaneert de logos die er direct onder ligt.
Tweedimensionale
De tweedimensionale ruimte wordt figuurlijk gebruikt om te wijzen op een aspect van de natuur in de tweede ronde toen er nog maar twee elementen waren ontplooid.
Deze term kan echter ook wiskundig worden gebruikt om te wijzen op een tweevoudige veelvuldigheid. Maar wordt verkeerd gebruikt voor knappe fantasieën rond het mogelijke bestaan van een objectieve tweedimensionale ruimte. De drie dimensies van de stof in de ruimte zijn onderling van elkaar afhankelijk en als er één verdwijnt, verdwijnen de andere twee ook. Een oppervlak kan dan wel grafisch worden beschreven en voorgesteld als iets tweedimensionaals, maar het is niets anders dan een aspect van een vast (driedimensionaal) lichaam.
Tweelingzielen
De ster waaronder een mens wordt geboren, zal
Dus toen Jezus sprak over mijn Vader en uw Vader, bedoelde hij het kosmische paramatman of de universele geest die heerst over ons heelal waarvan elke monade in het huidige zonnemanvantara — behalve zij die als ‘bezoekers’ door ons zonnestelsel zwerven — een kind is of een vonk. Bovendien heeft elke klasse van adepten een eigen band in een spirituele gemeenschap die hen met elkaar verbindt door hun gelijke oorsprong in een dhyani-boeddha van ons heelal en daarom is het dat elke boeddha, en werkelijk elke grote adept, bij zijn laatste inwijding alle grote adepten ontmoet die in de voorafgaande tijdperken het boeddhaschap hebben bereikt.
Het zich bewust zijn van zo’n gemeenschappelijke oorsprong behoort tot gebieden die ver boven het persoonlijke zelf liggen en staat helemaal los van de voorbijgaande fase van menselijke evolutie van de geslachten. Maar bepaalde mensen behoren vanwege een gemeenschappelijke monadische oorsprong tot een gelijke spirituele familie en als gevolg hiervan voelen zij onderling intense banden van sympathie en koesteren een sympathiek intellectueel begrijpen en kennen mentale processen die hen meer met elkaar verbonden laten voelen dan met andere mensen, die wel op dezelfde manier verenigd zijn maar niet zijn voortgekomen uit dezelfde spirituele straal. Toch komen al deze verschillende kosmische dhyani-boeddha’s of spirituele stralen samen, of gaan in elkaar op, op een veel hoger gebied in een andere kosmische entiteit die nog veel geweldiger is dan de eerdere; maar dit is slechts een van vele andere die op een goddelijk gebied nog veel hoger staan dan de laatste en hun gemeenschappelijke punt van oorsprong vinden zij in een kosmische individualiteit die nog ontzettend veel grootser is.
Tweevoudige
Gebruikt voor een tijdperk in de menselijke geschiedenis toen mensen nog androgyn waren.
In één betekenis gaat het om de afvaardiging van de kosmische ’Adam Kadmon naar de aarde die de
De tweevoudige mens, kosmisch of aards, behoort tot de secundaire schepping, de schepping van duisternis of de stof, of de enorme complexiteit van kosmische differentiaties, die duidelijk anders zijn dan de primaire schepping, die bestaat uit de eerste emanaties van de kosmische geest in belichaamde entiteiten van geestelijke en intellectuele kracht en die daarom vaak de schepping van het licht wordt genoemd, dat in zijn laatste stadium het licht van de zelf voortgebrachte goden of ’elohim werd.
Tylwyth
(Welsh) De mooie familie.
De feeën van Wales, ook bekend als Bendith y Mamman (de zegeningen van moeder).
Tyndareus
Een koning van Lacedaemon die werd verdreven en daarna ontvangen door koning Thestios van Aetolia, die met zijn dochter Leda de vader werd van de Dioscuri of de Tyndaridae, Castor en Pollux. In sommige verhalen zijn deze kinderen de nakomelingen van Zeus, in andere is alleen Pollux van Zeus en in weer andere zijn beide de zonen van Tyndareus. Het is eigenlijk gemeengoed dat Leda wordt beschouwd als de bruid van zowel Zeus als Tyndareus en het gevolg van deze dubbele vereniging was de geboorte van Polydeuces (of Pollux) en Helena, later Helena van Troje, die de kinderen van Zeus waren en van Castor en Clytemnestra, de kinderen van Tyndareus.
Typhoeus
(Grieks) Ook
In de theogonie van Hesiodus is Typhoeus een zoon van Tartarus en Gaia, een vuurspugende titaan met wel honderd koppen en de voortbrenger van vernietigende orkanen. Hij verzet zich tegen de goden en wordt door Zeus met de bliksem gedood en onder de berg Etna begraven. Typhon was oorspronkelijk zijn zoon — een andere vorm van zichzelf — maar dat werd pas later zichtbaar. Hij stelt de noodzakelijke tegenhanger van Zeus voor, zoals duisternis dat is van licht, Set van Osiris of Satan van God. Hij is de draak Apophis, de Aanklager in
De oorspronkelijke betekenis is prachtig, want Typhon in zijn prototypische betekenis is chaos, de ongeorganiseerde moederschoot of bron van voortbrenging, die de scheppende energie oproept door zich ertegen te verzetten en is net zo nodig als de eerder genoemde. Wanneer de mensheid in de stof valt krijgen deze machten van duisternis van de natuur een duidelijk boosaardige betekenis. Hun namen worden dan ook wel aan enorm vernietigende krachten gegeven die door het misbruik van de menselijke wil zijn voortgebracht.
In een meer beperkte zin, zoals verbonden met onze aarde, was Typhon niet alleen de veroorzakende kracht maar ook het symbool van alle seismische en vulkanische fenomenen en had ook, zoals dat past bij het oude Griekse filosofische denken, een nauwe relatie met meteorologische fenomenen wat duidelijk blijkt uit sommige orkanen die dan ook wel tyfonen worden genoemd.
Tyr
(IJslands) Ook
In de Noorse mythologie vaak gebruikt in combinaties als
In de Edda wordt Tyr beschreven als een personage dat een hand mist die door de wolf Fenris is afgebeten, een offer dat hij graag bracht om te kunnen blijven leven.
Tzedeq
(Hebreeuws)
Eerlijkheid, rechtvaardigheid. Achtervoegsel van Melchizedek (koning van gerechtigheid). Ook gebruikt als een kabbalistische naam voor de planeet Jupiter.
Tzite
(Quiché)
Een bessen dragende boom met rode zaden.
In combinatie met maïskorrels gebruikt door de oude Quiché-zieners en magiërs voor waarzeggerij. In de
Tzyphon
(Hebreeuws)
Het noorden of het noordelijke deel van de hemel, vandaar de noordenwind en omdat het noorden onder de ouden werd gezien als een land van duisternis en geheimzinnigheid, kon dit woord ook dat wat verborgen of verstopt was betekenen, en dus opgespaard of achtergehouden werd. Zo ging het onder bepaalde Semitische mystici een leer betekenen die verborgen werd gehouden of geheim was — esoterie.